Plan: | Mart van Dijk Boomkwekerijen Swolgen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1507.SWMVDKWEKERIJEN-BPV1 |
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het
bestemmingsplan “Mart van Dijk Boomkwekerijen
Swolgen” met identificatienummer NL.IMRO.1507.SWMVDKWEKERIJEN-BPV1
van de gemeente Horst aan de
Maas.
1.2
bestemmingsplan:
De
geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de
daarbij behorende bijlagen.
1.3
aanbouw:
Een
gebouw dat als afzonderlijke ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat,
welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4
aanduiding:
Een
geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden
gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
aanduidingsgrens:
De grens
van een aanduiding indien het een
vlak betreft.
1.6
aan
huis verbonden bedrijf:
Het
hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van
de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van
ambachtelijke
bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de
daarbij
behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de
ruimtelijke
uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder
worden niet verstaan detailhandel
(behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten), horeca en prostitutie.
1.7
aan
huis verbonden beroep:
Een
dienstverlenend beroep op zakelijk,
maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig
gebied en
tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend
door de
gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke
uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder
worden niet verstaan detailhandel
(behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten), horeca en prostitutie.
1.8
agrarisch
bedrijf:
Een
bedrijf dat is gericht op het
voortbrengen van producten door middel van:
a.
het telen van
gewassen, waaronder mede begrepen
houtteelt, en/of
b.
het houden van dieren
met dien verstande dat
gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als
agrarische
bedrijven worden aangemerkt.
1.9
agrarisch
bouwkavel:
Een als
zodanig op de plankaart aangegeven
vlak waarbinnen bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing is
toegestaan.
Een
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11
ander
werk:
Een
werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.12
arbeidsmigrant:
Tijdelijke
arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
1.13
archeologisch
monument:
Een
terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.14
archeologisch
(zeer) waardevol terrein:
Een
gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich
mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn
vanwege hun
schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun
cultuurhistorische
waarde.
1.15
bebouwing:
Eén of
meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16
bed
& breakfast:
Een
overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid
tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van
ontbijt.
Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij
behorend
bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de
bewoner van
de betreffende woning.
1.17
bedrijf:
Een
inrichting of instelling op het bedrijfsmatig voortbrengen,
vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan
wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen
daaronder niet inbegrepen.
1.18
bedrijfsgebouw:
Een
gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19
bedrijfswoning:
Een
woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin
van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
noodzakelijk is;
deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
1.20
bestaand:
Ten
tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan
aanwezig.
1.21
bestemmingsgrens:
De grens
van een bestemmingsvlak.
1.22
bestemmingsvlak:
Een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Uitbreiding
van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op
hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet
tegen
aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.24
bijgebouw:
Een al
dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan
worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het
behoort
en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
dat
hoofdgebouw.
1.25
boerderijwinkel:
Een
winkel met verkoop van overwegend op het agrarisch bedrijf
vervaardigde producten.
1.26
boomteeltbedrijf:
Een
agrarisch bedrijf gericht op de teelt van houtachtige gewassen,
zowel in de volle grond als in containers.
1.27
bouwen:
Het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.28
bouwgrens:
De grens
van een bouwvlak.
1.29
bouwperceel:
Een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30
bouwperceelsgrens:
De grens
van een bouwperceel.
1.31
bouwvlak:
Een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn
toegelaten.
1.32
bouwwerk:
Een
bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met
de aarde is verbonden.
1.33
containerveld:
Werk
niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic,
antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere
materialen, ten
behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen
worden
geteeld in potten.
1.34
cultuurhistorische
waarde:
De
kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van
grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking
komt in
de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder
cultuurhistorische
waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.35
detailhandel:
Het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling
ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die
deze
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36
dienstverlening:
Het
bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het
verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact
met het
publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes,
makelaars,
kappers en pedicures.
1.37
erfafscheiding:
De
afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of
perceel, of van de openbare ruimte.
1.38
erotisch
getinte vermaaksfunctie:
Een
vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van
voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder
begrepen
een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.39
escortbedrijf:
De
natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie
aanbiedt
op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.40
extensieve
dagrecreatie:
De
vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en
landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.41
gebouw:
Elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42
hagelnet:
Een net,
met bijbehorende constructie, ter bescherming van de
fruitteeltsector tegen schade als gevolg van hagel(buien).
1.43
hoofdgebouw:
Een of
meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de
verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en,
indien er meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet
op die
bestemming het belangrijkst is.
1.44
horeca:
Een
bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals
bijvoorbeeld een
café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden
daarmee
gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met
een
vermaaksfunctie met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.45
huishouden:
Een
aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band
gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig
ook
gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een
gezin, een
gezin met inwonende ouders of een woongroep.
Tijdelijke
dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de
huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben,
niet
bedoeld voor recreatieve doeleinden.
1.47
inpandige
statische opslag:
Binnenopslag
van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven,
niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders
gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals een (seizoen)stalling van
(antieke)
auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.48
kas:
Een
gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal
dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of
planten
1.49
kampeermiddelen:
Een
onderkomen zoals een tent, tentwagen, een kampeerauto, een caravan,
met uitzondering van een stacaravan of enig ander (gedeelte van een)
(voormalig) voertuig dat periodiek dient als woning voor
arbeidsmigranten, die
hun hoofdverblijf elders hebben en waarvoor geen bouwvergunning
ingevolge de
Woningwet is vereist.
1.50
maaiveld:
De
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien
verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder
het
“aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de
voorgevel
van een gebouw.
1.51
maatschappelijke
voorzieningen:
Educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve
recreatie en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook
ondergeschikte
detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.52
mantelzorg:
Het
bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch
verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of
sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet zelfstandig)
woonachting
in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch afhankelijke woning.
1.53
normaal
onderhoud, gebruik en beheer:
Een
gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van
objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het
bestaande
kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.54
nutsvoorzieningen:
Voorzieningen
ten behoeve van het openbare nut, zoals
transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.55
ondergronds
bouwwerk:
Een
(gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is
gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.56
overig
bouwwerk:
Een
bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die
direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.57
overkapping:
Een
bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot
vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de
standplaats,
en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot
de
constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de
voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal
twee tot
de constructie behoren.
1.58
pand:
De
kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief
zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden
en
betreedbaar en afsluitbaar is.
1.59
peil:
a.
voor gebouwen: de
hoogte van de bovenzijde
van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
b.
voor bouwwerken, geen
gebouw zijnde: de
gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse
van het
bouwperceel.
1.60
prostitutie:
Het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding.
1.61
regenkap:
Een
constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of
iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
1.62
seksinrichting:
De voor
het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen
worden
verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden.
Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf,
waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in
combinatie
met elkaar.
1.63
stacaravan:
Een
kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen o
wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om
regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere
afstanden
als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.64
teeltondersteunende
voorzieningen:
Voorzieningen/constructies
met als doel het gewas te forceren tot meer
groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen
als
verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen
weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit;
1.65
tijdelijke
teeltondersteunende voorzieningen:
Voorzieningen/constructies,
zoals hagelnetten, met als doel het gewas te
forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om
zowel
vervroegen of verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of
beschermen
tegen weersinvloeden, ziekten en plagen en die maximaal 6 maanden, al
of niet
aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
Een
gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan
een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van
het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.67
voorgevel:
De naar
de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op
het moment
van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig
diende
te worden aangemerkt.
1.68
wet/wettelijke
regelingen:
Indien
en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke
regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden
gelezen
zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerpplan,
tenzij anders bepaald.
1.69
woonunit:
Een te
verplaatsen / verwijderen bouwwerk
bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van
woon-, dag-
of nachtverblijf van één of meer personen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6
m |
Bouwhoogte |
n.v.t. |
14
m |
Afstand
kassen tot woningen van derden |
25
m |
n.v.t. |
(Bedrijfs)woningen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
7
m |
Bouwhoogte |
n.v.t. |
11
m |
Afstand
tot perceelsgrens |
5
m |
n.v.t. |
Inhoud |
n.v.t. |
1.000
m³ |
Aangebouwde bijgebouwen, aan- en uitbouwen en carports bij
bedrijfswoningen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5
m |
Bouwhoogte |
n.v.t. |
6
m |
Afstand
achter de voorgevel van het hoofdgebouw |
3
m |
n.v.t. |
Afstand
garages achter de voorgevel van het hoofdgebouw |
1
m |
n.v.t. |
Afstand
carports achter de voorgevel van het hoofdgebouw (situering voor de
voorgevel is niet toegestaan) |
0
m |
n.v.t. |
Totale
gezamenlijke oppervlakte van alle aan-, uit- en bijgebouwen |
n.v.t. |
150
m² |
Bebouwingspercentage
van het terrein dat hoort bij het hoofdgebouw |
n.v.t. |
50% |
Vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5
m |
Bouwhoogte |
n.v.t. |
6
m |
Afstand
achter de voorgevel van het hoofdgebouw (situering
voor de voorgevel is niet toegestaan) |
3
m |
n.v.t. |
Afstand
tot zijdelingse perceelsgrens |
2,5
m |
n.v.t. |
Afstand
tot het hoofdgebouw |
n.v.t. |
40
m |
Totale
gezamenlijke oppervlakte van alle aan-, uit- en bijgebouwen |
n.v.t. |
150
m² |
Bebouwingspercentage
van het terrein dat hoort bij het hoofdgebouw |
n.v.t. |
50% |
Dierenverblijven op agrarische gronden die verder niet voor
bebouwing in aanmerking komen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3
m |
Bouwhoogte |
n.v.t. |
5
m |
Totale
oppervlakte dierenverblijven |
n.v.t. |
30 m |
Bouwwerken,
geen gebouw zijnde |
Min. |
Max. |
Bouwhoogte
erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn |
n.v.t. |
1 m |
Bouwhoogte
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn |
n.v.t. |
2 m |
Bouwhoogte
lichtmasten in de openbare ruimte |
|
10 m |
Bouwhoogte
speelvoorzieningen in de openbare ruimte |
|
5 m |
Bouwhoogte
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde |
|
8 m |
In
agrarische bedrijfsgebouwen is
structurele huisvesting van agrarische arbeidsmigranten toegestaan,
mits
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het is
verboden op de in dit artikel
bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
in de
volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te
(doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
Het
ophogen van gronden > 100 cm |
·
Er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en
natuurwaarden. |
Het
aanbrengen van (infra)structurele ondergrondse leidingen |
·
Het aanbrengen
van leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de
agrarische belangen; ·
Er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden. |
Het
graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren
en/of het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem |
·
Aangetoond
wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de
agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur- en/of
landschapsbeheer; ·
De
cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast; ·
Er mag geen
onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en
natuurwaarden; ·
De
doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden; ·
Er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. |
Een
vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1
mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in
de
tabel genoemde criteria.
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen
gronden zijn, behalve
voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het
transport naast
de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemt voor
het
transport van rioolwater.
vooraf advies wordt ingewonnen bij de
leidingbeheerder.
Het is verboden zonder of in afwijking
van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning
voor aanleggen) op de in lid 4.1 bedoelde
gronden binnen een strook van 2,5 meter ter weerszijden van de as van
de het
transport van afvalwater door een rioolpersleiding, de volgende werken
of
werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 4.4 vervatte
verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in
lid 4.4 zijn slechts
toelaatbaar, indien door
de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij
indirect te
verwachten gevolgen:
De voor ’Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).
Op of in
deze gronden mogen geen gebouwen dan wel bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2, mits op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te kunnen bereiken, worden de volgende regels hieraan verbonden:
Het
afwijken van de bouwregels als bedoeld in artikel 5.3.1 kan pas
geschieden nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden
verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is
vastgesteld.
Alvorens
het bevoegd gezag afwijkt van de bouwregels als bedoeld in
artikel 5.3.1 wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een
archeologisch
deskundige omtrent de vraag of door het afwijken geen onevenredige
afbreuk
wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja
welke
voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het
bepaalde in lid 5.4.1 is niet van toepassing:
Alvorens
een vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt verleend
wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologisch deskundige
omtrent
de vraag of door verlening van de vergunning geen onevenredige afbreuk
wordt of
kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke
voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6
van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
Burgemeester
en Wethouders
kunnen afwijken van de regels in hoofdstuk 2
op de volgende punten:
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin:
Indien de belangen als genoemd in artikel 8.2.1 sub a t/m h onevenredig worden geschaad dan wel aangetast, dan vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Limburgs Kwaliteitsmenu betrokken wordt.
Een en ander behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979, inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik.
Deze regels worden
aangehaald als
“Mart van Dijk Boomkwekerijen Swolgen”
van de gemeente HORST AAN DE MAAS.
Behoort bij het besluit van de raad der
gemeente
Horst aan de Maas d.d. ………………… tot vaststelling van het bestemmingsplan
‘Mart van Dijk Boomkwekerijen Swolgen’.