direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klaver 6a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het bedrijventerrein TradePortWest zijn verschillende bedrijven gevestigd die hun bedrijf(sactiviteiten) fysiek willen uitbreiden. Uitbreiding nabij, dan wel aangrenzend aan bestaande bedrijfspercelen heeft hierbij de voorkeur boven verplaatsing naar een ander bedrijventerrein, mede vanwege de gedane investeringen. Binnen de grenzen van het bestaande Trade Port West is uitbreiding of inbreiding niet of nauwelijks mogelijk vanwege de aanwezige verkaveling en aanwezige bedrijven.

Aan de westzijde van TradePortWest zijn verschillende zogenoemde 'Klavers' gelegen die in het kader van de intergemeentelijke structuurvisie voor bedrijventerrein zijn aangewezen. Dit betreffen Klaver 6a, Klaver 6b en Klaver 8.

Onderhavig bestemmingsplan wordt opgesteld voor Klaver 6a. Voor Klaver 6b is in 2013 reeds een bestemmingsplan vastgesteld. Het bestemmingsplan voor Klaver 8 is in voorbereiding en wordt eind 2014 vastgesteld.

Met de ontwikkeling van Klaver 6a voor bedrijvigheid wordt het totale complex aan bedrijventerreinen ten zuiden van de spoorlijn Eindhoven-Venlo en ten oosten van de Greenportlane ruimtelijk-stedenbouwkundig afgerond.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van Klaver 6a ligt in twee gemeenten: de gemeente Horst aan de Maas en de gemeente Venlo. Klaver 6a ligt voor het grootste deel op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas. Om uitbreiding van aan het plangebied aangrenzende bedrijven mogelijk te maken is het nodig ook de bestemming van de huidige groenstrook ten noorden en ten westen van TradePortWest te wijzigen. Deze groenstrook ligt in de gemeente Venlo.

Klaver 6a wordt begrensd door de Greenportlane aan de westzijde, de Dorperdijk aan de noordzijde, TradePortWest aan de oostzijde en de Eindhovenseweg-Venloseweg aan de zuidzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planvorm

Het bestemmingsplan is gericht op het bieden van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van Klaver 6a. Zoals hiervoor is beschreven, is Klaver 6a geen op zichzelf staand gebied maar maakt het onderdeel uit van een groter complex aan bedrijventerreinen. Om zoveel mogelijk tot een uniforme regeling te komen voor de verschillende bedrijventerreinen is ervoor gekozen voor wat betreft de opzet en inhoud van de juridische regeling aan te sluiten op de regelingen die recent zijn opgesteld voor Trade Port Noord en Klaver 8 en klaverblad 6b.

Dit bestemmingsplan vervangt (delen) van de volgende bestemmingsplannen:

  • Buitengebied Sevenum 1998 (wit), vastgesteld op 2 maart 1998.
  • Provinciaal Inpassingsplan Tweede herziening Greenportlane (grijs), vastgesteld op 20 april 2012.
  • Trade Port Oost-West (paars), vastgesteld op 23 februari 2011.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0002.png"

Figuur 1.2 Omliggende bestemmingsplannen

1.4 Relatie met MER

Op 31 oktober 2012 heeft de gemeenteraad van Venlo het bestemmingsplan Trade Port Noord (TPN) vastgesteld. Dit bestemmingsplan omvat het gebied van TPN op het grondgebied van de gemeente Venlo. Omdat het bestemmingsplan TPN ruimtelijke samenhang heeft met delen van TPN op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas is voor geheel TPN – op het grondgebied van de gemeente Venlo én Horst aan de Maas – een milieueffectrapport (MER) opgesteld. In dit MER is ook de ontwikkeling van Klaver 6a – als onderdeel van TPN – meegenomen. Voor het deel van Klaver 6a op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas is de m.e.r.-procedure destijds niet doorlopen. Daarom moet gekoppeld aan het bestemmingsplan voor Klaver 6a de m.e.r.-procedure alsnog worden doorlopen.

In het kader van het bestemmingsplan voor Klaver 6a vormt het al opgestelde MER voor TPN de basis. Daar waar nodig/noodzakelijk is het MER TPN geactualiseerd of aangevuld. Hiervoor is een oplegnotitie opgesteld (Actualisatie MER Trade Port Noord bestemmingsplan klaver 6a). Zodoende fungeert de Actualisatie MER als verbindende schakel en kapstok waarmee de beschikbare informatie 'kijkend' door een m.e.r.-bril is opgenomen. De oplegnotitie vormt tezamen met het al bestaande MER TPN, de opgestelde Passende Beoordeling voor Klaver 6a en de uit te voeren bestemmingsplanonderzoeken het MER voor het bestemmingsplan Klaver 6a. Voor meer informatie over de mer-plicht, mer-procedure en de bijzonderheden hierin voor Klaver 6a, wordt verwezen naar de actualisatie van het MER (Actualisatie MER Trade Port Noord Bestemmingsplan Klaver 6a, mei 2014).

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 bevat de gebiedsvisie. Hierin worden de huidige en de beoogde situatie beschreven en wordt het bedrijvenprogramma uiteengezet;
  • hoofdstuk 3 beschrijft hoe de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan binnen de verschillende relevante beleidskaders passen en welke gevolgen dit beleid heeft voor het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de omgevingsaspecten en beschrijft op welke wijze met de verschillende aspecten rekening is gehouden;
  • hoofdstuk 5 beschrijft op welke wijze dit bestemmingsplan juridisch vorm heeft gekregen in planregels en de verbeelding;
  • hoofdstuk 6 toont aan dat de ontwikkelingen in het plan de komende jaren zullen worden uitgevoerd en beschrijft op welke wijze de verschillende betrokken partijen een rol spelen/hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit plan;
  • hoofdstuk 7 bevat de conclusies uit het vooroverleg.

Tot slot behoren verschillende bijlagen bij deze toelichting. Verwezen wordt naar deze bijlagen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Huidige en beoogde situatie Klaver 6a

Functie

Het gebied Klaver 6a maakt momenteel nog deel uit van het buitengebied van de gemeente Horst aan de Maas. De bestaande situatie ter plaatse van Klaver 6a wordt gekenmerkt door agrarisch landschap en kleinschalige natuur. In figuur 2.1 is deze situatie verbeeld. Voor wat betreft het agrarisch gebruik is sprake van gewassenteelt. De gronden met natuurwaarden in de zuidoosthoek zijn ooit tot stand gekomen als onderdeel van de natuurcompensatie, die moest plaatvinden in het kader van de ontwikkeling van Trade Port Noord en de Greenportlane. Deze natuur is inmiddels opnieuw gecompenseerd in de Kraijelheide.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0003.png"

Figuur 2.1 Impressie van de huidige situatie (april 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0004.png"

Figuur 2.2 Ligging plangebied

Zoals eerder beschreven vormt Klaver 6a de afronding van het complex aan bedrijventerrein ten oosten van de Greenportlane. In de toekomstige situatie zal het gebied ruimte bieden aan circa 15,5 ha bedrijventerrein, infrastructuur, groen en water. Hiervan wordt circa 12 ha bestemd voor bedrijventerrein.

Op verzoek van enkele bedrijven biedt Klaver 6a mogelijkheden voor uitbreiding van aangrenzende bedrijven vanuit aangrenzende gebieden. De bedrijvigheid die zich in Klaver 6a zal gaan vestigen valt in maximaal categorie 4.2. Er wordt ruimte geboden aan zware bedrijvigheid, waarbinnen in ieder geval de primaire doelgroep van Greenport Venlo ((agro) logistiek) en uitbreiding van aangrenzende bedrijven mogelijk is.

Landschappelijke inpassing

Met de ontwikkeling van Klaver 6a ontstaat - gezamenlijk met de ontwikkeling van Klaver 6b en Klver 8 - een nieuwe stedelijke rand langs de Greenportlane. Het is belangrijk deze kwalitatief hoogwaardig vorm te geven. Hier wordt invulling aan gegeven door groene manchetten aan te leggen rondom het gebied dat wordt bestemd als bedrijventerrein. De manchetten zorgen voor:

  • een visuele (groene) verbinding tussen de gebouwen/functies;
  • een aantrekkelijker landschapsbeeld doordat de meest dynamische activiteiten (verkeer, expeditie en logistiek) door de manchet aan het landschapsbeeld worden onttrokken;
  • verhoging van de verblijfskwaliteit voor werknemers, bezoekers en omwonenden.
  • afscherming/vermindering van industrielawaai en licht.

De manchetten kunnen ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals vollegrondteelt of boomteelt.

Tradeportsloot 

Ten westen van TradePortWest ligt de Tradeportsloot. Deze waterloop verbindt twee waterbergingen in Trade Port West (buiten het plangebied) met de Everlose beek ter hoogte van knooppunt Zaarderheiken.

Onderdeel van de ontwikkeling van Klaver 6a is ook ruimte te bieden aan aangrenzende bedrijven. Dit betekent dat uitbreiding van deze bedrijven over de Tradeportsloot wenselijk wordt geacht en het bestaande tracé van de sloot (mogelijk) moet worden heroverwogen, verwezen wordt naar paragraaf 4.3.

Verkeer en ontsluiting

Aan de noord-, west- en zuidzijde wordt Klaver 6a begrensd door respectievelijk de Dorperdijk, Greenportlane en de Eindhovenseweg-Venloseweg. Als onderdeel van de ontwikkeling van Klaver 6a en b wordt ter plaatse van de Dorperdijk een aansluiting gerealiseerd op de Greenportlane. Klaver 6a en b zullen via deze aansluiting toegang krijgen tot de Greenportlane, die aansluiting geeft op de A67 en A73.

Het fietsverkeer dat momenteel gebruik maakt van de Dorperdijk zal via de Eindhovenseweg worden omgeleid. Ten zuiden van Klaver 6a blijft het vrijliggende fietspad langs de Eindhovenseweg-Venloseweg gehandhaafd. Daarnaast worden de bedrijventerreinen aan de zuidkant van de spoorlijn - waaronder Klaver 6a - via de spoorovergang in de Heierhoevenweg aangesloten op de bedrijventerreinen ten noorden van de spoorlijn.

2.2 Klaver 6a in groter verband

Greenport Venlo

Ruimtelijk-economische structuurversterking

Het plangebied maakt deel uit van Greenport Venlo. Door het ontwikkelen van Greenport Venlo willen het Rijk, de provincie Limburg en de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo een ruimtelijk-economische structuurversterking realiseren. De fysieke verankering vindt plaats in het Klavertje 4-gebied, gelegen op het grondgebied van de drie gemeenten. Het gebied wordt ontwikkeld als werklandschap voor agribusiness, Fresh Food & Flowers, glastuinbouw, (vers) logistiek, bijpassende industrie en dienstverlening en onderzoeks- en onderwijsinstellingen. De gebieden Floriade (of Venlo GreenPark), Californië Oost en Siberië Oost zijn (deels) ontwikkeld. Ook delen van TPN (Venlo) zijn reeds ontwikkeld, c.q. zijn in ontwikkeling.

Algemene uitgangspunten

Belangrijke uitgangspunten bij de ontwikkeling van Klavertje 4/Greenport Venlo, zoals die in het Masterplan zijn vastgelegd, en invulling geven aan de ambitie tot het verwezenlijken van een duurzaam werklandschap, geïnspireerd door de C2C-principes zijn:

  • samenwerking tussen bedrijven (om kringlopen van water, energie en afval te sluiten);
  • ketenbenadering: bedrijven van productie tot consumptie. Ook dient dit tot minimalisering van verkeersbewegingen te leiden;
  • assimilatie van bebouwing in het landschap: duurzaam evenwicht tussen economie en ecologie en multifunctioneel ruimtegebruik;
  • hydrologisch evenwicht;
  • lange termijn: geen verbruik van fossiele brandstof: er wordt gebruik gemaakt van nieuwe energiedragers;
  • lange termijn: nadruk ligt op investeringen voor lange termijn, zoals ruimte voor voorzieningen voor duurzame energie.

Klavertje 4-gebied

Als onderdeel van het te ontwikkelen werklandschap binnen Klavertje 4/Greenport Venlo wordt - aansluitend op TradePortWest en Trade Port Noord - Klaver 6a ontwikkeld. TradePortWest is reeds ontwikkeld. Hetzelfde geldt voor delen van Trade Port Noord op het grondgebied van de gemeente Venlo. TradePortWest en Trade Port Noord liggen centraal in het Klavertje 4-gebied en dragen bij aan het realiseren van de ambities en doelstellingen van Klavertje 4/Greenport Venlo.

Ontwikkeling van werklandschap

De ontwikkeling van het gebied is weergegeven in het 'Masterplan gebiedsontwikkeling Klavertje 4/Greenport Venlo'. Dit plan voorziet onder meer in de aanleg van Greenportlane (reeds gerealiseerd) en realisatie van bedrijventerreinen (Klaver 1 t/m 8). Bedrijventerreinen worden binnen het Klavertje 4-gebied aangeduid als werklandschappen. Naast bedrijven zullen zich in Klavertje 4/Greenport Venlo ook glastuinbouwbedrijven vestigen, in specifiek hiervoor aangewezen gebieden (Californië en Siberië) en is er sprake van nieuwvestiging van intensieve veehouderij, waaronder LOG Krabbenborg ten westen van TrafficPort.

Klavers

Het ontwerpprincipe voor de (beoogde) werklandschappen aan de Greenportlane - waaronder Klaver 6a - gaat uit ruimtelijke clusters in een klaverconfiguratie. Deze klavers zijn verbonden met de Greenportlane door middel van voorrangspleinen of ovondes. Het hart van de klavers is de entree van het gebied, in het geval van Klaver 6 (a en b) de Dorperdijk. De klaverbladen worden omzoomd door grondlichamen zodat de bedrijfsgebouwen en het 'werklandschap' landschappelijk worden ingepast. Het doel van deze grondlichamen is om de landschappelijke kwaliteit van het omliggende gebied op een nieuwe wijze tot stand te brengen. Daarnaast fungeren de grondlichamen als geluidsbuffer tussen het werklandschap en omliggende gevoelige functies zoals woningen.

Onderstaande figuur geeft het ruimtelijk principe van de klavers weer. Klaver 6 (a en b) wijkt van deze vormgeving af, omdat rekening moet worden gehouden met de bestaande situatie van TradePortWest en de ligging van de Dorperdijk. Dit neemt echter niet weg dat de bedoelde eigenschappen van de klaverstructuur ook op Klaver 6 worden gerealiseerd, zoals hiervoor is beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0005.png"

Figuur 2.3 Ruimtelijk principe Klaver

Cradle to Cradle

Belangrijk uitgangspunt van Greenport Venlo is ontwikkeling geïnspireerd door Cradle to Cradle. Het klaverprincipe biedt op een concreet schaalniveau handvatten waardoor gewerkt kan worden aan deze duurzaamheidsambitie. De klavervorm als ruimtelijk principe vormt een sterk beeldmerk (imago) waarmee bedrijven zich kunnen identificeren en afficheren. De klavervorm heeft ruimtelijke eigenschappen waarop de volgende C2C-principes goed toepasbaar zijn:

  • het maximaal zelfvoorzienend maken van het werklandschap wat betreft energie en water;
  • het efficiënt afwikkelen van verkeer;
  • het creëren van een aantrekkelijke werkomgeving, die landschappelijk is ingepast;
  • integraal ontwerp waar de deeloplossingen voor water, energie en verkeer elkaar versterken.

Het klaver vormt in feite het duurzaamheids-casco op de stedenbouwkundige microschaal en biedt de voorzieningen die het mogelijk maken om bedrijven die zich hierin vestigen 'C2C-proof' te maken. Er zullen ook variaties ontstaan in de oplossingen die bijdragen aan de doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid. Dit is vooral op het gebied van energie aan de orde, omdat de techniek nog in volle ontwikkeling is en de klavers gefaseerd zullen worden uitgevoerd. Het is daarnaast ook waarschijnlijk dat niet alle duurzaamheidsdoelstellingen vanaf de eerste dag en in alle klavers zullen worden gehaald. Het is wel zaak dat er ruimte wordt gereserveerd om hier in een later stadium alsnog aan te kunnen voldoen, bijvoorbeeld ten behoeve van de waterzuivering.

Aan het voorgaande wordt in het plangebied invulling gegeven door de volgende uitgangspunten zoveel mogelijk te realiseren:

  • 1. De klavers zijn omzoomd door grondlichamen die voor een gesloten grondbalans zorgen en de klavers van een landschappelijke inbedding voorzien;
  • 2. Meervoudig ruimtegebruik is het uitgangspunt;
  • 3. In de klavers is het kleurgebruik zeer terughoudend en zal - vanwege de ruimtelijke samenhang tussen Klaver 6a en Trade Port Noord - de beeldkwaliteit in lijn zijn met het Beeldregieplan van Trade Port Noord;
  • 4. De klavers zijn maximaal zelfvoorzienend ten aanzien van water en worden niet aangesloten op het drinkwaternet;
  • 5. De klavers zorgen voor eigen zuivering van water en worden niet aangesloten op het rioleringsnet;
  • 6. De klavers zijn maximaal zelfvoorzienend ten aanzien van energie en maken voor verwarming of koeling van de gebouwen in principe geen gebruik van fossiele brandstoffen;
  • 7. In de klavers worden (bouw)materialen en reststoffen maximaal hergebruikt.

2.3 Programma

Marktbehoefte bedrijven in Trade & Logistics en maakindustrie

In het verlengde van Trade Port Noord en TradePortWest gaat ook Klaver 6a ruimte (circa 12 hectare bruto, circa 8,4 hectare netto) bieden aan de doelgroepen Trade & Logistics en maakindustrie. Met het bestemmingsplan dat de gemeenteraad van Venlo in 2012 voor Trade Port Noord heeft vastgesteld wordt de ontwikkeling van 192 ha netto bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Op basis van de bij het bestemmingsplan TPN behorende markttoets (DTZ, september 2011) is een marktbehoefte geraamd van 190 tot 225 ha netto bedrijventerrein.

Uitbreidingsbehoefte bestaande bedrijven

Op basis van informatie van makelaars en DCGV (gebiedsregisseur) blijkt dat bestaande leegstand van courante logistieke hallen in de regio Venlo vrijwel niet meer voorkomt. Uitbreiding van bestaande bedrijvigheid is dus alleen mogelijk door nieuwbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen.

Een aantal bedrijven in TradePortWest heeft echter wel degelijk een uitbreidingsbehoefte, nu of in de nabije toekomst, zo blijkt uit gesprekken tussen de bedrijven en DCGV. Het gaat hierbij om bedrijven in de doelgroep Trade & Logistics en maakindustrie die gevestigd zijn aan de Noord-Westelijke zijde van TradePortWest. Uitbreiding, bij voorkeur direct aansluitend aan het huidige perceel, is noodzakelijk vanwege de efficiency van de bedrijfsvoering en/of het productieproces, om verhuiskosten te besparen en bestaande gebouwen duurzaam courant en inzetbaar te houden.

Voor deze specifieke doelgroep is het voorliggende bestemmingsplan Klaver 6a opgesteld.

Overige bedrijven (derden) zijn niet toegestaan in Klaver 6a; hierdoor concurreert het gebied niet met andere (reguliere) bedrijventerreinen, waar iedereen zich kan vestigen.

Bestaand beleid

In alle beleidsdocumenten sinds 2009 is het gebied Klaver 6a aangeduid als toekomstig te ontwikkelen bedrijventerrein. De ontwikkeling van Klaver 6a is echter ten aanzien van dit bestaande beleid in de tijd naar voren gehaald vanwege de uitbreidingsbehoefte van de bestaande bedrijven. Sinds in 2012 de Greenportlane gereed is gekomen als gebiedsontsluitingsweg en het bestemminsplan voor Klaver 6b in 2014 onherroepelijk is geworden, wordt de noordwestelijke zijde van TradePortWest begrensd door de Eindhovenseweg en de Greenportlane. Met het bestemmen van Klaver 6a wordt hier, naast dat wordt voorzien in uitbreidingsruimte voor bestaande bedrijven, TradePortWest op een kwalitatief hoogstaande wijze ruimtelijk-stedenbouwkundig afgerond in de richting van de Greenportlane.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

De grondslag voor de visie op het plangebied bestaat uit landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsstukken. In dit hoofdstuk is het relevante ruimtelijke beleid samengevat en wordt geconcludeerd in hoeverre het bestemmingsplan past binnen het beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening (2011)

Het Rijk heeft haar beleid ten aanzien van infrastructuur en ruimtelijke ordening vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en daarmee samenhangende algemene regels: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro bevat algemene regels die provincies en gemeenten in acht moeten nemen bij het vaststellen van provinciale verordeningen ruimte, bestemmingsplannen en inpassingsplannen.

Doelen

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur

De Nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen geografisch weer. Op onderstaande kaart is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Op deze kaart is Greenport Venlo aangewezen als 'greenport' met een clustering van agrofood, tuinbouw en logistiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0006.png"

Figuur 3.1 Fragment van de kaart (inter)nationale bereikbaarheid van stedelijke regio's met topsectoren

Nationale belangen

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Barro. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In de Structuurvisie zijn 13 nationale belangen benoemd en nader uitgewerkt in de realisatieparagraaf bij de Structuurvisie. Nationaal belang 1 is 'een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'. De negen topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports, waaronder de Greenport Venlo.

Het nationale belang voor de MIRT1 -regio Brabant en Limburg is 'het verbeteren van het vestigingsklimaat van de Greenport Venlo door het optimaal benutten en waar nodig verbeteren van de (internationale) bereikbaarheid van deze gebieden via weg, water, spoor en lucht'. In deze regio is het tevens van belang om de EHS gebieden, inclusief de Natura 2000 gebieden, tot stand te brengen en te beschermen.

In dit bestemmingsplan wordt met de genoemde belangen rekening gehouden. Zo wordt voorzien in een verbetering van het vestigingsklimaat van bestaande bedrijvigheid aan de rand van TradePortWest. Daarnaast maakt Klaver 6a deel uit van de gebiedsontwikkeling Klavertje 4. In dit gebied is de bereikbaarheid geoptimaliseerd door de aanleg van de Greenportlane en wordt ingezet op verbetering van de natuurstructuren aan de randen van het gebied. Dit laatste wordt duidelijk uit de groene vlakken in figuur 3.2.

Vereisten uit het Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening koppelt geen specifieke eisen aan het plangebied. Het Barro heeft zodoende geen invloed op de wijze waarop het terrein in Klaver 6a dient te worden bestemd en welke functies in het gebied kunnen worden toegestaan.

Crisis- en herstelwet (2010)

Sinds 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet van kracht. De wet zorgt voor kortere procedures, waardoor bouwprojecten sneller kunnen worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de aanleg van wegen en bedrijventerreinen en de bouw van woningen en windmolenparken. Met de Crisis- en herstelwet streeft de overheid er in deze economisch zware tijden naar dat positieve effecten en impulsen worden gecreëerd om de Nederlandse economie te versterken en negatieve effecten, zoals faillissementen en ontslagen, worden voorkomen.

In de wet zijn al 70 projecten opgenomen, waaronder Greenport Venlo. Het gebied Klavertje 4 moet de komende jaren uitgroeien tot een agro, industrieel en logistiek centrum. Dit gebied is de achtertuin van de Randstad en de voortuin van het Ruhrgebied. Het gebied tussen de A73 en de A67 is in de Nota Ruimte aangewezen tot Greenport. Hiermee rust er ook een nationaal ruimtelijk belang op het gebied.

Actuele regionale behoefte

Artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt aan bepaalde motiveringsvereisten moet voldoen. Namelijk:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Onderzoek en conclusie

Bij a.

  • Allereerst kan worden opgemerkt dat Klaver 6a deel uitmaakt van de vastgestelde structuurvisie voor het Klavertje 4 gebied en daarmee passend is in de visie en eerdere besluitvorming over stedelijke ontwikkeling in de regio. Voor het overige wordt verwezen naar paragraaf 2.3 alwaar de actuele regionale behoefte is beschreven. De conclusie luidt dat het plan voorziet in de uitbreidingsbehoefte van bedrijven op het aangrenzende bedrijventerrein.

Bij b.

  • De bedrijvigheid op de naastgelegen percelen in TradePortWest is maximaal efficiënt ingericht. Uitbreiding op het bestaande bedrijventerrein is niet mogelijk vanwege bestaande bedrijvigheid aldaar. Leegstand van courante logistieke hallen in TradePortWest en zelfs in de regio Venlo komt vrijwel niet meer voor. Daarnaast heeft uitbreiding aangrenzend aan het huidige perceel de voorkeur boven verhuizing, o.a. vanwege efficiency en het besparen van verhuiskosten.
  • Bij de ontwikkeling wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik. Zo wordt naast bedrijvigheid ruimte vrijgehouden voor belangrijke structuurbepalende dragers, waaronder een brede groene inpassing en ruimte voor de Tradeportsloot, welke tevens zullen dienen voor waterberging en agrarische functies. De grond die vrijkomt bij het bouwrijp maken van het terrein zal worden gebruikt om de structuurbepalende dragers aan te leggen.

Bij c.

  • De beoogde ontwikkeling wordt pal naast de Greenportlane gerealiseerd. Dit is dé ontsluitingsroute van het Klavertje 4-gebied.

Er wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014

Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014) vastgesteld. In de POL 2014 is de doelstelling voor het Klavertje 4-gebied ongewijzigd gebleven ten opzichte van het POL 2009; een onderscheidend Werklandschap en Kennislandschap. Het beleid in het POL 2014 sluit daarnaast aan op de structuurvisie die specifiek voor het Klavertje 4-gebied is vastgesteld in 2012 (zie paragraaf 3.4).

Omgevingsverordening Limburg (2014)

Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze verordening omvat regelgeving op het gebied van o.a. milieu, water, wegen, ontgrondingen en ruimtelijke ordening. Met name de regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening is in casu relevant.

Relevante onderwerpen uit de Omgevingsverordening voor het plangebied zijn:

  • ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling: de verordening schrijft voor dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 Bro én dat wordt bezien of herbenutting van leegstaande gebouwen mogelijk is alvorens nieuwe verstedelijking toe te staan. In paragraaf 3.2 is stil gestaan bij de verplichting uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro (actuele regionale behoefte). Herbenutting van leegstaande gebouwen is geen oplossing voor de uitbreidingsvraag voor bedrijven op TradePortWest. Zowel vanuit investeringsoogpunt als vanuit efficiency dient uitbreiding in de directe omgeving, dan wel aansluitend aan het bestaande bedrijfsperceel plaats te vinden. Leegstaande gebouwen zijn niet aanwezig op TradePortWest, zodat het herbenutten van leegstaande gebouwen in casu niet aan de orde is.
  • 'regionale wateroverlast normering 1:25' en 'grondwateronttrekking': met normen ten aanzien van het watersysteem. Paragraaf 4.3 gaat in op het huidige en toekomstige watersysteem en de effecten van de ontwikkeling op het watersysteem;
  • 'boringsvrije zone Venloschol', 'Venloschol', met bepalingen ter bescherming van bodemlagen, het bodemenergiesysteem etc. Het is niet toegestaan dieper dan 5 m te boren. Het plangebied ligt op de rand van deze boringsvrije zone. Het plan voorziet niet in de realisatie van bodemenergiesystemen of anderszins boringen op een diepte van meer dan 5 m. Mocht dit in een later stadium alsnog aan de orde zijn, dan zal hiertoe een separate procedure worden gevolgd. Voorts leidt de waternorm die voor dit gebied geldt niet tot een specifieke regeling voor dit plan. Aan de eisen uit de verordening wordt zodoende voldaan.

Overige aanwijzingen hebben geen gevolgen voor de planvorming van Klaver 6a.

Gebiedsvisie Klavertje 4 (2006)

In januari 2006 hebben de gemeenten Horst aan de Maas en Venlo, de voormalige gemeenten Maasbree en Sevenum en de provincie Limburg met een intentieverklaring ingestemd met de uitwerking van de Gebiedsvisie Klavertje 4. Klaver 6a vormt een klein onderdeel van deze gebiedsvisie Klavertje 4. Met de realisatie en de kwalitatieve invulling van het bedrijventerrein (de grondwallen langs de zijde van de Greenportlane en de zichtlocatie in de grondwal) wordt aangesloten bij de uitgangspunten zoals genoemd in de gebiedsvisie.

Masterplan & Strategisch Businessplan Klavertje 4/Greenport Venlo (2009)

In navolging van de gebiedsvisie hebben de gemeenten en de provincie gezamenlijk een masterplan en strategisch businessplan opgesteld. Het Masterplan beschrijft en verbeeldt de ontwikkelingsrichting van het Klavertje 4-gebied. Het schetst het perspectief voor de ruimtelijk-economische structuurversterking en vertaalt dit in (kwalitatieve en ruimtelijke) ontwerpeisen voor het gebied. In het Masterplan en Strategisch Businessplan hebben de toenmalige gemeenten Horst aan de Maas, Maasbree, Sevenum en Venlo en de provincie Limburg afgesproken tot oprichting van een gemeenschappelijke NV om de regie op de ontwikkeling vorm te geven. Beide documenten fungeren als bestuursakkoord tussen de deelnemende gemeenten en de provincie, bindt de partijen onderling2 en is het taakstellende kader voor de NV. Het is geschreven met het oog op ontwikkelingen op de korte èn op de langere termijn en geeft een oriëntatie op de uitwerkingen; het biedt ruimte voor keuzes en veranderingen, maar is niet vrijblijvend.

Klaver 6a vormt in het Masterplan een onderdeel van het werklandschap, waar ruimte wordt geboden aan uitbreiding van de bedrijvigheid op het aangrenzende terrein TradePortWest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0007.png"

Figuur 3.5 Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo - Indicatief toekomstbeeld 2015-2020 (paarse cirkel = indicatie plangebied)

3.4 Gemeentelijk beleid (Horst aan de Maas)

Structuurvisie Klavertje 4-gebied (2012)

Om planologisch sturing te geven aan de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied en daarmee de beoogde ruimtelijk-economische structuurversterking, hebben de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. De gemeenteraad Horst aan de Maas heeft de structuurvisie op 11 september 2012 vastgesteld. Hiermee is de beleidsmatige basis gelegd voor uitwerking van (delen van) het Klavertje 4-gebied in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

In de structuurvisie is Klaver 6a opgenomen als locatie voor het realiseren van bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0008.png"

Figuur 3.6 Uitwerking ruimtelijk beleid klaver 1 t/m 8 (Bron: Structuurvisie Klavertje 4-gebied)

Landschapsplan Klavertje 4 (2010)

De ambitie ten aanzien van landschapskwaliteit is hoog. Om de gewenste landschapsambitie te bereiken - onder andere door de aanleg van manchetten - is een landschapsplan opgesteld voor het Klavertje 4-gebied. De principes uit het landschapsplan zijn leidend voor de uitwerking van het plangebied.

Geldende plannen

Voor de gronden binnen het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 1998 Sevenum en het Provinciale inpassingsplan Tweede herziening Greenportlane. Binnen het plangebied gelden de bestemmingen 'Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurwaarden', 'Groenvoorzieningen' en 'Verkeer'.

3.5 Gemeentelijk beleid (Venlo)

Strategische Visie 2030 (2009)

Naar aanleiding van de samenvoeging van de gemeenten Venlo en Arcen & Velden heeft de nieuwe gemeente Venlo een strategisch afwegingskader opgesteld op basis waarvan nieuwe ontwikkelingen kunnen worden afgewogen en in een breder perspectief kunnen worden geplaatst. Eén van de ambities is het streven naar een innovatieve en excellente stad. De ontwikkeling van Klavertje 4/Greenport Venlo (waar Klaver 6a onderdeel vanuit maakt) geeft invulling aan deze ambitie.

Structuurvisie Bedrijventerrein TPN (2010)

De gemeenteraad van Venlo heeft op 26 mei 2010 de Structuurvisie Bedrijventerrein TPN en bijbehorende PlanMER en de 'passende beoordeling' vastgesteld. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen voor de ontwikkeling voor het plangebied van TPN en de relatie met de omgeving weergegeven. De structuurvisie vormt beleidsmatige basis onder het al vastgestelde bestemmingsplan TPN waarin de visie verder is uitgewerkt en geconcretiseerd. De functies die mogelijk zijn op basis van de Structuurvisie zijn logistiek gerelateerde bedrijven, recyclingbedrijven en verkeer en groen.

Structuurvisie Klavertje 4-gebied (2012)

Om planologisch sturing te geven aan de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied en daarmee de beoogde ruimtelijk-economische structuurversterking, hebben de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. De gemeenteraad van Venlo heeft de structuurvisie op 27 juni 2012 vastgesteld. Hiermee is de beleidsmatige basis gelegd voor uitwerking van (delen van) het Klavertje 4-gebied in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

In de structuurvisie is Klaver 4 opgenomen als locatie voor bedrijven uit een zwaardere milieucategorie. Vanwege de grotere milieuruimte is vestiging van bedrijven uit de branches eco en productie mogelijk. Het betreft dan bijvoorbeeld recyclingbedrijven of fabrieksmatige voedselbewerking.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0009.png"

Figuur 3.6 Uitwerking ruimtelijk beleid klaver 1 t/m 6 (Bron: Structuurvisie Klavertje 4-gebied)

Landschapsplan Klavertje 4 (2010)

De ambitie ten aanzien van landschapskwaliteit is hoog. Om de gewenste landschapsambitie te bereiken - onder andere door de aanleg van manchetten - is een landschapsplan opgesteld voor het Klavertje 4-gebied. De principes uit het landschapsplan zijn leidend voor de uitwerking van het plangebied.

Ruimtelijke Structuurvisie Venlo (2014)

Om richting te kunnen geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente heeft de gemeenteraad van Venlo in juni 2014 een nieuwe Ruimtelijke Structuurvisie voor het gehele gemeentelijke grondgebied vastgesteld. De Structuurvisie Klavertje 4-gebied is hierin beleidsneutraal overgenomen.

Geldend bestemmingsplan

Voor het deel van het plangebied op het grondgebied van de gemeente Venlo geldt het bestemmingsplan Trade Port Oost West. In dit bestemmingsplan is het gebied van Klaver 6a bestemd als 'Groen'.

3.6 Conclusie

In het rijksbeleid (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) is de doelstelling verwoord om Klavertje 4/Greenport Venlo verder te ontwikkelen als drager van de gewenste ruimtelijk-economische structuurversterking. Door de concentratie van aan Greenport Venlo verbonden functies, zijn de schakels (uit de agroketen) op elkaar afgestemd en kunnen economische schaalvoordelen worden geboekt. Deze doelstelling is uitgewerkt en geborgd in provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten zoals het POL, het Masterplan en Strategisch Businessplan en de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. De ontwikkeling van werklandschappen in samenhang met de groenzones in de rangschikking van een klaverstructuur past binnen de hoofdlijnen van het beleid. Om deze plannen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de conclusies ten aanzien van de milieuaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan Klaver 6a. Per aspect wordt ingegaan op het geldende toetsingskader, de conclusies van het onderzoek en de wijze waarop conclusies zullen worden vertaald naar het bestemmingsplan. Voor een nadere onderbouwing van de conclusie wordt verwezen naar het reeds opgestelde MER TPN met bijbehorende oplegnotitie voor klaver 6a. Bij het behandelen van de milieuaspecten is zo veel mogelijk aangesloten bij de volgorde uit het MER TPN.

4.1 MER

Zoals in paragraaf 1.4 reeds is aangegeven is voor het bestemmingsplan TPN - zoals die is vastgesteld door de gemeente Venlo - in het verleden een besluitMER opgesteld voor de ontwikkeling van heel TPN. In dit besluitMER zijn ook de delen van TPN op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas meegenomen (inclusief Klaver 6a).

Ten behoeve van het bestemmingsplan TPN heeft het besluitMER de verplichte mer-procedure doorlopen in de gemeente Venlo. Dit is niet gebeurd in de gemeente Horst aan de Maas. Gekoppeld aan de procedure van het bestemmingsplan klaver 6a zal de gemeente Horst aan de Maas de mer-procedure daarom alsnog doorlopen.

In het kader van het bestemmingsplan voor Klaver 6a vormt het al opgestelde MER voor TPN de basis. Daar waar nodig/noodzakelijk is het MER TPN geactualiseerd of aangevuld. Hiervoor is een oplegnotitie opgesteld (Actualisatie MER Trade Port Noord bestemmingsplan klaver 6a, zie bijlage 1). De oplegnotitie vormt tezamen met het al bestaande MER TPN, de opgestelde Passende Beoordeling voor Klaver 6a en de uit te voeren bestemmingsplanonderzoeken het MER voor het bestemmingsplan Klaver 6a. Voor meer informatie over de mer-plicht, mer-procedure en de bijzonderheden hierin voor Klaver 6a, wordt verwezen naar de actualisatie van het MER.

In de actualisatie MER TPN voor bestemmingsplan Klaver 6a wordt de volgende eindconclusie getrokken:

  • Voor veel aspecten is de conclusie uit het MER TPN in algemene zin nog steeds actueel.
  • De effecten specifiek voor Klaver 6a worden in algemene zin minder negatief beoordeeld dan de effecten van TPN in zijn geheel. Dit omdat Klaver 6a een veel kleiner gebied beslaat en daarmee minder waarden en functies negatief beïnvloedt. Dit betreft onder meer de effecten op landschap en cultuurhistorie, externe veiligheid en geluid.
  • Voor de aspecten water, natuur, externe veiligheid, geluid en duurzaamheid is nieuwe informatie beschikbaar gekomen in het kader van het bestemmingsplan Klaver 6a die relevant is voor de effecten zoals beschreven in het MER TPN specifiek voor Klaver 6a. Alleen voor geluid is dat van invloed op de uiteindelijke beoordeling voor Klaver 6a. Door het wegbestemmen van geluidgevoelige bestemmingen aan de Dorperdijk in de referentiesituatie zijn de geluideffecten beperkter dan in het MER TPN.

4.2 Bodem

Relevant toetsingskader

Algemeen/Wet bodembescherming

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit ten einde de geschiktheid van de bodemkwaliteit voor de beoogde (nieuwe) bestemming te kunnen aantonen, alsmede de consequenties voor de uitvoerbaarheid van het plan te kunnen beoordelen. Bij een bestemmingswijziging is het van belang dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Een optimale afstemming tussen bodemkwaliteit en functie is belangrijk om het opleggen van gebruiksbeperkingen te voorkomen.

Conclusies milieuonderzoek

In het MER TPN is het aspect bodemkwaliteit bij de beschrijving van de effecten betrokken. Het bodemonderzoek geeft inzicht in de bestaande bodemkwaliteit in het plangebied. Op basis van de verzamelde informatie zijn er binnen het plangebied geen deellocaties aanwezig of activiteiten bekend als gevolg waarvan de bodem verontreinigd kan zijn geraakt.

Voor het plangedeelte binnen de gemeente Venlo is bovendien in het verleden reeds onderzocht voor de ontwikkeling van “Trade Port West - uitbreiding”. Uit dit verkennend bodemonderzoek uit 1997 is gebleken dat de bodemkwaliteit binnen het plangebied ruimschoots voldeed aan de normen voor bedrijfsdoeleinden. Nadien is het terrein in gebruik geweest als groenstrook. Voor zover ons bekend hebben ter plaatse van deze gronden sindsdien geen activiteiten of calamiteiten met een bodembedreigend karakter plaatsgevonden.3 

Vertaling naar het bestemmingsplan

Dit aspect heeft geen gevolgen voor de verbeelding en de planregels.

4.3 Water

Watertoets

Voor het bestemmingsplan is de watertoets van toepassing, een procedure waarin de initiatiefnemer, in dit geval DCGV en de gemeente, in een vroeg stadium overleg voeren met de waterbeheerder over het voorgenomen ruimtelijke plan. Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets dient te worden uitgevoerd. In de waterparagraaf wordt met name ingegaan op de gevolgen van een plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om het gewenste watersysteem te creëren. Deze waterparagraaf richt zich primair op het bestemmingsplan en de ruimtelijke implicaties van het watersysteem, maar bekijkt ook de kansen en mogelijkheden vanuit in de omgeving liggende gebieden en projecten.

De gebiedsontwikkeling Greenport Venlo biedt een inhoudelijk kader bij het invullen van dit bestemmingsplan, geïnspireerd door de Cradle to Cradle-principes (C2C). Specifiek voor water is dit uitgewerkt in het Blauwplan Klavertje 4/Greenport Venlo (2009). Het Blauwplan geeft hiermee sturing aan de inrichting van het toekomstige watersysteem voor Klaver 6a, zoals in de waterparagraaf in bijlage 2 is beschreven.

De uitwerking van de toekomstige waterhuishouding is gebaseerd op de uitgangspunten van het waterschap zoals benoemd in het 'Praktisch handboek Watertoets, 26 oktober 2005'. Daarnaast is in de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied, waar Klaver 6a deel van uitmaakt, water een belangrijk onderwerp. De uitgangspunten zoals benoemd in het Blauwplan Klavertje 4, zijn in deze Watertoets meegenomen.

Conclusies onderzoek

In de huidige situatie is het gehele plangebied onverhard. Door de aanleg van het nieuwe bedrijventerrein zal een grote toename in verharding worden gerealiseerd. Om een goed functionerend watersysteem te behouden, dient watercompensatie te worden aangelegd. Binnen Klaver 6a is ruimte gereserveerd voor bergings- en infiltratievijvers. Het watersysteem van Klaver 6a is erop gericht zoveel mogelijk water in de bodem te infiltreren en de waterkringlopen te sluiten.

Het plan biedt de mogelijkheid om de bestemming Bedrijventerrein volledig te bebouwen/te verharden. Daarnaast biedt dit plan de ruimte om een daartoe aangewezen gedeelte van de bestemming Groen volledig te bebouwen. De waterbergingsopgave wordt in principe in het plangebied opgelost, dit betekent dat elke toename van verharding/bebouwing tot een extra waterbergingsopgave leidt.

De huidige waterberging voor TPW die aanwezig is in het plangebied komt elders in het plangebied terug. Behoud van de capaciteit van deze berging wordt als uitgangspunt gehanteerd. Water is in alle bestemmingen toegestaan, waardoor verlegging van bestaande oppervlaktewater en aanleg van extra waterberging overal in het plangebied mogelijk is.

De grondwaterhuishouding in het plangebied zal deels veranderen als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • verandering van de grondwateraanvulling als gevolg van centrale infiltratie hemelwater. Ter plaatse van de verharding zal minder grondwateraanvulling plaatsvinden, ter plaatse van de infiltratievoorzieningen meer.
  • afname van de (gewas) verdamping.

Bovenstaande ontwikkelingen leiden naar verwachting tot een netto toename van de grondwaterstand.

Om mogelijke verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater te voorkomen, wordt het afstromende hemelwater van wegen en grote parkeerplaatsen via een zuiverende voorziening geleid, alvorens het hemelwater wordt geïnfiltreerd of afgevoerd naar oppervlaktewater.

De intentie is om het afvalwater centraal te zuiveren via een decentrale biologische waterzuivering.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In alle bestemmingen is het mogelijk om waterberingsvoorzieningen te realiseren.

4.4 Ecologie

Relevant toetsingskader

Natuurbeschermingswet

Het plangebied is niet aangewezen als beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet/Natura 2000. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Maasduinen en Deurnsche Peel & Mariapeel) liggen op meer dan 7 kilometer afstand. Deurnsche Peel & Mariapeel en Maasduinen zijn begrensd in het kader van zowel de Europese Vogel- als Habitatrichtlijn en maken daarmee onderdeel uit van Natura 2000. Beide richtlijnen zijn sinds 1 oktober 2005 geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet). Voor projecten en handelingen, die -gelet op de instandhoudingsdoelstelling- de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben, is op grond van deze wet een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Provinciale ontwikkelingszone groen (POG)

Het plangebied ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur, Ecologische Verbindingszone of als gebied dat is aangewezen als POG. Er is derhalve geen sprake van een ingreep in de EHS. Aangezien de EHS ook geen externe werking kent (zoals de Natuurbeschermingswet) is aantasting van de EHS verder niet aan de orde.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (Ffw) (2002) regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. De interpretatie van de wet is in 2009 en 2013 aangescherpt.

De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaarder beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer en onderhoud, geldt voor algemeen voorkomende soorten (tabel 1) een algemene vrijstelling in het kader van de verbodsbepalingen van de Ffw. Wanneer deze vrijstelling niet van toepassing is, bij het voorkomen van zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 en broedvogels), moet een ontheffing worden aangevraagd van het Ministerie van Economische Zaken. Deze ontheffing wordt slechts verleend indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Conclusies onderzoek beschermde gebieden: Natura 2000-gebieden

Passende beoordeling en mitigatieplan geheel klavertje 4

Voor de ontwikkeling van het gehele Klavertje 4-gebied – waar Klaver 6a onderdeel van vormt – geldt dat er mogelijk negatief significante gevolgen kunnen zijn op de Natura 2000-gebieden in de omgeving in Nederland en Duitsland. Om eventuele effecten te beoordelen op deze Natura 2000-gebieden, is in het verleden een Passende Beoordeling opgesteld voor het Klavertje 4-gebied. Uit deze Passende Beoordeling blijkt het volgende:

  • de ontwikkelingen leiden niet tot ruimtebeslag op de Natura 2000-gebieden.
  • wel zijn er mogelijk indirecte effecten (externe werking): negatieve effecten zijn niet op voorhand uit te sluiten, uitgaande van de toetsing die is uitgevoerd voor het Klavertje 4-gebied. De emissie van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) door de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied in een worst-case scenario leidt mogelijk tot een verminderde afname van de stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden (verminderde afname ten opzichte van de te verwachten autonome afname). Dit kan leiden tot minder dan gewenste afname van verzuring en vermesting van de bodem, met mogelijk negatieve gevolgen voor de aanwezige natuurwaarden in de desbetreffende Natura 2000-gebieden.
  • er zijn geen effecten op het Beschermde Natuurmonument Rouwkuilen (het betrof hier een worst-case toetsing). Een nadere toetsing op dit gebied van de ontwikkeling van Klaver 6a heeft in deze Passende Beoordeling derhalve niet plaatsgevonden.

Om mogelijke effecten te mitigeren is, op basis van een worst-case scenario, een mitigatieplan opgesteld voor het gehele Klavertje 4-gebied met concrete effectgerichte maatregelen per Natura 2000-gebied (zie bijlage 3). De belangrijkste conclusies uit de cumulatieve toetsing zijn:

  • ten opzichte van de huidige situatie er in de toekomst voornamelijk een afname is van stikstofdepositie.
  • ten opzichte van de autonome situatie er sprake is van een verminderde afname. Dit vormt overigens geen gevaar voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden. De beperkte negatieve effecten die door de verminderde afname worden veroorzaakt als gevolg van de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied zullen worden weggenomen door het uitvoeren van effectgerichte maatregelen in het Mitigatieplan.

Development Company Greenport Venlo (DCGV) is met het Mitigatieplan een resultaatsverplichting aangegaan voor de uitvoering van de mitigerende maatregelen, die contractueel zijn vastgelegd met de betrokken terreinbeheerders. Bij uitvoering van effectgerichte maatregelen zijn significant negatieve effecten als gevolg van de verminderde afname van stikstofdepositie geheel uitgesloten.

Passende Beoordeling K6a op basis van mitigatieplan geheel klavertje 4

Voor Klaver 6a is in 2014 een Passende Beoordeling opgesteld, zie bijlage 4. Hierbij is uitgegaan van de berekeningen (stikstofemissie) die zijn uitgevoerd voor het mitigatieplan voor het hele Klavertje 4-gebied. De uitgangspunten voor het bestemmingsplan Klaver 6a passen binnen de uitgangspunten die zijn gehanteerd voor Klaver 6a in het mitigatieplan. Door de Passende Beoordeling voor Klaver 6a te baseren op de Passende Beoordeling en mitigatieplan voor het Klavertje 4-gebied wordt invulling gegeven aan de verplichting om effecten op Natura 2000-gebieden cumulatief in beeld te brengen voor ontwikkelingen die ruimtelijke samenhang vertonen. Dit is het geval bij ontwikkelingen binnen het Klavertje 4-gebied. Uit de passende beoordeling voor Klaver 6a blijkt dat significante effecten op Natura 2000-gebied (vanwege stikstofdepositie, waterstandsverlagingen en geluid en licht) kunnen worden uitgesloten.

  • Stikstofdepositie: voor de Natura 2000-gebieden is er voor de ontwikkeling van Klaver 6a als totaal, geen negatief effect als gevolg van stikstofdepositie in vergelijking met de huidige situatie. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden blijven onaangetast. Er is echter wel voorzien in een verminderde afname in vergelijking met de autonome ontwikkeling. De verminderde afname is als gevolg van vestiging industrie maximaal 0,5 mol N/ha/jr. Het betreft echter geen ecologisch merkbaar effect (zie passende beoordeling). Bovendien is voor het gehele Klavertje 4-gebied een mitigatieplan opgesteld, waarin mitigerende maatregelen zijn geborgd. De mitigerende maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 6a maken deel uit van dit mitigatieplan. Hiermee wordt het optreden van significante effecten vanwege stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkeling van klaver 6a conform het bestemmingsplan ten alle tijden voorkomen.
  • Waterstandsverlagingen: er zijn geen gevolgen voor het areaal en de kwaliteit van verdrogingsgevoelige habitattypen, en voor (de leefgebieden van) verdrogingsgevoelige Habitatrichtlijnsoorten. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden, voor zover verbonden aan verdrogingsgevoelige habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten worden derhalve niet aangetast.
  • Geluid en licht: Voor de Natura 2000-gebieden is er, door de grote afstand tot Klavertje 6a, geen negatief effect als gevolg van geluidsverstoring of verlichting. De natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebieden (geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen) blijven onaangetast.

Conclusies onderzoek beschermde soorten

Natuurwaarden en beschermde soorten plangebied

Het plangebied is geschikt voor verschillende beschermde soorten. In april 2014 heeft een oriënterend veldbezoek plaatsgevonden (zie bijlage 5), in aanvulling op een inventarisatie in het plangebied dat is uitgevoerd in 20104. Tijdens het veldbezoek is een beoordeling gedaan van de functie van het plangebied en de directe omgeving als leefgebied of verblijfplaats voor – in het kader van de Ff-wet – beschermde soorten. De resultaten van dit veldonderzoek zijn opgenomen in bijlage 5.

Het plangebied is geschikt als nestlocatie voor algemene soorten broedvogels, zoals merel en ekster. Het is ook geschikt voor foeragerende broedvogels met jaarrond beschermde nesten, foeragerende vleermuizen en foeragerende dassen, maar de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor deze soorten is gering en in de omgeving is voldoende alternatief aanwezig. Het plangebied is niet geschikt als nestlocatie of verblijfplaats voor deze soorten. Daarnaast is het plangebied geschikt voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en is de aanwezige watergang geschikt voor modderkruipers.

Beschermde plantensoorten worden niet verwacht binnen het plangebied voor Klaver 6a. De aanwezige plantensoorten in het plangebied indiceren voedselrijke omstandigheden. Deze omstandigheden zijn niet geschikt als groeiplaats voor beschermde soorten. Effecten zijn daarom uitgesloten.

Gevolgen van het bestemmingsplan

Langs de west- en zuidrand van het plangebied wordt ruimte gereserveerd voor nieuw water en groen. Dit gebied krijgt een groenbestemming. Door een natuurgerichte inrichting en beheer kan de betekenis van deze zone voor foeragerende vleermuizen, broedvogels van struweel en algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren aanzienlijk toenemen. Op de lange termijn ontstaan ook weer geschikte nestbomen voor soorten als ekster. De groenstrook maakt bovendien deel uit van een veel grotere samenhangende bovenlokale groenstructuur.

Gebieden binnen Klaver 6a die in het verleden zijn aangewezen voor compensatie van leefgebieden voor broedvogels zijn inmiddels buiten het plangebied gecompenseerd5. Om effecten op broedvogels te voorkomen, wordt gewerkt buiten het broedseizoen.

Effecten op algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren worden beperkt door in één richting te werken, de richting waarin soorten kunnen vluchten.

Om het voorkomen van de modderkruiper in de watergang vast te stellen dan wel uit te sluiten, is het noodzakelijk vervolgonderzoek uit te voeren waarbij steekproefsgewijs wordt geïnventariseerd of de soort aanwezig is. Indien de modderkruiper voorkomt in de watergang, en hier werkzaamheden aan plaatsvinden, wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode gewerkt. Dit houdt in ieder geval in dat dempingswerkzaamheden enkel kunnen plaatsvinden in de periode februari-maart of september-oktober, dat aanwezige individuen worden weggevangen en overgezet in het dichtstbijzijnde geschikte water en dat bagger wordt gecontroleerd op aanwezige individuen welke dan eveneens worden overgezet.

Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen.

Wanneer volgens een gedragscode wordt gewerkt waarin bovenstaande maatregelen worden opgenomen, is voor geen van de genoemde soorten een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist. Rekening houdend met een natuurlijke inrichting en beheer van de groen bestemde deelgebieden en uitvoering van de werkzaamheden conform een goedgekeurde gedragscode (o.a. uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen), zal de Flora- en faunawet de uitvoering van de ontwikkelingen niet in de weg staan.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In de regels voor de bestemming Groen is opgenomen dat het hier om het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden gaat. In alle overige bestemmingen is het mogelijk groen en water te realiseren. Op de verbeelding is de groenzone langs de zuidwestrand van het plangebied bestemd. Voor het overige zijn geen maatregelen nodig die geborgd moeten worden in de verbeelding dan wel de regels van het bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

Relevant toetsingskader

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de verstoorder betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe 'de verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Conclusies onderzoek

Het uitgevoerd bureauonderzoek 5 heeft informatie opgeleverd over de archeologische (verwachtings)waarde van het plangebied. De conclusie van dit onderzoek is dat hier sprake is van een gebied met een lage verwachtingswaarde. De beoogde ontwikkeling van het plangebied zal daarom niet leiden tot een aantasting van archeologische waarden.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In het plangebied is geen sprake van beschermenswaardige archeologische waarden. In het bestemmingsplan wordt daarom geen archeologische (mede)bestemming opgenomen.

4.6 Externe veiligheid

Relevant toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende bronnen gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar 6 . Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.

Wegen, vaarwegen en spoorwegen

Vigerende circulaire

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt PR 10-6 als richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht 7 . De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 meter strekken.

Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (in ontwikkeling)

Eind 2014 zal naar verwachting het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) in werking treden. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden). In bestemmingsplannen wordt reeds zo veel mogelijk rekening gehouden met deze nog in ontwikkeling zijnde wetgeving. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierin is deels al voorgesorteerd op het in ontwikkeling zijnde Basisnet en Btev.

Circulaire externe veiligheid LNG-tankstations

Deze circulaire vraagt het bevoegd gezag om bij het nemen van ruimtelijke ordeningsbesluiten voor gebieden in de omgeving van een LNG-tankstation, het in de circulaire neergelegde beleid te hanteren.

Het beleid houdt kort gezegd in:

  • voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden de waarden en de systematiek uit het Bevi aangehouden.
  • de risico’s van LNG-tankstations worden berekend met de rekenmethodiek LNG-tankstations.
  • als eerste aanvulling op de systematiek uit het Bevi wordt een minimumafstand van 50 meter gehanteerd tot (beperkt) kwetsbare objecten.
  • als tweede aanvulling op de systematiek uit het Bevi krijgen effectafstanden een rol.

Leidingen - AMvB buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. De normstelling van het Bevb is in lijn met het eerder genoemde Bevi. Het Revb heeft vooralsnog alleen betrekking op aardgastransportleidingen en voor brandbare vloeistoffen K1.

Conclusies milieuonderzoek

Ten behoeve van het aspect externe veiligheid is separaat onderzoek uitgevoerd. Verwezen wordt naar de bijlagen 6 en 7.

In het plangebied en de omgeving zijn risicorelevante bronnen aanwezig die mogelijk van invloed zijn op de situatie met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied Klaver 6a of waarop de ontwikkelingen in Klaver 6a mogelijk van invloed zijn. Het MER TPN gaat hierop uitgebreid in. Tabel 4.1 geeft een overzicht van deze bronnen en of deze relevant zijn voor de beoogde ontwikkelingen in Klaver 6a.

Tabel 4.1 Risicorelevante bronnen voor het bestemmingsplan Klaver 6a

Risicobron   Invloedsgebied over klaver 6a   Hoogte GR tov oriëntatie-waarde   Toename groepsrisico door klaver 6a   Noodzaak verantwoording groepsrisico  
Risicovolle inrichtingen          
Tankstation lpg/lng Klaver 8 (door concreet plan beschouwd als referentiesituatie)   ja   onder   nee   ja  
railterminal Klaver 6 (toekomstig)   ja   onder   geheel TPN onderzocht, niet specifiek Klaver 6a   ja, zekerheidshalve  
overig 6    nee       nee  
Vervoer gevaarlijke stoffen          
A73   ja   boven   nee   ja  
A67   ja   onder   nee7    nee  
Greenportlane   ja   onder   nee   nee  
Spoorlijn Eindhoven-Venlo   ja   onder   nee   nee  
Buisleidingen   nee       nee  

Of een risicobron relevant is voor de verantwoording van het groepsrisico is afhankelijk van het soort risicobron en het toetsingskader. De volgende bestaande risicobronnen zijn relevant voor de verantwoording van het groepsrisico (zie ook Verantwoording groepsrisico in bijlage 8:

  • Tankstation lpg/lng/cng in Klaver 8;
  • Toekomstige railterminal Klaver 6;

Voor het tankstation lpg/lng Klaver 8 en de toekomstige railterminal in Klaver 6 geldt dat deze bij de verantwoordingplicht betrokken dienen te worden vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting.

In de verantwoording van het groepsrisico wordt ingegaan op verschillende rampscenario's. Hierdoor zijn ook de rampscenario's van andere risicorelevante bronnen, waarvoor formeel geen verantwoordingsplicht geldt, bij de verantwoording betrokken.

Uit bovenstaande tabel en het uitgevoerde onderzoek in het kader van het MER en aanvullend onderzoek en berekeningen (zie bijlagen 6 en 7) blijkt het volgende:

Bestaande bronnen:

  • Plaatsgebonden risico (PR): voor zowel risicovolle inrichtingen als voor de vervoersassen geldt dat geen PR knelpunten zijn geconstateerd in het gebied van het bestemmingsplan. Ook worden geen latente saneringssituaties geconstateerd omdat het bestemmingsplan geen bestemmingen voor kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen de PR 10-6 contouren.
  • Groepsrisico (GR): Voor de A67 ligt het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde en deze neemt niet toe als gevolg van de ontwikkeling van klaver 6a. Dit geldt ook voor de spoorlijn Eindhoven-Venlo en de Greenportlane.

Toekomstige bronnen:

  • Railterminal (Klaver 6b): in het MER TPN zijn de mogelijke effecten van een railterminal in Klaver 6b onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet in het plangebied klaver 6a valt (de regels in het vigerende bestemmingsplan borgen dit ook). Uit het MER TPN blijkt eveneens dat voldaan wordt aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (hierbij is rekening gehouden met de realisatie van klaver 6a). Bij concreet ontwerp van een railterminal kan met een nadere en gedetailleerde invulling van het ontwerp een specifieke risicoberekening uitgevoerd worden.
  • Tankstation lpg en lng (Klaver 8): De ontwikkeling van Klaver 6a blijft buiten de PR10-6 contouren voor lpg, lng en cng8. Het groepsrisico voor het tankstation is gelijk aan of net onder de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling van Klaver 6a (verhoging van de personendichtheid) heeft geen invloed op de curve en dus de hoogte van het groepsrisico. Dit komt door de grote afstand van Klaver 6a (ten minste 80 m) tot de vulpunten en de aard van de ontwikkeling (realisatie bedrijventerrein).

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico is verantwoord in een separate notitie. De gemeenteraad acht het restrisico na het nemen van de maatregelen aanvaardbaar. Verwezen wordt naar de verantwoording van het groepsrisico in bijlage 8. Vermeld wordt dat de Veiligheidsregio om advies is gevraagd bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan. Het advies (zie bijlage 9) is verwerkt in de Verantwoording groepsrisico. Hierin is ook beschreven hoe wordt omgegaan met de door de Veiligheidsregio voorgestelde maatregelen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan zijn maatregelen genomen vanuit het aspect externe veiligheid, onder andere in het kader van de verantwoording van het GR die gevolgen hebben voor de verbeelding en de regels. Dit zijn de volgende maatregelen:

  • Vestigen en clusteren Bevi-inrichtingen: de vestiging van Bevi-inrichtingen wordt onder voorwaarden rechtstreeks toegestaan in het plangebied. Een voorwaarde is dat het groepsrisico kleiner is dan of gelijk is aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
  • PR 10-6 contour: in de regels is opgenomen dat de ligging van de PR 10-6-contour van eventuele toekomstige Bevi-inrichtingen in het plangebied binnen de perceelsgrens moet liggen, dan wel binnen openbaar gebied (bestemming groen/verkeer). Kwetsbare objecten worden in het plangebied en de directe omgeving niet toegestaan.
  • Toestaan (beperkt) kwetsbare objecten: Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' worden geen extra kwetsbare objecten toegestaan (zoals kinderdagverblijven) en in hoofdzaak geen kwetsbare objecten toegestaan (zoals restaurants of hotel accommodatie voor chauffeurs). Voor bedrijfsgebonden kantoren is een beperking in de oppervlakte opgenomen tot 1.500 m². In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn wel beperkte kwetsbare objecten toegestaan (= bedrijfsgebouwen). Zonder dit zou het bedrijventerrein immers niet kunnen functioneren.
  • Aan te houden afstanden: de afstand vanaf de bedrijfsbestemming in het plangebied tot aan de risicovolle bronnen (zoals het spoor en de Greenportlane) zijn dermate groot dat er geen verdere ruimtelijke beperkingen hoeven te worden opgenomen.

4.7 Milieuzonering

Relevant toetsingskader

Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:

  • ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Beleid

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

In het plangebied wordt voor de milieuzonering gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' (SvB). Deze SvB wordt toegepast bij bedrijventerreinen en gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' (of 'rustig buitengebied') Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'standaard' wordt verwezen naar bijlage 10.

Milieuonderzoek

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit voornamelijk agrarisch gebied. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling verschiet het grondgebruik van kleur naar 'bedrijventerrein'.

Uitgangspunten milieuzonering

Omgevingstypen in de nabijheid van het plangebied:

In de milieuzonering van het bedrijventerrein moet rekening worden gehouden met de aanwezige woningen in de omgeving. Hierbij kunnen enkele clusters van woningen worden onderscheiden, die afhankelijk van de locatie en de functies in de omgeving als omgevingstype 'rustig buitengebied' of 'gemengd gebied' moeten worden beschouwd:

  • cluster Dorperdijk 17, 19 en 22: in het MER TPN is op het gebied van industrielawaai rekening gehouden met het wooncluster aan de Dorperdijk, ten noordwesten van het plangebied Klaver 6a. De betreffende woningen zijn verworven voor de aanleg van de Greenportlane. Met de (toenmalige) eigenaren is afgesproken dat de woningen uiterlijk in het jaar 2013 verlaten zouden worden, waarna de gebouwen gesloopt zouden kunnen worden. De woningen zijn echter op dit moment (tijdelijk) nog bewoond. Daarom wordt zekerheidshalve rekening gehouden met de aanwezigheid van deze woningen. De dichtsbijzijnde woning ligt op 310 m afstand van het plangebied. Uit nader onderzoek blijkt dat deze woningen geen belemmering vormen voor de milieuzonering (zie onder 'uitwerking milieuzonering').
  • overig Dorperdijk: de dichtst bijzijnde overige woningen liggen aan de Dorperdijk, op meer dan 550 m afstand van het plangebied. Voor deze woningen wordt zekerheidshalve uitgegaan van omgevingstype 'rustig buitengebied'. Zelfs in dat geval vormen deze woningen geen belemmering voor de milieuzonering (zie onder 'uitwerking milieuzonering').
  • woning aan de Römerweg (op circa 590 m afstand) en aan de Venloseweg (op meer dan 550 m): voor deze woningen wordt in de planvorming zekerheidshalve uitgegaan van omgevingstype 'rustig buitengebied'. Zelfs in dat geval vormen deze woningen geen belemmering voor de milieuzonering (zie onder 'uitwerking milieuzonering').

Overigens is voor bedrijvigheid geluid vaak het meest maatgevende milieuaspect. Verwezen wordt naar paragraaf 4.8.

Functies in het plangebied waar rekening mee wordt gehouden

In het plangebied worden geen bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. Ook voorzieningen als een truckservice (met overnachtingsmogelijkheden) en een kinderopvang zijn niet toegestaan. Er zijn dan ook geen functies die in het plangebied mogelijk zijn waar de milieuzonering op moet worden afgestemd.

Uitwerking milieuzonering

De uitwerking van de milieuzonering heeft plaatsgevonden op grond van de eerder genoemde milieu-uitgangspunten en het uitgevoerde akoestisch onderzoek in het MER. Deze milieuzonering is in de verbeelding opgenomen. In het plangebied zijn bedrijven uit maximaal categorie 4.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 300 m ten opzichte van een rustig buitengebied. Aan deze richtafstand wordt voor alle woningen voldaan.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De voorgestelde milieuzonering is opgenomen in de regels en op de plankaart.

4.8 Geluid bedrijfsactiviteiten (industriegeluid)

Relevant toetsingskader

De gemeente Horst aan de Maas wil zorgvuldig met het geluidsaspect omgaan. In het besluitMER TPN is aandacht besteed aan het aspect cumulatieve geluidsbelasting. Er wordt gestreefd naar een gecumuleerde geluidbelasting vanwege de bedrijvigheid op geheel TPN van 50 dB(A) ter plaatse van woningen in de omgeving van TPN.

Conclusies milieuonderzoek

Met de opgenomen milieuzonering in dit bestemmingsplan is er afdoende voor gezorgd dat geen hinder zal optreden bij woningen door individuele bedrijven. Bedrijven die zich in het plangebied vestigen, zullen moeten voldoen aan de geluidsnormen die gelden vanuit de Wet milieubeheer en het bijbehorende Activiteitenbesluit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in het besluitMER tevens de cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven van Trade Port Noord in beeld gebracht voor een aantal bestaande clusters van woningen, te weten:

  • Grubbenvorsterweg en Sevenumseweg ten noorden van het grote plangebied Trade Port Noord;
  • Berkterheide ten oosten van het grote plangebied Trade Port Noord;
  • Heierhoeve ten zuidoosten van het grote plangebied Trade Port Noord;
  • Dorperdijk, zuidwestelijk van het grote plangebied Trade Port Noord.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0010.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0011.png"  

Figuur 4.1 Geluidscontouren geheel Trade Port Noord (variant 1 zonder verdere maatregelen) Roze: bedrijventerreinen; Geel: geluidsbelasting hoger dan 50 dB(A); Groen: geluidsbelasting lager dan 50 dB(A).

Het dichtst bijzijnde cluster woningen voor Klaver 6a ligt aan de Dorperdijk. De betreffende woningen zijn voor de aanleg van de Greenportlane verworven en via het bestemmingsplan 'Dorperdijk 17, 19, 20 en 22 in Sevenum' wegbestemd. De bewoners zullen op korte termijn verhuizen, waarna de woningen zullen worden verwijderd. Deze woningen zijn - vanwege de eventuele situatie dat de woningen nog tijdelijk bewoond zullen zijn - wel onderzocht. Bij deze woningen (Dorperdijk 17, 19 en 22 op circa 310 m vanaf de bedrijfsbestemming) bedraagt de cumulatieve geluidsbelasting 52 dB(A). Dat betekent dat sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) in het geval Trade Port Noord volledig is ontwikkeld (paarse gebieden in figuur 4.1). Dit blijkt uit het onderzoek dat in het kader van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van Trade Port Noord is opgesteld.

De berekende overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wordt echter niet als belemmering voor de ontwikkeling van Klaver 6a gezien. Allereerst omdat de norm van 50 dB(A) in casu formeel niet van toepassing is. Dit omdat de bedrijventerreinen die deze geluidsbelasting veroorzaken niet als wettelijk gezoneerde industrieterreinen zijn bestemd. Daarnaast is het niet aannemelijk dat de geluidsbelasting van 52 dB(A) in de tijdelijke situatie zal optreden. Deze waarde is namelijk pas aan de orde als alle bedrijventerreinen – die in het MER TPN zijn onderzocht – volledig en in de hoogste toegestane milieucategorie zijn ontwikkeld, terwijl de ontwikkeling van het bedrijventerrein op Klaver 3 in ieder geval nog 5 jaar op zich zal laten wachten. Bovendien is de eventuele overschrijding van de voorkeursgrenswaarde beperkt en kan – indien nodig – via maatregelen bij de (toekomstige) bedrijven of in het tussenliggende gebied worden voorkomen.

De dichtst bij zijnde overige relevante woningen liggen verder op langs de Dorperdijk, op meer dan 550 m afstand. Op basis van de geluidscontouren zoals opgenomen in het besluitMER TPN (zie figuur 4.1) wordt geconcludeerd dat de geluidsbelasting ter plaatse (ruimschoots) minder dan 50 dB(A) zal bedragen. Dit is het geval zonder verdere maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren 9 . Dit beeld komt overeen met de opgenomen milieuzonering.9

Ook voor de woning aan de Römerweg (op circa 590 m afstand) en aan de Venloseweg (op meer dan 550 m) zal, gelet op figuur 4.1, de cumulatieve geluidsbelasting minder dan 50 dB(A) bedragen.

Het voorgaande betekent dat een goed woon- en leefklimaat bij de woningen kan worden gehandhaafd. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In de milieuzonering van het bestemmingsplan is aangesloten bij de gehanteerde uitgangspunten uit het akoestisch onderzoek van het MER die voor de clusters van woonbebouwing relevant zijn. Tevens is het op basis van het bestemmingsplan mogelijk grondlichamen rondom het bedrijventerrein aan te leggen en worden inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken zoals bedoeld in de Wet geluidhinder uitgesloten.

Uit het besluitMER TPN blijkt dat ter plaatse van woningen in de omgeving van Klaver 6a (die niet geamoveerd worden) ruimschoots wordt voldaan aan de streefwaarde van 50 dB(A) voor de cumulatieve geluidsbelasting (industriegeluid). Derhalve is een koppeling van een Nota industriegeluid, zoals dit voor het bestemmingsplan TPN op Venloos grondgebied is gedaan niet noodzakelijk: volstaan kan worden met de opgenomen milieuzonering.

4.9 Verkeer, vervoer en infrastructuur

Relevant toetsingskader

In het kader van een bestemmingsplan voor een ruimtelijke ontwikkeling is het van belang ook aandacht te besteden aan de effecten voor de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet. Onderzoek dient te worden verricht naar de effecten van de ontwikkeling op de verkeersintensiteit en de verkeersbelasting in relatie tot de verkeersafwikkeling op de omliggende wegen. Verder dient aandacht te worden besteed aan de verkeersveiligheid. De bereikbaarheid van Klaver 6a in relatie tot mogelijke verkeersknelpunten is daarbij een aandachtspunt. Het gaat dan met name om de afwikkeling op de Greenportlane en de aansluitende wegen, zoals de Eindhovenseweg en de autosnelwegen A67 en A73.

Conclusies verkeersonderzoek

Verkeersstructuur plangebied

Klaver 6a wordt richting het westen ter plaatse van de bestaande Dorperdijk door middel van een ovonde aangesloten op de Greenportlane. Om de aansluiting op de Greenportlane mogelijk te maken, wordt de Dorperdijk opnieuw ingericht. Deze herinrichting wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Richting het zuidoosten bestaat via Klaver 6 een toegang tot de bestaande verkeersstructuur door het verlengen van de Dirk Hartogweg. Deze weg sluit aan op de Jacob Roggeveenweg, welke toegang geeft tot de Eindhovenseweg. De Eindhovenseweg geeft aansluiting op de A67 (Eindhoven-Venlo). De interne wegenstructuur wordt vormgegeven vanaf de Dorperdijk.

Greenportlane

De Greenportlane vormt de hoofdontsluiting voor het gebied Klavertje 4 en maakt deel uit van de autonome situatie, omdat deze reeds juridisch-planologisch is vastgelegd in een Provinciaal inpassingsplan (PIP). De Greenportlane sluit in oostelijke richting aan op de autosnelweg A73 (Nijmegen-Venlo-Maastricht) en in zuidwestelijke richting op de N556, de Eindhovenseweg (Sevenum-Venlo). Zowel de A73 als de Eindhovenseweg geven aansluiting op de A67 (Eindhoven-Venlo-Duisburg).

De Tracénota/MER voor de Greenportlane ligt ten grondslag aan het PIP. Hierin is rekening gehouden met verkeersafwikkeling van het gehele gebied Klavertje 4, waar Trade Port Noord en Klaver 6a deel van uitmaken. In de Tracénota/MER is alternatief B1, dat uitgaat van een nieuwe aansluiting van de Greenportlane op de A67, naar voren gekomen als meest milieuvriendelijk alternatief (MMA). In het PIP is gekozen om voor de planperiode (tot 2020) uit te gaan van alternatief A1, waardoor het deel van de Greenportlane tussen de Eindhovenseweg en de A67 niet juridisch-planologisch mogelijk is gemaakt. Voorwaarde is de capaciteitsuitbreiding van de bestaande aansluiting van de Eindhovenseweg op de A67. Onder deze voorwaarde voorziet dit alternatief tot einde planperiode in voldoende mate in een goede verkeersdoorstroming voor het te ontwikkelen gebied, waaronder Trade Port Noord en Klaver 6a. De betreffende capaciteitsverruimende maatregelen worden getroffen.

Verkeersafwikkeling Klaver 6a

Klaver 6a wordt ontsloten via de Dorperdijk naar de Greenportlane. Via de Dirk Hartogweg wordt een calamiteitenontsluiting gerealiseerd. Binnen Klaver 6a wordt 12 ha netto bedrijventerrein mogelijk gemaakt. De verkeersgeneratie van dit bedrijventerrein is binnen Trade Port Noord reeds meegenomen in het verkeersmodel voor het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) Greenportlane.

Trade Port Noord (waar Klaver 6a deel van uitmaakt) levert een relatief grote bijdrage aan de verkeersbelasting van de Greenportlane. Zowel de route naar de A73 als naar de A67 vormen belangrijke ontsluitingsroutes voor verkeer van en naar het plangebied. Op basis van het MER blijkt dat het meeste verkeer zal afwikkelen naar de aansluiting met de A73. Dit leidt tot een etmaalintensiteit van circa 23.000 mvt/etmaal in 2020. Een ander deel van het verkeer zal via het zuidwestelijke deel van de Greenportlane worden afgewikkeld. De intensiteit op dit deel bedraagt circa 8.000 mvt/etmaal in 2020. De intensiteit op de Greenportlane zal verder toenemen als gevolg van de ontwikkeling van het gehele gebied Klavertje 4/Greenport Venlo.

De capaciteit van de relevante kruispunten is afgestemd op de verkeersintensiteiten na realisatie van Klavertje 4 en is derhalve voldoende om het verkeer af te wikkelen. De kruispuntberekeningen die in het kader van de Tracénota/MER voor de Greenportlane zijn uitgevoerd, anticiperen reeds op afwikkeling van het verkeer van en naar Trade Port Noord. Hierin is ook rekening gehouden met het verkeer van en naar Klaver 6a. De verkeersafwikkeling van onderhavige ontwikkeling is hierdoor gewaarborgd. Verder zijn rondom de bestaande aansluiting op de A67 capaciteitsverruimende maatregelen voorzien, waardoor de verkeersafwikkeling gewaarborgd is.

Daarbij wordt opgemerkt dat het verkeer van Klaver 6a en 6b in het verkeersmodel Tracénota/MER Greenportlane volledig is toegedeeld aan de Jacob Roggeveenweg/Eindhovenseweg. In de uiteindelijke structuur zal Klaver 6 samen met Klaver 5 een directe aansluiting krijgen op de Greenportlane. Deze aansluiting zal worden vormgegeven door middel van de ovonde. Inmiddels zijn nieuwere verkeersmodellen beschikbaar, zoals gebruikt voor de Structuurvisie Klavertje 4. In dit model is de directe aansluiting van Klaver 5 en 6 op de Greenportlane opgenomen. De dimensionering van dit kruispunt is gebaseerd op dit verkeersmodel, waarin ook Klaver 6 is opgenomen, en biedt daarom voldoende capaciteit om het verkeer goed af te wikkelen. Bovendien wordt door deze ontsluiting op de Greenportlane de Jacob Roggeveenweg minder zwaar belast met verkeer vanuit Klaver 6.

Uit onderzoek [MER Trade Port Noord, Aanvulling op het MER, Oranjewoud, 15 juni 2012] blijkt voorts dat het gehanteerde verkeersmodel PIP Greenportlane nog steeds goed bruikbaar is voor het beoordelen van de verkeerseffecten van onderhavige ontwikkeling. Het verkeersmodel geeft, vergeleken met recentere modellen, een goed beeld van de te verwachten effecten op het verkeer. Het model geeft geen onderschatting van de verkeersintensiteiten in het plangebied. Verder laten kruispuntanalyses voor de Greenportlane zien dat er geen verstoring optreedt in de verkeersafwikkeling op kruispuntniveau.

Geconcludeerd wordt dat een goede verkeersafwikkeling op wegvak- en kruispuntniveau gewaarborgd is.

Langzaam verkeer

De ontsluiting van het plangebied vindt hoofdzakelijk plaats via Dorperdijk-Jacob Roggeveenweg naar de Eindhovenseweg. De Jacob Roggeveenweg en Eindhovenseweg kennen vrijliggende fietspaden, waardoor fietsverkeer op een verkeersveilige wijze conform de Richtlijnen van Duurzaam Veilig wordt afgewikkeld. Vanaf de Eindhovenseweg kan fietsverkeer richting Sevenum en Blerick/Venlo rijden.

Fietsverkeer richting het westen kan in de toekomstige situatie niet via de Dorperdijk rijden, vanwege de aanleg van de Greenportlane. De fietsverbinding langs de Venloseweg-Eindhovenseweg blijft gehandhaafd. Van belang is daarnaast de realisatie van de Greenport Bikeway aan de noordzijde van de spoorlijn. Deze is momenteel bereikbaar via de spoorwegovergang in de Heierhoeveweg. In de toekomstige situatie komt deze spoorwegovergang te vervallen en zal een alternatieve spoorkruising voor fietsverkeer worden gerealiseerd. Op die manier blijft geborgd dat Klaver 6 en andere bedrijventerrein ten zuiden van de spoorlijn voor langzaam verkeer zijn aangesloten op de Greenport Bikeway.

Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor fietsverkeer in voldoende mate geborgd is via de Jacob Roggeveenweg. Ook zal Klaver 6 een aansluiting krijgen op de Greenport Bikeway, waardoor het plangebied per fiets goed bereikbaar blijft.

Parkeren en logistiek

Alle bedrijven dienen op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen te realiseren. Gestreefd wordt bij intensief ruimtegebruik om collectieve parkeervoorzieningen te realiseren.

Het laden en lossen en het parkeren van vrachtwagens dient op eigen terrein plaats te vinden. Het eigen terrein wordt ontsloten via de interne wegenstructuur binnen de klavers. Verder dienen de manoeuvrebewegingen voor het laden en lossen op eigen terrein plaats te vinden.

Verkeersveiligheid

Alle nieuwe wegen worden conform de geldende richtlijnen ingericht, waardoor voldaan wordt aan de criteria van Duurzaam Veilig. Fietsverkeer wordt zoveel mogelijk via een solitair netwerk afgewikkeld. Parkeren en laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden. De verkeersveiligheid is in voldoende mate gewaarborgd.

Vertaling naar het bestemmingsplan

De ontsluiting van het plangebied op de Greenportlane loopt via het tracé van de bestaande Dorperdijk, welke hiervoor geschikt wordt gemaakt. Binnen Klaver 6 wordt de verkeersstructuur niet apart bestemd, maar hoofdzakelijk mogelijk gemaakt in de bedrijfsbestemming. Ook zijn calamiteitenontsluitingen mogelijk binnen de bedrijfsbestemming. Deze zullen bij de verdere (civieltechnische) uitwerking nader worden bepaald. Verder dient parkeren op eigen terrein te worden opgelost en biedt het plan een juridische basis voor de realisatie van collectieve parkeervoorzieningen.

4.10 Wegverkeersgeluid

Relevant toetsingskader

Binnen het plangebied worden nieuwe wegen mogelijk gemaakt die op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) gezoneerd zijn. De geluidszone van deze wegen is afhankelijk van de binnenstedelijke of buitenstedelijke ligging en bedraagt respectievelijk 200 en 250 m. Tevens is er sprake van reconstructie van de Dorperdijk ten oosten van de Greenportlane. Binnen de wettelijke geluidszones van de nieuwe en te reconstrueren wegen liggen geen bestaande woningen. De meest nabijgelegen woning aan de Dorperdijk die niet geamoveerd wordt ligt op een aanzienlijk grotere afstand. Toetsing aan de Wgh kan derhalve achterwege blijven.

Conclusies milieuonderzoek

Binnen de geluidszone van de nieuwe en te reconstrueren wegen liggen geen woningen of andere geluidsgevoelige functies. Het aspect wegverkeersgeluid vormt daardoor geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Het aspect geluidshinder ten gevolge van wegverkeersgeluid staat uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Er is geen nadere regeling in het bestemmingsplan nodig.

4.11 Luchtkwaliteit

Relevant toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Er wordt voldaan aan de Wlk indien de grenswaarden niet worden overschreden, dan wel indien de toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen (bij een overschrijding) niet in betekenende mate (nibm) is.

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) is opgenomen op welke locaties toetsing van de grenswaarden plaats moet vinden. De luchtkwaliteit dient beoordeeld te worden op plaatsen waar significante blootstelling van mensen plaatsvindt (het zogenaamde blootstellingscriterium) en waar burgers normaliter toegang toe hebben (het toepasbaarheidsbeginsel). Op de locaties waar burgers normaliter toegang hebben gaat het daarbij om blootstelling gedurende een periode, die in vergelijking met de zogenoemde middelingstijd van de grenswaarde (jaar, etmaal en/of uur), significant is. Dit betekent onder meer dat op een plaats waar een burger langdurig wordt blootgesteld (gedurende de middelingstijd van een jaar) in ieder geval getoetst moet worden aan de jaargemiddelde grenswaarden (bijvoorbeeld bij woningen).

Conclusies milieuonderzoek

In het besluitMER Trade Port Noord - waarin Klaver 6a is meegenomen - zijn berekeningen uitgevoerd voor de beoordelingsjaren 2012, 2013, 2015 en 2020 (voor de referentie- en voor de plansituatie, het jaar 2013 is in het onderzoek betrokken omdat in dat jaar de openstelling van Greenportlane is voorzien). In het MER-onderzoek zijn de volgende bronnen meegenomen:

  • de toekomstige bedrijfsactiviteiten in geheel Trade Port Noord;
  • het verkeer op de maatgevende wegen in het plangebied en in de omgeving;
  • het treinverkeer op de spoorlijn Eindhoven-Venlo (diesellocomotieven goederenvervoer);
  • relevante bedrijfsbronnen in de omgeving van het plangebied.

Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit is specifiek gekeken naar de directe omgeving van de relevante bronnen (langs de directe ontsluitingswegen en in de directe omgeving van het bedrijventerrein zelf).

Uit het MER blijkt dat op de maatgevende beoordelingspunten (kortdurende dan wel langdurige blootstelling) voldaan wordt aan de betreffende normen in alle onderzochte jaren.

  • Kortdurende blootstelling: op de beoordelingspunten langs de wegen in het plangebied is het aantal maal overschrijding van de norm voor kortdurende blootstelling beoordeeld. Ook ter plaatse van bijzondere functies en gemeenschappelijke voorzieningen is kortdurende blootstelling beoordeeld. Uit het MER blijkt dat in alle onderzochte beoordelingsjaren op de betreffende locaties wordt voldaan aan de normen voor kortdurende blootstelling.
  • Langdurige blootstelling: om de effecten van geheel Trade Port Noord in beeld te brengen buiten het plangebied Trade Port Noord is beoordeeld nabij de dichtst bij het plangebied gelegen woningen, langs de lokale ontsluitingswegen en nabij de A67 en A73 gelegen woningen. Op deze locaties kan sprake zijn van langdurige blootstelling. Uit het besluitMER Trade Port Noord blijkt dat in alle onderzochte beoordelingsjaren op geen van de beoordelingspunten een overschrijding van de normen voor langdurige blootstelling plaatsvindt.

In het luchtkwaliteitsonderzoek van het besluitMER Trade Port Noord is er nog vanuit gegaan dat in 2015 37% van Klaver 6 gerealiseerd is. Ook als in 2015 reeds meer is gerealiseerd wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormering. Gelet op:

  • de berekende concentratie stikstofdioxide en fijn stof (als maatgevende stoffen) in 2013 en 2015;
  • de toename van de concentratie stikstofdioxide in 2022 (wanneer geheel TPN is gerealiseerd) van 1,48 µg/m³ en de toename van de concentratie fijn stof van 1,66 µg/m³;
  • het feit dat in 2013 en 2015 ook na deze toename ruimschoots zou worden voldaan aan de geldende grenswaarden uit de luchtkwaliteitswetgeving;

blijkt dat ook bij een volledige ingebruikname van klaver 6 in 2015 voldaan wordt aan de luchtkwaliteitsnormering.

Deze conclusie wordt bekrachtigd door het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek voor planMER/structuurvisie Klavertje 4-gebied. Hieruit blijkt dat de gehele gebiedsontwikkeling voldoet aan de wettelijke normen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Dit aspect heeft geen gevolgen voor de verbeelding of de planregels.

4.12 Duurzaamheid

Relevant toetsingskader

Het concept van de ontwikkeling van en het beheer in het Klavertje 4-gebied sluit nauw aan bij ideeën over integraal ketenbeheer, maatschappelijk verantwoord ondernemen, industriële en ruimtelijke ecosystemen en duurzame ontwikkeling. Recent zijn de onderstaande 'Venlo Principles', inmiddels omgedoopt en vertaald tot 'Limburg Principles', bestuurlijk ondertekend:

  • wij zijn verbonden met onze omgeving en handelen daarnaar;
  • ons afval is ons voedsel;
  • de zon is onze energieleverancier;
  • onze lucht, bodem en water zijn gezond;
  • wij ontwerpen voor het welzijn van alle generaties;
  • wij zorgen voor genietbare mobiliteit.

Deze uitgangspunten ('ambities') worden ook gehanteerd bij de ontwikkeling van Trade Port Noord en Klaver 6a en toegepast bij het ontwikkelen van het concept van de klavers, de basis voor het ruimtelijk ontwerp.

Conclusies

Verschillende schaalniveaus
Voor de beoordeling van de inbreng van duurzaamheidaspecten in de planvorming is het van belang om na te gaan welke onderdelen nu - in het stadium van het vaststellen van het ruimtelijk plan - en welke onderdelen in de volgende stadia van het project relevant zijn. Veel te nemen maatregelen zijn immers gekoppeld aan de concrete ontwerpen, materiaalkeuze, installatietechniek, toepassing van technieken om bijvoorbeeld zonne-energie te benutten e.d. van de te realiseren gebouwen en aan de manier waarop de bedrijfs- en productieprocessen in de gebouwen worden ingericht.

De uitwerking van duurzaamheid als basis voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen vindt derhalve plaats op verschillende niveaus, die samenhangen met de verschillende stappen in het planvormingsproces.
Op het niveau van het ruimtelijk plan gaat het om maatregelen die relevant zijn op het niveau van het plangebied. Daarbij gaat het deels om concrete maatregelen - zie hierna - en deels om het scheppen van voorwaarden die de toekomstige gebruikers van het plangebied (de bedrijven en de werknemers van de bedrijven) in staat stellen zodanige keuzes te maken dat wordt bijgedragen aan een duurzame ontwikkeling.
Een belangrijk deel van de 'winst' van duurzame ontwikkeling wordt (pas) behaald bij en door de gebruikers (bedrijven en individuen) in en van het gebied. Het gaat hier bij bijvoorbeeld om de ontwerpen van gebouwen, de ontwerpen van producten die worden geproduceerd, de toepassing van technieken om kringlopen in stand te houden e.d. Keuzes hierover vallen buiten de scope van het ruimtelijk plan, maar maatregelen om dit te stimuleren en te faciliteren kunnen wel op gebiedsniveau worden genomen. Daarbij ligt overigens een aanpak op het niveau van Klavertje 4/Greenport Venlo - dus ruimer dan Klaver 6a - voor de hand. Er is in het bestemmingsplan en het besluitMER - dat is opgesteld voor Trade Port Noord - daarom vooral aandacht besteed aan maatregelen die op het niveau van Trade Port Noord kunnen worden genomen.  

In het ruimtelijk ontwerp voor Klavertje 4/Greenport Venlo is het klaver als uitgangspunt genomen. Het klaver is voorts het uitgangspunt om te werken aan duurzaamheid voor Trade Port Noord en dus ook Klaver 6a. Er zijn veel uiteenlopende mogelijkheden om invulling te geven aan de duurzaamheidsambities. Aan de mogelijkheden die in het besluitMER Trade Port Noord zijn beschreven zal, zoals eerder gezegd, niet direct vanaf het begin invulling kunnen worden gegeven. Het bedrijventerrein zal gefaseerd worden ontwikkeld, waarbij per fase afgewogen wordt op welke wijze invulling wordt gegeven aan duurzaamheid.

Eén van de aspecten die men in dit stadium verder heeft uitgewerkt is de biologische zuivering per klaver in de voorzieningen voor zuivering en infiltratie van water.

Bij de nadere uitwerking op het niveau van het plangebied is aandacht besteed aan de volgende aspecten:

  • meervoudig ruimtegebruik: Oplossingen die ruimtebesparend zijn (bijvoorbeeld parkeren op het dak of onder het gebouw) en die een groter bebouwbaar gebied mogelijk maken, zijn vanuit meervoudig ruimtegebruik toe te juichen. De bouwhoogte is daarom niet teveel ingeperkt. Het is zelfs nastrevenswaardig om de bedrijfsgebouwen wat betreft ruimtegebruik waar mogelijk te optimaliseren door middel van stapeling. Ook kan de bedrijfsvoering specifieke eisen stellen aan de bebouwingsgrens: eveneens een reden om geen al te gedetailleerde ruimtelijke eisen in dit plan te stellen.
  • exploitatie: Het uitgangspunt is te komen tot een uitgeefbaar gebied van 70% van het totaal te ontwikkelen terrein. Het Ruimtelijk Ontwerp Klavertje 4 biedt een perspectief gebaseerd op de duurzaamheidsprincipes (Limburg-principles) waarbij het gebied zelfvoorzienend is wat betreft water en energie. Op dit moment wordt onderzocht wat de eventuele meerkosten op de korte termijn zijn voor voorzieningen als een biologische waterzuivering. Daarbij zal in beeld worden gebracht wat ook eventuele terreinbesparingen zijn. De financiële voor- en nadelen op de langere termijn voor de ondernemers zullen worden doorgerekend voor wat betreft de exploitatie en het beheer van deze voorzieningen. De aanname is dat de maatregelen die nodig zijn om zelfvoorzienend te zijn in eerste instantie extra kosten (investeringen) met zich meebrengen, maar op de langere termijn kostenbesparend zullen zijn.
  • ruimtelijke kwaliteit: De landschappelijke inbedding van de bedrijfsterreinen door middel van grondlichamen brengt een nieuwe ruimtelijke kwaliteit in het gebied tot stand. Het doel is niet zozeer om de bedrijfsbebouwing geheel aan het zicht te onttrekken, maar om deze te voorzien van een samenhangend groen geheel (kader of grondlichaam). De grondlichamen zullen de gebouwen als het ware 'landschappelijk samenvoegen'. Het beleid van de gemeente Horst aan de Maas is er op gericht om de bedrijven die gebouwen kunnen en willen realiseren met een architectonische uitstraling op zichtlocaties te laten vestigen.
  • gesloten grondbalans: De klavers en daarmee vrijwel alle klaverbladen zullen worden omzoomd door grondlichamen met een variabele hoogte die het zicht op datgene wat zich op maaiveld bij de bedrijven afspeelt aan het oog zullen onttrekken. Hierdoor ontstaat een nieuw, samenhangend en rustig landschappelijk totaalbeeld. De landschappelijke kwaliteit van de grondlichamen zal worden vergroot door bepaalde vormen van agrarisch gebruik plaats te laten vinden (wijngaarden op de hellingen, weiland, bomenteelt etc.). Het grondlichaam kan met een gesloten grondbalans worden gerealiseerd omdat het in feite de opeenhoping vormt van de eerste laag aarde die van de bodem wordt afgehaald om het gebied bouwrijp te maken.
  • functioneel landschap: Het landschap tussen de grondlichamen (en de Greenportlane) is functioneel ten behoeve van de waterhuishouding in het gebied. Behalve als infiltratiegebied fungeert het landschap als retentiegebied en is zo vormgegeven dat het ruimte biedt aan de opvang van piekbuien bij neerslag. De aanblik van het landschap zal sterk veranderen in een natte periode wanneer een groot deel van het gebied tussen de grondlichamen tijdelijk onder water staat. Ook de blusvijvers zijn integraal onderdeel van de landschappelijke inrichting.
  • Langzaam verkeersnet: het gebruik van de fiets voor woon en werkverkeer wordt gestimuleerd door de Greenport Bikeway, die ten noorden van het spoor zal lopen. Het plangebied is via de spoorovergang in de Heierhoevenweg aangesloten op de Greenport Bikeway.
  • mogelijkheden op het gebied van energie: Het ruimtelijk ontwerp Trade Port Noord (en Klaver 6a) biedt een aantal mogelijkheden op het gebied van energie, zoals:
    • 1. diversificatie: De vormen van duurzame energie die afhankelijk zijn van natuurlijke processen zoals zon, wind, stroming en dergelijke, zullen een fluctuerend aanbod van energie opleveren. Daarom is diversificatie nodig. Om vraag en aanbod te blijven afstemmen zal meer buffering en/of een sterker internationaal netwerk nodig zijn. Daarbij zullen wind op zee en -in mindere mate- op het land evenals nieuwe energiecentrales waarschijnlijk een centralisatie en schaalvergroting laten zien. Dit onder meer vanwege de kosteneffectiviteit van maatregelen zoals CO2-afvang en CO2-opslag en vanwege beschikbaarheid van koelwater en de directe afzet van restwarmte.
    • 2. complementaire systemen: In het ruimtelijk ontwerp Klavertje 4 wordt hierop ingespeeld. Enerzijds is er een overkoepelend systeem voor het gehele plangebied met een mogelijke opschaling naar de gehele regio. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om per klaver aanvullende systemen te introduceren. De ruimtelijke configuratie laat hier ruimte voor.
  • Cradle to Cradle: Een stap verder in het verduurzamen van het plangebied is de toepassing van de principes van de industriële ecologie. Dit principe komt wellicht het dichtst bij de essentie van de Cradle to Cradle filosofie. Net als met de energiecascade gaat dit principe er vanuit dat het restproduct van een functie, de bron voor een andere functie kan zijn. Een klaver zou als een industriële ecologie kunnen functioneren. De programmering van de verschillende klaverbladen komt hierbij vrij nauw, want het is de bedoeling dat bedrijven worden gecombineerd die een meerwaarde met elkaar opleveren. Het vestigingsbeleid speelt een belangrijke rol in dit streven.
  • Een industriële ecologie is een programmatische alliantie. Dat kan betekenen dat er een actieve zoektocht moet worden gestart naar de juiste combinaties van bedrijven. Dit vraagt om een kritische blik naar het programma dat zich aandient. Wellicht zijn er goede combinaties te maken door middel van de DECL (duurzame energiecentrale Limburg). Het idee is om vooral op zoek te gaan naar mogelijkheden en kansen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Voor de ontwikkeling van klaver 6a zijn de volgende concrete duurzaamheidmaatregelen in dit bestemmingsplan vertaald die voorwaarden scheppen voor de toekomstige gebruiker en tevens de basis is voor de verdere uitwerking van de duurzaamheidaspecten:

  • met de gekozen (beperkte) bebouwingsgrenzen en toegestane bouwhoogten wordt binnen de noodzakelijke ruimtelijk-planologisch relevante kaders en milieurandvoorwaarden meervoudig ruimtegebruik mogelijk gemaakt;
  • door grondlichamen voor landschappelijke inpassing worden mogelijk gemaakt in de bestemming Groen;
  • het plan biedt de mogelijkheid nadere eisen te stellen aan de oriëntatie van gebouwen ten behoeve van optimaal gebruik van zonne-energie.

4.13 Laagvliegroute

Relevant toetsingskader

Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (2010)

Het plangebied ligt binnen het laagvlieggebied De Peel (GLV-VIII), zoals vastgelegd in het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT). Dit is een planologische kernbeslissing (PKB) die de hoofdlijnen bevat van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. Alle PKB's hebben onder de Wro de status van structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen.

In het SMT zijn laagvliegroutes opgenomen. De laagvlieggebieden dienen voldoende ruim te zijn om te voorkomen dat laagvliegen de lokale bevolking onevenredig hindert. Onder de laagvliegroutes voor vliegtuigen dient het bestemmingsplan zeer terughoudend te zijn in het voorzien van bouwmogelijkheden voor masten, windmolens en andere hoge objecten onder de route. In het SMT worden geen maximale bouwhoogtes gekoppeld aan het laagvlieggebied. Volgens een opgaaf van defensie geldt een maximale bouwhoogte van 35 m.

AMvB Ruimte (2011)

Het Structuurschema Militaire terreinen is opgenomen in de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte bevat een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van de bestaande ruimtelijke kaders uit de eerder vastgestelde PKB's, onder andere het Structuurschema Militaire Terreinen. Een klein deel van de militaire gebieden en objecten worden in de AMvB Ruimte begrensd. Militaire objecten dienen een militaire bestemming te krijgen en de opgenomen bestemmingen en gebruiksregels mogen geen belemmering vormen voor de functionele bruikbaarheid van het object en de uitoefening van de defensietaak.

Daarnaast geldt rond een aantal militaire objecten een maximale bouwhoogte. Ook voor laagvliegroutes voor jachtvliegtuigen gelden hoogtebeperkingen. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden onder een laagvliegroute voor jachtvliegtuigen bevat over een breedte van 3.704 m (2 nautische mijlen) geen bestemmingen of regels omtrent het gebruik van die gronden die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m mogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMKLAVER6A-BPV1_0012.png"

Figuur 4.2 Begrenzing laagvlieggebied

Conclusies onderzoek

Het plangebied ligt in het laagvlieggebied De Peel (GLVVIII), zie figuur 4.2. In het plangebied wordt bebouwing mogelijk gemaakt tot een hoogte van 25 m. Het is mogelijk om van deze bouwhoogte af te wijken tot ten hoogste 30 m (afwijkingsmogelijkheid). Beide bouwhoogten passen binnen de maximaal toegestane bouwhoogte van 40 m op basis van de AMvB Ruimte.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Het laagvlieggebied heeft geen gevolgen voor de regels of de verbeelding.

4.14 Leidingen

Relevant toetsingskader

Zakelijk rechtstrook

Voor planologisch relevante leidingen geldt, afhankelijk van het soort en de aard van de leiding, een zakelijk rechtstrook waarmee in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden.

Conclusies milieuonderzoek

Er liggen in het plangebied geen planologisch relevante leidingen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Dit aspect behoeft geen vertaling in de regels of in de verbeelding.

4.15 Overige onderwerpen

4.15.1 Spuitcirkels

Relevant toetsingskader

Voor boomgaarden, kwekerijen, tuijnderijen en wijgaarden gelden geen wettelijke bepalingen ten aanzien van de minimaal aan te houden afstand in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Ook de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' noemt geen richtafstand. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening wordt in het algemeen wel een afstand van 50 m aangehouden tussen boomgaarden en woningen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van (nieuwe) woningen (en bijbehorende tuinen) te garanderen om eventuele beperkingen voor de bedrijfsvoering van de boomgaard in de beoordeling te betrekken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt toepassing van een dergelijke vuistregel in het algemeen niet onredelijk. Er kan echter sprake zijn van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om af te wijken van de indicatieve afstand van 50 m. Een en ander is onder meer afhankelijk van de bedrijfsvoering in de desbetreffende boomgaard.

Conclusies milieuonderzoek

In het plangebied wordt geen woningbouw mogelijk gemaakt, alleen bedrijvigheid. Eventuele toekomstige spuitcirkels leveren dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Dit aspect behoeft geen vertaling in de regels of op de verbeelding.

4.15.2 Explosieven

Relevant toetsingskader

In gebieden waar aanwijzingen zijn dat er zich niet-gesprongen conventionele explosieven kunnen bevinden dient hiermee bij het uitvoeren van bouw- en grondwerkzaamheden rekening te worden gehouden.

Conclusies milieuonderzoek

In de omgeving hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog diverse gevechtshandelingen plaatsgevonden, zowel op de grond als in de lucht. Hierbij is niet-ontplofte munitie ('blindgangers') in de bodem terechtgekomen. Het betreft met name geschutsmunitie (granaten), handgranaten en afwerpmunitie (vliegtuigbommen). Tevens zijn op diverse locaties mijnenvelden aangelegd. Hoewel de meeste mijnen uit deze velden geruimd zijn, kan niet worden uitgesloten dat mijnen in de bodem zijn achtergebleven. (Graaf)werkzaamheden kunnen alsnog leiden tot ontploffing van deze munitie, wat kan leiden tot letsel en/of schade aan gebouwen, infrastructuur, leidingen en dergelijke.

Door Bureau AGV Geoconsult Verheijen is daarom in het najaar van 2007 voor een groot deel van de gebiedsontwikkeling Greenport Venlo historisch (bureau)onderzoek gedaan naar (de kans op) voorkomen van Niet Gesprongen Conventionele Explosieven (in het vervolg explosieven genoemd). De analyse is verricht op basis van onderzoek in archieven en analyse van historische luchtfoto's. De resultaten hiervan zijn onder andere opgenomen in de planMER voor de structuurvisie Klavertje 4-gebied.

Het historisch onderzoek heeft uitgewezen dat in de noordelijke zone van het plangebied Klaver 6a, langs de Dorperdijk, een de kans bestaat op het aantreffen van explosieven in de ondergrond (verdacht gebied). Het betreft tevens een voormalig mijnenveld. Voor verdachte gebieden geldt een verhoogde kans op het aantreffen van explosieven, waarvoor bij voorgenomen (graaf)werkzaamheden vervolgonderzoek ter plaatse aanbevolen wordt. Voor niet-verdachte gebieden is de kans op explosieven kleiner, maar niet uitgesloten.

Vertaling naar het bestemmingsplan

Dit aspect behoeft geen vertaling in de regels of op de verbeelding.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk vormt de uitleg bij de juridische regeling van het bestemmingsplan (de regels en de verbeelding). Allereerst wordt uitleg gegeven bij de gekozen planvorm. Vervolgens volgt een beschrijving van de plansystematiek. Paragraaf 5.3 bevat de uitleg bij de belangrijkste regels.

5.1 Planvorm

Type planvorm

Het bestemmingsplan Klaver 6a betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Er is gekozen voor een globale, flexibele regeling. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen. Alleen de belangrijkste uitgangspunten zijn vastgelegd:

  • bedrijvigheid ten behoeve van bedrijfsuitbreiding vanuit TPW;
  • de grondwallen;
  • ontsluiting aan de zijde van de Dorperdijk;
  • het accent gericht op de Greenportlane;
  • de toegestane milieucategorie;
  • de bouwhoogte.

Op deze wijze is het plan zo min mogelijk beperkend voor nieuwe, thans nog niet voorziene, maar wel geschikte invullingen van het plangebied, als ook voor technologieën op het gebied van duurzaamheid. De bestemmingsregeling laat efficiënt gebruik van de gronden toe, houdt rekening met mogelijk wijzigende marktomstandigheden en biedt mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik.

Kaderregeling

Het bestemmingsplan biedt de publiekrechtelijke basis voor de omgevingsvergunningen. De regeling in het bestemmingsplan is gebaseerd op de Structuurvisie Klavertje 4-gebied en het Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo. Het plan is bewust globaal opgesteld. Het bestemmingsplan richt zich op de ruimtelijke hoofdzaken, te weten de indeling in het gebied met de groene inpassing (grondlichamen en groengebieden), de toelaatbaarheid van de milieucategorieën en de bouwhoogtezonering.

Rol bestemmingsplan in borging van duurzaamheidambities

Het ambitieniveau voor Klavertje 4 en daarmee ook van Klaver 6a ten aanzien van duurzaamheid (geïnspireerd door C2C) is hoog. Het bestemmingsplan is één van de instrumenten die de gewenste duurzaamheidambities kan faciliteren en sturen. Het bestemmingsplan biedt de kaders en grenzen voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het schept de voorwaarden voor de maatregelen die in het kader van de duurzaamheidambitie dienen te worden getroffen (zoals ruimte voor waterberging). Met het inzetten van het bestemmingsplan als instrument voor borging van alle duurzame ambities moet om de volgende redenen echter terughoudend worden omgegaan:

  • het bestemmingsplan stelt regels voor het ruimtegebruik en het bouwen (toelatingsplanologie). In het algemeen is het echter geen instrument waarmee de uitvoering van maatregelen kan worden afgedwongen;
  • duurzaamheidmaatregelen hebben vaak betrekking op zaken die geen onderwerp vormen van de planologisch-juridische regeling in een bestemmingsplan (waterbeheer, verkeersmaatregelen, toepassing energieconcepten etc);
  • het bestemmingsplan is een relatief star instrument terwijl duurzame oplossingen in hoog tempo aan innovatie onderhevig zijn. Flexibiliteit is dan ook wenselijk in het streven naar de meest duurzame oplossingen.

Beeldregieplan

Ten behoeve van de continuïteit in planvorming en de kwaliteit van de uitvoering is voor Trade Port Noord een beeldregieplan opgesteld. Het beeldregieplan is een aanvulling op het bestemmingsplan TPN en is gelijktijdig daarmee vastgesteld als nieuw onderdeel van de welstandsnota. Klaver 6a maakt formeel geen deel uit van Trade Port Noord en valt daarom niet onder de werking van het beeldregieplan. Omdat Klaver 6a ruimtelijk-stedenbouwkundig wel een duidelijk samenhang heeft met Trade Port Noord, is het uitgangspunt dat de beeldkwaliteit in lijn moet zijn met het Beeldregieplan van Trade Port Noord.

Aanvullende instrumenten voor borging van duurzaamheidsambities

Het borgen van alle duurzaamheidsambities in het bestemmingsplan is niet geheel mogelijk, zo blijkt uit het voorgaande. Andere instrumenten zijn dan ook nodig om daadwerkelijke uitvoering van de duurzaamheidsmaatregelen te waarborgen. Aanvullend op dit bestemmingsplan zal dan ook worden getoetst aan verschillende beleidsdocumenten, zoals het vestigingsbeleid, waterplannen, verkeersbeleid etc.

De (publiekrechtelijke) doorwerking van deze documenten is juridisch niet zo hard als die van een bestemmingsplan. Alle gronden in het plangebied zijn echter in eigendom van de ontwikkelentiteit. Zodoende kunnen bij de gronduitgifte duurzaamheidsmaatregelen en -voorwaarden, zoals deze zijn vastgelegd in verschillende beleidsdocumenten, worden opgenomen in een privaatrechtelijke overeenkomst (voor zover wettelijk mogelijk in het kader van de technische eisen die zijn opgenomen in het Bouwbesluit). Op deze manier zijn de duurzaamheidsambities alsnog geborgd.

Vestigingsbeleid en -criteria

Om te bezien of een bedrijf past binnen het vestigingsbeleid worden drie stappen doorlopen:

  • 1. Voorselectie: bedrijven melden zich bij DCGV/Venlo en/of DCGV/Venlo gaat op zoek naar bedrijven die zich mogelijk willen vestigen. De potentiële vestigers worden beoordeeld op basis van een shortlist:
    • a. behoren zij tot de primaire doelgroep? bijvoorbeeld:
      • (intensieve) primaire productie;
      • agribusiness;
      • processing in Fresh, Food & Flowers;
      • handel in Fresh, Food & Flowers;
      • (grootschalige) logistieke bedrijvigheid;
      • bedrijvigheid ondersteunend aan bovenstaande bedrijfssoorten;
      • onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
    • b. Is het bedrijf C2C-waardig?
    • c. Past het bedrijf binnen de kwaliteitseisen?
    • d. Wil het bedrijf een toevoeging leveren aan de ketenbenadering/positieve stoffenbalans in het gebied (water, energie, afval en dergelijke)?
    • e. Wil het bedrijf deelnemen aan de collectieve voorzieningen?

Zo ja, dan wordt het proces vervolgd, zo niet: behoren zij tot de secundaire doelgroep, en zijn er voldoende aanknopingspunten voor een positief vervolg? Zo ja, dan wordt het proces vervolgd, zo niet: dan is geen vestiging in het gebied mogelijk.

  • 2. Selectie: DCGV/Venlo zet in op verregaande samenwerking tussen de bedrijven binnen het gebied. De ontwikkeling van afzonderlijke bedrijven moet kunnen bijdragen aan de versterking van Greenport Venlo. Om een selectieve ruimtelijk-economische structuurversterking tot stand te brengen is het gewenst dat een te vestigen bedrijf onderdeel kan uitmaken van de breed vertakte bedrijfscluster in de Greenport. Gezamenlijk gaan DCGV/Venlo en het bedrijf na waar een bedrijf binnen een cluster het beste tot zijn recht komt en of door locatiekeuze binnen het gebied verdere ketenvorming te stimuleren is.

  • 3. Uitwerking: De kenmerken van de bedrijfsvoering geven inzicht in de economische clustering en de plaats binnen duurzame ketens. De vestigingslocatie van het bedrijf is dan het klaver met kenmerken die daarop het meest zijn afgestemd.

5.2 Plansystematiek

Wettelijke vereisten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe bestemmingsregeling voor het plangebied.

Omdat het plangebied de afronding van Klaver 6 vormt is ervoor gekozen aan te sluiten op de plansystematiek van het vastgestelde bestemmingsplan Trade Port Noord. Dit geldt voor de wijze van bestemmingslegging maar ook voor de opzet en inhoud van de regels. Op deze manier ontstaat een eenduidige regeling voor een samenhangend gebied op het grondgebied van twee gemeenten. Om een op het klaver 6a-gebied afgestemde en geschikte regeling te creëren, wijkt de regeling op een aantal punten van de regeling uit het plan Trade Port Noord af.

Verbeelding

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen worden ingezien.

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien (de toelichting, regels en de plankaarten).

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Op de verbeelding worden verschillende soorten vlakken gebruikt. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt tussen verschillende aanduidingen:

  • functieaanduidingen: hiermee wordt nader gespecificeerd welk gebruik in de verschillende deelgebieden is toegestaan; de in dit plan gebruikte functieaanduiding betreft 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • maatvoeringsaanduidingen: dit zijn aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is sprake van de maatvoeringsaanduidingen ten behoeve van de bouwhoogte;

Nadere uitleg bij deze aanduidingen is te lezen bij de bespreking van de betreffende bestemmingen en/of artikelen waarin de aanduidingen zijn opgenomen.

Regels

De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Door middel van deze regels biedt het plan flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen. Ook biedt de regeling burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Hiermee kan de in het plan opgenomen regeling in een aantal gevallen worden gespecificeerd. Dit zal met name gaan om eisen bij concrete bouwaanvragen.

5.3 Uitleg van de regels

5.3.1 Inleidende regels

Begrippen

De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Voor ondergeschikte bouwdelen (zoals luifels en overstekende daken) geldt een specifieke regeling. Deze worden namelijk niet meeberekend zolang bouw- en of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m worden overschreden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Bedrijventerrein (artikel 3)

De bestemming Bedrijventerrein omvat alle gronden die bestemd zijn voor bedrijvigheid, de ontsluitingswegen, groenvoorzieningen, wadi's en water. Op deze manier is een flexibele indeling van de gronden mogelijk en kan per bedrijf een afweging worden gemaakt omtrent de meest efficiënte invulling van het perceel. De hoofdontsluiting is verzekerd door ter plaatse van de huidige Dorperdijk een zone specifiek te bestemmen voor Verkeer.

Bedrijvigheid:

  • 1. Voor de bedrijven aangrenzend aan het plangebied (in TradePortWest) wordt in dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om uit te breiden in Klaver 6a. Bedrijfsactiviteiten mogen maximaal binnen de milieucategorie 4.2 vallen.
  • 2. Om te voorkomen dat een overaanbod aan bedrijfskavels ontstaat, is in de gebruiksregels expliciet bepaald dat gebruik van de gronden uitsluitend ten behoeve van aan het plangebied aangrenzende bedrijven is toegestaan. Het bouwen is om die reden ook alleen in die gevallen toegestaan (bij bouwaanvragen dient immers altijd aan de gebruiksregels te worden getoetst). Pas als blijkt dat er marktbehoefte bestaat om andere bedrijvigheid in Klaver 6a te faciliteren, kan het bevoegd gezag door middel van een afwijkingsbesluit andere bedrijvigheid toestaan. Om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken, moet door middel van een markt-toets worden aangetoond dat vestiging op een andere locatie - die is bestemd voor bedrijventerrein - binnen het Klavertje 4-gebied niet mogelijk is. Deze markt-toets houdt in dat bij een concreet verzoek wordt bezien of het betreffende bedrijf zich niet elders in het Klavertje 4-gebied kan vestigen. Pas wanneer vestiging elders niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld vanwege gebrek aan beschikbare kavels, benodigde kavelomvang of kavelvorm of vanwege de milieuzonering, kan toepassing worden gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid.
  • 3. Risicovolle inrichtingen zijn onder voorwaarden toegestaan. Door middel van een binnenplanse afwijking kan van deze voorwaarden worden afgeweken. De voorwaarde hierbij blijft dat Veiligheidsregio – of een daarvoor in de plaats tredend orgaan - is gehoord.
  • 4. Omdat een mer-procedure voor het bestemmingsplan is doorlopen, kunnen zich - op basis van dit bestemmingsplan - planmerplichtige bedrijven in het plangebied vestigen.
  • 5. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen ('grote lawaaimakers') zijn niet toegestaan.
  • 6. Er kan worden afgeweken van de regels om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee milieu(sub)categorieën hoger dan is toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op o.a. de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de toegestane categorie. Bij toepassing van deze bevoegdheid blijven de overige regels van toepassing (net als bij de overige afwijkingsregels geldt immers dat alleen van de vereisten kan worden afgeweken die expliciet worden benoemd).
  • 7. Er kan ook worden afgeweken om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd. Alhoewel de lijst zo compleet mogelijk is opgesteld, kan het voorkomen dat een bedrijf niet op deze lijst voorkomt. In dat geval wordt bekeken of het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld aan de betreffende milieucategorie. Bedrijfsactiviteiten die tot een significante stikstofuitstoot kunnen leiden passen niet binnen deze afwijkingsbepaling. Dit komt in de afwijkingsregel expliciet naar voren.

Overige functies

  • 8. Het is bij bedrijven toegestaan om productiegebonden en ondergeschikte detailhandel te bedrijven. Hierbij is het van belang dat dit de ruimtelijke uitstraling van het plangebied als bedrijventerrein niet aantast, maar met name ook dat het een ondergeschikte activiteit blijft. Om deze reden is het oppervlak van het verkoopgedeelte gemaximeerd tot totaal 300 m² per bedrijf. Verder is het ook toegestaan detailhandel uit te oefenen op het moment dat het uitsluitend elektronische verkoop betreft. De uitstraling van een dergelijk bedrijf staat niet aan de beoogde invulling van het terrein in de weg, nu expliciet is bepaald dat geen goederen mogen worden uitgestald, noch ter plaatse mogen worden afgeleverd aan particulieren.
  • 9. Bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen zijn toegestaan tot een maximumoppervlak van 1500 m² per bedrijf. Dit gaat om kantoorruimten bij bedrijven. Zelfstandige kantoren zijn immers niet toegestaan.
  • 10. Ondersteunende horecavoorzieningen zijn toegestaan tot ten hoogste 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 1.000 m² per bedrijf. Bij deze voorzieningen kan worden gedacht aan een bedrijfsrestaurant of bedrijfskantine. Voorwaarde voor het uitoefenen van deze functie binnen het bedrijf is onder meer dat de openingstijden zijn gekoppeld aan de openingstijden van het betreffende bedrijf.
  • 11. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
  • 12. Kwetsbare objecten (zoals een zelfstandig restaurant) zijn niet toegestaan.
  • 13. Waterbeheersing: een belangrijk aspect van het klavermodel zijn de voorzieningen voor zuivering en infiltratie van water. Deze centrale voorzieningen kunnen in de bestemming Groen worden gerealiseerd. Echter ook op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn activiteiten in het kader van waterbeheersing mogelijk of in sommige gevallen zelfs noodzakelijk. Om hieraan tegemoet te komen is deze functie overal binnen de bestemming Bedrijventerrein toegestaan. Te denken valt aan waterberging onder het wegdek, maar ook aan watersilo's en andersoortige bouwwerken. Uiteraard is ook waterberging in de vorm van open water mogelijk.
  • 14. Groenvoorzieningen: in enkele gevallen kan het noodzakelijk blijken een deel van het bedrijventerrein te benutten voor het verbreden van grondlichamen rondom Klaver 6a. Daarnaast kunnen groenvoorzieningen een rol spelen ten behoeve van de waterberging (infiltratie) en uiteraard ook ten behoeve van het aspect beeldkwaliteit. Het aanleggen van dergelijke voorzieningen is overal op het bedrijventerrein mogelijk.

Ontsluiting

  • 15. Klaver 6a zal worden ontsloten op de Dorperdijk aan de zijde waar deze grenst aan de Greenportlane (grondgebied Horst aan de Maas). Deze ontsluiting wordt op de gronden met de bestemming Bedrijventerrein gerealiseerd. Mogelijkerwijs wordt een klein deel van de bestemming Groen voor de ontsluiting aangewend. Hiervoor is een specifieke aanduiding opgenomen in Groen.

Bouwen

  • 16. Bouwhoogte gebouwen:

Ten aanzien van de bouwhoogte geldt een maximale bouwhoogte van 25 m voor gebouwen. Deze bouwhoogte is afgestemd op de primaire doelgroep logistiek en maakindustrie en komt overeen met de maximale bouwhoogte zoals die in Klaver 6b en Klaver 8 is vastgelegd.

Op het naastliggende Trade Port West is het mogelijk tot maximaal 30 m te bouwen via een afwijkingsbevoegdheid. Omwille van flexibiliteit en stedenbouwkundige samenhang met Trade Port West is de afwijkingsbevoegdheid overgenomen in dit bestemmingsplan. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk.

15. Bebouwingspercentage:

De gronden mogen geheel worden bebouwd, rekening houdend met nadere vereisten:

    • a. een afstand van 5 meter tussen:
      • de gebouwen onderling indien zij op hetzelfde bouwperceel niet aaneen worden gebouwd (vanwege bereikbaarheid voor hulpdiensten);
      • gebouwen en de openbare weg;
      • gebouwen en de bestemming Groen;
      • het laatstgenoemde vereiste geldt niet voor het gedeelte dat grenst aan de bestemming Groen met de aanduiding 'bedrijf';
    • b. voldoende ruimte behouden voor parkeerplaatsen, als ook voor laad- en losmogelijkheden.

16. Bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde:

Voor erfafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,5 m, voor vlaggenmasten maximaal 9 m. Voor hijsinstallaties en silo's geldt een maximale bouwhoogte van 5 m hoger dan de bouwhoogte die op de plankaart is weergegeven (dus 25 + 5).

Een hogere bouwhoogte van erfafscheidingen kan nodig zijn in verband met de eisen die gesteld worden aan bedrijven. Bijvoorbeeld omwille van verzekeringstechnische redenen. Daarom is voor erfafscheidingen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een hogere bouwhoogte: maximaal 6 m.

Nadere eisen

17. Het plan biedt het college van B&W de bevoegdheid om nadere eisen te stellen op het moment dat een bouwaanvraag aan de orde is of een besluit omtrent afwijking van de regels wordt genomen. Deze nadere eisen zien met name op uitvoeringsaspecten. De nadere eisen bieden extra houvast in het kader van een duurzame inrichting van de bedrijfspercelen. Zo mogen nadere eisen worden gesteld met betrekking tot waterhuishoudkundige voorzieningen en gebruiksmogelijkheden op de aangrenzende gronden en in verband met parkeer- en laad- en losruimte.

Opslag en parkeren

18. Ten aanzien van de situering van opslag geldt op een enkel aspect na hetzelfde als voor het bouwen van gebouwen:

  • a. opslag is – met inachtneming van de voorwaarden - overal binnen de bestemming Bedrijventerrein toegestaan;
  • b. er blijft voldoende ruimte over voor parkeerplaatsen;
  • c. opslag is toegestaan achter de voorgevel én achter de zijgevel indien deze zijgevel op een weg is gericht (ook hier geldt dat deze regel niet van toepassing is op een weg die enkel ter ontsluiting van één bedrijf dient).

19. Opslag is toegestaan tot 10 m hoogte. Hiervan kan in een enkel geval van worden afgeweken om opslag tot een hoogte van maximaal 15 m toe te staan. Opslag van goederen vindt steeds plaats achter de voorgevel van gebouwen, zodat er langs openbaar gebied geen verrommeling ontstaat.

20. Het parkeren vindt in principe per bedrijf op eigen terrein plaats (dit kan dus ook betekenen dat parkeren plaatsvindt op het bedrijfsperceel dat buiten het plangebied is gelegen, namelijk in TradePortWest). Echter, indien door middel van collectieve parkeervoorzieningen in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, is dat ook toegestaan.

Groen (artikel 4)

Langs de randen van het plangebied is ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein de bestemming 'Groen' gelegd. De met 'Groen' bestemde gronden zijn in ieder geval bedoeld voor de realisatie en instandhouding van een grondwal, al dan niet met kleinschalige agrarische functies, zoals boomteelt of een wijngaard. Ook de aanleg van water is mogelijk binnen de bestemming 'Groen'. Op deze manier is de aanleg van de benodigde waterbergingscapaciteit – en eventueel verlegging van de Tradeportsloot – mogelijk.

Op één locatie binnen deze bestemming is het toegestaan om een bebouwingsaccent te realiseren vanuit de bestemming Bedrijventerrein. Dit om een zichtlocatie te creëren langs de Greenportlane. Juist omdat het een zichtlocatie betreft, is in de regels voorgeschreven dat ter plaatse representatieve functies moeten worden gerealiseerd. Met een representatieve functie wordt gedoeld op het feit dat deze locatie bedoeld is als 'uithangbord' van bedrijven, waarbij bijvoorbeeld het kantoor- of restauratiegedeelte van het bedrijf ter plaatse wordt gerealiseerd. Ook zou je kunnen denken aan de inrichting van de ruimte ten behoeve van de meer publieksgerichte functies van het betreffende bedrijf.

De ontsluiting van Klaver 6a op de Dorperdijk vindt aan de westzijde van het plangebied plaats, binnen de bestemming Bedrijventerrein. Binnen de bestemming Groen is een deel van de gronden gereserveerd om de ontsluiting tevens aldaar te laten plaatsen. Voorwaarde om de ontsluiting deels binnen Groen te laten vallen is dat dit noodzakelijk is om een goede verkeerafwikkeling te borgen, mede vanwege de inrichting en verkaveling van het bedrijventerrein.

Verkeer (artikel 5) (enkel van toepassing in Venlo)

Een deel van de Dorperdijk valt binnen het plangedeelte van Klaver 6a van de gemeente Venlo. Deze gronden hebben de bestemming Verkeer. Binnen de bestemming Verkeer is o.a. ook de realisatie van voorzieningen ten behoeve van het watersysteem mogelijk.

5.3.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van de bouwregels. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.

De omgevingsvergunning kan overigens alleen worden verleend wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Algemene procedureregels (enkel van toepassing in Venlo)

Voor de nadere eisenregeling schrijft het bestemmingsplan de te volgen procedure voor. De voorgenomen nadere eis(en) worden twee weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbenden hun zienswijze bij het college kenbaar maken. Voor het overige gelden de voorwaarden die in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen.

Wijzigingsregels

Ten behoeve van de Tradeportsloot kan het college van B&W ertoe besluiten om de gronden waar de sloot in de toekomst komt te liggen middels een bestemmingswijziging naar de bestemming Water veilig stellen.

Daarnaast biedt dit plan het college de mogelijkheid om met bestemmingsgrenzen te 'schuiven' ten behoeve van een verbeterde inpassing van de uiteindelijke bouwplannen.

Overige regels

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

5.3.4 Overgangs- en slotregel

Overgangsrecht

Het overgangsrecht ziet zowel op bouwwerken als op gebruik die op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn, c.q. bestaat. Gedurende de werking van dit bestemmingsplan is het toegestaan bouwwerken die legaal zijn gebouwd, of nog kunnen worden gebouwd, in stand te houden en ook gedeeltelijk te vernieuwen (mits de maatvoering gelijk blijft). Ook het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dit bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mag worden voortgezet, mits dit gebruik na inwerkingtreding van het plan niet meer dan een jaar wordt onderbroken. Wijziging van het gebruik is alleen toegestaan indien hierdoor de strijd met de nieuwe bestemming wordt verkleind.

De bescherming van het overgangsrecht zoals hierboven beschreven vervalt op het moment dat een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden wordt vastgesteld.

Slotregel

Deze regel benoemt op welke wijze naar de regels van dit bestemmingsplan dient te worden verwezen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een grondexploitatie opgesteld. Hieruit blijkt dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Klaver 6a gewaarborgd is. De gemeenteraad is voorafgaand aan de besluitvorming over dit bestemmingsplan in kennis gesteld van de opgestelde grondexploitatie en het feit dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond.

6.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn niet alle percelen binnen het plangebied in eigendom verworven. Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

Binnen het plangebied zijn percelen in privaat eigendom. Het bestemmingsplan voorziet op betreffende percelen in de realisering van bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Tussen de gemeente en de private partij(en) is een anterieure overeenkomst (realisatieovereenkomst) gesloten. Hiermee is het kostenverhaal (anderszins) verzekerd. Nu ook geen noodzaak bestaat voor het stellen van nadere eisen of het aanbrengen van een fasering, is het opstellen en vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Een vergoeding van de door de gemeente gemaakte kosten ten behoeve van dit bestemmingsplan maken onderdeel uit van de anterieure overeenkomst. Hierdoor hoeven van gemeentewege geen kosten te worden gemaakt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze ter inzage termijn kon door een ieder zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. De samenvatting van de ingediende zienswijzen is opgenomen in de Reactienota in bijlage 11.

Vaststelling bestemmingsplan

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan op onderdelen aangepast (paragraaf 4.7 en 4.8, zie tevens bijlage 11). Daarnaast is de toelichting geactualiseerd voor zover het enkele beleidskaders en wettelijke toetsingskaders betreft. Deze wijzigingen hebben tot één wijziging in de regels geleid, namelijk het verwijderen van de regeling die verwijst naar de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening. Nu deze bepalingen zijn komen te vervallen is een verwijzing niet meer aan de orde. De verbeelding is ongewijzigd gebleven.

Hoofdstuk 7 Overleg

Kennisgeving van voornemen in kader van Wet milieubeheer

Op 14 maart 2014 heeft de gemeente kennis gegeven van het voornemen om een bestemmingsplan voor Klaver 6a op te stellen en tegelijkertijd de m.e.r.-procedure te doorlopen (dit betreft de kennisgeving als bedoeld in artikel 7.11c Wet milieubeheer (oud) c.q. artikel 7.9 Wet milieubeheer, in combinatie met artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening). Gedurende 6 weken heeft een ieder zienswijzen kunnen indienen ten aanzien van dit voornemen en de bijbehorende onderzoeksstrategie. Er is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze heeft geen invloed op de reikwijdte van het onderzoek voor dit bestemmingsplan. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de MER, zie bijlage 1.

Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan en de MER met de daarbij behorende bijlagen zijn op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg verzonden aan diverse (overheids)instanties.

Er zijn drie reacties ontvangen:

  • Rijkswaterstaat: deelt mede geen opmerkingen te hebben op het plan.
  • Veiligheidsregio: het advies van de Veiligheidsregio is in de toelichting op dit plan verwerkt. Zie bijlage 9 voor het advies. In de Verantwoording groepsrisico is opgenomen hoe wordt omgegaan met de door de Veiligheidsregio voorgestelde maatregelen.
  • Provincie Limburg: verzoekt om nadere afstemming, waaraan gehoor is gegeven.