direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klaver 11
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Klaver 11 is onderdeel van het Klavertje 4-gebied, deel uitmakend van Greenport Venlo en de locatie ligt in de gemeente Horst aan de Maas. Er is in het plangebied een aantal middelgrote agrarische en aan de agrarische sector gerelateerde bedrijven en glastuinbouwbedrijven gehuisvest. Aan weerszijden van de Horsterweg liggen ter hoogte van Klaver 11 verder enkele bedrijven, (bedrijfs-)woningen en er ligt een camping.

In de komende periode van ten minste 10 jaar zal Klaver 11 verder worden ontwikkeld ten behoeve van de vestiging van agribusinessbedrijven. Naast de bestaande bedrijven in dit gebied, die gezamenlijk een ruimtebeslag hebben van circa 30 hectare, zal circa 43 hectare beschikbaar komen voor nieuwe bedrijven in de agribusiness.

De vigerende bestemmingsplannen (Buitengebied 1997 en 1998) laten deze ontwikkeling niet toe, daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Klaver 11 is een langgerekt gebied dat in breedte varieert van 200 tot 500 meter, met een oppervlakte van bruto circa 117 ha. Het gebied ligt tussen de A73 en de Horsterweg-Venloseweg. De A73 vormt de snelwegverbinding tussen de steden Nijmegen en Venlo, en verder in de richting van Roermond. Ter hoogte van Venlo (knooppunt Zaarderheiken) kruist deze noord-zuid verbinding de rijksweg A67, één van de belangrijke oost-west verbindingen met Duitsland. De Horsterweg-Venloseweg is een lokale doorgaande verbindingsroute tussen de kernen Horst en Grubbenvorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planvorm

Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is gericht op het bieden van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van Klaver 11. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is de Structuurvisie Klavertje 4-gebied, vastgesteld op 12 september 2012. Dit bestemmingsplan vervangt de geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied van de voormalige gemeente Grubbenvorst en Horst, vastgesteld op respectievelijk 13 november 1997 en 27 februari 1998.

Het bestemmingsplan voor Klaver 11 betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Er is gekozen voor een globale en flexibele regeling. Hiermee kunnen de ambities ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling zo goed mogelijk tot stand worden gebracht. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen om daarmee zo min mogelijk beperkend te zijn voor nieuwe - thans nog niet bekende - technologieën op het gebied van duurzaamheid.

MER en passende beoordeling

Omdat op voorhand niet is uit te sluiten dat de ontwikkeling van Klaver 11 geen significante effecten heeft voor wat betreft stikstofdepositie op omliggende Natura2000-gebieden is een passende beoordeling opgesteld. Gekoppeld aan de passende beoordeling is een MER opgesteld. Hierin zijn de effecten van de ontwikkeling van Klaver 11 voor de verschillende omgevingsaspecten in beeld gebracht.

Crisis- en herstelwet (Chw)

Greenport Venlo - waar Klaver 11 deel van uitmaakt - is aangewezen als project van nationaal belang dat valt onder de werking van de Chw. Met deze wet streeft de overheid er in economisch zware tijden naar dat positieve effecten en impulsen worden gecreëerd om de Nederlandse economie te versterken. Op deze manier wordt getracht negatieve effecten - zoals faillissementen en ontslagen - zoveel mogelijk te voorkomen. Het van toepassing zijn van de Chw betekent onder andere dat kortere procedures van toepassing zijn (bijvoorbeeld een kortere beslistermijn van de Raad van State). Hierdoor kan de ontwikkeling van het gebied sneller worden uitgevoerd.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), daarbij behorende regels en een onderbouwing van het bestemmingsplan: deze toelichting.

  • Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat de gebiedsvisie waarin wordt ingegaan op de bestaande en beoogde situatie, het programma en de manier waarop de gestelde ambities worden gerealiseerd (ontwikkelingsstrategie en duurzame ontwikkeling).
  • Hoofdstuk 3 gaat in op de beoogde ruimtelijke kwaliteit en duurzame ontwikkeling van het plangebied.
  • Hoofdstuk 4 beschrijft de beleidsmatige (ruimtelijke) onderbouwing van de ontwikkeling van Klaver 11.
  • Hoofdstuk 5 geeft de resultaten weer van het milieuonderzoek (MER en passende beoordeling) dat is uitgevoerd voor dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de conclusies ten aanzien van de milieuaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Voor een nadere onderbouwing van de conclusie wordt verwezen naar het MER.
  • Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de juridische regeling.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en procedure.
  • Hoofdstuk 8 geeft inzicht in de gevolgde procedure en verwijst naar de samenvatting van de overlegreacties.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie en programma

2.1 Bestaande situatie

Gebiedsvorm

Het gebied van Klaver 11 wordt begrensd door de A73 in het oosten, de Dijkerheideweg in het noorden en de Horsterweg/Venloseweg in het westen. In het uiterste noorden van Klaver 11 naderen de A73 en de Venloseweg elkaar en lopen parallel in de richting van Horst. Op dit raakpunt loopt de gebiedsgrens spits toe en eindigt ter plaatse van de Dijkerheideweg. De oostelijke gebiedsgrens wordt gevormd door het gebogen verloop van de A73. De westelijke gebiedsgrens kenmerkt zich door de lange rechte lijn van de Horster- en Venloseweg. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt het bedrijf BVB-Euroveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0002.png"

Figuur 2.1 Ligging plangebied en bedrijven (aangeduid met cijfers)

Bron: Google

Gebiedsafmetingen

Op het breedste deel meet het gebied circa 500 m. De totale lengte van het gebied, gemeten langs de verbindingslijn Horster- en Venloseweg, bedraagt circa 2.500 m. Aan beide uiteinden van het gebied liggen brugverbindingen over de A73, die de kern Grubbenvorst met de kernen Horst en Sevenum verbinden.

Bestaande gebiedsinvulling

Het gebied is momenteel hoofdzakelijk in gebruik als gras- en akkerland. Daarnaast is er een aantal bedrijven gevestigd (zie tabel). Midden door het brede gedeelte van het gebied loopt de Gekkengraaf. Deze watergang komt uit Trade Port Noord, loopt via het glastuinbouwgebied Californië naar de Horsterweg en verlaat het gebied Klaver 11 onder de A73 door in noordelijke richting naar de Witveldweg.

In het plangebied zijn (in 2012) zes agrarische- en glastuinbouwbedrijven gehuisvest. Een deel hiervan zal plaatsmaken voor de ontwikkeling van Klaver 11. Het lint Horsterweg-Venloseweg is aan de noord- en zuidzijde intensiever bebouwd dan in het middengebied. Bij de bedrijven langs de Horsterweg zijn ook bedrijfswoningen aanwezig. Ter plaatse van de kruising Horsterweg / Californischeweg ligt het buurtschap Californië; een wooncluster met burgerwoningen, enkele bedrijven en een camping.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0003.png"

Figuur 2.2 Foto's bestaande situatie

Bron: Google

Binnen het plangebied bestaat een gevarieerd patroon aan bedrijven, zie figuur 2.1. In het zuidelijk deel zijn de bedrijven Kurstjens en Agco gevestigd. Deze bedrijven behoren tot de categorie 'agribusiness'. In het midden en noorden zijn bedrijven gevestigd die tot de categorie 'primaire agrarische sector' behoren, namelijk een bedrijf dat bessen teelt op volle grond een glastuinbouwbedrijf en een champignonkwekerij. Daarnaast is er ook een compostbedrijf gevestigd. Het bessenbedrijf is bezig met verplaatsing naar een andere locatie.

Net ten zuiden van (en buiten) het plangebied is Euroveen gevestigd. Dit bedrijf levert substraten voor de teelt in kassen.

Nr.   Naam   Omschrijving  
1   Kurstjens Handel   Grondwerk, loonwerk, recycling en transport  
2   Landbouwbedrijf Ulingshof   Land- en tuinbouw  
3   Agco   Agrarische machines  
4   Prime Champ   Champignonkwekerij en compostbedrijf  
5   Schrijnwerkers Bessen Plantenkwekerij   Blauwe bessen bedrijf  
6   Welles Grubbenvorst   Productie van komkommers  

Omgeving plangebied

Ten westen van de Horsterweg ligt het glastuinbouwgebied Californië (bruto circa 235 hectare). De kassen liggen achter de oorspronkelijke lintbebouwing aan de Horsterweg en Sevenumseweg. De waterberginglocaties van de kassencomplexen liggen aan de randen van het gebied. De hoofdverkeersaansluiting van Californië is de Aartserfweg die met een rotonde aansluit op de Horsterweg.

Ten zuiden van Klaver 11 en de Californischeweg ligt de ecologische verbindingszone Greenportlane / A73 (V2). Dit gebied vormt de schakel tussen het natuurgebied Houthuizerheide (ten noordoosten van de A73) en het natuurgebied Zaarderheiken (ten zuiden van Klaver 11). De ontwikkeling bestaat uit ecoductverbindingen over de A73 en de Greenportlane en de transformatie van bebouwde gebiedsdelen naar bos en open landschap.

2.2 Beoogde situatie

In de Structuurvisie Klavertje 4-gebied (vastgesteld september 2012) is aangegeven dat het gebied Klaver 11 als onderdeel van het Greenport Venlo-gebied verder ontwikkeld zal worden tot een agribusinessterrein. Het huidige agrarische gebruik zal daarbij grotendeels plaats maken voor nieuwe bedrijvigheid. Dit betekent dat het grondgebruik voor een groot deel zal worden geïntensiveerd en dat het gebied mag worden bebouwd ten behoeve van deze doelgroep van bedrijven. De bestaande bedrijven in het gebied blijven hierbij gehandhaafd, uitgezonderd het bedrijf aan de Horsterweg 86; dit bedrijf is bezig te verplaatsen naar een andere locatie en is 'wegbestemd'. Ook is ter plaatse van de Horsterweg 70 de aanwezige bedrijfswoning wegbestemd.

Ruimtelijke uitwerking plangebied

Voor de ruimtelijke uitwerking van het gebied in dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten opgesteld, zie ook figuur 2.3:

  • De aanwezige bedrijven (uitgezonderd Horsterweg 86) in het gebied kunnen gehandhaafd blijven.
  • Het bestemmingsplan moet flexibiliteit bieden voor de uiteindelijke omvang en vorm van de kavels.
  • De waterloop Gekkengraaf wordt ingepast in de ontwikkeling van het terrein.
  • Bebouwing onder of in de directe nabijheid van de 150 kV-hoogspanningsverbinding is onder voorwaarden (beperkt) mogelijk.
  • Om een goede verkeersafwikkeling in de toekomst te kunnen garanderen moet het bestemmingsplan op langere termijn ruimte bieden voor eventueel noodzakelijke capaciteitsverruimende maatregelen op de Horsterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0004.png"

Figuur 2.3 Ruimtelijke uitwerking Klaver 11

Bron: Structuurvisie Klavertje 4-gebied

Landscaping A73

Een belangrijk uitgangspunt voor de ontwikkeling van Klaver 11 is een kwalitatief hoogwaardige inrichting en een goede inpassing in het landschap, bezien vanaf de A73. Dit uitgangspunt wordt in de eerste plaats op 'technische wijze' ingevuld door toepassing van het door Rijkswaterstaat gehanteerde rooilijnenbeleid langs autosnelwegen. Dit bestaat uit de volgende twee delen:

  • een bebouwingsvrije zone: het gebied tussen 0 en 50 m, gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (ook een toe- of afrit);
  • een overlegzone: het gebied tussen 50 en 100 m, eveneens gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan (ook een toe- of afrit).

Het rooilijnenbeleid is ingevoerd met het oog op onder andere ruimte voor beheer en onderhoud, voor toekomstige uitbreidingen, leidingstroken, verkeersveiligheid en beperking milieuhinder en voor externe veiligheid. De bouwplannen worden getoetst op onder andere geluidsoverlast, externe veiligheid, afleidende verlichting en reclame voor de weggebruiker.

Voor de uitwerking in landschappelijke zin geldt dat zij moet passen in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied (2012) en het Landschapsplan Klavertje 4 (2010), waarbij tevens gekeken wordt naar de functionaliteit van de oplossing. Aspecten als ecologie, ruimte voor waterberging en een eventueel te behalen (direct) economisch rendement spelen hierbij een rol. Het streven naar een hoge landschappelijke kwaliteit staat hierbij voorop.

Langs de A73 is het mogelijk dat een gebruikszone wordt gebruikt voor boomteelt, afgezoomd met een groen (gras) grondlichaam van minimaal 2m hoog. Door het toevoegen van een dergelijke agrarische functie aan de landschapszone krijgt het gebied aanvullende economische meerwaarde (naast de landschappelijke meerwaarde en de bijbehorende indirecte economische meerwaarde) en worden directe opbrengsten gegenereerd door exploitatie van de landschapszone. De lengte van deze landschapszone – vanaf het bedrijf Euroveen tot het glastuinbouwbedrijf aan de noordzijde van Klaver 11 – bedraagt circa 2.000 m. Bij de uitwerking van de landschapszone worden voorgaande aspecten integraal meegenomen.

Representatieve bebouwing en versterken cultuurhistorie

Langs de Venlose- en Horsterweg is de ontwikkeling gericht op een aantrekkelijk en representatief beeld van de bedrijfsbebouwing. Behoud en versterking van het cultuurhistorische karakter van de Venlose- en Horsterweg - gevormd door de bomenrijen – staat centraal bij ontwikkelingen aan weerszijden van de weg. De inzet is het ontwikkelen van een eenheid tussen het cultuurhistorische karakter van de weg en de aanliggende bedrijven. Voorliggend bestemmingsplan regelt alleen het gebied ten oosten van de Venlose- en Horsterweg.

Voor reguliere bedrijfsbebouwing wordt een nieuwe 'principe'-afstand van circa 50 m vanaf de zijkant van de weg aangehouden. In een zone tussen 20 en 50 m vanaf de Horsterweg mag representatieve bebouwing komen (showroom, kantoor etc.). Opslag mag hier niet plaatsvinden. Een parkeerterrein wordt aangekleed met groen.

Ruimte voor capaciteitsverruimende maatregelen

De mogelijkheid is aanwezig dat de verkeerscapaciteit van de Horsterweg op termijn moet worden vergroot (zie paragraaf 5.7). Daarom wordt - conform de structuurvisie - uitgegaan van een reservering ten oosten van de bestaande Horsterweg voor capaciteitsverruimende maatregelen in combinatie met het streven naar ruimtelijke kwaliteit en een verkeersveilige en prettige woon- en leefomgeving. Deze reservering ligt in de zone tussen 0 en 20 m vanaf de Horsterweg. Binnen deze zone is ook ruimte voor voorzieningen ten behoeve van waterberging, -zuivering, infiltratie en retentie.

2.3 Programma

Algemeen 

Het totale segment agribusiness (ruimte-extensief en regulier) kenmerkt zich als segment met een grote toegevoegde waarde voor het brede agrocomplex Greenport Venlo (Noord- en Midden-Limburg, Oost-Brabant, AgrarRegion Niederrhein) (Buck 20121, zie Bijlage 1). Voor agribusiness wordt voor dit gebied een potentiële groei in toegevoegde waarde geraamd tussen de 139 – 552 miljoen euro over de periode 2012 tot 2020. Als vanuit dit economisch volume terug wordt geredeneerd naar hectaren bedrijventerrein, dan gaat het hier over vele tientallen hectaren aan bedrijventerreinen in het brede Greenportgebied, waarbij het Klavertje 4-gebied als kerngebied een substantieel aandeel kan innemen.

Naast de algemene trend van verduurzaming wordt ook de opkomende biobased economy gezien als kans voor Greenport Venlo (Buck 2, zie Bijlage 2). Het gaat hierbij om bijvoorbeeld hergebruik van reststromen uit ketens, maar ook de productie van nieuwe groene grondstoffen uit plantaardig materiaal. Deze ontwikkelingen vragen om specifieke vestigingsmilieus met vooral veel fysieke ruimte voor het opslaan en bewerken van grondstoffen of halffabricaten. In Greenport Venlo zullen voor deze bedrijven ruimte-extensieve vestigingsmilieus beschikbaar moeten zijn.

Doelgroep 'BT-A 2' - wat is agribusiness?

De doelgroep Agribusiness betreft deels bedrijven die zich wat betreft doelgroep, omvang en prijsstelling niet kunnen vestigen op reguliere bedrijventerreinen, maar ook niet passen in het buitengebied. Het gaat om o.a. toeleveranciers aan de agrarische sector en bedrijven die reststromen uit agrarische ketens verwerken. Deze bedrijven onderscheiden zich van reguliere bedrijvigheid omdat de toegevoegde waarde per m2 te gebruiken oppervlakte dermate laag is dat vestiging op reguliere terreinen niet mogelijk is. Dat geldt overigens ook voor enkele onderdelen van het (agro)logistieke complex waarbij het bijvoorbeeld gaat om assembleren en opstellen van vervoermaterieel. De onder de doelgroep te plaatsen bedrijven hebben veel ruimte nodig voor buitenopslag, biologische processen en/of testfaciliteiten. Klaver 11 heeft een regiofunctie: een deel van dit terrein kan gevuld worden door uitplaatsingen van bedrijven uit de regiogemeenten en van elders uit het bredere Greenport gebied. Het gaat om bedrijven die passen bij de ambities van Greenport Venlo en vallen onder het segment Agribusiness.

Met oog op het innovatieve vermogen van de agro-keten is vestiging van dit type bedrijven (zoals verwerking reststromen, toelevering, benutting energie) op korte afstand van o.a. primaire landbouw en andere onderdelen van het agrocomplex wenselijk. Juist omdat dit type bedrijven bijdraagt aan het verduurzamen van de sector.

Vraaganalyse

De vraag naar bedrijventerreinen in het algemeen in Limburg en Oost-Noord-Brabant is de laatste vijf jaar afgenomen. Eén van de oorzaken is de recessie. In de afgelopen vijf jaar is daardoor het aanbod aan beschikbare grond op bedrijventerreinen toegenomen. Door het toegenomen aanbod is het noodzakelijk scherp te positioneren. Klaver 11 is het enige ruimte-extensieve bedrijventerrein in de ruime regio; andere bedrijventerreinen kennen een hogere grondprijs en hogere bebouwingspercentages. Dit maakt Klaver 11 een unieke vestigingslocatie voor de ruimte-extensieve agribusiness.

Aanbod Klaver 11

De beschikbare capaciteit voor bedrijven in Klaver 11 is circa 43 hectare bruto voor het segment ruimte-extensieve bedrijven in de agribusiness. Bij de ontwikkeling wordt in de business case van Klaver 11 een onderscheid gemaakt tussen kleinschaligere activiteiten (noordkant) en grootschaligere activiteiten (zuidkant). Het bestemmingplan maakt beide activiteiten mogelijk aan de noordkant en aan de zuidkant.

Uitgifte prognose

Naar verwachting kunnen in de komende tien jaar 3 tot 4 grotere percelen worden uitgegeven. Dit is mede ingegeven door nu al getoonde belangstelling, maar dat is ook het beeld bij andere terreinen. Het gaat schoksgewijs, maar het gaat tevens vaak om grotere kavels van gemiddeld 5-7 hectare bruto. Die ruime marges in de bruto ruimtebehoefte zijn ingegeven door de onzekerheid hoeveel ruimte nieuwe bedrijven nodig hebben (o.a. bij de verwerking van agrarische reststromen), maar ook omdat bedrijven in het gebied organisch zullen groeien en (naast het lage bebouwingspercentage op de kavels) ook ruimte voor de toekomst willen reserveren. Daarnaast zullen er ook kleine kavels (aan MKB) uitgegeven kunnen worden, ingeschat op 6 bedrijven van in totaal ongeveer 6-12 hectare. Bij een herstel van de economie zal blijken dat vestigingsmogelijkheden voor MKB-bedrijven (met name met open opslag) in Venlo, Peel en Maas en Horst aan de Maas, tegen lagere kosten, in de regio relatief beperkt zijn.

Het verwachte uitgiftevolume in de komende tien jaar kent een grote bandbreedte en varieert van 21 ha bruto tot 40 ha bruto (gemiddeld 2 ha tot 4 ha bruto per jaar), mede gezien de relatief lage prijsstelling, de milieuruimte en de redelijk goede bereikbaarheid via de Horster- en Venloseweg. Bij een algemene economische opleving en/of de verwachte marktontwikkeling in het specifieke biobased segment zal deze uitgifte snelheid naar verwachting verdubbelen (4-8 ha per jaar).

2.4 Ontwikkelingsstrategie

Klaver 11 wordt gefaseerd ontwikkeld. Dit heeft enerzijds te maken met de versnipperde eigendomssituatie en anderzijds met de aanwezige marktbehoefte. Bestaande bedrijven blijven gehandhaafd. Dit betekent dat de huidige planologische rechten worden (in principe) gerespecteerd. Een gebied van ruim 43 ha wordt bestemd voor nieuwe agribusiness bedrijven.

Bekende initiatieven voor doorontwikkeling en uitbreiding van bestaande bedrijven zijn meegenomen in dit bestemmingsplan, voor zover deze concreet genoeg zijn en konden worden ingepast in de ruimtelijke- en milieutechnische situatie. De wettelijke verplichting om per 1 juli 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken heeft er toe geleid dat de vaststellingsprocedure met voortvarendheid is ingezet. Eventuele latere initiatieven van bestaande bedrijven of initiatieven die ten tijde van het planproces van dit bestemmingsplan onvoldoende concreet waren, zullen in de toekomst apart worden beoordeeld. Na een positieve beoordeling zullen deze initiatieven een eigen planprocedure krijgen.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid

3.1 Ruimtelijke kwaliteit – 'sense of place'

Uitgangspunt

Conform het Masterplan en de Structuurvisie Klavertje 4-gebied worden werklandschappen – waarvan Klaver 11 er één is – op duurzame wijze en geïnspireerd door de C2C-principes ontwikkeld. De belangrijkste basisgedachte hierbij is het creëren van een aantrekkelijke omgeving (groen én stedelijk) om in te werken en te recreëren. Kansen voor ruimtelijke kwaliteit die zorgt voor onderscheidend vermogen, identiteit en verbondenheid van mensen bij het gebied worden hierbij benut. Het principe dat iedere locatie inherente kwaliteiten en eigenschappen heeft die juist die specifieke locatie haar eigenheid en haar eigen karakter geven, wordt bij de kwaliteitsimpuls als leidend principe gehanteerd. Dit betekent dat kwaliteiten en waarden (traditionele landschapselementen, beeldbepalende elementen, cultuurhistorie etc.) behouden blijven en worden versterkt. In het geval van Klaver 11 gaat het met name om het karakteristieke bebouwingslint en laanstructuur van de Horsterweg.

De Horsterweg

Langs de Horsterweg wordt ingezet op het creëren van een aantrekkelijk en representatief beeld van de bedrijfsbebouwing. Behoud en versterking van het cultuurhistorische karakter van de Horsterweg – gevormd door de bomenrijen – staat centraal bij ontwikkelingen aan weerszijden van de weg. Zowel ten behoeve van omwonenden als ten behoeve van de beleving van het gebied voor passanten is in de regeling geborgd dat aan de noordzijde van de Horsterweg langs de nieuw te realiseren bedrijfsgronden ten minste één extra aaneengesloten bomenrij wordt gerealiseerd (uiteraard met onderbrekingen vanwege uitritten vanaf het bedrijventerrein). De inzet is het ontwikkelen van een eenheid tussen het cultuurhistorische karakter van de weg en de aanliggende bedrijven. Om deze reden zijn in de zone langs de Horsterweg afwijkende gebruiks- en bouwregels van toepassing (zie juridische plantoelichting). Voor reguliere bedrijfsbebouwing wordt een nieuwe 'principe'- afstand van 50 m vanaf de zijkant van de weg aangehouden. In een zone tussen 20 en 50 m vanaf de Horsterweg mag representatieve bebouwing komen (showroom, kantoor etc.). Opslag mag hier niet plaatsvinden en parkeren is hier alleen mogelijk voor bezoek. Een parkeerterrein wordt aangekleed met groen.

3.2 Duurzaamheid

De ontwikkeling van Klaver 11 vindt plaats conform de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. Voor de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied is een aantal ambities geformuleerd met betrekking tot duurzaamheid. Deze ambities zijn als rode draad door de Structuurvisie en voorliggend plan heen verweven. In deze paragraaf worden drie onderwerpen nader belicht: water, energie en continue materiaal- en grondstofkringlopen / afval.

3.2.1 Water

De ambitie is om het gehele Klavertje 4-gebied maximaal zelfvoorzienend te laten zijn, in ieder geval voor wat betreft de aspecten water en energie. In het plangebied van Klaver 11 zijn voor invulling hiervan kansen aanwezig. Ten aanzien van water is hier uitwerking aan gegeven bij het thema water in de milieuparagraaf. Vooral de mogelijkheid in Klaver 11 zo veel mogelijk water te infiltreren is kansrijk. Meerwaarde op gebiedsniveau is dat het glastuinbouwgebied Californië minder water hoeft te infiltreren en dit dus kan gebruiken in de teelt van gewassen.

3.2.2 Energie

Ten aanzien van energie zijn verschillende mogelijkheden aanwezig. Realisatie is sterk afhankelijk van het type bedrijf en de energievraag van deze bedrijven in Klaver 11. De segmentering en het uitgiftetempo zijn immers sterk dynamisch en ingestoken op de individuele klantvraag. Er is niet één 'standaard' energieprofiel voor dit plangebied te bepalen.

Het energiebedrijf van Greenport Venlo gaat met de individuele ondernemers aan de slag om een interessante propositie te ontwikkelen ten aanzien van energie. Daarbij wordt ingezet op de drie stappen uit de Trias Energetica:

  • Besparen;
  • Maximaal gebruik maken van hernieuwbare energie en deze ook opwekken;
  • Zo efficiënt mogelijke inzet van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien.

Hieronder worden de drie stappen beschreven.

Ad 1 Besparen
Vanuit de bedrijfsvoering van de individuele bedrijven wordt getracht om besparingsmogelijkheden te realiseren. Daarbij wordt het productieproces van het bedrijf geanalyseerd en wordt verkend waar de mogelijkheden liggen. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • Hogere isolatie van gevels en daken, zodat er minder warmte- of koudeverlies optreedt;
  • Gebruik van daglicht door lichtstraten op daken of ramen in de gevels. Hierdoor is minder verlichting nodig;
  • Inzet van natuurlijke ventilatie in plaats van mechanische ventilatie;
  • Toepassen van adaptieve verlichting, naar gelang de benodigde vraag (bewegingsmelders, dimmen indien meer daglicht) en LED-verlichting. Zowel binnen de gebouwen als op de buitenterreinen;
  • Bomen/ hagen op de overheersende windrichting plaatsen, waardoor er langs gebouwen minder wind is en hierdoor een hogere isolatiewaarde wordt bereikt.

Naar verwachting kan met bovenstaande maatregelen circa 25% reductie van de primaire energievraag worden behaald.

Ad 2 Hernieuwbare energie
Ten aanzien van hernieuwbare energie zijn de volgende kansen geïdentificeerd:

  • Vanuit het type bedrijvigheid en vanuit de ontwikkelingen in de omgeving van Klaver 11 liggen kansen voor biomassagebruik. In het plangebied zijn en komen bedrijven die de verwerking van afvalmateriaal uit de glastuinbouw/ landbouw als core business hebben. Tevens is er in de directe omgeving vanuit glastuinbouwgebied Californië en vanuit het LOG Witveldweg nogal wat biomassa aanwezig. Het is mogelijk deze stromen in het gebied (of direct daarbuiten) te combineren en hier energie van te maken. Deze energie (warmte en gas) kan in het gebied zelf gebruikt worden of in de glastuinbouwbedrijven in Californië. Ook de vrijkomende CO2 uit dit proces kan gebruikt worden in de glastuinbouw. Dit wordt één van de potentieel te ontwikkelen projecten vanuit het energiebedrijf.
  • Glastuinbouwgebied Californië heeft mogelijk (rest)warmte over. Enerzijds uit de al aanwezige WKK's in Californië of vanuit de op dit moment aan te leggen Geothermiebron(nen). Het kunnen verschillende soorten warmte zijn met verschillende temperaturen. Met name in de zomerperiode zal er (hoogwaardige) warmte over zijn, die mogelijk omgezet kan worden in koude of in productieprocessen van Klaver 11 gebruikt kan worden. Dit zal meer specifiek per bedrijf worden verkend.
  • Gebouwen binnen het plangebied worden zoveel mogelijk georiënteerd op de zon. Hierdoor is het realiseren van zonnecellen op daken optimaal. Bedrijven worden gestimuleerd, met medewerking van het energiebedrijf, om bij vestiging zonnepanelen te realiseren op daken. Mochten bedrijven dat nog niet wensen c.q. mocht realisatie van zonnepanelen niet rendabel zijn, dan worden zij gestimuleerd om een zwaardere dakconstructie te realiseren zodat zonnepanelen in een latere fase gerealiseerd kunnen worden.
  • Bij de ontwikkeling van Klaver 11 wordt zo min mogelijk aangesloten op de bestaande gas-infrastructuur. Op deze wijze wordt getracht om bedrijven op andere manieren te verwarmen, bijvoorbeeld door restwarmte of WKO. Deze systemen zullen voor bedrijven op termijn zeker goedkoper zijn dan een 'traditionele' manier met gas. Bedrijven zullen met lagere temperatuursystemen gaan werken (vloer- en wandverwarming) waardoor ze in de toekomst meer adaptief zijn op technische en duurzame ontwikkelingen.

Ad 3 Efficiënt inzetten van fossiele brandstoffen
Voor het zo efficiënt mogelijk inzetten van fossiele brandstoffen, zijn de volgende mogelijkheden aanwezig:

  • het cascaderen van warmte en / of koude in het gebied. dit houdt in dat bedrijven warmte en / of koude met elkaar uitwisselen, bijvoorbeeld een bedrijf dat warmte nodig heeft kan warmte ontvangen van een bedrijf dat warmte over heeft.
  • Met bedrijven verkennen of er efficiëntere manieren van koelen, verwarmen of verlichten zijn. Insteek zal met name op gebouwniveau zijn.

3.2.3 Continue materiaal- & grondstofkringlopen / afval

Duurzaam materiaalgebruik is eveneens een kansrijk element voor de ontwikkeling van Klaver 11. Daarbij sluiten we aan op de 'roadmap materiaalgebruik' van Greenport Venlo. De roadmap materiaalgebruik is één van de uitwerkingen van de duurzame ambities uit de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. Binnen het Klavertje 4-gebied wordt het toepassen van Cradle to Cradle®-­-materialen (of gelijkwaardig) gestimuleerd. Hiermee ontstaan biologische- en technologische kringlopen, waarmee reststoffen grondstoffen worden voor een continue kringloop in de keten. Dit thema wordt zowel op gebiedsniveau als op gebouw- en terrein niveau ingestoken.

Gebiedsniveau

  • Binnen het plangebied wordt gewerkt met een gesloten grondbalans voor wat betreft teelaarde. De overtollige teelaarde wordt verwerkt in een aarden wal langs de A73. Tevens is hier de mogelijkheid aanwezig om teelaarde uit andere deelgebieden van het Klavertje 4-gebied te storten. Benodigde gele grond vindt zoveel als mogelijk zijn oorsprong in het Klavertje 4-gebied.
  • De te slopen gebouwen en voorzieningen in het gebied worden zoveel als mogelijk hergebruikt, idealiter in het gebied en als dat niet mogelijk is elders. Denk daarbij aan puin dat kan worden gebruikt als funderingsmateriaal voor wegen.
  • Bij de realisatie van het plangebied (het bouw- en woonrijp maken), wordt aan het volgende materiaalgebruik gedacht:
    • 1. GRES riolering: een rioolbuis van biologisch materiaal (klei);
    • 2. Idealiter wordt er een duurzaam verhardingsconcept gebruikt dat over de totale Life Cycle van een weg het meest duurzaam is. Denk daarbij aan concepten als herbruikbaar asfalt, lage temperatuur-asfalt, duurzame verhardingsmaterialen zoals granulaat dat in de regio gewonnen wordt, verwarming/ koelconcepten in wegen (zoals ModieSlab e.a.);
    • 3. Terreinomheiningen die een natuurlijk karakter/ element zijn (aarden wal, waterpartijen, doornige hagen, e.d.) en anders hekwerken vanuit duurzame houtsoorten;
    • 4. Beschoeiing waterpartijen op natuurlijke wijze, dat betekent idealiter zonder beschoeiing;
    • 5. Banken en lantaarnpalen e.d. van zoveel mogelijk natuurlijk materiaal (bijvoorbeeld hout) of een ander recyclebaar materiaal.
    • 6. Funderen zoveel als mogelijk op staal.
    • 7. Duurzame lantaarnpalen, idealiter zelfvoorzienend (PV-paneel) anders LED en/of groen licht.
  • Vanuit de civieltechnische uitwerking en bij de realisatie zal verkend worden welke mogelijkheden er nog meer zullen zijn om toe te passen in dit gebied.

Gebouw/ terreinniveau
Samen met te vestigen bedrijven wordt getracht om zoveel als mogelijk duurzame en hernieuwbare materialen in de gebouwen en terreininrichting te gebruiken. Bovenstaande voorbeelden zijn ook toepasbaar op de bedrijfsterreinen/ gebouwen. Daarnaast is het kansrijk om met bedrijven te verkennen op welke wijze het mogelijk is om zoveel mogelijk afval (vanuit het productieproces) te voorkomen. Indien er toch afval ontstaat, kan deze mogelijk zodanig worden gescheiden dat het bij andere bedrijven gebruikt kan worden als grondstof. Mocht dat niet mogelijk zijn dan wordt het gescheiden afval afgevoerd naar een verwerkingsbedrijf.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Rijk heeft haar beleid ten aanzien van infrastructuur en ruimtelijke ordening vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en daarmee samenhangende algemene regels: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur

De Nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen geografisch weer. Op deze kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Op deze kaart is Greenport Venlo aangewezen als 'greenport' met een clustering van agrofood, tuinbouw en logistiek.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Barro. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:

  van toepassing op plangebied?  
1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.   ja, het plangebied maakt deel uit van Greenport Venlo, waar concentratie en ontwikkeling van de topsectoren tuinbouw en uitgangsmaterialen, agrofood, logistiek centraal staan.  
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor duurzame energievoorziening en de energietransitie.   nee, er liggen geen energievoorzieningen van nationaal belang in of in de directie nabijheid van het plangebied. Er is wel een 150 kV leiding aanwezig.  
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.   nee, er liggen geen leidingen en routes van nationaal belang in of in de directie nabijheid van het plangebied.  
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond. De bodemgesteldheid en (grond)water zijn van grote invloed op de eisen aan bovengrondse functies. Daarom doet het Rijk richtinggevende uitspraken over de gebruiksmogelijkheden van een beperkt aantal locaties.   nee, geen beperkingen van nationaal belang t.a.v. bodemgesteldheid en (grond)water in of in de directie nabijheid van het plangebied.  
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.   ja, de A73 ligt nabij het plangebied Klaver 11. Er ligt een ambitie tot verbreding naar 2x3.  
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.   ja, het plangebied maakt deel uit van een gebied dat multimodaal is ontsloten.  
7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.   nee, geen gevolgen voor het plangebied.  
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's   nee, geen gevolgen voor het plangebied.  
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling   nee, geen gevolgen voor het plangebied.  
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.   nee, geen objecten in of in de directie nabijheid van het plangebied.  
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten   nee, plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS of Nationaal Landschap.  
12. Ruimte voor militaire activiteiten.   nee, niet aan de orde.  
13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.   ja.  

Voorgaande nationale belangen zijn volwaardig meegenomen in dit bestemmingsplan.

Crisis- en herstelwet (2010)

Sinds 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet van kracht. De wet zorgt voor kortere procedures, waardoor bouwprojecten sneller kunnen worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de aanleg van wegen en bedrijventerreinen en de bouw van woningen en windmolenparken. Met de Crisis- en herstelwet streeft de overheid er in economisch zware tijden naar dat positieve effecten en impulsen worden gecreëerd om de Nederlandse economie te versterken en negatieve effecten, zoals faillissementen en ontslagen, worden voorkomen.

In de wet zijn al 70 projecten opgenomen waaronder het aanleggen van bedrijventerreinen in het Klavertje 4-gebied in de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo. Het Klavertje 4-gebied moet de komende jaren uitgroeien tot een agro, industrieel en logistiek centrum. Dit gebied is de achtertuin van de Randstad en de voortuin van het Ruhrgebied. Het gebied tussen de A73 en de A67 is in de Nota Ruimte aangewezen tot Greenport. Hiermee rust er ook een nationaal ruimtelijk belang op het gebied.

Actuele regionale behoefte (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten om die reden een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Dit vereiste is met ingang van 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Achtereenvolgens moet worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3). Onderstaand volgt een toelichting op de drie stappen. Voor een nadere onderbouwing van het programma wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

Actuele regionale behoefte (trede 1)

Zoals in paragraaf 2.3 is beschreven heeft Buck Consultants onderzoek verricht naar de verwachte behoefte aan ruimte voor bedrijven in het segment agribusiness (ruimte extensief en regulier). Op basis van marktanalyses wordt een vraag van 21 tot 40 ha bruto bedrijventerrein verwacht. Bij een algemene economische opleving en/of de verwachte marktontwikkeling in het specifieke biobased segment zal de vraag naar verwachting verdubbelen (4-8 ha per jaar). De bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 2 beslaat een oppervlak van circa 43 ha.

Behoefte opvangen in bestaand stedelijk gebied (trede 2)

Klaver  11 ligt in het ontwikkelingsgebied van Greenport Venlo, waar actief ontwikkelingsruimte wordt geboden aan versterking van de gehele agroketen. Het segment agribusiness is één van de cruciale segmenten in het totaalconcept van Greenport Venlo. Bij agribusiness bedrijven gaat het vaak om bedrijven die zich wat betreft milieucategorie en omvang niet kunnen vestigen op bestaande reguliere bedrijventerreinen in de regio, maar ook niet passen in het buitengebied. Daarnaast onderscheiden agribusiness bedrijven zich van reguliere bedrijvigheid omdat de toegevoegde waarde per m² te gebruiken oppervlakte dermate laag is dat vestiging op reguliere terreinen niet mogelijk is. De prijstelling van reguliere bedrijventerrein is daarvoor te hoog. Vanwege de relatief lage prijsstelling, de beschikbare milieuruimte en bereikbaarheid via de Horster- en Venrayseweg is Klaver 11 een interessante plek voor het segment agribusiness. Klaver 11 is het enige ruimte-extensieve bedrijventerrein in de ruime regio; andere bedrijventerreinen kennen een hogere grondprijs en hogere bebouwingspercentages.

Multimodale ontsluiting (trede 3)

Klaver 11 wordt ontsloten door de Horsterweg, die aansluit op de Greenportlane. Via de Greenportlane zijn de snelwegen A67 en A73 snel te bereiken. Daarnaast verbindt de Greenportlane het plangebied met de bestaande en geplande railterminals en de bargeterminal aan de Maas. Er is dan ook sprake van een multimodale ontsluiting van het plangebied.

4.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2011

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. Specifiek voor het Klavertje 4-gebied is een POL-aanvulling opgesteld in 2009, omdat niet alle voorgenomen ontwikkelingen in het Klavertje 4-gebied binnen de randvoorwaarden van het POL (2006) passen. Beide stukken zijn samengevoegd in het POL 2011.

Het POLheeft de juridische status van structuurvisie en vormt tevens de uitvoeringsparagraaf, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In het POL is de gebiedsontwikkeling Klavertje 4 met daarin de verschillende ruimteclaims vastgelegd, namelijk bedrijvigheid, agribusiness, glastuinbouw, een provinciale weg, landschap en natuur.

Het plangebied van Klaver 11 ligt volgens de kaarten van het POL binnen de 'Grens stedelijke dynamiek'. Het plangebied is aangewezen als zoekgebied voor agribusiness. De principes voor Cradle to Cradle (ruimtelijk, technisch en architectonisch) staan centraal bij de ontwikkeling en invulling op zowel bedrijfsniveau als ook op gebiedsniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0005.png"

Figuur 4.1 Uitsnede POL aanvulling Klavertje Vier – Plangebied, nieuwe situatie (Kaart 2)

Ontwerp POL

Op dit moment wordt het omgevingsplan herzien (POL 2014). Hiertoe is in juli 2013 de Hoofdlijnenschets vastgesteld, waarin 12 hoofdthema's worden behandeld. De herziening van het POL leidt niet tot een beleidsmatige wijziging van de invulling van het plangebied.

Omgevingsverordening Limburg (2011)

Per 1 januari 2011 is de Omgevingsverordening Limburg in werking getreden. De Omgevingsverordening Limburg heeft de Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening vervangen, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken.

Relevante onderwerpen uit de Omgevingsverordening voor het plangebied zijn:

  • 'Normering regionale wateroverlast', met normen ten aanzien van het watersysteem. Paragraaf 5.1 gaat in op het huidige en toekomstige watersysteem en de effecten van de ontwikkeling op het watersysteem;
  • 'Boringsvrije zone', 'Venloschol', met bepalingen ter bescherming van bodemlagen, het bodemenergiesysteem etc. Het is niet toegestaan dieper dan 5 m te boren. Verwezen wordt naar artikel 2.15 uit de Omgevingsverordening Limburg.
  • 'Overige kwetsbare gebieden'. De regeling uit de verordening leidt voor deze gebieden niet tot extra eisen voor het bestemmingsplan.

Gebiedsvisie Klavertje 4 (2006)

In januari 2006 hebben de gemeenten Venlo en de voormalige gemeenten Maasbree, Horst en Sevenum en de provincie Limburg met een intentieverklaring ingestemd met de uitwerking van de Gebiedsvisie Klavertje 4. Klaver 11 vormt een onderdeel van deze gebiedsvisie Klavertje 4.

Masterplan & Strategisch Businessplan Klavertje 4/Greenport Venlo (2009)

In navolging van de gebiedsvisie hebben de gemeenten en de provincie gezamenlijk een masterplan en strategisch businessplan opgesteld. Het Masterplan beschrijft en verbeeldt de ontwikkelingsrichting van het Klavertje 4-gebied. Het schetst het perspectief voor de ruimtelijk-economische structuurversterking en vertaalt dit in (kwalitatieve en ruimtelijke) ontwerpeisen voor het gebied. In het Masterplan en Strategisch Businessplan hebben de toenmalige gemeenten Horst, Maasbree, Sevenum en Venlo en de provincie Limburg afgesproken een gemeenschappelijke NV op te richten om de regie op de ontwikkeling vorm te geven. Beide documenten fungeren als bestuursakkoord tussen de deelnemende gemeenten en de provincie, dit bindt de partijen onderling en is het taakstellende kader voor de NV. Het is geschreven met het oog op ontwikkelingen op de korte èn op de langere termijn en geeft een oriëntatie op de uitwerkingen; het biedt ruimte voor keuzes en veranderingen, maar is niet vrijblijvend.

Klaver 11 is in het Masterplan opgenomen als agribusinessterrein, waar ruimte wordt geboden aan agrarische bedrijfsmatige activiteiten die een ondersteunende, toeleverende of verwerkende functie hebben voor de primaire productie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0006.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo - Indicatief toekomstbeeld 2015-2020

4.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Klavertje 4-gebied (2012)

Om planologisch sturing te geven aan de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied hebben de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. De gemeenteraad Horst aan de Maas heeft de structuurvisie op 11 september 2012 vastgesteld. Hiermee is de beleidsmatige basis gelegd voor uitwerking van (delen van) het Klavertje 4-gebied in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

Gekoppeld aan de structuurvisie is een milieueffectrapport (planMER) opgesteld. Doel van het planMER is overwegingen van milieu en duurzaamheid volwaardig te betrekken bij het opstellen van de structuurvisie en de daaropvolgende plannen en projecten.

Om de mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen in het Klavertje 4-gebied voor Natura2000-gebieden in de omgeving in beeld te brengen is een passende beoordeling opgesteld. De effecten op de gezondheid zijn onderzocht in de GezondheidsEffectScreening (GES).

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0007.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Structuurvisie Klavertje 4-gebied

Functionele uitgangspunten

In de structuurvisie is Klaver 11 opgenomen als terrein voor agribusiness. Hier wordt ruimte geboden aan vestiging van agrarische bedrijfsmatige activiteiten die een ondersteunende, toeleverende of verwerkende functie hebben voor de primaire productie. Bijvoorbeeld bedrijven die zich bezighouden met zaadveredeling en teelttechnieken, industriële bedrijven in de machinebouw en compostbedrijven. Het betreft deels bedrijven die zich wat betreft doelgroep, omvang en prijsstelling niet kunnen vestigen op de reguliere bedrijventerreinen en niet passen in het buitengebied.

Ruimtelijke uitgangspunten

Voor de ruimtelijke uitwerking van het gebied noemt de structuurvisie de volgende aandachtspunten:

  • De aanwezige bedrijven in het gebied kunnen gehandhaafd blijven.
  • De Gekkengraaf moet worden ingepast in het terrein.
  • In de verkaveling wordt rekening gehouden met de aanwezige 150 kV-hoogspanningsverbinding.
  • Om een goede verkeersafwikkeling te kunnen garanderen in de toekomst wordt ruimte gereserveerd voor capaciteitsverruimende maatregelen op de Horsterweg.
  • Langs de Hosterweg is het realiseren van representatieve bebouwing het uitgangspunt.
  • Behoud en versterking van de cultuurhistorische waarde van de Venloseweg en Horsterweg is het uitgangspunt.
  • Het agribusinessterrein wordt langs de A73 landschappelijk ingepast.

Geldend bestemmingsplan

De vigerende regeling ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Grubbenvorst, vastgesteld op 13 november 1997 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 16 juni 1998. De onthouding van goedkeuring betreft zone langs de waterloop Gekkengraaf. Voor deze zone vigeert nog het plan dat gold voor het bestemmingsplan Buitengebied. Het meeste noordelijke stuk van het plangebied valt nu onder het regime van het bestemmingsplan Buitengebied 1997 van de voormalige gemeente Horst, vastgesteld op 27 februari 1998.

De voornaamste bestemming in het plangebied is de bestemming 'Agrarisch Gebied - A'. Overige bestemmingen zijn agrarische hulp- en nevenbedrijven, glastuinbouw, niet-agrarische bedrijven, wonen en landschapselementen natuurwetenschappelijke waarden. Naast hoofdbestemmingen zijn in de vigerende regeling ook verschillende functies in het gebied specifiek bestemd. Dit betreft de hoogspanningsverbinding, een natte ecologische verbindingszone/waterloop (De Gekkengraaf) en een straalpad. Tevens is het (grootste deel van het) gebied aangewezen als 'glastuinbouwconcentratiegebied'. Dit betekent dat het gebied in aanmerking komt voor ontwikkeling naar glastuinbouwconcentratiegebied.

De bestemming 'Agrarisch Gebied' is bedoeld voor het agrarisch grondgebruik, agrarische bedrijfsuitoefening en recreatief medegebruik. De agrarische hulp- en nevenbedrijven zijn specifiek bestemd per bedrijf (loonbedrijf, agrarisch toeleveringsbedrijf). Deze bedrijven dienen een functie te vervullen voor daar aanwezige agrarische bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0008.png"

Figuur 4.4 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

4.4 Conclusie

De ontwikkeling van Klaver 11 als agribusinessterrein maakt onderdeel uit van het Klavertje 4-gebied als zijnde onderdeel van Greenport Venlo. De gebiedsontwikkeling - en daarmee ook de ontwikkeling van Klaver 11 - is opgenomen in de diverse beleidsstukken op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De beoogde ontwikkeling van een agribusinessterrein in Klaver 11 past dan ook binnen het geldende ruimtelijke beleidskader.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet in het plan worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Per omgevingsaspect zijn aanbevelingen opgenomen ter verbetering van de duurzaamheid van het plan, die verder gaan dan wettelijk verplicht. Het gaat hier expliciet om aanbevelingen en niet om verplichtingen. Bij de planuitvoering dienen de aanbevelingen wel waar mogelijk en haalbaar in acht te worden genomen.

5.1 Water

5.1.1 Toetsingskader

Voor het bestemmingsplan is de watertoets van toepassing, een procedure waarin de initiatiefnemer, in dit geval DCGV en de gemeente Horst aan de Maas, in een vroeg stadium overleg voeren met de waterbeheerder over het voorgenomen ruimtelijk plan. In de waterparagraaf wordt met name ingegaan op de gevolgen van een plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om het gewenste watersysteem te creëren. Deze waterparagraaf richt zich primair op het bestemmingsplan en de ruimtelijke implicaties van het watersysteem, maar bekijkt ook de kansen en mogelijkheden vanuit in de omgeving liggende gebieden en projecten.

Voor de uitgebreide watertoets en het advies hierover van het Waterschap wordt verwezen naar Bijlage 3 respectievelijk Bijlage 4.

5.1.2 Conclusies onderzoek

Parallel aan de totstandkoming van het Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo (2009) is het Blauwplan Klavertje 4 opgesteld. Het Blauwplan bepaalt het inhoudelijke kader voor het toekomstige watersysteem van de afzonderlijke deelontwikkelingen. Op deze wijze wordt:

  • de samenhang tussen deelontwikkelingen bewaakt;
  • gewaarborgd dat het watersysteem van het Klavertje 4-gebied als geheel in de toekomst zoveel mogelijk volgens de principes van Cradle to Cradle (C2C) functioneert.

Het watersysteem van het Klavertje 4-gebied, zoals het Blauwplan schetst, functioneert alleen als iedere deelontwikkeling zijn bijdrage aan het systeem levert. Klaver 11 vormt het meest noordelijke deelgebied van het Klavertje 4-gebied. Van de totale oppervlakte van Klaver 11 (circa 110 ha) is circa 36 ha in de huidige situatie verhard. De percelen met een huidige bestemming bedrijf of toekomstige bestemming bedrijventerrein - agribusiness, worden voor maximaal 60% bebouwd. Op basis hiervan is uitgegaan van een toename van de verharding met 25,5 ha. Binnen de klaver is ruimte gereserveerd voor berging- en infiltratievijvers en een "Living Machine" waarin afvalwater gezuiverd kan worden.

Waterkringloop van Klaver 11

Voor de waterkringloop van Klaver 11 wordt aangesloten op het Blauwplan (bijlage 5 bij het Masterplan Klavertje 4 / Greenport Venlo). Klaver 11 is een werklandschap (focus op agribusiness) en daarmee, binnen de filosofie van het Blauwplan, een waterleverancier. Dat wil zeggen dat bij de inrichting van het watersysteem van Klaver 11 zoveel mogelijk water wordt geïnfiltreerd in de bodem om een positieve bijdrage te leveren aan de totale waterbalans van het Klavertje 4-gebied. De waterkringloop wordt op deze manier zoveel mogelijk gesloten.

Dit betekent dat afstromend hemelwater wordt opgevangen en via infiltratievijvers wordt geïnfiltreerd. Binnen het watersysteem van het Klavertje 4-gebied is Klaver 11 een waterleverancier. De infiltratie wordt gemaximaliseerd, zodat Klaver 11 met Trade Port Noord een deel van de grondwateraanvulling van de andere deelgebieden (de watergebruikers) compenseert. Vanuit de uitwerking van de C2C-principes voor water ligt er de ambitie om het Klavertje 4-gebied als geheel waterneutraal te krijgen.

Nadruk op maximale infiltratie van hemelwater

Het watersysteem van Klaver 11 is erop gericht zoveel mogelijk water in de bodem te infiltreren en de waterkringlopen te sluiten. Dit betekent dat afstromend hemelwater wordt opgevangen en via infiltratievijvers wordt geïnfiltreerd. Hierbij wordt gemiddeld minimaal 250 mm per jaar geïnfiltreerd ter compensatie van de afgenomen grondwateraanvulling als gevolg van de toegenomen verharding in Klaver 11. Het infiltratieoverschot boven 250 mm per jaar komt ten goede van de watervraag van het nabijgelegen glastuinbouwgebied Californië.

Het drinkwater wordt vooralsnog geleverd via het drinkwaternet. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid zijn aan levering en kwaliteit van drinkwater wettelijke eisen gesteld. Dit neemt niet weg dat op termijn in Klaver 11 lokale bereiding van drinkwater, uit grond-/ hemelwater dat in of nabij het plangebied wordt opgepompt en gezuiverd, mogelijk wordt. Hiermee is ook de laatste schakel in het sluiten van de waterkringloop te realiseren. Omdat volgens de huidige inzichten levering van water via het drinkwaternet van WML zal plaatsvinden, is in de waterbalans van Klaver 11 uitgegaan van deze extra stroom richting het gebied. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat waar er andere waterkwaliteiten nodig zijn dan drinkwaterkwaliteit, dat zoveel als mogelijk met ander water wordt ingevuld (grijswater).

Het toepassen van een grijswatersysteem behoort tot de mogelijkheden en wordt nader onderzocht. Grijs water betekent hierbij water dat niet bedoeld is voor menselijke consumptie of voedselbereiding, maar voor laagwaardiger toepassingen als bijvoorbeeld het schoonmaken (van bedrijfspanden) of het doorspoelen van toiletten of gebruikt in productieprocessen (glastuinbouw als voorbeeld). Om het waterverbruik te minimaliseren en zoveel mogelijk water te kunnen infiltreren worden op uitgebreide schaal waterbesparende maatregelen toegepast. Te denken valt bijvoorbeeld aan waterbesparende toiletten (zoals vacuümtoiletten) en / of waterloze urinoirs.

Bluswater

In een bedrijventerrein is een bluswatervoorziening nodig. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Het primaire bluswaternet moet binnen 40 meter nabij bouwwerken aanwezig zijn. Op het moment dat het drinkwaternet binnen Klaver 11 wordt aangesloten op het bestaande drinkwaternet kan hiervan gebruik worden gemaakt als primair bluswaternet. Indien er (nog) geen aansluiting op drinkwaternet aanwezig is zal een andere voorziening worden aangelegd. Daarnaast zijn - met name voor branden met een grote waterbehoefte - secundaire voorzieningen (binnen 320 meter van een bouwwerk) en tertiaire voorzieningen (benodigd bij situaties waar grote leveringscapaciteit gevraagd wordt) nodig. Hiervoor worden bluswaterputten gegraven. In periodes van lage grond- en oppervlaktewaterstanden moet ook bluswater in het gebied beschikbaar zijn. Hiervoor moeten de bluswaterputten diep uitgegraven worden, tot beneden de laagste grondwaterstand. De benodigde diepte is afhankelijk van de GLG ter plaatse van de bluswaterput. De putten bevatten daardoor ook in droge perioden water.

Voor de tertiaire voorziening wordt water uit de Gekkengraaf en de Langevense loop gebruikt.

Waterzuivering

De intentie is om het afvalwater per perceel te zuiveren via een (de)centrale biologische waterzuivering. Indien dit niet haalbaar blijkt, wordt verkend of (een deel van) de vuilwaterstromen aan te sluiten zijn op de rioolpersleiding van Waterschapsbedrijf Limburg. Bij ieder te vestigen bedrijf wordt zo (deels) gezocht naar de beste mogelijkheid voor waterzuivering. In de ontwerpfase wordt een keuze gemaakt voor aansluiting op de persleiding van het Waterschapsbedrijf Limburg, volledig decentrale zuivering ter plaatse van het plangebied, of een tussenvorm.

De keuze voor een biologisch zuiveringssysteem is nog niet gemaakt. Wel wordt een zuivering meestal vooraf gegaan door een voorzuivering, waar bijvoorbeeld grove delen uit het afvalwater worden verwijderd. Na biologische zuivering wordt het gezuiverde water naar een infiltratievijver gebracht, dan wel afgevoerd naar oppervlaktewater of geschikt gemaakt voor hergebruik in het grijs water circuit.

Het effluent van de decentrale zuiveringen bestaat uit het gezuiverde afvalwater van de bedrijven in Klaver 11. In tegenstelling tot de hemelwaterstroom is de stroom van gezuiverd afvalwater meer continue van karakter. Ongeacht het weer zal in bedrijven gebruik worden gemaakt van water, wat leidt tot productie van afvalwater.

Het waterschap(sbedrijf) heeft een zorgplicht voor de naleving van deze zuivering en kwaliteit van het water. De gemeente heeft een zorgplicht voor inzameling en transport van afvalwater. Iedere organisatie die een decentrale zuivering bouwt zal hiervoor een ontheffing moeten aanvragen bij de Provincie Limburg.

Inzameling van afvalwater

Het afvalwater van bedrijven wordt naar de waterzuivering(en) getransporteerd. Daarom is er binnen de klavers een bepaalde rioleringstructuur noodzakelijk. Omdat dit enkel transport van vuil water over korte afstanden betreft, kan dit met rioolbuizen met relatief kleine diameters plaatsvinden.

Afstromend wegwater

Om mogelijke verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater te voorkomen, wordt het afstromende hemelwater van wegen via een zuiverende voorziening geleid, alvorens het hemelwater wordt geïnfiltreerd of afgevoerd naar oppervlaktewater. De zuiverende voorziening bestaat uit een bodempassage. De bodempassage bestaat uit een humeuze bovengrond in een droogvallende greppel. De eventuele verontreinigingen (olie, PAK, zware metalen) die hier terecht komen hechten zich aan de humeuze en siltige delen van de bodem. Door deze hechting wordt verdere verspreiding voorkomen. Daarnaast bezinken verontreinigde vaste delen in de berm.

Daarnaast worden de greppels gecompartimenteerd, waardoor de stroomsnelheid in de greppels afneemt. Hierdoor ontstaat een extra mogelijkheid voor vuile deeltjes om te bezinken en voor de verontreinigingen zich te hechten aan humus en lutum. Doordat de greppels droogvallend zijn, zal de afbraak van olie met behulp van zuurstof mogelijk zijn. Tevens zal gewerkt worden met bepaalde typen beplantingsstructuren/ beplantingstypen waardoor de afbraak van dergelijke stoffen wordt geoptimaliseerd.

Inzameling van hemelwater bij bedrijfspercelen

De inzameling van hemelwater bij bedrijfspercelen gaat uit van drie principes:

  • Water van daken wordt afgevoerd naar de infiltratiezones in het openbaar gebied. Hiertoe worden geen bergende voorzieningen vereist op particulier terrein. Behoudens wanneer dit regenwater deels dient te worden gebufferd voor hergebruik.
  • Hemelwater op bedrijfsverharding (bv. parkeerplaatsen) wordt op eigen terrein ingezameld. Infiltratie in openbaar gebied vindt enkel plaats als het water een kwaliteit heeft vergelijkbaar met hemelwaterkwaliteit. Naast het toepassen van een beperkte berging op particulier terrein (6 mm) kan het inhouden dat een voorzuivering op particulier terrein vereist is voordat afstroming plaatsvindt.
  • Hemelwater op sterk vervuilde oppervlaktes, bijvoorbeeld laadkuilen van vrachtwagens, zal in overleg met de gemeente worden aangesloten op de vuilwatervoorziening, zodat het water naar een zuiverende voorziening wordt afgevoerd. Hiervoor is vereist dat er voldoende berging op eigen terrein aanwezig is en het vuil water met een beperkt debiet aan het riool wordt aangeboden (1 l/s/ha). Het is ook mogelijk om dit water met voorzuivering (op eigen terrein) te infiltreren.

Gevolgen voor het grondwatersysteem

De grondwaterhuishouding in het plangebied zal deels veranderen als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • Verandering van de grondwateraanvulling als gevolg van centrale infiltratie hemelwater en de afname van de huidige gewas verdamping.
  • Deels dempen van kavelsloten in het plangebied.

Bij het realiseren van nieuwe grondwateronttrekkingen in het gebied, bijvoorbeeld voor proceswater, zal in het vergunningverleningstraject moeten worden nagegaan in hoeverre dit ongewenste effecten op het grondwatersysteem veroorzaakt.

Lokaal zullen er gevolgen voor het grondwater optreden. In het gebied worden één of meerdere infiltratievoorzieningen aangelegd. Ter plaatse van deze voorziening zal de grondwaterstand, met name in natte perioden, iets toenemen ten opzichte van de huidige grondwaterstanden. Daar waar de verharding toeneemt zal de grondwaterstand enigszins afnemen. Regionaal zijn er geen effecten op de grondwaterstand te verwachten.

Gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem

Er worden geen veranderingen aangebracht in het watersysteem, anders dan voor berging, infiltratie en zuivering zoals in hieronder beschreven.

Gevolgen voor de waterketen van Klaver 11

De waterketen van Klaver 11 bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een biologische zuivering (per bedrijf) in Klaver 11.
  • Aansluiten van het gezuiverde afvalwater (in ieder geval gezuiverd grijs water en een deel van het proceswater) van bedrijfspercelen op de infiltratievoorzieningen.
  • Een aansluiting op de persleiding van Waterschapsbedrijf Limburg, indien hiervoor gekozen wordt in de ontwerpfase.
  • Hemelwaterriolen waarmee het water van de meest intensief bereden wegen naar infiltratievijvers wordt geleid.
  • Afvoer van dakwater naar infiltratievijvers.
  • Aansluiting op het bestaande drinkwaternet van Waterleidingmaatschappij Limburg.
  • Indien mogelijk wordt riolering gerealiseerd van duurzame materialen (bijvoorbeeld GRES).

5.1.3 Vertaling naar bestemmingsplan

In het bestemmingsplan is opgenomen dat voor de meest voorkomende bestemming Bedrijventerrein-Agribusiness 2 (BT-A 2) een maximaal bebouwingspercentage geldt van 40%, met een afwijkingsbevoegdheid naar 60%.

Voor centrale biologische zuivering wordt extra ruimte gereserveerd. Dit gebeurt binnen de bestemming Groen langs de A73 en ter plaatse van de bebouwingsvrije zone langs de Horsterweg. Daarnaast kan het zijn dat een nieuw te vestigen bedrijf binnen de bestemming BT-A 2 (veel) proceswater gebruikt dat niet verwerkt kan worden ter plaatse van de centrale biologische zuivering van Klaver 11. Op de plankaart en in de planregels wordt mogelijk gemaakt om zowel in de bestemming Groen, langs de Horsterweg als ter plaatse van bestemming BT-A 2 decentrale biologische zuivering te realiseren.

Voor het bestemmingsplan Trade Port Noord is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid vuilwater eenheden en de ruimtereservering die nodig is voor het zuiveren van dit vuil water. Op basis van deze systematiek is een doorvertaling gemaakt naar het watersysteem van Klaver 11. Hieruit blijkt dat in Klaver 11 een ruimtereservering nodig is van 0,6 ha voor het zuiveren van vuil water (zie ook paragraaf 3.6 van de Waterparagraaf (separaat stuk)).

De realisatie van berging en infiltratie vindt primair plaats binnen de bestemming Groen. Binnen deze bestemming is voldoende ruimte aanwezig voor de realisatie van waterberging. Echter, in verband met de lichte helling van het plangebied van de Horsterweg af, zal een deel van de waterberging ter plaatse van de groenzone parallel aan de A73 moeten worden gerealiseerd. Dit wordt in de groenbestemming van deze zone mogelijk gemaakt.

In aanvulling op dit bestemmingsplan geldt:

  • de Keur van het Waterschap is van toepassing op watergangen (primair de Langevenseloop en de Gekkengraaf en secundair Witvelderhei en Californië) en bijbehorende bodembeschermingszones. De bodemberschermingszones vallen binnen de bestemming Water, waardoor zij voldoende zijn beschermd en een aparte dubbelbestemming niet nodig wordt geacht.
  • artikel 2.15 uit de Omgevingsverordening Limburg voor wat betreft de bodembeschermingszone 'Venloschol'.

Duurzame aanbevelingen water

De duurzame ambities uit deze waterparagraaf worden uitgewerkt in de verdere planvorming. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • Meer infiltratie zodat glastuinbouwgebieden meer hemelwater kunnen gebruiken;
  • Natuurlijke waterzuivering in het gebied;
  • Grijswatergebruik optimaliseren;
  • Uitwerken duurzaamheidsmogelijkheden toiletten (gescheiden sanitair, vacuüm toiletten, waterbesparing, e.d.);
  • Combinaties maken van typen water die te combineren zijn t.b.v. optimaal ruimtegebruik (oppervlakte water met bluswater, infiltratie en berging e.d.);
  • Combinaties zoeken tussen natuur/ ecologie/ biodiversiteit en water;
  • Water als kwalitatief/ landschappelijk element toevoegen en uitwerken, bijvoorbeeld langs de A73 of Horster-/ Venloseweg.

5.2 Natuur

5.2.1 Toetsingskader

In het kader van planontwikkeling dient onderzocht te worden of de uitvoering van het plan vergunbaar is op grond van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

Het uitgangspunt van de toetsing aan de Flora- en faunawet is om wettelijke overtredingen te voorkomen, al dan niet door middel van mitigatiemaatregelen en/of planaanpassingen. Indien dit niet mogelijk is, zal een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Voor het uitgevoerde onderzoek naar flora en fauna wordt verwezen naar Bijlage 5.

Mogelijke effecten worden in beeld gebracht door het opstellen van een Passende Beoordeling. Het doel van de Passende Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is een toetsing en beoordeling van de (mogelijke) effecten op Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten conform resp. artikel 19f en artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1998. Een belangrijk onderdeel is inzicht verschaffen in de gevoeligheid en normen voor stikstofdepositie van de Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument (zie paragraaf 5.2.2 van de Passende Beoordeling) in de omgeving van het plangebied Klaver 11. Dit inzicht biedt ook mogelijkheden voor randvoorwaarden van de toekomstige plannen van Klaver 11. Voor de uitgevoerde passende beoordeling wordt verwezen naar Bijlage 6.

5.2.2 Conclusies onderzoek

Flora en faunawet

In het plangebied van Klaver 11 komen diverse beschermde diersoorten voor. Met name op vogels en zoogdieren zijn tijdelijke en permanente effecten als gevolg van de planontwikkeling te verwachten. Voor huismus, overige algemeen voorkomende vogels en kleine zoogdiersoorten vindt mogelijk overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet plaats. Voor kleine zoogdiersoorten geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet voor ruimtelijke ontwikkelingen. De effecten op beschermde soorten kunnen worden verminderd of voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen. Bij de te treffen mitigerende maatregelen gaat het vooral om randvoorwaarden met betrekking tot de ruimtelijke ingrepen en de tijdige realisatie van alternatieve voorzieningen.

Algemene vogelsoorten

Voor de algemene vogelsoorten worden mitigerende maatregelen getroffen, in dat geval zijn effecten te voorkomen en is geen sprake meer van overtreding van verbodsbepalingen. Het betreft de volgende mitigerende maatregelen:

  • De werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de broedtijd (half maart-half augustus), dat wil zeggen in de periode half augustus-half maart.
  • Indien het niet mogelijk is om werkzaamheden buiten de broedtijd uit te voeren: de kap van bomen of het verwijderen van struweel vindt enkel plaats na controle door een ecoloog. Wanneer uit de controle blijkt dat er broedende vogels aanwezig zijn, dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld. Sloop vindt plaats buiten het broedseizoen.

Huismus

Binnen de planontwikkeling is sloop van de gebouwen op de huidige percelen Horsterweg 70 en 86 voorzien. Hierdoor gaan jaarrond beschermde nesten van de huismus verloren. Het gaat om maximaal 14 nesten. Verder gaan leefgebieden van de huismus in de omgeving mogelijk verloren door herinrichting.

Om de effecten voor de huismus te verminderen zullen de volgende mitigerende maatregelen getroffen worden:

  • Voorafgaand aan de sloop van bebouwing: realiseren van tijdelijke of permanente huisvesting.
  • Fasering van werkzaamheden zodat de huismus in de kwetsbare periode gespaard blijft.
  • Na afronding werkzaamheden, realiseren van permanente huisvesting in nieuwe bebouwing. Dit is aan de orde indien huisvesting voorafgaand aan werkzaamheden tijdelijk van aard was.
  • Realiseren van voldoende foerageergebieden voor de huismus. Hoewel grote delen van het plangebied verhard worden, blijven langs de randen van het plangebied (landschappelijke inpassing A73 en uitbreiding van bomenrij ter plaatse van de Horsterweg) en langs de Gekkengraaf, maar ook in de omgeving buiten het plangebied voldoende foerageergebieden beschikbaar. Bij uiteindelijke inrichting is het belangrijk om rekening te houden met de volgende maatregelen uit de soortenstandaard:
    • 1. In stand houden van overhoekjes of ruigte stroken met onkruiden als bron voor zaden en kleine zachte insecten.
    • 2. Klinkerbestrating in plaats van gesloten (asfalt)verharding.
    • 3. Extensiever beheer van gazons / bermen.

Voor de huismus geldt in geval ruimtelijke inrichting of ontwikkeling geen vrijstelling en moet bij de overtreding van een verbodsartikel altijd een ontheffing of een omgevingsvergunning worden aangevraagd. De verschillende maatregelen zijn in het ecologisch werkprotocol welke onderdeel uitmaakt van het Flora- en faunaonderzoek voor Klaver 11 uitvoerig beschreven inclusief de wijze en tijdstip van uitvoering.

Passende Beoordeling (Natuurbeschermingswet)

Door de ontwikkelingen in Klaver 11 kunnen mogelijk (significant) negatieve effecten optreden in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Aangezien de planontwikkeling in de nabijheid van Duitsland plaatsvindt zijn er zowel Nederlandse als Duitse Natura 2000-gebieden die in de invloedsfeer van Klaver 11 liggen. De in de invloedsfeer van het project gelegen Natura 2000-gebieden in Nederland zijn:

  • Maasduinen;
  • Boschhuizerbergen;
  • Deurnsche Peel & Mariapeel;
  • Groote Peel.

De volgende Duitse Natura 2000-gebieden liggen in de nabijheid van het plangebied van Klaver 11:

  • Krickenbecker Seen - Kl. De Witt-See;
  • Waelder und Heiden bei Brueggen/Bracht;
  • Elmpter Schwalmbruch;
  • Tantelbruch mit Elmpter Bachtal und Teilen der Schwalmaue.

De ontwikkeling van Klaver 11 leidt niet tot ruimtebeslag op de Natura 2000-gebieden. Wel zijn er mogelijk indirecte effecten. Als gevolg van externe werking zijn negatieve effecten vanuit Klaver 11 'niet op voorhand uit te sluiten' uitgaande van de toetsing die is uitgevoerd voor de structuurvisie Klavertje 4-gebied (planMER en Passende Beoordeling). Uit deze toetsing komt naar voren dat effecten als gevolg van stikstofdepositie mogelijk zijn. Overige effecten van mogelijk storende factoren (geluid, licht, grondwater) zijn ook beknopt in beeld gebracht, maar hebben geen invloed/ effect. In de Passende Beoordeling behorend bij de Structuurvisie Klavertje 4 is aangetoond dat er geen effecten zijn op het Beschermde Natuurmonument Rouwkuilen. Een nadere toetsing van de ontwikkeling van Klaver 11 heeft derhalve niet plaatsgevonden.

Stikstofdepositie

Voor de Natura 2000-gebieden is er door de ontwikkeling van Klaver 11 als totaal, geen negatief effect als gevolg van stikstofdepositie in vergelijking met de huidige situatie. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden blijven onaangetast. Er is echter wel voorzien in een verminderde afname in vergelijking met de autonome ontwikkeling. Deze zogenoemde verminderde afname is echter ruim minder dan 1,0 mol N/ha/jr, waarmee is aangetoond dat dit geen ecologische effecten heeft (zie Passende Beoordeling). Voor het gehele Klavertje 4-gebied is een mitigatieplan opgesteld waarin mitigerende maatregelen zijn geborgd, zie Bijlage 7). De mitigerende maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 11 maken onderdeel uit van dit mitigatieplan. Aangezien Klaver 11 binnen het Klavertje 4-gebied valt, is voorzien dat als gevolg van het mitigatieplan de effecten van Klaver 11 worden weggenomen.

De functies verkeer, industrie en veehouderij zorgen voor uitstoot van stikstof. Onderstaand zijn (de effecten van) deze functies in relatie tot Klaver 11 uiteengezet.

  • Verkeer: De toename van verkeersintensiteit heeft tot op grote afstand invloed op de stikstofdepositie en is een belangrijke factor in de verminderde afname. Een belangrijke kanttekening is, dat de effecten van verkeer voor Klaver 11 overschat zijn, omdat de verkeersgegevens voor het gehele Klavertje 4-gebied zijn gehanteerd. De specifieke bijdrage van Klaver 11 is niet inzichtelijk gemaakt, omdat het deel uitmaakt van een groter geheel (Klavertje 4-gebied). De verkeersbewegingen zijn niet los te bezien omdat deze samenhangen met de totale ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied. Het is niet mogelijk en eigenlijk ook weinig informatief om alleen de ontwikkeling van Klaver 11 inzichtelijk te maken. Hetgeen voorop staat is dat de depositie van verkeer als gevolg van Klaver 11 veel minder is dan voor Klavertje 4 als geheel. Hoeveel minder, is op basis van de beschikbare gegevens niet bekend. Bovendien is het in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 toch noodzakelijk om op enig punt inzicht te geven in het cumulatieve effect, in dit geval de totale ontwikkeling van Klaver 4.
  • Industrie: De toename van de depositie op Natura 2000-gebieden is beperkt. Significante effecten op de Natura 2000-gebieden kunnen echter niet op voorhand worden uitgesloten (als enkel naar de effecten van de bedrijven wordt gekeken). Omdat er binnen de gebiedsontwikkeling sprake is van de realisatie van nieuwe werklandschappen, is een toename van de stikstofdepositie als gevolg van nieuwvestiging van bedrijven die stikstof uitstoten, een logische uitkomst. Dit geldt mogelijk zowel ten opzichte van de huidige situatie als ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Dit effect is echter beperkt en ecologisch niet relevant / significant.
  • Veehouderij: Het aantal veehouderijen en de respectievelijke emissies zijn gelijk in de drie situaties (huidige situatie, autonome ontwikkeling en plansituatie). Er is ten opzichte van de huidige situatie per saldo geen toe- of afname van de stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling van veehouderijen binnen het projectgebied van Klaver 11 (verschil = 0). Verwacht wordt dat de depositie uit veehouderijen per saldo daalt, mede als gevolg van maatregelen die bestaande bedrijven moeten treffen op grond van het Besluit Huisvesting. Uitgaande van de maximale emissiewaarden uit de verordening Stikstof en Natura 2000 zullen de emissies op de langere termijn nog verder moeten dalen.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De effecten door extra bedrijven en extra verkeer als gevolg van de gebiedsontwikkeling Klavertje 4 (en dus ook Klaver 11) zullen in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS) op nationaal/provinciaal niveau worden gesaldeerd. DCGV heeft de provincie Limburg verzocht om in de in voorbereiding zijnde Programmatische Aanpak Stikstofdioxide (PAS) ontwikkelruimte op te nemen ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Klavertje 4. Specifiek voor veehouderijen biedt ook de aangekondigde provinciale Verordening Stikstof en Natura 2000 mogelijkheden voor saldering.

Indien noodzakelijk kan voor individuele bedrijven alsnog worden overgegaan tot het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning om gebruik te kunnen maken van de dan beschikbare ontwikkelruimte ten gevolge van maatregelen uit de PAS.

In de Passende Beoordeling is ingegaan op de cumulatieve effecten van de gehele gebiedsontwikkeling, dus die plannen en projecten in samenhang met de ontwikkeling van Klavertje 4. Daarmee is invulling gegeven aan deze cumulatieve toetsing, op basis van de nu beschikbare inzichten over de ontwikkelingen in dit gebied.

In het kader van de PAS wordt er op landelijk en provinciaal niveau de cumulatieve effecten van projecten en ontwikkelingen, binnen en buiten de provincie, ingeschat. De uitkomsten van de berekeningen die ten grondslag liggen aan de Passende Beoordeling, worden daarbij betrokken.

Zolang Klaver 11 (en de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied) nog niet is opgenomen in de PAS, is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om de effecten van de verminderde afname tegen te gaan. Het nemen van bron- en effectgerichte maatregelen leidt tot een verdere reducering van effecten van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden. Dit vindt op gebiedsniveau plaats middels een overkoepelend mitigatieplan voor het Klavertje 4-gebied dat in 2013 is opgesteld. Hierin is de instemming van de terreinbeherende instanties opgenomen over de te nemen maatregelen door middel van samenwerkingsovereenkomsten.

Duitse Natura 2000-gebieden

Voor de Duitse Natura 2000-gebieden zijn de effecten vergelijkbaar met de Nederlandse gebieden. Voorzien is in een verminderde afname van de stikstofdepositie die ongeveer gelijk is aan de afname in de Nederlandse Natura 2000-gebieden. In Duitsland worden de berekeningen van de stikstofdepositie afgebroken met als argument dat bij zeer lage berekende deposities de modellen onvoldoende betrouwbaar zijn en effecten op voorhand met zekerheid kunnen worden uitgesloten. Daarbij worden de berekeningen afgekapt op 100 gram N/ha/jr, wat overeen komt met ruim 7 mol. Binnen het aldus bepaalde effectgebied wordt - onder voorwaarden - vervolgens alleen een effectbeoordeling uitgevoerd als de depositie als gevolg van het project meer dan 3% van de kritische depositiewaarde bedraagt. Bij het meest stikstofgevoelige habitattype (de hoogvenen) is dit nog altijd 12 mol N/ha/jr. Deze werkwijze is door de Duitse rechtbank getoetst en in orde bevonden. Significant negatieve effecten op de Duitse Natura 2000-gebieden zijn derhalve uitgesloten.

Waterstandsverlagingen

Er zijn geen gevolgen voor het areaal en de kwaliteit van verdrogingsgevoelige habitattypen, en voor (de leefgebieden van) verdrogingsgevoelige Habitatrichtlijnsoorten. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden, voor zover verbonden aan verdrogingsgevoelige habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten worden derhalve niet aangetast.

Geluid en licht

Voor de Natura 2000-gebieden is er, door de grote afstand tot Klaver 11, geen negatief effect als gevolg van geluidsverstoring of verlichting. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden (geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen) en het Beschermde Natuurmonument blijven onaangetast.

Voor de huismus is voorzien in meer specifieke maatregelen om het verlies van nestlocaties te mitigeren. Voor deze soort dient een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Derhalve worden maatregelen genomen rondom de A73, Horsterweg en Gekkengraaf om dit verlies te mitigeren. Voor de overige algemene vogelsoorten worden mitigerende maatregelen getroffen tijdens de realisatie van het plan. In dat geval zijn effecten te voorkomen en is er geen sprake meer van overtreding van verbodsbepalingen.

5.2.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Bij het definitief vaststellen van het bestemmingsplan dient tevens een borging aanwezig te zijn dat mitigerende maatregelen ook daadwerkelijk genomen worden. Dit wordt gedaan door het mitigatieplan samen met terreinbeherende instanties op te stellen en de afspraken in privaatrechtelijke afspraken te borgen. Dit is voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan geborgd.

Duurzame aanbevelingen natuur

Ten aanzien van de soortenbescherming en het versterken van de natuur-/ ecologische waarden en biodiversiteit, zijn de volgende duurzame aanbevelingen te maken, aanvullend op hiervoor beschreven maatregelen:

  • Behouden en versterken aanwezige natuurwaarden van de Gekkengraaf. Daarmee vormt deze een ecologische verbinding verder het gebied is, gekoppeld aan de zone langs de A73. Maar ook richting het zuiden naar Zaarderheiken. Het is raadzaam in de uitwerking te verkennen welke typen flora en fauna wenselijk zijn en hoe deze daar een plek te geven;
  • Versterking van natuurwaarden (soorten flora en fauna) in de zone langs de A73 en Horsterweg;
  • Overhoeken en zones die ontstaan bij de uitgifte een natuurlijk karakter geven als (tijdelijke) natuur. Dat kan buiten de private kavels zijn, maar zeker ook op de private kavels;
  • Beperking van verlichting op het bedrijventerrein. Hierbij is te denken aan het minimaliseren van verlichting, beter richten van verlichting, adaptieve verlichting of groene verlichting. Dergelijke maatregelen beperken de verstoring van plant- en diersoorten in de omgeving.

Duurzame aanbevelingen stikstof / Natura 2000

In de Passende beoordeling van Klavertje 4, het Mitigatieplan Klavertje 4 en de Passende beoordeling Klaver 11 is rekening gehouden met de maximale uitstoot ten aanzien van stikstof vanuit het gebied en haar functies. Het minimaliseren van deze uitstoot is een duurzame maatregel, die op de volgende wijzen ingevuld kan worden:

  • Het ondersteunen van bedrijven die zich mogelijk willen vestigen om de potentieel aanwezige uitstoot van stikstof te minimaliseren. Denk daarbij aan het aanbieden van duurzame energie (in plaats van verbranding van fossiele brandstoffen), of het 'verschonen' van de uitstoot. Het is niet mogelijk dit via de publiekrechtelijke weg te regelen. Wel kan dit privaatrechtelijk worden vastgelegd in overeenkomsten;
  • Inzetten op het minimaliseren van verkeersbewegingen door faciliteren van openbaar vervoer, collectief bedrijfsvervoer en stimuleren van fietsgebruik. Deze elementen worden geconcretiseerd in het op te stellen mobiliteitsplan Klavertje 4;
  • Het verlagen van de snelheid op de Horsterweg/ Venloseweg. Dit kan bijdragen aan de verlaging van de stikstofuitstoot door gemotoriseerd verkeer. Gemotoriseerd verkeer gebruikt hierdoor minder energie. Ook het elektrificeren van de mobiliteit is een kans.

5.3 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

5.3.1 Toetsingskader

Voor landschap is het Landschapskader Noord- en Midden Limburg het relevante beleidskader dat is uitgewerkt in het Landschapsplan Klavertje 4-gebied. De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het Rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Voor het uitgevoerde archeologische bureauonderzoek, het inventariserend onderzoek en het advies hierover van Vestigia wordt verwezen naar Bijlage 8, respectievelijk Bijlage 9 en Bijlage 10.

5.3.2 Conclusies onderzoek

Landschap

In de huidige situatie is Klaver 11 een voornamelijk agrarisch gebied met verspreid liggende (agrarische) bedrijven. In en rondom het plangebied zijn ook diverse woningen gelegen. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de rijksweg A73. Aan de westzijde is het gebied begrensd door de Horsterweg. Dwars door het gebied lopen van noord naar zuid een 150-kV hoogspanningslijn en de watergang Gekkengraaf. De watergang Gekkengraaf welke dwars door het plangebied loopt wordt begeleid door oude beplanting. Deze watergang heeft zowel ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De Gekkengraaf heeft daarnaast een waterbergende en -afvoerende functie en verbindt Park Zaarderheiken en Houthuizerheide voor dassen (bron: Landschapsplan Klavertje 4). De landschappelijke hoofdstructuur wordt vooral gedomineerd door de aan de noordoostzijde liggende snelweg A73. Langs de Horsterweg zijn oude eikenbeplantingen aanwezig. Het oorspronkelijke bebouwingspatroon bestaat uit lintbebouwing. De Horsterweg heeft een bestaansgeschiedenis van voor de ontginning van het gebied in de 19e en 20e eeuw.

Als gevolg van de ontwikkeling van Klaver 11 treedt verstedelijking van het landschap met verlies van patronen op. In het bestemmingsplan is echter rekening gehouden met de bestaande landschappelijke structuren. De 150-kV hoogspanningsleiding en A73 blijven behouden. Ook de Gekkengraaf blijft in zijn huidige loop diagonaal door het gebied gehandhaafd en wordt bij voorkeur versterkt en ingepast in de ontwikkeling van het terrein vanwege de aanwezige waarden (ecologisch, cultuurhistorische en landschappelijk).

Langs de Horsterweg zal de bestaande bomenrij worden versterkt. In het bestemmingsplan is aandacht besteed aan een goede landschappelijke inpassing van de zone direct grenzend aan de A73. In de uitwerking van deze zone wordt hier in een later stadium nader vorm aan gegeven.

Cultuurhistorie

In het plangebied liggen geen beschermde aardkundige waarden of GEA-objecten. GEA-objecten zijn geologische, geomorfologische of bodemkundige objecten die door hun zeldzaamheid, gaafheid en onvervangbaarheid een educatieve en aardwettenschappelijke waarden hebben.

Binnen het plangebied komen geen objecten vanuit de Monumentenlijst voor. Het plangebied kent een niet beschermde cultuurhistorische waarde in de vorm van de Horsterweg. Deze weg heeft al een lange bestaansgeschiedenis (van voor de ontginning van het gebied) en is daarmee cultuurhistorisch waardevol. De laanstructuur die reeds aanwezig is, wordt verstrekt.

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de bestaande cultuurhistorische waarden. Er verdwijnen geen beschermde cultuurhistorische elementen, ze worden versterkt. Ook de belangrijkste niet beschermde cultuurhistorische waarde, de verbindingsweg (Horsterweg), blijft bestaan, evenals de Gekkengraaf. Beide structuren worden versterkt dan wel in oude waarde hersteld waar nodig/ mogelijk.

Archeologie

De (op basis van het bureauonderzoek opgestelde) gespecificeerde archeologische verwachting (Vanderhoeven 2012) gaat uit van een hoge verwachting voor het noordwestelijke deel, en een middelhoge verwachting voor het zuidoostelijke deel van het plangebied op het aantreffen van resten uit met name Paleolithicum en Mesolithicum, maar mogelijk ook uit het Neolithicum en de Bronstijd. Jongere resten, uit de IJzertijd tot Nieuwe tijd, worden niet verwacht. Van de paleolithische resten mogen vooral die uit het Laat Paleolithicum verwacht worden.

Tijdens het verkennend booronderzoek is vastgesteld dat er weliswaar plaatselijk een deels intacte bodem voorkomt, maar dat er geen zones met een deels intacte bodem te definiëren zijn. Daarnaast was de archeologische verwachting hoog en middelhoog voor resten uit het Laat Paleolithicum en Mesolithicum, maar is deze op basis van de resultaten van het booronderzoek bijgesteld naar zeer laag vanwege het ontbreken van voor dergelijke archeologische resten belangrijke intacte resten van het toenmalige loopoppervlak. Voor eventuele jongere archeologische resten is de verwachting ook zeer laag door het beperkte aantal plaatsen waar sprake is van een deels intacte bodemopbouw en doordat er geen zones met een deels intacte bodem zijn.

Gezien de zeer lage verwachting voor alle archeologische perioden is het niet noodzakelijk vervolgonderzoek uit te voeren. De gemeente Horst aan de Maas heeft hiermee ingestemd.

Mochten tijdens de uitvoering van eventuele graafwerkzaamheden alsnog archeologische of cultuurhistorische waarden, vondsten en/of sporen worden aangetroffen, dan dient direct contact te worden opgenomen met het bevoegd gezag in het kader van de wettelijke meldingsplicht (monumentenwet 1988, artikel 53 en 54).

5.3.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Het aspect archeologie heeft geen gevolgen voor de verbeelding en de planregels. Door voorgaande conclusies met betrekking tot landschap en cultuurhistorie te vertalen in het bestemmingsplan wordt een goede landschappelijke inpassing mogelijk gemaakt. Het (Landschaps)plan houdt onder andere rekening met een groenzone langs de A73 in en een versterking van de bomenrijen langs de Horsterweg.

Door het landschappelijk en cultuurhistorisch versterken van de Horsterweg en de Gekkengraaf heeft de invulling van het bestemmingsplan geen negatieve invloed op cultuurhistorie. Er is zelfs sprake van een versterking van de beide elementen door de extra beplanting en robuustheid. Er wordt gestreefd naar een aantrekkelijk en representatief beeld van de bedrijfsbebouwing aan de Horsterweg. In het bestemmingsplan zijn de volgende afstanden opgenomen om te zorgen voor een representatief beeld:

  • In de zone van 0 tot 20 meter van de Horsterweg mag geen bebouwing worden gerealiseerd. Alleen parkeren voor bezoekers welke ingepast is in het groen is een optie maar betreft geen voorkeur.
  • In de zone van 20 tot 50 meter van de Horsterweg mag representatieve bebouwing worden gerealiseerd (showroom, kantoor).
  • In de zone meer dan 50 meter van de Horsterweg mag reguliere bedrijfsbebouwing worden gerealiseerd.

Daarnaast is naar aanleiding van twee zienswijzen op het ontwerpplan een verplichting in het bestemmingsplan opgenomen om aan de noordzijde van de Horsterweg een groenzone te realiseren die ten minste uit één extra bomenrij bestaat in aanvulling op de bestaande bomenrij.


Duurzame aanbevelingen landschap, cultuurhistorie en archeologie

Ten aanzien aan het verduurzamen op het thema Landschap, cultuurhistorie en archeologie kan gedacht worden aan de volgende aspecten:

  • De uitwerking van de zone langs de Horsterweg/ Venloseweg en de A73 zullen kunnen leiden tot een vergroening van het gebied. Hier kan robuuste kwaliteit worden gerealiseerd;
  • Verdichting van de laanstructuur aan de Horsterweg met eiken;
  • Koppeling van de landschappelijke lijnstructuren aan de omgeving. Zo wordt de Gekkengraaf in het gebied robuust neergezet. Het kan interessant zijn, vanuit landschappelijk oogpunt om dat ook aan de oostzijde van de snelweg te realiseren zodat de Gekkengraaf meer herkenbaar is. Dat kan ook met aanwezige voormalige landbouwwegen;
  • De bebouwing aan de Horsterweg/ Venloseweg dient terughoudend en passend in de landschappelijke structuur van deze weg te worden ingevuld. Daarmee wordt een meer authentieke lintbebouwing gerealiseerd.

5.4 Bodem

5.4.1 Toetsingskader

Ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing dient inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit ten einde de geschiktheid van de beoogde (nieuwe) bestemming te kunnen aantonen, alsmede de consequenties voor de uitvoerbaarheid van het plan te kunnen beoordelen. Bij een bestemmingswijziging is het van belang dat de bodemkwaliteit geschikt is of wordt gemaakt voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Een optimale afstemming tussen bodemkwaliteit en functie is belangrijk om het opleggen van gebruiksbeperkingen te voorkomen. Om deze reden is bodemonderzoek uitgevoerd. Voor het historisch bodemonderzoek en het verkennend bodemonderzoek wordt verwezen naar Bijlage 11 en Bijlage 12.

5.4.2 Conclusies onderzoek

Uit de resultaten van het historisch onderzoek blijkt dat op het grootste gedeelte van de locatie geen bedrijfsmatige, bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. De resultaten van het historisch onderzoek geven dan ook geen aanleiding om de locatie als 'verdacht' aan te merken, met uitzondering van een enkele verdachte deellocatie. Op basis van het historisch onderzoek en het verkennend bodemonderzoek mag aangenomen worden dat de diffuse bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied geschikt is voor de nieuwe functie. Uitzondering is de locatie aan de Horsterweg 86.

De erfverharding met bedrijfsgebouwen op het perceel Horsterweg 86 wordt als verdachte deellocatie beschouwd. Gezien het feit dat dit bouwvlak gedeeltelijk verhard is, wordt verwacht dat er mogelijk puinlagen of andere bodemvreemde materialen ter plaatse als verharding zijn toegepast. Daarnaast is het terrein met bedrijfsgebouwen tientallen jaren in gebruik geweest, eerst als varkenshouderij en later als plantenkwekerij (bessenkwekerij). Om deze redenen wordt geadviseerd met name de verharde delen van het bouwvlak als verdachte deellocatie te onderzoeken conform de strategie 'verdachte locatie, diffuus belast, heterogeen verdeeld' (VED-HE) uit de NEN 5740.

Daarnaast is het gehele bouwvlak vanwege de bouwperiode van de verschillende opstallen (jaren '50 - jaren '80 van de vorige eeuw) en het mogelijke gebruik van puin of andere bodemvreemde materialen als fundering tevens verdacht op asbest. Om deze reden dient het bodemonderzoek ter plaatse van dit bouwvlak aangevuld te worden met een asbestonderzoek, waarbij de richtlijnen worden gevolgd uit de NEN 5707 en eventueel de NEN 5897. De resultaten van de uit te voeren asbestinventarisatie, die wordt uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning, kunnen bij het asbestonderzoek betrokken worden, eventueel om een strategie te bepalen. Indien er zich kavelpaden bevinden binnen het onderzoeksgebied dienen deze ook als verdacht voor asbest beschouwd te worden.

5.4.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Het aspect bodem heeft geen gevolgen voor de verbeelding en de planregels.

Duurzame aanbeveling bodem

Duurzaamheid zit vanuit beleid en wetgeving al in het aspect bodem verweven. Immers is het vervuilen van de bodem niet toegestaan en moet vervuilde bodem worden schoongemaakt alvorens het voor een andere functie wordt gebruikt. Een aanvullend duurzaam en kansrijk element is het werken met een gesloten grondbalans. Grond die over is, wordt in het gebied gebruikt in een aardenwal. Hierbij moet rekening worden gehouden met de verschillende (bodem)samenstellingen/opbouw, door deze gescheiden te houden.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Toetsingskader

Doelstelling van de milieuzonering is om in het ruimtelijk spoor de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies te maken, rekening houdend met de milieucontouren (geluid, geur, stof, gevaar) die van invloed kunnen zijn op de mogelijke ontwikkeling van het plangebied (en andersom). Het ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies (het voorkomen van onaanvaardbare milieusituaties);
  • Het tegelijkertijd daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen (blijven) uitoefenen.

Bij het bepalen van de milieuzonering en aan te houden afstanden wordt gebruik gemaakt van de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering 2009" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze publicatie dient als hulpmiddel om de mogelijke invloed van bedrijvigheid op (toekomstige) woningen en andere gevoelige functies concreet voor een locatie inzichtelijk te maken. Nadrukkelijk zij vermeld dat deze publicatie richtafstanden geeft (indicatief), welke niet wettelijk zijn verankerd.

Wanneer gekeken wordt naar de reeds aanwezige functies in het plangebied en de omringende omgeving, is sprake van een menging van functies. Binnen het gebied en in de directe omgeving komen onder andere agrarisch gerelateerde bedrijven en woningen voor. Het gebied is gelegen tussen twee (hoofd)infrastructuren: de rijksweg A73 aan de oostzijde en Horsterweg aan de westzijde. De verhoogde milieubelasting voor geluid als gevolg van deze menging van functies en de ligging nabij de hoofdinfrastructuur, betekent dat het gebied aangemerkt wordt als een 'gemengd gebied'. Conform de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 kunnen in 'gemengde gebieden' kortere richtafstanden worden toegepast3.

Voor het uitgevoerde onderzoek naar milieuhinder en milieuzonering wordt verwezen naar Bijlage 13.

Voor het aspect geurhinder in relatie tot veehouderijen in de omgeving van het plangebied wordt verwezen naar 5.6. Geluidhinder wordt behandeld in paragraaf 5.8.

5.5.2 Conclusies onderzoek

Gevolgen ontwikkeling Klaver 11 voor bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied

Binnen het op te stellen bestemmingsplan zijn geen nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen voorzien binnen de richtafstanden van de bestaande (bedrijfs)activiteiten. De bestaande bedrijven in en rondom het plangebied worden door de ontwikkelingen die Klaver 11 mogelijk maakt dan ook niet in hun milieuruimte aangetast. Binnen het te ontwikkelen gebied is geen sprake van een ruimtelijk knelpunt als gevolg van de milieuhinder van de bestaande bedrijvigheid.

Voor het aspect geurhinder als gevolg van veehouderijen wordt verwezen naar paragraaf 5.6.

Milieuzonering

In de milieuzonering van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanwezige gevoelige functies in het plangebied en zijn omgeving. De bestaande (bedrijfs)woningen in het plangebied blijven behouden, met uitzondering van de bedrijfswoningen aan de Horsterweg 70 en 86. Deze bedrijfswoningen worden wegbestemd en gesaneerd. Ten opzichte van de woningen en de omgeving worden, zoals reeds eerder is aangegeven, de richtafstanden conform omgevingstype 'gemengd gebied' aangehouden (met uitzondering van de bedrijfswoningen aan de Horsterweg 70 en 86). Vrijwel het gehele plangebied Klaver 11 kan bestemd worden voor agribusiness bedrijvigheid, milieucategorie 3.2, zonder dat dit leidt tot ruimtelijke knelpunten. Op een groot deel van het te ontwikkelen plangebied is ook bedrijvigheid tot en met milieucategorie 4.2 mogelijk. Binnen 50 meter van bestaande woningen is een maximale milieucategorie van 3.1 toegestaan en in de directe omgeving categorie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0009.jpg"Figuur 5.1 Inwaartse zonering vanuit bestaande woningen voor het omgevingstype 'gemengd gebied'

5.5.3 Vertaling naar bestemmingsplan

De inwaartse zonering in figuur 5.1 heeft in combinatie met het geluidsonderzoek (zie paragraaf 5.8) geleid tot het aanbrengen van een milieucategorisering en -zonering in de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan. Door het opnemen van de milieucategorieën en -zonering is het aspect milieuhinder geborgd.

Duurzame aanbevelingen milieuzonering

Ten aanzien van de milieuhinder vanuit de bedrijven richting woningen, is een maximaal mogelijk scenario geschetst, dat passend is binnen de wetgeving. Uiteraard is hier, naast de opgenomen milieuzonering, nog duurzaamheidswinst te behalen:

  • Indien een potentieel bedrijf zich aandient om te vestigen, wordt door DCGV de meest ideale locatie binnen Klaver 11 voor dit bedrijf gezocht. Hierbij wordt nadrukkelijk de uitstoot van het bedrijf (bijvoorbeeld qua geluid of aantal verkeersbewegingen) op de omgeving betrokken;
  • Bedrijven die zich gaan vestigen worden gevraagd/gestimuleerd de milieuhinder voor de omgeving zo minimaal als mogelijk te laten zijn. Denk daarbij aan het extra geluidsarm maken van het productieproces, delen binnen de productie die het meest geluid produceren op een plek situeren die zo ver als mogelijk weg ligt van woningen e.d.

5.6 Geur

5.6.1 Toetsingskader

In en rondom het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich diverse veehouderijen. Dit zijn mogelijke bronnen voor geurhinder en daarom gelden voor veehouderijen regels met betrekking tot aan te houden afstanden tot voor geurgevoelige objecten zoals woningen en bedrijven. Omgekeerd hebben deze regels ook gevolgen voor de mogelijkheden om nieuwe voor geurgevoelige objecten, zoals nieuwe bedrijven, te realiseren. Hierbij zijn de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit (waarin het Besluit landbouw milieubeheer per 1 januari 2013 is opgegaan) op dit moment de relevante kaders.

De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij die de meeste geurbelasting op een voor geurhinder gevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. De achtergrondbelasting is een goede maat om de effecten van geurhinder op het woon- en leefmilieu te kunnen beoordelen.

Voor het uitgevoerde onderzoek naar het aspect geur wordt verwezen naar Bijlage 14.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor het verlenen van een milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Dit geldt alleen voor dieren (zoals varkens en pluimvee) waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor (zoals melkkoeien en paarden) gelden minimaal aan te houden afstanden. Het Activiteitenbesluit (voor veehouderijen die niet vergunningplichtig zijn) sluit op het gebied van geur aan bij de normstelling uit de Wgv als toetsingskader.

Geurgevoelig object en de Wgv:

Enkel geurgevoelige objecten worden beschermd tegen overmatige stankhinder. De Wgv geeft de volgende definitie voor een geurgevoelig object: Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Op basis van deze definitie vallen bijvoorbeeld woningen, appartementen, kantoren en bedrijven onder de definitie van geurgevoelig object, maar een speeltuin of voetbalveld niet.

Wettelijke normen

De normen voor belasting op objecten voor veehouderijen met dieren die met een geuremissiefactor opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij zijn opgenomen in tabel 5.2.

Tabel 5.2 Wettelijke normen Wgv, concentratiegebieden, geldend in Klaver 11

Gebiedstypering    Wettelijke geurnorm (ou/m3 98 percentiel)  
Binnen de bebouwde kom   3 Ou  
Buiten de bebouwde kom   14 Ou  

De vaste afstanden voor veehouderijen met dieren die geen geuremissiefactor hebben zijn opgenomen in tabel 5.3.

Tabel 5.3 Wettelijke vaste afstanden Wgv

Gebiedstypering   Vaste afstand  
Binnen de bebouwde kom   100 meter  
Buiten de bebouwde kom   50 meter  

De normen dienen in de eerste plaats voor de vaststelling van de vraag of voor een veehouderij een omgevingsvergunning voor de inrichting kan worden verleend. De eisen ten aanzien van de maximale geurbelasting of minimaal aan te houden afstanden zijn echter ook van belang bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde geurgevoelige bestemming kan worden gerealiseerd nabij een veehouderij. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft dus betrekking op ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals bestemmingsplannen en vrijstellingen. Belangrijk voor de motivering van het aspect geur – naast toetsing aan geurnormen – is de beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu (lees achtergrondbelasting).

Achtergrondbelasting

In het kader van het beoordelen of op basis van de geursituatie een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen is, hanteert het RIVM de onderstaande 'milieukwaliteitscriteria'. Voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom wordt gestreefd naar een zeer goed tot redelijk goed leefklimaat. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom wordt gestreefd naar minimaal een redelijk goed leefklimaat. In tabel 5.4 is de classificatie van RIVM opgenomen.

Het voorgaande is door de gemeenteraad in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied en het bijbehorende planMER als zodanig bekrachtigd, onderzocht en gemotiveerd.

Tabel 5.4 Classificatie RIVM

Achtergrondbelasting
Geur in ou/m³  
Mogelijke kans op geurhinder (%)   Beoordeling Leefklimaat  
1-3   <5   Zeer goed  
4-8   5-10   Goed  
9-13   10-15   Redelijk goed  
14-20   15-30   Matig  
21-28   20-25   Tamelijk slecht  
29-38   25-30   Slecht  
39-50   30-35   Zeer slecht  
51-65   35-40   Extreem slecht  

5.6.2 Conclusies onderzoek

Beoordelingscriteria en beoordelingswijze

Bedrijfsgebouwen dienen onder bepaalde voorwaarden te worden beschouwd als geurgevoelige objecten. Dit betekent dat dient te worden aangetoond dat omliggende veehouderijen door het bestemmingsplan Klaver 11 niet in de bedrijfsvoering worden beperkt. en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de toetsing aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij is van belang of het plangebied als onderdeel van de bebouwde kom dient te worden beschouwd. Het begrip bebouwde kom is in de Wgv niet nader gedefinieerd. Het begrip bebouwde kom kan volgens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wgv worden omschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Uit jurisprudentie volgt dat wanneer een bedrijventerrein ruimtelijk is gescheiden van een woonkern door tussenliggende groene / agrarische functies, de ligging van het bedrijventerrein kan worden beschouwd als buiten de bebouwde kom (zie o.a. ABRvS nr. 200901350/1/R3 van 30 juni 2010). Gezien de aard van de toekomstige extensieve bedrijvigheid en de ligging van het plangebied wordt op basis hiervan geconcludeerd dat bij de toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij voor het plangebied Klaver 11 dient te uitgegaan van de ligging buiten de bebouwde kom.

Klaver 11 wordt ontwikkeld als extensief bedrijventerrein (bebouwingspercentage max. 40%) voor met name voor de doelgroep Agribusiness. Het betreft bedrijven die van oudsher voorkomen in het buitengebied. Het gaat om o.a. toeleveranciers aan de agrarische sector en bedrijven die reststromen uit agrarische ketens verwerken. Het plangebied ligt ruimtelijk gescheiden van de omliggende woonkernen. De dichtstbijzijnde kern ligt op min. 1.300 m van het plangebied.

Gezien de aard van de toekomstige extensieve bedrijvigheid en de ligging van het plangebied wordt geconcludeerd dat bij de toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij voor Klaver 11 dient te uitgegaan moet worden van de ligging buiten de bebouwde kom.

Voorgrondbelasting 

Ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 11 is de voorgrondbelasting van de nabijgelegen veehouderijen in beeld gebracht. In figuur 5.2 een uitsnede opgenomen van de voorgrondbelasting in en in de omgeving van Klaver 11. Het figuur laat zien dat een klein deel van de bestemming Groen in een 14 ou contour ligt (blauwe contour). Deze contour is maatgevend aangezien voor Klaver 11 uitgegaan wordt van een ligging buiten de bebouwde kom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0011.png"  
Zonder Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB)   Met Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB)  

Figuur 5.2: Contourenkaarten voorgrondbelasting (bron: Geuronderzoek Klaver 11)

Het plangebied Klaver 11 bevindt zich op korte afstand van het te realiseren Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB), geprojecteerd aan de overzijde van de A73 in de gemeente Horst aan de Maas. Recent heeft de definitieve beschikking voor de milieuvergunning voor NGB ter inzage gelegen. Daarom is in het onderzoek rekening gehouden met de vergunde rechten van dit bedrijf (zie figuur 5.2).

Wanneer rekening gehouden wordt met de komst van het NGB ligt een groter deel van het plangebied binnen de 14 ou contour (zie figuur 5.2). Dit deel zal in werkelijkheid kleiner zijn, omdat het emissiepunt van het bedrijf noordelijker gerealiseerd wordt. Hierdoor verschuift de gehele contour naar het noorden.

Achtergrondbelasting - aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 11 zijn berekeningen uitgevoerd om de achtergrondbelasting te bepalen. Deze achtergrondbelasting is een indicator voor het woon- en leefklimaat in het gebied. Binnen het plangebied worden immers voor geur gevoelige objecten opgericht.

In figuur 5.3 is de achtergrondbelasting in het plangebied Klaver 11 weergegeven. In onderzoek is de realisatie van het NGB als autonome situatie meegenomen. Door de komst van het NGB verslechtert de achtergrondbelasting nauwelijks. Voor het plangebied geldt (ook na realisatie van het NGB) een matig tot goed woon- en leefklimaat. Het matige leefklimaat heerst in het noordelijk gedeelte van het plangebied (aan de zijde van de A73).

Gezien de ligging buiten de bebouwde kom en de aard van de toekomstige bedrijvigheid binnen het plangebied, wordt de geurbelasting binnen het gebied aanvaardbaar geacht. Zeker ook omdat de functies waar meerdere mensen verblijven, aan de Horsterweg/ Venloseweg zijn gepland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0012.png"

Figuur 5.3 Huidige en autonome achtergrondbelasting Klaver 11, inclusief NGB (bron: geuronderzoek Klaver 11)

5.6.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Gezien de ligging van de 14 Ou contouren is het in een groot deel van het plangebied mogelijk om geurgevoelige objecten (verblijfsruimten) op te richten, zie figuur 5.2. Daarmee is de voorgenomen invulling van Klaver 11 grotendeels mogelijk.


Voor een klein deel van het gebied geldt dat hier uitsluitend niet geurgevoelige activiteiten worden toegestaan. Het betreft hier het gebied binnen de 14 Ou contour van het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB), op basis van de locatie van het emissiepunt van het bedrijf. Voor dit gebied is een gebiedsaanduiding opgenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen de aangegeven zone is het niet toegestaan geurgevoelige objecten op te richten.

Duurzame aanbevelingen geur

Ten aanzien van het thema geur worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Er wordt getracht om bedrijven waar relatief veel mensen werken per hectare op een plek in het gebied te situeren waar de milieukwaliteit het beste is;
  • Indien een kavel gekozen is, worden de plekken binnen het bedrijf waar veel mensen verblijven, op een zo gunstig mogelijk deel van de kavel komt te liggen (met de beste milieukwaliteit).

5.7 Verkeer

5.7.1 Toetsingskader

Het ontwikkelen van een bestaande of nieuwe locatie vraagt naast een goede ruimtelijke afweging over functie, vormgeving en inpassing ook het in beeld brengen van de verkeerseffecten. Bij een nieuw bestemmingsplan moeten de effecten van de ontwikkeling voor verkeer goed worden onderbouwd. De onderbouwing van de verkeersaspecten speelt mee bij de beoordeling van het plan. Hierbinnen ligt nadruk op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).

Voor het uitgevoerde onderzoek naar het aspect verkeer wordt verwezen naar Bijlage 15.

5.7.2 Conclusies onderzoek

Verkeersstructuur gemotoriseerd verkeer

Verkeersstructuur gemotoriseerd verkeer

Klaver 11 ontsluit voor al het gemotoriseerd verkeer geheel op de Horsterweg. De weg heeft daarmee een functie voor landbouwverkeer, autoverkeer en vrachtverkeer. Vanaf de Horsterweg kan het auto- en vrachtverkeer in noordelijke richting via de Venloseweg en Melderloseweg en in zuidelijke richting via de Venrayseweg de A73 bereiken. Landbouwverkeer kan via de Aartserfweg, Sevenumseweg en Californischeweg bestemmingen in de omgeving bereiken.

In 2013 is de Greenportlane (GPL) gereedgekomen; de hoofdontsluiting van het Klavertje 4-gebied. Ook voor Klaver 11 is deze weg een belangrijke verbinding voor het auto- en vrachtverkeer vanuit het gebied naar de A67 en A73 en vice versa.

De Horsterweg, Venloseweg en Venrayseweg zijn alle drie ingericht als gebiedsontsluitingswegen en liggen voor het grootste deel buiten de bebouwde kom met een huidig snelheidsregime van maximaal 80 km/uur. De verkeerstructuur behoeft door de realisatie van Klaver 11 geen aanpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0013.png"
Afbeelding 5.4: Verkeerstructuur voor verkeer van en naar Klaver 11

Verkeersgeneratie in 2023 en effecten op het omliggende wegennet

Ten behoeve van de verkeersafwikkeling op zowel het interne wegennet van het bedrijventerrein als het omliggende wegennet, is het van belang te weten wat de verkeersgeneratie van het bedrijventerrein in de toekomst zal zijn. De verandering van bedrijvigheid in Klaver 11 is in het verkeersmodel voor de Structuurvisie Klavertje 4-gebied reeds doorgerekend. Hierin zijn de autonome situatie en het basisalternatief doorgerekend voor het planjaar 2022. Uit deze modeldoorrekening blijkt dat de verkeersgeneratie van Klaver 11 in de autonome situatie ongeveer 2.000 motorvoertuigbewegingen (mvt) per etmaal bedraagt en dat dit na volledige planinvulling ongeveer 4.400 mvt per etmaal zal worden. Opgemerkt moet worden dat een deel van dit verkeer in de referentiesituatie reeds aanwezig is. Dit betreft het verkeer van en naar de bestaande bedrijven die momenteel in het gebied gevestigd zijn. Dit verklaart ook waarom het verschil tussen de verkeersintensiteiten in de plansituatie en de referentiesituatie in tabel 5.5 kleiner is dan de verkeersgeneratie van het plangebied. Het resultaat van de toedeling van de verkeersintensiteiten aan het wegennet en de ophoging van 1% als gevolg van de autonome groei, is terug te vinden in tabel 5.5.

Tabel 5.5: Verkeersintensiteiten in 2023 op een werkdag (gebaseerd op Structuurvisie Klavertje 4-gebied)

  Referentiesituatie (2023)   Plansituatie (2023)  
Horsterweg en Venloseweg
(Tussen Klaver 11 en Horst)  
4.700   5.500  
Horsterweg
(Tussen Klaver 11 en Buurtschap Californië)  
5.800   7.300  

Bij toedeling van de verkeersgeneratie op het wegennet blijkt dat de grootste verkeersstroom in zuidelijke richting via de Horsterweg naar de Greenportlane rijdt. De verkeersintensiteiten op de Horsterweg zijn voor een gebiedsontsluitingsweg acceptabel. Op een gebiedsontsluitingweg is normaal gesproken, afhankelijk van de capaciteit op kruispuntniveau, een afwikkeling van ongeveer 10.000 tot 15.000 motorvoertuigen per etmaal mogelijk. Voor de Horsterweg zouden dergelijke intensiteiten mogelijk verkeersveiligheids- en doorstromingsproblemen opleveren vanwege de inritten die op de weg aangesloten zijn en door het langzamere landbouw- en recreatieve verkeer dat van de weg gebruik maakt. De respectievelijk 5.500 en 7.300 voertuigen zijn dusdanig laag dat verkeersproblemen op de Horsterweg niet in de lijn der verwachting liggen.

Binnen de planperiode van het bestemmingsplan is het derhalve niet nodig maatregelen te treffen.

Doorkijk toekomstige situatie in 2030 en mogelijke maatregelen

Binnen de gevoeligheidsanalyse in de structuurvisie is voor planjaar 2030 en verder, een situatie doorgerekend waarbij Klaver 11 fors meer verkeer aan trekt en ook in Klaver 12 ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Met een intensivering van de bedrijvigheid in Klaver 11, genereert Klaver 11 8.600 bewegingen per etmaal, in plaats van 4.400 bewegingen per etmaal (bron: Structuurvisie Klavertje 4-gebied).

Uit tabel 5.6 blijkt dat ook de intensiteit op de Venrayseweg (tussen de Greenportlane en de Horsterweg) fors toe zal nemen. De toename is dusdanig dat tussen de Horsterweg en de Greenportlane rekening wordt gehouden met de eventuele aanleg van de Verbindingsweg Californië (naar verwachting na 2023 en buiten het plangebied van Klaver 11). Met behulp van het verkeersmodel is bepaald welke intensiteiten van de Horsterweg gebruik maken in de situatie na realisatie van deze verbindingsweg tussen de Horsterweg en de Greenportlane.

Tabel 5.6: Verkeersintensiteiten op een werkdag, aangevuld met een doorkijk naar 2030 (gebaseerd op Structuurvisie Klavertje 4-gebied)


 
Referentiesituatie (2023)   Plansituatie (2023)   Doorkijk (2030)  
Horsterweg en Venloseweg
(Tussen Klaver 11 en Horst)  
4.700   5.500   7.600  
Horsterweg
(Tussen Klaver 11 en Buurtschap Californië)  
5.800   7.300   10.200  
Venrayseweg
(Tussen Buurtschap Californië en de Greenportlane)  
10.500
 
11.800
 
17.700
 

De cijfers van de doorkijk laten zien dat de Horsterweg een belangrijke verkeersfunctie behoudt. Met maximaal 10.200 motorvoertuigen per etmaal op de Horsterweg neemt de verkeersdruk in 2030 fors toe. Dit verkeer rijdt vanaf de Greenportlane, via de nieuwe verbindingsweg, naar Klaver 11.

Het is mogelijk dat het, als gevolg van de toegenomen verkeersdruk, noodzakelijk wordt maatregelen te treffen. Onderstaand wordt een aantal mogelijke maatregelen beschreven.

Aanpassing Horsterweg - wijziging functie en snelheidsregime

Om de verkeerstoename op de Horsterweg in de toekomst tegen te gaan en daarmee mede het buurtschap Californië te ontzien maar ook om de veiligheid op deze weg te vergroten, is het mogelijk de Horsterweg minder aantrekkelijk te maken voor doorgaand verkeer. Op de Horsterweg kan een verlaging van de maximumsnelheid binnen het bestaande wegprofiel worden gerealiseerd, waardoor een deel van het doorgaande verkeer mogelijk een alternatieve route, via bijvoorbeeld de rijksweg A73, zal kiezen. Hiervoor zijn in dat geval wel ondersteunende maatregelen noodzakelijk. Over het algemeen geldt dat de verlaging van de maximum snelheid zal bijdragen aan het verhogen van de verkeersveiligheid mits de inrichting van de weg (vorm) aansluit bij de functie en het gebruik van de weg. Het is mogelijk de functie van de weg aan te passen van gebiedsontsluitingsweg naar erftoegangsweg buiten de bebouwde kom.

Een erftoegangsweg is beter geschikt voor het aansluiten van de diverse in- en uitritten. In de huidige situatie zijn namelijk met name op het deel van de Horsterweg/ Venloseweg ten noorden van de Aartserfweg veel in- en uitritten aanwezig. De weg is als erftoegangsweg tevens beter geschikt voor het afwikkelen van landbouwverkeer en recreatief verkeer (bijvoorbeeld paard en wagen).

Bij de aanpassing van de weg naar een erftoegangsweg is het van essentieel belang dat de weg daadwerkelijk de functie van gebiedsontsluitingsweg en doorgaande route verliest. Om dit te bereiken zal herinrichting van de weg noodzakelijk zijn. De snelheid wordt hierbij teruggebracht naar 60 km/uur. De weg dient in de toekomst dan alleen nog als toegangsweg voor de bedrijvigheid van het glastuinbouwgebied Californië, Klaver 12 en Klaver 11 en voor lokaal verkeer tussen de kernen Horst en Grubbenvorst.

Aanpassing Horsterweg – capaciteitsverruimende maatregelen

Om ruimte te reserveren voor eventuele capaciteitsverruimende infrastructurele aanpassingen, wordt parallel aan en ten oosten van de Horsterweg (tussen de Aartserfweg en buurtschap Californië) een strook van circa 25 meter gereserveerd. Het is dan bijvoorbeeld mogelijk de rijrichtingen van de weg van elkaar te scheiden: de rijbaan in zuidelijke richting kan tussen de bomenrijen worden gesitueerd en de rijbaan in noordelijke richting aan de oostzijde van de oostelijke bomenrij.

Op het moment dat capaciteitsverruimende maatregelen noodzakelijk blijken, dienen deze uitgevoerd te worden in combinatie met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Mogelijke realisatie verbinding Horsterweg-Greenportlane

Tussen de Horsterweg en de Greenportlane wordt rekening gehouden met de eventuele aanleg van de Verbindingsweg Californië (naar verwachting na 2023). Deze verbindingsweg draagt bij aan verlaging van de verkeersdruk op de Venrayseweg. De verkeersdruk op de Venrayseweg loopt naar verwachting (reeds in de autonome situatie) op de middellange termijn dusdanig hoog op dat maatregelen noodzakelijk zullen worden. De verbindingsweg komt eveneens ten goede aan de werking van de ecologische verbinding en de recreatieve functie (routes) die de Venrayseweg kruisen. Tevens draagt de verbindingsweg bij aan het verbeteren van de leefbaarheid van het buurtschap Californië doordat verkeer niet meer door dit buurtschap hoeft te rijden. Dit zal ook leiden tot een verkeersveiliger oplossing doordat doorgaand verkeer direct naar de hoofdontsluiting (Greenportlane) wordt afgewikkeld.

Langzaam verkeer

Aan de oostzijde van de Horsterweg en Venloseweg, tussen de bomenrij en de te ontwikkelen kavels, ligt een vrijliggend fietspad. In de huidige situatie genereren de aanwezige landbouw en glastuinbouw relatief weinig verkeer waardoor het fietsverkeer weinig conflicten heeft met fietspad-kruisend verkeer. Na ontwikkeling van de bedrijvigheid in Klaver 11 ontstaan meer fietspad-kruisende verkeersbewegingen die vanuit de verschillende kavels de Horsterweg oprijden (en vice versa). Als aandachtspunt geldt daarom het verkeersveilig vormgeven van nieuwe uitritten op de Horsterweg, waarbij gelet moet worden op de zichtbaarheid voor fietsverkeer en goed zicht op naderend verkeer op de Horsterweg. Dit kan door bij de aanleg van uitritten voldoende zicht te creëren door waar nodig een enkele boom weg te halen of de inrit op aangepaste afstand van bomen te situeren.

Openbaar vervoer en hulpdiensten

In zowel de referentiesituatie als de situatie na ontwikkeling, is Klaver 11 vrijwel niet met het openbaar vervoer bereikbaar. Wel wordt er ingezet op een verbeterde koppeling met regionale OV-knooppunten. Bijvoorbeeld door collectief bedrijfsvervoer of (voor langzaam verkeer) het realiseren van de Greenportbikeway. Ook wordt verkend of de ontwikkeling van Trade Port Noord en Venlo GreenPark een ontsluiting met OV zal krijgen. Dat kan betekenen dat ook Klaver 11 dichter op het OV-netwerk komt te liggen.

Via de Horsterweg is Klaver 11 vanaf noordelijke en zuidelijke richting bereikbaar voor de hulpdiensten. Door de ligging direct naast de A73 is het voor hulpdiensten nauwelijks mogelijk het gebied vanuit oostelijke richting te benaderen in geval van calamiteiten. Uit westelijke richting is dit beperkt mogelijk, via de Aartserfweg en de Dijkerheideweg.

Parkeren

Parkeren dient bij voorkeur collectief plaats te vinden, bijvoorbeeld geclusterd voor aan elkaar grenzende percelen. Indien dat niet mogelijk is, zullen bedrijven op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen moeten realiseren. Het laden en lossen, inclusief de daarbij horende manoeuvreerbewegingen en het parkeren van vrachtwagens dient op eigen terrein plaats te vinden.

Parkeren op en langs de Horsterweg is verboden, aangezien het een voorrangsweg buiten de bebouwde kom is.

Voor de parkeerbehoefte binnen de bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 2 (het te ontwikkelen gebeid) wordt aangesloten bij de minimale parkeerbehoefte van 0,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo voor arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven in buitenstedelijk gebied. Dit parkeerkencijfer is ontleend aan CROW-publicatie 317 (CROW 2012) en is in samenhang bepaald met de geprognosticeerde verkeersgeneratie uit het verkeersmodel van het PlanMER Klavertje 4 voor Klaver 11.

5.7.3 Vertaling naar bestemmingsplan

De verkeersstructuur behoeft in de planperiode door de realisatie van Klaver 11 geen aanpassing. Voor eventueel benodigde aanpassingen aan het wegprofiel op de lange termijn wordt in voorliggend bestemmingsplan direct ten oosten van de Horsterweg (tussen de Aartserfweg en buurtschap Californië) een strook van circa 20 meter breed gereserveerd. Op de bestemmingsplankaart is de ruimtereservering opgenomen door middel van een specifieke bouwaanduiding. Ter plaatse van deze aanduiding zijn geen bouwwerken toegestaan. Eventuele capaciteitsverruimende maatregelen zullen te zijner tijd door middel van een aparte procedure planologisch mogelijk gemaakt moeten worden.

Wanneer infrastructurele/capaciteitsverruimende maatregelen noodzakelijk zijn, dienen deze uitgevoerd te worden in combinatie met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Om te borgen dat voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd in de bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 2 is een minimale parkeernorm van 0,8 parkeerplaats per 100 m² bvo opgenomen. In specifieke gevallen (bedrijven met een hoge verkeersgeneratie) kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.

Aanbevelingen duurzaamheid verkeer

Ten aanzien van dit thema zijn de volgende duurzame aanbevelingen relevant:

  • Aansluiting zoeken op de Greenport Bikeway en daarmee een goede fietsvoorziening creëren in de richting van omliggende dorpen en woonkernen;
  • Invullen en concretiseren van openbaar vervoer in combinatie met collectief bedrijfsvervoer;
  • Een concretisering van een verkeersveilige infrastructuur;
  • Een verlaging van de snelheid op termijn kan leiden tot minder overlast van het verkeer op de omgeving (wonen). Hierdoor is er minder geluid, fijn stof en dergelijke. Ook leidt dit tot een betere verkeersveiligheid, en een verkeersituatie die meer passend is bij de weg.

5.8 Geluid

5.8.1 Toetsingskader

Door de vaststelling en invulling van het bestemmingsplan zijn effecten ten aanzien van geluid te verwachten. In het kader van de wettelijke onderzoeksplicht en een goede ruimtelijke onderbouwing zijn de effecten wegverkeerslawaai en industrielawaai onderzocht en is onderbouwd in hoeverre deze effecten acceptabel zijn. Voor het uitgevoerde onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 16.

Wegverkeerslawaai

De geluidwetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. De geluidwetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zone van een weg.

Zolang er geen sprake is van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen, een nieuwe weg of een fysieke wijziging van een bestaande weg hoeft er niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Agribusiness 2' bestaat echter de mogelijkheid nieuwe gezoneerde wegen aan te leggen. Rondom het plangebied liggen bestaande (bedrijfs)woningen. Wanneer de nieuwe wegen, vanuit een worstcasebenadering, op de kortst mogelijke afstand tot de woningen liggen, liggen deze woningen binnen de wettelijke geluidszone van de nieuwe wegen. Akoestisch onderzoek op grond van de Wet geluidhinder is dan noodzakelijk. In het bestemmingsplan wordt echter niet vastgelegd waar deze wegen komen te liggen. Bovendien is niet vastgelegd waar een aansluiting op de Horsterweg wordt voorzien. Om toch de grootst mogelijke bescherming op grond van de Wgh te bieden aan de omliggende woningen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarbij de contour van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanuit de omliggende woningen wordt bepaald. Binnen deze contour is het niet mogelijk om gezoneerde wegen (aansluiting van het bedrijventerrein op de Horsterweg) te realiseren, tenzij gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan.

Om dit akoestisch onderzoek uit te kunnen voeren, is een aantal aannames gedaan over de verkeersintensiteit op de wegen binnen het plangebied. De basis hiervoor is de verkeersgeneratie van het plangebied van 4.400 mvt/etmaal, zoals beschreven in paragraaf 5.7. Omwille van een goede bereikbaarheid van het gebied en vanwege veiligheidsoverwegingen wordt uitgegaan van ten minste twee nieuwe aansluitingen op de Horsterweg. Eén aansluiting ten noorden van de Gekkengraaf en één ten zuiden van deze waterloop. De realisatie van een oeververbinding over de Gekkengraaf is niet mogelijk in het bestemmingsplan, waardoor het bedrijventerrein voor een goede bereikbaarheid op (minstens) twee punten op de Horsterweg aangesloten moet worden. Door uit te gaan van slechts één ontsluiting per noordelijk en zuidelijk deel van het plangebied, kan het onderzoek naar wegverkeerslawaai als worst-case worden beschouwd. Voor de berekeningen is onderscheid gemaakt in een drietal wegtypen: de 'inprikker' (aansluiting Horsterweg), hoofdontsluiting en overige wegen. Hierdoor kunnen de verkeersintensiteiten worden afgestemd op de locatie van de weg binnen het plangebied. De verkeersintensiteiten voor de verschillende wegtypes zijn opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Klaver 11, Arcadis, juni 2014. Dit onderzoek is als Bijlage 16 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarnaast relevant de effecten van de verkeerstoename op het bestaande wegennet te onderzoeken. Door de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan kan er sprake zijn van een toename van het verkeerslawaai op de bestaande wegen naar en rond het bestemmingsplan. Om het effect van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan inzichtelijk te maken wordt op enkele maatgevende punten de geluidbelasting langs de bestaande wegen rond het bestemmingsplan berekend voor zowel de huidige, de toekomstige autonome situatie als de toekomstige plansituatie. Op basis van deze berekeningen wordt bepaald of en hoeveel de geluidbelasting toeneemt ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Indien er sprake is van een relevante verslechtering (2 dB) wordt kwalitatief ingegaan op de mogelijkheden van maatregelen.

Industrielawaai

Klaver 11 wordt niet gezoneerd ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder. Op het terrein wordt de vestiging van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, namelijk niet toegestaan. De Wet geluidhinder is dus niet van toepassing en er gelden geen wettelijke eisen ten aanzien van de cumulatieve geluidbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter van belang om ook de cumulatieve geluidbelasting te beschouwen. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat voor de woningen op en nabij het bedrijventerrein is aansluiting gezocht bij de geluidnormen van de Wet geluidhinder, ofschoon deze formeel niet van toepassing is.

De Wet geluidhinder kent voor woningen in de zone van een industrieterrein een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (artikel 44 Wgh). Daarnaast kent de Wet geluidhinder de mogelijkheid (artikel 45 Wgh) om voor aanwezige woningen een hogere waarde van maximaal 60 dB(A) vast te stellen. Voor de vaststelling/invulling van het bestemmingsplan hoeven formeel geen hogere waarden te worden vastgesteld, maar vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk om een vergelijkbaar afwegingsproces te volgen.

Het onderzoek naar effecten als gevolg van industrielawaai is opgenomen als Bijlage 16 bij dit bestemmingsplan.

5.8.2 Conclusies onderzoek

Wegverkeerslawaai

Aanleg nieuwe wegen

Op basis van het geschetste toetsingskader (en geformuleerde uitgangspunten) is onderzoek uitgevoerd naar de nieuwe wegen binnen het plangebied. De contour van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is vanuit de omliggende woningen weergegeven. Op grond van de regels bij dit bestemmingsplan is het niet mogelijk om binnen deze contour gezoneerde wegen te realiseren. Realisatie van dergelijke wegen is alleen mogelijk als een wijzigingsbevoegdheid wordt doorlopen, waarbij getoetst wordt aan de Wet geluidhinder en een eventueel besluit hogere waarde wordt aangevraagd. De uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid is aangetoond, omdat de uiterste grenswaarde van de nieuwe wegen binnen het plangebied niet wordt overschreden. De relevante geluidscontouren zijn weergegeven in figuur 5.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0014.png"

Figuur 5.5 Ligging contour voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde

Uit bovenstaande figuur blijkt dat in het plangebied voldoende ruimte beschikbaar is om buiten de contour van de voorkeursgrenswaarde de wegen te realiseren. De bereikbaarheid van het plangebied komt hierdoor niet in het geding.

Een nadere toelichting op bovenstaande figuur is opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Klaver 11, Arcadis, juni 2014. Dit onderzoek is als Bijlage 16 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Reconstructie bestaande wegen

De aansluiting van nieuwe wegen vanuit het plangebied op de Horsterweg kan gezien worden als fysieke wijziging aan een bestaande weg waarvoor reconstructieonderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd voor de woningen die liggen binnen de wettelijke geluidzone van het te reconstrueren wegvak. Deze zone strekt zich uit aan weerszijden van het te reconstrueren wegvak. Op basis van figuur 5.6 wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de aangepijlde wegvakken het reconstrueren van de Horsterweg mogelijk is zonder toetsing aan de Wgh. Er liggen immers geen woningen binnen de wettelijke geluidszone van het te reconstrueren wegvak. Het is op deze wegvakken dus zonder procedure op grond van de Wgh mogelijk wegen vanuit het bedrijventerrein op de Horsterweg aan te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver11-VA01_0015.png"

Figuur 5.6 Mogelijke aansluitingen vanuit het bedrijventerrein

Op basis van bovenstaande figuur dient de kanttekening gemaakt te worden dat ter plaatse van het tweede wegvak (pijl 2) de woningen Aartserfweg 2 en 4 formeel binnen de geluidszone van het te reconstrueren wegvak zouden liggen, wanneer hier een nieuwe weg zou worden aangesloten. Uit een aanvullende geluidsberekening (zie Bijlage 17) blijkt echter dat er geen reconstructie op grond van de Wgh zou optreden. Er is immers pas sprake van reconstructie als de geluidsbelasting 10 jaar na reconstructie met minimaal 2 dB toeneemt ten opzichte van 1 jaar voor reconstructie, waarbij opvulling tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB altijd is toegestaan. Uit een aanvullende berekening voor de genoemde woning blijkt dat de geluidsbelasting 1 jaar voor reconstructie 40,55 dB bedraagt en 10 jaar na reconstructie 49,28 dB bedraagt. De toename bedraagt 8,73 dB. Opvulling tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is echter altijd toegestaan, waardoor de toename voor toetsing aan de Wgh 1,28 dB bedraagt. Hierbij is rekening gehouden met een afstand tussen de wegas van de Horsterweg en de woning van minimaal 195 m. Geconcludeerd kan worden dat de geluidstoename beperkt blijft tot 1,28 dB en er geen sprake is van een geluidstoename van 2 dB of meer, waardoor reconstructie op wegvak 2 ook zonder procedure op grond van de Wgh is toegestaan. Wanneer de wegvakken binnen de contour van de voorkeursgrenswaarde worden gewijzigd, dient aanvullend reconstructieonderzoek uitgevoerd te worden. Deze wijzigingen zijn op grond van het bestemmingsplan alleen mogelijk door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

Uitstralingseffect

Op basis van een vergelijking van de geluidsbelasting in de huidige situatie, de toekomstige autonome situatie en de toekomstige situatie volgens de plansituatie is het effect van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan onderzocht. Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat de gehanteerde verkeersgegevens afkomstig zijn uit de verkeersmodellen die zijn opgesteld voor het in 2011 uitgevoerde plan-MER Klavertje 4. In deze verkeersmodellen is niet alleen de verkeersaantrekkende werking van Klaver 11 verwerkt maar ook van de andere ontwikkelingen binnen het Klavertje 4-gebied. Daarom is de verkeersaantrekkende werking vanuit Klaver 11 lager dan in het onderzoek benoemd.

Uit de rekenresultaten blijkt dat langs de Horsterweg in de autonome situatie ten opzichte van de huidige situatie een grote toename optreedt (8 dB). Deze toename treedt op in de autonome situatie en is niet toe te schrijven aan de ontwikkeling van Klaver 11. De toename langs de betreffende wegen ten gevolge van het bestemmingsplan bedraagt langs alle wegen minder dan 2 dB. Een toename van de geluidsbelasting minder dan 2 dB ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan kan als acceptabel beschouwd worden. Omdat er geen sprake is van een fysieke wijziging van de betreffende weg is er in ieder geval geen wettelijke verplichting tot het treffen van maatregelen (geen sprake van een reconstructie conform de Wet geluidhinder). Er is zoals aangegeven echter wel sprake van een sterke toename van de geluidsbelasting ten gevolge van de autonome verkeersgroei.


Indien maatregelen toch wenselijk zijn moet in eerste instantie gedacht worden aan het toepassen van stille wegdekken (bijvoorbeeld dunne deklagen). Met stille wegdekken kunnen reducties van circa 2 tot 5 dB behaald worden. Het toepassen van schermen of wallen is een andere technische mogelijkheid. Daarnaast is een goede maatregel om de geluidsuitstraling te verminderen, het verlagen van de snelheid ter plaatse, bijvoorbeeld van 80 km/h naar 50 km/h op de Horsterweg. Deze maatregel levert een verminderde geluidsuitstraling op van ongeveer 3 dB. Een andere mogelijkheid om de geluidsuitstraling te verminderen, is het verminderen van het totaal aantal verkeersbewegingen. Dat kan door aan te sluiten bij het mobiliteitsplan ten behoeve van het totale Klavertje 4-gebied.

Het onderzoek naar het uitstralingseffect is opgenomen in de rapportage 'Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Klaver 11, Arcadis, juni 2014. Dit onderzoek is als Bijlage 16 opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Industrielawaai

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de effecten van het bestemmingsplan voor wat betreft industrielawaai onderzocht. Voor het onderzoek en de resultaten wordt verwezen naar Bijlage 16 'Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Klaver 11', Arcadis, juni 2014.

(Bedrijfs)woningen in de omgeving van het plangebied

Uit de rekenresultaten volgt dat ter plaatse van een aantal omliggende bestaande woningen een etmaalwaarde van meer dan 50 dB(A) (maximaal 55 dB(A)) berekend wordt. Dit is gezien de aard van de activiteiten (agribusiness), het gemengde karakter van het gebied (aanwezige bedrijven, Horsterweg en de Rijksweg A73 als belangrijke geluidsbron) en het feit dat rekening is gehouden met een inwaartse zonering zoals aangegeven in paragraaf 5.5, aanvaardbaar4.

(Bedrijfs)woningen in het plangebied

Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe (bedrijfs)woningen bestemd.

Net zoals bij (bedrijfs)woningen buiten het plangebied wordt ook voor (bedrijfs)woningen binnen het plangebied gestreefd naar een cumulatieve geluidsbelasting (exclusief de geluidsmogelijkheden op het eigen bedrijfsperceel) van maximaal 55 dB(A). Gezien de aard van de toekomstige bedrijfsactiviteiten (agribusiness), het gemengde karakter van het gebied (aanwezige bedrijven, Horsterweg en Rijksweg A73) en het feit dat rekening is gehouden met een inwaartse zonering conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' wordt een dergelijke geluidsbelasting aanvaardbaar geacht5.

Voor de burgerwoningen met de bestemming Wonen in het plangebied wordt een maximale geluidsbelasting berekend van 53 dB(A). Dit valt binnen de maximale etmaalwaarde van 55 dB(A) die aanvaardbaar wordt geacht.

De totale cumulatieve geluidsbelasting op de gevel van de (agrarische) bedrijfswoningen binnen het plangebied bedraagt 54 dB(A) tot maximaal 64 dB(A). In drie gevallen is sprake van een overschrijding van de maximale etmaalwaarde van 55 dB(A) die aanvaardbaar wordt geacht. De geluidsbelasting bij deze bedrijfswoningen wordt met name veroorzaakt door activiteiten op het perceel direct rondom de woning, wat vaak het eigen perceel is. De bijdrage van het nieuwe bedrijventerrein (BT-A2) is bij deze woningen van ondergeschikt belang en leidt nauwelijks tot een toename. Overigens geldt dat door de wijze van berekenen het resultaat minder nauwkeurig is waardoor de geluidsbelasting gewoonlijk enigszins wordt overschat.

5.8.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Het milieuzoneringsonderzoek en het geluidsonderzoek hebben geleid tot het aanbrengen van een milieucategorisering in de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan. De milieuzonering is hierop verder aangepast in dit plan. Door het opnemen van de milieucategorieën en -zonering is het aspect geluidhinder geborgd.

In het bestemmingsplan wordt de westelijke rand van het plangebied langs de Horsterweg bestemd voor bedrijvigheid met maximaal milieucategorie 2. De milieucategorie loopt richting de A73 op tot maximaal milieucategorie 4.2. Hierdoor voldoet de geluidsbelasting ter plaatse van woningen aan de hiervoor gestelde eisen.

Ten aanzien van wegverkeerslawaai is een aanduiding opgenomen op de verbeelding met bijbehorende regeling. Deze aannduiding is tot stand gekomen op basis van geluidsonderzoek op de woningen aan de Horsterweg. Op de gronden met deze aanduiding is de aanleg van openbare wegen slechts toegestaan na wijziging van het plan. Voorwaarde is dat wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Op deze wijze is het aspect wegverkeerlawaai geborgd.

Duurzame aanbevelingen geluid

  • Bij een volgende onderhoudsingreep op de Horsterweg/ Venloseweg kan geluidsarmer asfalt gebruikt worden;
  • Bedrijven met meer geluidsuitstraling worden verder van de woningen gesitueerd;
  • Bedrijven worden gestimuleerd stiller te produceren dat noodzakelijk;
  • Verkeersluwer maken van het gebied door ingrepen in de verkeersstructuur (zie thema verkeer);
  • Bewoners ervaren veel 'overlast' vanuit de snelweg A73 in het gebied. Mogelijk dat een afscherming kansrijk is;
  • Projecteren van afschermende bebouwing tussen woningen en bedrijvigheid.

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Toetsingskader

De verkeersaantrekkende werking van een bedrijventerrein heeft invloed op de luchtkwaliteit langs de ontsluitingswegen (zowel personenvervoer als aan- en afvoer van grond- en hulpstoffen en producten). Om het effect hiervan op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken zijn luchtkwaliteitsberekeningen verricht langs deze wegen, zie Bijlage 16. De berekeningen zijn verricht conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De resultaten van dit onderzoek zijn getoetst aan de normen uit Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor NO2 en PM10 van belang. Er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer indien de grenswaarden niet worden overschreden, dan wel indien de toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen (bij een overschrijding) niet in betekende mate (NIBM) is of het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In onderstaande tabellen zijn respectievelijk de normen weergegeven uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) voor stikstofdioxide (NO2) en voor fijn stof (PM10).

Tabel 5.7 Normen uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) t.a.v. de luchtcomponent stikstofdioxide (NO2)

Toetsingseenheid   Maximale concentratie   Opmerking  
Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m3    
Uurgemiddelde concentratie   200 µg/m3   overschrijding maximaal 18 uur per kalenderjaar toegestaan  
Alarmdrempel   400 µg/m3   overschrijding maximaal 18 x  

Tabel 5.8 Normen uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) t.a.v. de luchtcomponent fijn stof (PM10)

Toetsingseenheid   Maximale concentratie   Opmerking  
Jaargemiddelde concentratie
 
40 µg/m3    
24-uursgemiddelde concentratie
 
50 µg/m3   overschrijding maximaal 35 maal per kalenderjaar toegestaan  

5.9.2 Conclusies onderzoek

Uit de rekenresultaten volgt dat er nergens een overschrijding van grenswaarden berekend wordt. Verwezen wordt naar het 'Akoestisch onderzoek en onderzoek luchtkwaliteit Klaver 11', Arcadis, juni 2014 in Bijlage 16. De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie NO2 in de toekomstige situatie met bestemmingsplan bedraagt 39,5 µg/m³ en de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt 27,3 µg/m³. Omdat de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie PM10 lager is dan 32,6 µg/m³ is er geen sprake zijn van een overschrijding van de grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde.

De berekeningsresultaten laten zien dat ten gevolge van het bestemmingsplan de concentraties NO2 en PM10 toenemen. Deze toename wordt veroorzaakt door enerzijds een stijging van het verkeer op de omliggende wegen en anderzijds door de bedrijvigheid die door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Desondanks worden er geen overschrijdingen van grenswaarden berekend en zullen er vanuit de wet geen belemmeringen zijn ten aanzien van het milieuaspect luchtkwaliteit.

5.9.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Het aspect luchtkwaliteit heeft geen gevolgen voor de verbeelding en de planregels.

Duurzame aanbevelingen lucht

Omdat er wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden die gelden voor de luchtkwaliteit zijn er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmeringen om het bestemmingsplan vast te stellen. Wel zijn er duurzame aanbevelingen voor het vervolgtraject:

  • Verlagen van de snelheid op wegen waardoor er minder uitstoot plaatsvindt;
  • Stimuleren van bedrijven om aanvullende maatregelen te treffen om minder fijn stof en NOx uit te stoten (bijvoorbeeld gebruik hernieuwbare energie).

5.10 Externe veiligheid

5.10.1 Toetsingskader

Voor externe veiligheid is een aantal besluiten en Circulaires van toepassing. De besluiten en Circulaires zijn op hoofdlijnen gelijk, maar kennen per bron specifieke aandachtspunten. Op transportassen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Risicovolle inrichtingen vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

De normen waar externe veiligheid aan getoetst wordt, zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de PR10-6 contour gebouwd mag worden en beperkt kwetsbare bestemmingen alleen met gewichtige redenen. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het groepsrisico gemotiveerd dient te worden.

Voor het uitgevoerde onderzoek naar externe veiligheid wordt verwezen naar Bijlage 18. Voor het advies van de Veiligheidsregio wordt verwezen naar Bijlage 19.

5.10.2 Conclusies onderzoek

Ten behoeve van het bestemmingsplan is onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd, zie Bijlage 18. Onderdeel van het onderzoek is de zogenaamde Verantwoording groepsrisico.

In het plangebied en de omgeving van het plangebied liggen diverse risicobronnen. Voor het bestemmingsplan Klaver 11 zijn de propaantank van Agco en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A73 het meest relevant. Uit het onderzoek blijkt dat voor de propaantank een plaatsgebonden risicocontour aanwezig is. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A73 wordt voldaan aan de grenswaarden voor de plaatsgebonden risicocontour.

Voor het groepsrisico moet een verantwoording plaatsvinden voor de twee risicobronnen. In het onderzoek zijn de elementen van de Verantwoording aangedragen voor Klaver 11. Daarnaast is het advies met maatregelen van de Veiligheidsregio verwerkt in de Verantwoording. Op basis van het onderzoek en de Verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag te onderbouwen of zij het 'restrisico' (met of zonder het treffen van maatregelen) accepteert. Hierover is een apart collegebesluit genomen.

5.10.3 Vertaling naar bestemmingsplan

De Veiligheidsregio doet de volgende aanbevelingen voor het bestemmingsplan, gelet op het transport van gevaarlijke stoffen over de A73 en de propaantank van Agco BV:

  • Laat geen functies toe met extra kwetsbare personen (deze mensen zijn namelijk slecht zelfredzaam) binnen het invloedsgebied van de snelweg. Waar mogelijk wordt er per uitgifte/ vergunning traject verkend hoe de afstand tot dit invloedsgebied gemaximaliseerd kan worden;
  • Binnen de PR10-6 contour van de propaantank van Agco BV (56 meter) zijn geen kwetsbare objecten (o.a. woningen en grote kantoren) toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten (o.a. bedrijven) geldt een richtwaarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken. Het bestemmingsplan dient dit te borgen om toekomstige saneringssituaties te voorkomen. Dit kan door het uitsluiten van bepaalde functies (objecten) binnen de contour of het opnemen van de contour op de plankaart. Keuze zal zijn om eventuele saneringssituaties uit te sluiten door dit in de regels van het bestemmingsplan vast te leggen.

De regeling van dit bestemmingsplan is in lijn met voorgaand advies van de Veiligheidsregio.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt de uitleg bij de juridische regeling van het bestemmingsplan (de regels en de verbeelding). Allereerst wordt uitleg gegeven bij de gekozen planvorm. Vervolgens volgt een beschrijving van de plansystematiek. Paragraaf 6.4.2 bevat de uitleg bij de belangrijkste regels.

6.2 Planvorm

Type planvorm

Het bestemmingsplan Klaver 11 betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Er is gekozen voor een globale en flexibele regeling. Hiermee kunnen de ambities ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling zo goed mogelijk tot stand worden gebracht. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen om daarmee zo min mogelijk beperkend te zijn voor nieuwe - thans nog niet bekende - technologieën op het gebied van duurzaamheid. De wijze waarop duurzame ontwikkeling wordt geborgd zal - naast het kader dat dit bestemmingsplan biedt - voor een belangrijk deel zijn beslag krijgen in privaatrechtelijke spoor. Bijvoorbeeld in de gronduitgiftevoorwaarden en het op te zetten parkmanagement voor het Klavertje 4-gebied. De bestemmingsregeling laat efficiënt gebruik van de gronden toe, houdt rekening met mogelijk wijzigende marktomstandigheden en biedt mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik.

Kaderregeling

Het bestemmingsplan biedt de publiekrechtelijke basis voor de omgevingsvergunningen. De regeling in het bestemmingsplan is gebaseerd op de Structuurvisie Klavertje 4-gebied en het Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo. Het bestemmingsplan richt zich op de ruimtelijke hoofdzaken van de gebiedsontwikkeling, te weten: de indeling van het terrein, de groene inpassing van het terrein (grondlichamen en groengebieden) en de toelaatbaarheid van de milieucategorieën.

In het plan zijn daarom de volgende ruimtelijke elementen opgenomen:

  • het terrein dat bestemd is voor ontwikkeling van bedrijvigheid;
  • een landschapszone langs de A73 voor een goede inpassing van het terrein in het landschap. Daarnaast biedt deze zone ruimte aan realisatie van waterberging
  • de Gekkengraaf met parallel daaraan ruimte voor ecologie en een dassenroute;
  • een zone langs de Venlose- en Horsterweg voor representatieve bebouwing;
  • een zone langs de Horsterweg voor capaciteitsverruimende verkeersmaatregelen, zoals verbreding van de Horsterweg (indien nodig), en voorzieningen voor waterberging, -zuivering, -infiltratie en -rententie.

Borging van ruimtelijke kwaliteit

Uitgangspunt is om voor het hele gebied dezelfde ruimtelijke kwaliteit vast te leggen.

De ruimtelijke kwaliteit in de vorm van de groenstructuur en de openbare ruimte is door middel van directe bestemmingslegging op de verbeelding en in de regels vastgelegd. Dimensionering en verbinding (en dus een belangrijk deel van de ruimtelijke kwaliteit) zijn op deze wijze geborgd.

Landschappelijke inpassing A73

De ruimtelijke kwaliteit van het te ontwikkelen bedrijventerrein is geregeld in de bestemmingen Bedrijventerrein - Agribusiness en de bestemming Groen. Maatregelen voor landschappelijke inpassing worden gerealiseerd in de bestemming Groen langs de A73.

Representatieve bebouwing

Om het cultuurhistorische karakter van de Venlose- en Horsterweg te waarborgen en te kunnen sturen op representatieve bebouwing en inrichting van kavels aan dit lint zijn specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen. Deze regels gelden voor de zone langs de Venlose- en Horsterweg die is aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Op deze manier wordt de toekomstige bedrijfsbebouwing ingepast in het karakteristieke lint.

6.3 Plansystematiek

Wettelijke vereisten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder andere) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe bestemmingsregeling voor het plangebied.

Verbeelding

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een relatief nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen worden ingezien.

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien (de toelichting, regels en de plankaarten).

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingen 

Op de verbeelding worden verschillende soorten vlakken gebruikt. Het bestemmingsvlak is erop gericht het toegestane gebruik duidelijk te maken. In de regeling bij de (enkel)bestemming is vervolgens bepaald of en zo ja, waar en op welke wijze de gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Over een bestemmingsvlak kan een dubbelbestemming liggen waar aanvullende regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en bebouwing voor zowel de functie van de dubbelbestemming als de enkelbestemming.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt tussen verschillende aanduidingen en figuren:

  • 1. gebiedsaanduidingen: deze aanduidingen verwijzen naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden, meestal als gevolg van sectorale regelgeving. De in dit plan voorkomende gebiedsaanduidingen zijn de 'wetgevingzone -wijzigingsgebied' en de geurcontour van LOG Witveldweg;
  • 2. functieaanduidingen: hiermee wordt nader gespecificeerd welk gebruik in de verschillende deelgebieden is toegestaan; de in dit plan gebruikte functieaanduidingen betreft o.a. 'glastuinbouw' en de milieuzonering;
  • 3. bouwaanduidingen: deze aanduidingen hebben in het algemeen betrekking op de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken; de in het plangebied voorkomende bouwaanduidingen zijn 'specifieke bouwaanduiding – 1 en 2';
  • 4. maatvoeringsaanduidingen: dit zijn aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is sprake van de maatvoeringsaanduidingen ten behoeve van de bouwhoogte en het bebouwingsoppervlak;
  • 5. figuren: om de ligging van de in het plangebied aanwezige leidingen kenbaar te maken, is hartlijn van de hoogspanningsverbinding als figuur opgenomen.

Nadere uitleg bij deze aanduidingen is te lezen bij de bespreking van de betreffende bestemmingen en/of artikelen waarin de aanduidingen zijn opgenomen.

Regels

De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Door middel van deze regels biedt het plan flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen. Ook biedt de regeling burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Hiermee kan de in het plan opgenomen regeling in een aantal gevallen worden gespecificeerd. Dit zal met name gaan om eisen bij concrete bouwaanvragen.

Enkelbestemming en dubbelbestemmingen

In het bestemmingsplan zijn zowel enkelbestemmingen als één dubbelbestemming opgenomen. De enkelbestemmingen betreffen bijvoorbeeld Bedrijventerrein - Agribusiness 1, Verkeer en Groen. De dubbelbestemming betreft Leiding – Hoogspanningsverbinding. De dubbelbestemming wordt opgenomen op het moment dat er behoefte bestaat aan het extra waarborgen van een bepaald belang/functie die onvoldoende door de enkelbestemming wordt geborgd. Dit leidt ertoe dat op verschillende gronden in het plangebied naast de regels uit de enkelbestemming, ook de regels van de dubbelbestemming in acht moeten worden genomen. Tussen de dubbelbestemming en de enkelbestemming is sprake van een rangorde. Deze rangorde is in de regeling van de betreffende dubbelbestemming opgenomen.

6.4 Uitleg van de regels

6.4.1 Inleidende regels

Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Voor ondergeschikte bouwdelen (zoals luifels en overstekende daken) geldt een specifieke regeling. Deze worden namelijk niet meeberekend zolang bouw- en of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m worden overschreden.

6.4.2 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

Voor de bestaande bedrijven zijn in principe – conform de structuurvisie – de huidige rechten uit het geldende bestemmingsplan en de tot dusverre verleende afwijkingen van het bestemmingsplan overgenomen. Voor de hoogtematen is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas 2009.

Dit leidt tot de volgende regeling:

  • Sintelweg 1/1a: Op deze gronden is een glastuinbouwbedrijf toegestaan. Het bouwvlak van dit bedrijf loopt door tot achter het perceel Venloseweg 113. Alle glasopstanden zijn hiermee binnen het bouwvlak gebracht. Voor de bouw van kassen geldt als extra eis dat bij nieuwbouw voldoende waterberging wordt gerealiseerd. Op het terrein zijn verder drie bedrijfswoningen gelegen.
  • Sintelweg 4: In overleg met de eigenaar/bewoner is de vigerende situatie aangepast om zodoende het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning te optimaliseren. Er heeft een kavelruil plaatsgevonden waardoor de afstand van de woning tot het te ontwikkelen bedrijventerrein (BT- A2) is verdubbeld ten opzichte van de situatie zoals die in het ontwerpbestemmingsplan was vastgelegd. Daarnaast is gezocht naar de meest doelmatige bestemming. Dit heeft geresulteerd in handhaving van de bestemming Agrarisch voor het 'erf' en toekenning van de bestemming Wonen ter plaatse van de woning en bijgebouwen. Toekenning van de bestemming Wonen geeft geen beperkingen voor hetzij het te ontwikkelen bedrijventerrein dan wel het glastuinbouwbedrijf aan de Sintelweg 1/1a.
  • Venloseweg 111: ook op deze gronden is een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij) toegestaan. De bebouwingsruimte zoals deze voortvloeit uit het vigerende plan, is overgenomen.

Bedrijventerrein - Agribusiness 1 (artikel 4)

Het bedrijf Kurstjens is in dit plan opgenomen conform het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Horsterweg 66 Grubbenvorst'. Een aanvulling ten opzichte van dit plan is toevoeging van een bebouwingsvrijezone ('specifieke bouwaanduiding - 1) langs de Horsterweg voor eventuele de toekomstige capaciteitsvergrotende maatregelen. Bebouwing, anders dan in de vorm van terreinafscheidingen en lichtmasten, is hier niet toegestaan.

Bedrijventerrein - Agribusiness 2 (artikel 5)

Flexibel

De bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 2 omvat alle gronden die bedoeld zijn voor bedrijvigheid, ontsluitingswegen, groenvoorzieningen en water. De uiteindelijke indeling is hiermee niet op voorhand op vastgelegd, maar biedt de mogelijkheid om bij elk concreet initiatief te bezien wat de beste en meest efficiënte oplossing is voor de terreininrichting en ontsluiting.

De bestemming Bedrijventerrein-Agribusiness 2 omvat verder de percelen aan de Horsterweg 66a en 70.

  • Horsterweg 66a (Agco): op dit perceel is een agrarisch bedrijf en een agrarisch hulpbedrijf gevestigd dat past binnen de definitie van 'agribusiness-2'. Vanwege de aard van het bedrijf en de concrete ontwikkelingsinitiatieven is het bedrijf bestemd als BT-A2. Concreet gaat het om uitbreiding van bestaande hallen en de bouw van een tekst- en presentatieruimte aan de Horsterweg, die nu met een tijdelijke vergunning zijn gerealiseerd.
  • Horsterweg 70: hier is een transportbedrijf/constructiewerkplaats gevestigd met bijbehorende bedrijfswoning. In overleg van de bewoner/eigenaar is de bedrijfswoning wegbestemd en het perceel bestemd als Bedrijventerrein-Agribusiness 2. Redenen hiervoor zijn:
    • 1. de woon- en leefkwaliteit komt onder druk te staan door het te ontwikkelen bedrijventerrein;
    • 2. sanering van de bedrijfswoning biedt mogelijkheden voor het creëren van gewenste extra milieuruimte (verhoging milieucategorieën);
    • 3. met de bestemmingswijziging wordt de huidige agrarische bestemming in overeenstemming gebracht met het feitelijk aanwezige bedrijf (type dat past op een bedrijventerrein).

Toegestane functies

  • Binnen de bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 2 zijn ruimte extensieve bedrijven toegestaan binnen de definitie van agribusiness. Hierbij gaat het om bedrijvigheid met in beginsel een maximaal bebouwingsopppervlak van 40% aan bebouwing. Aan de Hosterweg/Venloseweg (ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 2) is een percentage van 60% toegestaan.
  • Agribusiness (zoals van toepassing binnen BT-A 2) is als volgt in het bestemmingsplan gedefinieerd: 'bedrijfsmatige activiteiten die een ondersteunende, toeleverende, verwerkende of dienstverlenende functie hebben voor agrarische bedrijvigheid. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om bedrijven die zich bezighouden met vervaardiging en verwerking van agrarische grondstoffen, halffabricaten en reststromen, industriële bedrijven in de machinebouw en metaalconstructie'. Dit betekent dat de activiteiten een link dienen te hebben met de agrarische productiekolom/sector. De beoogde bedrijfsactiviteiten kunnen vervolgens een breed palet aan activiteiten beslaan, waarbij kan worden gedacht aan voornoemde opsomming van activiteiten.
  • Afgezien van deze branchering is de toelaatbaarheid van bedrijven gebaseerd op de milieuzonering (zie paragraaf 5.5). Dit betekent dat aan de hand van richtafstanden tot gevoelige functies in de omgeving van het plangebied is bepaald tot welke milieucategorie bedrijven zijn toegestaan.
  • Risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan. Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid om risicovolle inrichtingen op een later moment toch toe te kunnen staan. Voorwaarden voor gebruikmaking van deze bevoegdheid zijn onder meer dat de risico-contour van het bedrijf binnen zijn eigen perceelsgrens ligt of op gronden die een bestemming voor openbaar gebied hebben (water, verkeer, etc) en dat de inrichting qua milieueffecten aansluit bij de op de betreffende gronden opgenomen milieuzonering.
  • Er kan ook worden afgeweken om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd. Alhoewel de lijst zo compleet mogelijk is opgesteld, kan het voorkomen dat een bedrijf niet op deze lijst voorkomt, bijvoorbeeld door innovatie. In dat geval wordt bekeken of het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld aan de betreffende milieucategorie.
  • Op basis van het onderzoek naar geur (zie paragraaf 5.6), is een contour bepaald waarbinnen geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan. De contour hangt samen met het (beoogde) 'Nieuw gemengd bedrijf' ten oosten van de A73. De contour is geregeld in de algemene aanduidingsregels omdat de beperking ook geld in de bestemmingen Water en Groen.
  • Geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

Overige aan de hoofdactiviteit gelieerde functies

  • Bedrijfsgebonden functies (kantoor, kantine, verkoop producten) zijn slechts in beperkte mate toegestaan, zie art. 5.5.
  • Kwetsbare objecten (dit kunnen bijvoorbeeld bedrijfsgebonden kantoren zijn), zijn uitsluitend toegestaan indien deze verbonden zijn aan de bedrijfsvoering.
  • Vanwege de representatieve zone langs de Horsterweg gelden om die reden extra eisen. Zo is opslag enkel achter de voorgevellijn toegestaan.
  • Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. De aanwezige bedrijfswoningen aan de Horsterweg 70 en 86 worden binnen de planperiode gesaneerd.

Bouwen

  • Bebouwing is tot een percentage van 40% per bouwperceel toegestaan. Via een afwijking kan bij noodzaak tot 60% worden bebouwd. Voorwaarde is wel dat moet worden aangetoond dat de extra bebouwing noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. De afwijkingsbevoegdheid geldt niet ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - 2', aangezien daar reeds een percentage van 60% is toegestaan.
  • Voor de hoogte van gebouwen geldt een algemene bouwhoogte van 12 m. In de zone met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' mag tot 15 m worden gebouwd.
  • Bij het inrichten van het perceel dient rekening te worden gehouden met ruimte voor parkeren en opslag. Er geldt een minimale parkeernorm van 0,8 parkeerplaats per 100 m² bvo. In specifieke gevallen (bedrijven met een hoge verkeersgeneratie) kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.
  • Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een aparte regeling opgenomen. Om zo min mogelijk beperkingen op te leggen aan toekomstige duurzame oplossingen in energie, waterberging en dergelijke is een ruime regeling opgenomen. Zo zijn kleinschalige windmolens tot een hoogte van 25 m toegestaan, silo's tot een hoogte van 15 m en WKO's tot 10 m.
  • Vanuit het aspect beeldkwaliteit is voor deze locatie gekozen reclamemasten mogelijk te maken via een afwijkingsbevoegdheid.
  • Langs de Horsterweg geldt een bebouwingsvrije zone (aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - 1) voor eventuele de toekomstige capaciteitsvergrotende maatregelen. Bebouwing, anders dan in de vorm van terreinafscheidingen en lichtmasten, is hier niet toegestaan.
  • Voor alle bebouwing in de zone langs de Horsterweg (specifieke bouwaanduiding - 2) gelden extra eisen. Zo is een hogere bouwhoogte mogelijk en is sprake van een hogere bebouwingsdichtheid. Overige bouwwerken zijn in principe enkel achter de voorgevellijn toegestaan (met uitzondering van vlaggenmasten en erfafscheidingen).

Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, onder meer op verzoek van de waterbeheerder of de brandweer, nadere eisen stellen aan een bouwplan op het moment dat de concrete situatie hierom vraagt. Voordat een nadere eis wordt opgelegd zal de belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld op de nadere eis te reageren.

Verkeerscirculatie en -ontsluiting

Ten aanzien van de ontsluiting van en verkeerscirculatie op het terrein is aan de hand van akoestisch onderzoek bepaald waar dit in principe dient plaats te vinden. Hiertoe is op de verbeelding de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' opgenomen. Een wijzigingsgebied, omdat het onder voorwaarden is toegestaan om binnen deze zone openbare wegen (waaronder ook de ontsluitingsweg) toe te staan die conform de Wet geluidhinder gezoneerd zijn (wegen waarop 50 km/u of harder mag worden gereden). Hiertoe dient B&W allereerst een wijzigingsbesluit te nemen, waarbij dit besluit in een aantal gevallen - afhankelijk van de locatie en de nabijheid van woningen - vergezeld dient te gaan van een besluit hogere waarde. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient ook te worden bezien wat de lichteffecten van een aansluiting zijn op omliggende woningen. Afhankelijk van de uiteindelijke locatie van de ontsluiting kan deze afweging ertoe leiden dat nadere maatregelen moeten worden genomen ter beperking van het in een woning naar binnen schijnen van koplampen.

Bedrijventerrein - Agribusiness 3 (artikel 6)

Binnen de bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness 3 gaat het om van oorsprong bestaande agrarisch bedrijf Prime Champ. Het bedrijf is doorontwikkeld tot een bedrijf dat past binnen het segment agribusiness. Om deze reden in de bestemming Bedrijventerrein - Agribusiness gekozen. Binnen de bestemming zijn de huidige rechten overgenomen - conform de structuurvisie - en aangevuld met tot dusverre verleende afwijkingen. Voor de hoogtematen is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas 2009.

  • Horsterweg 78 (PrimeChamp): hier is het naast agrarische bedrijfsvoering tevens een agrarisch toeleveringsbedrijf en een champignonkwekerij toegestaan. Voor de champignonkwekerij is conform het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas 2009 een aanduiding opgenomen. Het bouwvlak mag voor 9.750 m2 worden bebouwd.
  • Horsterweg 80 (PrimeChamp): op dit perceel is een agrarisch bedrijf, een champignonkwekerij en horeca toegestaan, waarvoor ook een aanduiding is opgenomen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.


Langs de Horsterweg geldt een bebouwingsvrije zone (aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - 1) voor eventuele de toekomstige capaciteitsvergrotende maatregelen. Bebouwing, anders dan in de vorm van terreinafscheidingen en lichtmasten, is hier niet toegestaan.

Bos (artikel 7)

In de noordwest punt van het plangebied is een stukje bos gelegen dat ook voor de toekomst wordt behouden. Om die reden is een beschermende regeling opgenomen, waarbij voor het rooien van opgaande beplanting een vergunningplicht geldt.

Groen (artikel 8)

Langs de A73 is ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein de bestemming groen gelegd. Met deze bestemmingslegging is bepaald dat deze gronden in ieder geval zijn bedoeld voor de realisatie en instandhouding van een grondwal. Verder geldt dat deze gronden (inclusief de eenmaal gerealiseerde grondwal) voor kleinschalige agrarische functies kunnen worden gebruikt, zoals boomteelt. Ook de aanleg van water is mogelijk binnen de bestemming Groen. Op deze manier is de aanleg van de benodigde waterbergingscapaciteit mogelijk.

Verkeer (artikel 9)

Het plangebied ligt ingeklemd tussen de A73 en de Horsterweg. Beide wegen zijn ook in dit bestemmingsplan meegenomen en overeenkomstig hun huidige verkeersfunctie (inclusief het aantal rijstroken) bestemd.

Voor de toekomstige verbreding van de Horsterweg is in dit plan een ruimte reservering opgenomen. Deze ligt over alle naastgelegen bestemmingen. Dit betekent dat deze strook op termijn van functie kan veranderen. Uiteraard nadat de belangen hieromtrent nogmaals zorgvuldig zijn afgewogen (conform de wettelijke procedure). Overigens is in het kader van dit plan al de ruimtelijke aanvaardbaarheid en noodzaak (op termijn) uiteengezet (zie paragraaf Verkeer 5.7). Zowel de bestaande infrastructuur als de ruimte die nodig is voor de verbreding vallen in het wijzigingsgebied. Op deze manier kunnen ook mogelijk noodzakelijk ingrepen in de bestaande infrastructuur worden meegenomen die nodig zijn voor de totale reconstructie van de weg.

Water (artikel 10)

De Gekkengraaf doorkruist het bedrijventerrein. Ter bescherming van deze waterloop te midden van de bedrijfspercelen is bepaald dat deze gronden voor water zijn bestemd. Omdat de bestemming Water iets ruimer rondom te waterloop is gelegd, zijn in de regeling ook de oevers mogelijk gemaakt.

Wonen (artikel 11)

De woningen aan de Venloseweg 113 en de Sintelweg 4 hebben de bestemming Wonen, waarbij voor de hoogte, oppervlakte- en inhoudsmaten aansluiting is gezocht bij de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas 2009. Zo is een inhoud van maximaal 1.000 m³ toegestaan en kunnen bijgebouwen tot 100 m² worden opgericht. In de woning is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan een aan huis verbonden beroep en (via een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik) tevens een aan huis verbonden bedrijf uit te oefenen.

Leiding- Hoogspanning (artikel 12)

Om te voorkomen dat door bebouwing onder de hoogspanningsleiding werkzaamheden aan de leiding onmogelijk worden gemaakt, is het bouwen onder de leiding alleen toegestaan nadat hiertoe specifiek een afweging is gemaakt. Naast een vergunning voor het bouwen is voor deze gronden zodoende ook een vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan benodigd. Hiervoor geldt alleen een uitzondering indien het gaat om vervangende nieuwbouw op dezelfde locatie.

Verder geldt ook voor het aanbrengen van hoogopgaande beplanting dat dit niet zonder meer is toegestaan. Ook hiervoor is een vergunningplicht in dit plan opgenomen.

6.4.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels

Ondanks een zorgvuldige inventarisatie van de bestaande legale situatie, kan zich het geval voordoen, dat legale bebouwing niet binnen de bouwregels uit hoofdstuk 2 past. Indien zich deze situatie voordoet, regelt de bestaande maten regeling dat bebouwing die rechtsgeldig tot stand is gekomen of via een verleende vergunning nog rechtsgeldig kan worden opgericht, in alle gevallen positief is bestemd.

Daarnaast geldt voor de gronden binnen Bedrijventerrein - Agribusiness - 1 specifieke regels voor het ondergronds bouwen. Deze eisen zijn hier opgenomen omdat de archeologische situatie niet volledig is onderzocht. Voor de overige gronden in het plangebied gelden geen beperkingen voor ondergronds bouwen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene aanduidingsregels

Langs de rijksweg geldt een vrijwaringszone. Dit betekent dat bebouwing in deze zone enkel is toegestaan nadat hiertoe een vergunning is verkregen, waarbij de wegbeheerder om advies is gevraagd.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van de bouwregels. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.

De omgevingsvergunning kan overigens alleen worden verleend wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Gekoppeld aan beperkte oppervlakten, is het mogelijk om bestemmingsgrenzen te verleggen, onder de voorwaarden dat dit geschiedt om het bouwplan technisch beter te kunnen uitvoeren.

Overige regels

Werking wettelijke regels

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

6.4.4 Overgangs- en slotregel

Overgangsrecht

Het overgangsrecht ziet zowel op bouwwerken als op gebruik die op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn, c.q. bestaat. Gedurende de werking van dit bestemmingsplan is het toegestaan bouwwerken die legaal zijn gebouwd, of nog kunnen worden gebouwd, in stand te houden en ook gedeeltelijk te vernieuwen (mits de maatvoering gelijk blijft). Ook het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dit bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mag worden voortgezet, mits dit gebruik na inwerkingtreding van het plan niet meer dan een jaar wordt onderbroken. Wijziging van het gebruik is alleen toegestaan indien hierdoor de strijd met de nieuwe bestemming wordt verkleind.

De bescherming van het overgangsrecht zoals hierboven beschreven vervalt op het moment dat een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden wordt vastgesteld.

Slotregel

Deze regel benoemt op welke wijze naar de regels van dit bestemmingsplan moet worden verwezen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een grondexploitatie opgesteld. Hieruit blijkt dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Klaver 11 gewaarborgd is. De gemeenteraad is voorafgaand aan de besluitvorming over dit bestemmingsplan in kennis gesteld van de opgestelde grondexploitatie en het feit dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond.

7.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn niet alle percelen binnen het plangebied in eigendom verworven. Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

Binnen het plangebied zijn percelen in privaat eigendom. Het bestemmingsplan voorziet op betreffende percelen in de realisering van bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Tussen de gemeente en de private partij(en) is een anterieure overeenkomst (realisatieovereenkomst) gesloten. Hiermee is het kostenverhaal (anderszins) verzekerd en is het opstellen en vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Een vergoeding van de door de gemeente gemaakte kosten ten behoeve van dit bestemmingsplan maken onderdeel uit van de anterieure overeenkomst. Hierdoor hoeven van gemeentewege geen kosten te worden gemaakt.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan en de MER zijn verzonden naar overlegpartners. Voor de wijze waarop is omgegaan met de vooroverlegreacties wordt verwezen naar Hoofdstuk 8.

Ontwerpbestemmingsplan

Op 9 juli 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas het ontwerpbestemmingsplan Klaver 11 en de bijbehorende bijlagen vrijgegeven voor zienswijzen. De stukken hebben ter inzage gelegen vanaf 18 juli 2013. Vanwege onduidelijkheid in de publicatie is het ontwerpbestemmingsplan op 15 augustus opnieuw gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan en bijbehorende bijlagen heeft van 16 augustus tot en met 26 september 2013 ter inzage gelegen. Op 6 augustus 2013 is voor geïnteresseerden en belanghebbenden een informatieavond georganiseerd.

Er zijn verschillende zienswijzen en reacties ontvangen. In de Reactienota Zienswijzen zijn deze samengevat en voorzien van beantwoording.

Vaststelling bestemmingsplan

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen en reacties is het ontwerpbestemmingsplan aangepast (zie Staat van wijzigingen). Ook ambtshalve inzichten hebben tot wijzigingen van het ontwerpplan geleid. De gemeenteraad beslist hierover bij het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Overleg

Kennisgeving van voornemen

Op 28 juni 2012 heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 7.11c Wet milieubeheer (oud) c.q. artikel 7.9 Wet milieubeheer plaatsgevonden (zie ook artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening). De kennisgeving - alsmede de Notitie Reikwijdte en Detailniveau - hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn heeft een ieder zienswijze kunnen indienen ten aanzien van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en het voornemen tot het opstellen van een bestemmingsplan voor Klaver 11. Voor de beantwoording van de binnengekomen zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 1 van de MER.

Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan en de MER met de daarbij behorende bijlagen zijn op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 6 maart 2013 voor vooroverleg verzonden aan diverse (overheids)instanties conform navolgende verzendlijst.

  reactie?  
Gemeente Venlo   nee  
Gemeente Peel en Maas   nee  
Provincie Limburg   ja  
Rijkswaterstaat   ja  
Waterschap Peel en Maasvallei   ja  
TenneT TSO   nee  

Beantwoording overlegreacties

Provincie Limburg

De beoordeling van het plan geeft voor de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

Uit Passende Beoordeling blijkt dat mogelijk een (significant) negatief effect optreedt (door verminderde autonome afname stikstofdepositie) op Natura 2000-gebieden. Ook al is berekende verminderde afname beperkt, door overbelaste situatie blijkt uit jurisprudentie dat geen enkele toename dan wel verminderde afname wordt toegestaan. Saldering/mitigatie is noodzakelijk. De Passende Beoordeling spreekt van een mitigatieplan waarin mitigerende maatregelen zijn opgenomen. Het mitigatieplan is echter niet aanwezig. De provincie verzoekt het mitigatieplan alsnog te overleggen bij ontwerpbestemmingsplan.

Het mitigatieplan is zo goed als gereed en zal aan als (separate) bijlage aan het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.

De provincie gaat ervan uit dat de eventuele provinciale belangen zoals benoemd in provinciale Belangenstaat 2008 (vastgesteld bij POL-aanvulling Nieuwe Wro), maar die niet zijn opgenomen in Interim Belangenstaat 2012-2013, op een correcte wijze worden verwerkt in plan.

Dit is het geval.

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat constateert dat de rooilijnen van de A73 correct zijn overgenomen in het bestemmingsplan.

Waterschap Peel en Maasvallei

Het waterschap verzoekt:

  • bodembeschermingsgebied Venloschol bij voorkeur op te nemen in de verbeelding. Het bodembeschermingsgebied wordt benoemd in de toelichting en opgenomen in de algemene gebruiksregels, aangezien het gehele plangebied is aangewezen als bodembeschermingsgebied;
  • in de toelichting te benoemen dat op watergangen (Langevenseloop, Gekkengraaf primair en Witvelderhei en Californie secundair) en bijbehorende bodembeschermingszones Keur van Waterschap van toepassing is. Dit wordt verwerkt in de toelichting;
  • de reikwijdte van de Keur in de verbeelding op te nemen met een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is naar mening van het bevoegd gezag niet nodig, aangezien de oevers van de primaire watergangen - met een breedte van 5 m - aan weerszijden bestemd zijn als 'Water'. Binnen deze bestemming zijn enkel water, oevers, groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding mogelijk. Hiermee zijn de belangen van de watergangen voldoende geborgd.

Het Waterschap kan op hoofdlijnen instemmen met watersysteem. Op gebiedsniveau ziet het Waterschap mogelijkheden de waterhuishouding te verbeteren. Op het moment dat het watersysteem verder wordt uitgewerkt, zal het Waterschap worden betrokken in het proces.