direct naar inhoud van Artikel 5 Natuur
Plan: Aardgastransportleiding Traject Odiliapeel - Schinnen deeltraject gemeente Horst aan de Maas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPAlgGasleiding-OH01

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en versterking van landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische, archeologische, ecologische en natuur waarden;
  • b. op natuurbeheer gericht agrarisch grondgebruik;
  • c. behoud en herstel van aanwezig reliëf;
  • d. behoud en herstel van rust binnen het gebied;
  • e. behoud en herstel van de aanwezige poelen en watergangen;
  • f. het vrij meanderen van de binnen deze bestemming gelegen beken;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. paden en landwegen;
  • i. bestaande perceelsontsluitingen;
  • j. verkeersvoorzieningen;
  • k. voorzieningen van openbaar nut,

alsmede voor

  • l. de sub a t/m k behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de tot "Natuur" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de doeleinden, zoals omschreven in 5.1, zoals wegwijzers, zitbankjes en afvalemmers, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
  • b. bouwwerken ten behoeve van hoogzitten met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • c. open afrasteringen ten behoeve van de doeleinden omschreven in 5.1. met een maximale hoogte van 2 meter;
  • d. voederberging of voederruif voor wild, voor zover dit bouwwerk noodzakelijk is voor de instandhouding van het wild; daarbij geldt dat de inhoud niet meer mag bedragen dan 3 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
  • e. erfafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen, en daar achter maximaal 2 m.
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 6 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen na het volgen van de procedure zoals beschreven in artikel 20door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 5.2 teneinde een voederberging of voederruif voor wild op te richten, met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m en een inhoud van maximaal 3 m³;
  • b. het bepaalde in 5.2 teneinde gebouwen van beperkte omvang voor het recreatief medegebruik op te richten, met een maximale inhoud van 50 m³ en een maximale hoogte van 4,5 m.

5.3.2 Voorwaarden voor afwijking

Voor het verlenen van de omgevingsvergunning dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de vergunning mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben;
  • c. de vergunning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. de vergunning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • e. de voor verstoring en betreding gevoelige levensgemeenschappen dienen ontzien te worden; hiertoe wordt een door het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige gehoord;
  • f. de vergunning mag niet leiden tot strijdigheid met de Wet geluidhinder.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden voor:

  • a. agrarisch gebruik, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • d. het gebruik voor recreatiedoeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
  • e. het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. paardenbakken;
  • g. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • h. het dempen en graven van wateren, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het in stand houden van de natuurwaarden;
  • i. het aanleggen van drainage en het graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • j. militair gebruik;
  • k. het ontginnen van gronden, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het in stand houden van de natuurwaarden;
  • l. het winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het in stand houden van de natuurwaarden;
  • m. houtwinning.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden op de als 'Natuur' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en erkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren.

  • a. het egaliseren, vergraven of ophogen van de bodem;
  • b. het verwijderen van houtopstanden;
  • c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • f. het rooien van bos of boomgaard;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginningen.

5.5.2 Uitzonderingen

Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

5.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan uitsluitend worden verleend als wordt voldaan aan de onderstaande criteria.

  • a. Werkzaamheden zoals bepaald onder 5.5.1 sub c:
    • 1. het aanbrengen van (half)verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het verbeteren van de natuur of het bos, danwel het recreatief medegebruik;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
    • 3. wegen en overige verhardingen mogen geen aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden; hiertoe wordt de terreinbeheerder gehoord;
    • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding;
  • b. werkzaamheden zoals bepaald onder 5.5.1 sub a:
    • 1. het aanwezige reliëf mag niet worden aangetast;
    • 2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden;
    • 3. et graven dient noodzakelijk te zijn in het kader van natuurontwikkeling, zoals poelen.
  • c. werkzaamheden zoals bepaald onder 5.5.1 sub b:
    • 1. de landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast;
    • 2. het houtopstandareaal wordt niet structureel verminderd.
  • d. werkzaamheden zoals bepaald onder 5.5.1 sub d t/n g:
    • 1. De betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden mogen niet leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal; hiertoe wordt een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke erkende ter zake deskundige.
    • 2. In afwijking van het bepaalde in de vorige zin mag, in geval de bedoelde werken/werkzaamheden dan wel de directe gevolgen van deze werken/werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niettemin worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen, of
      • de verplichting de uitvoering van de werken/werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.