direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Niesweg 3, Hegelsom
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHSNIESWEG3-OH01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. recreatiewoningen, enkel ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal recreatiewoning';
  • d. landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling van nieuwe natuur in combinatie met nieuwe bebouwing, overeenkomstig het landschapsinpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels (Guido Paumen, kenmerk: PNR5963NE3-17-08-12/250912);

Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.

3.2.1 Gebouwen
  • a. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Indien de aanduiding "maximaal aantal woningen" op een perceel is weergegeven, is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan. Dit geldt ook voor de recreatiewoningen. Recreatiewoningen en bijgebouwen mogen niet worden gebruikt als zelfstandige woonruimte.
  • b. Bestemmingsvlakken voor burgerwoningen die middels het figuur "relatie" aan elkaar gekoppeld zijn, worden samen beschouwd als één bestemmingsvlak.
  • c. Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing.
  • d. De inhoud van een woning mag maximaal 1400 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum. Voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand geldt dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand.

 
Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

Woning inclusief aanbouw   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6m  
Bebouwingshoogte   n.v.t.   10m  
Afstand zijdelingse perceelsgrens   min. 2,5 m  
Inhoud   zie 3.2.1  

Bijgebouwen bij woningen   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bebouwingshoogte   n.v.t.   5,5 m  
Gezamenlijke oppervlakte   n.v.t.   100 m2  
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan)   min. 5 m  

n.v.t.  
Afstand zijdelings perceelsgrens   min. 2,5 m      
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw   n.v.t.   40 m  

3.2.2 Andere bouwwerken

 

Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:

  Andere bouwwerken   Min.   Max.  
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn    n.v.t.    1 m  
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn    n.v.t.   2 m  
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning   n.v.t.   12 m  
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken   n.v.t.   3 m  

3.2.3 Landschapsontwikkeling

Het oprichten van gebouwen op de voor Wonen aangewezen gronden is toegestaan als de te ontwikkelen nieuwe natuur, die voorwaarde is voor de landschapsontwikkeling, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels (Guido Paumen, kenmerk: PNR5963NE3-17-08-12/250912).

3.2.4 Sloop

Het oprichten van gebouwen op de voor Wonen aangewezen gronden is slechts toegestaan indien de overtollige bebouwing overeenkomstig de bijlage 2 bij deze regels (Arches architecten BNA, 1/26/2012) gesloopt is;

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het inrichten van aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
      • het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw  is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
      • de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
      • de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw/ aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
      • er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
      • de afwijking mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
  • b. lid 3.2.1 onder d ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en met inachtneming van het volgende:
      • indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel kan de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 100 mworden vermeerderd met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2.
  • c. lid 3.2.3 voor het later realiseren van landschapsontwikkeling:
      • ten behoeve van het later realiseren van de landschapsontwikkeling overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels (Guido Paumen, kenmerk: PNR5963NE3-17-08-12/250912). Met dien verstande dat de landschapsontwikkeling uiterlijk een dag na gereed melding bouw gereed is.

 

3.3.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 6.2 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

a.       het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b.       aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;

c.       detailhandel;

d.       horeca;

e.       verblijfsrecreatie;

f.        als seksinrichting;

g.       het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.

3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4 onder b ten behoeve van het verbod om een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
      • de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
      • het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
      • het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een zwaardere categorie milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
      • het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
      • detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
      • in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
      • het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  • b. lid 3.4 onder d ten behoeve van het verbod om bij een woning kleinschalige horeca toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 35 m2 mag bedragen;
      • de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
      • het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de horeca-activiteit ontplooit;
      • het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen;
      • gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
      • detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige horeca-activiteit;
      • in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
      • het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  • c. lid 3.4 onder e om in een woning kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen  toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie  is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
      • maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van appartementen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
      • de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
      • het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
      • het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
      • gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
      • detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
      • in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
      • het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
      • er mag geen sprake zijn van permanente bewoning.
  • d. Lid 3.4 onder e ten behoeve van het bepaalde in 3.4 onder e om kleinschalig kamperen toe te staan op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:
      • slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een tijdelijk karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
      • maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
      • bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
      • het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
      • er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing.