direct naar inhoud van Regels
Plan: Hofweg 23 America
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.AMHOFWEG23-BPV1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

ln deze regels worden verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Hofweg 23 America' met identificatienummer NL.IMRO.1507.AMHOFWEG23-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.7 aan huis verbonden beroep:

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.8 ander bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 ander werk:

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.10 autohandelsbedrijf:

Een bedrijf dat gericht is op detailhandel in auto's.

1.11 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.13 bed & breakfast:

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning.

1.14 bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen

1.15 bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.


1.16 bedrijfsverzamelgebouw:

Een gebouw waarin het uitoefenen van verschillende vormen van bedrijvigheid (waaronder industriële, ambachtelijke, dienstverlenende, consumentverzorgende, therapeutische functies en kantoren) wisselend en tegelijkertijd kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf.

1.17 bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.


1.18 bestaand:

Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.


1.19 bestaand bouwwerk:

Een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.


1.20 bestaand gebruik:

Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.


1.21 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.


1.23 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bijgebouw:

Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoord en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.


1.25 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.27 bouwkavel:

Een door bouwgrenzen op de kaart omgeven oppervlak, waarbinnen volgens deze regels een gebouw of complex van gebouwen mag worden gebouwd.


1.28 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelsgrens:

De grens van een bouwperceel.


1.30 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.32 bruto-vloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.33 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.34 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures.

1.35 ecologische waarden:

Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.36 eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond.

1.37 erfafscheiding:

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.38 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 huishouden:

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.


1.41 kantoor:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.42 maaiveld:

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.43 mantelzorg:

Het bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet zelfstandig) woonachting in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch afhankelijke woning.


1.44 milieucategorie:

Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).

1.45 milieuwaarden:

De in een gebied aanwezige waarden met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.46 nevenactiviteit:

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.47 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.48 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.49 omschakeling:

Omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.

1.50 ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.


1.51 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.52 overkapping:

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.53 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.54 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel

1.55 speelvoorziening:

Voorzieningen gericht op sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, sport- en spelattributen zoals doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.

1.56 sportterrein:

Een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn dan wel bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.

1.57 staat van Bedrijfsinrichtingen:

De als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.58 uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.59 verkoopvloeroppervlakte (vvo):

De totale vloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen.

1.60 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.61 wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.62 woning:

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.63 woonunit:

Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten diensten van het woonverblijf van een of meer personen.



Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.




Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels


Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Bedrijfsmatig gebruik voor een autoreparatie- en servicebedrijf, waarbij handel in auto's slechts is toegelaten voorzover dat ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van autoreparatie- en serviceverlening.
  • b. Wonen in een bedrijfswoning.
  • c. Landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling, aanleg en instandhouding van het landschapsinpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;


Met daaraan ondergeschikt:

  • a. Uitoefening van een beroep aan huis overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.2;
  • b. Tuinen, erven en terreinen;
  • c. Groenvoorzieningen;
  • d. Paden, wegen, ontsluitings- en (al dan niet verharde) parkeervoorzieningen;
  • e. Boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen, inclusief waterbassins, met dien verstande dat waterbassins uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
  • f. Voorzieningen van openbaar nut.


3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • a. Binnen het bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.
  • b. Binnen het bestemmingsvlak 'Bedrijf' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan. Deze is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • c. Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak, met dien verstande dat bedrijfsgebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'.
  • d. Het oprichten van gebouwen op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden is toegestaan als de landschapsontwikkeling is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels.
  • e. Voorgevel bedrijfswoning op 30 meter van het agrarische bouwvlak van de Nieuwe Peeldijk 22, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
  • f. Bedrijfsbebouwing achter de voorgevel van de bedrijfswoning.
  • g. De maatvoeringen voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn als volgt:

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   14 m  
Afstand tussen bedrijfswoning en bedrijfsgebouw   4 m   15 m  
Bebouwingsoppervlakte   n.v.t.   300 m²  
Afstand tot perceelsgrens   n.v.t.   n.v.t.  
Bedrijfsgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:

Daarbij dient de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) in acht te worden  





1 m  





n.v.t.  

Bedrijfswoning   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   8 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Inhoud   n.v.t.   1.000 m³  
Afstand tot de westelijke perceelsgrens   5 m   n.v.t.  
Afstand tot de overige perceelsgrenzen   2,5 m   n.v.t.  
Afstand bedrijfswoning tot bedrijfsgebouw   4   15  


Bijgebouwen t.b.v. bedrijfswoning   Min.   Max.  
Afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning   4 m   15 m  
Gezamenlijke oppervlakte   n.v.t.   100 m²  
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning:

Daarbij dient de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) in acht te worden genomen  





5 m  





n.v.t.  
Afstand zijdelingse perceelsgrenzen   n.v.t.   n.v.t.  

3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. Binnen het bestemmingsvlak zijn andere bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend andere bouwwerken zijn toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De maatvoering voor andere bouwwerken is als volgt:


Andere bouwwerken   Min.   Max.  
Bouwhoogte erfafscheidingen   n.v.t.
n.v.t.  
Voor de voorgevelrooilijn: 1 m
Achter de voorgevelrooilijn: 2 m  
Bouwhoogte overige andere bouwwerken   n.v.t.   6 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Aanbouw woning t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 teneinde aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen in te kunnen richten als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
  • c. de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw/aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
  • d. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen.
  • e. de afwijking mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.


3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water als/ voor:

  • a. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
  • b. detailhandel.
  • c. aan huis gebonden bedrijf.
  • d. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • f. een seksinrichting;
  • g. horeca en ondergeschikte horeca;
  • h. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • i. bedrijfsverzamelgebouwen;
  • j. wonen, behoudens wonen in een bedrijfswoning door degene die een bedrijf uitoefent in het op hetzelfde perceel gelegen bedrijfsgebouw.



Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.



Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geen op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

5.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonfunctie van de bedrijfswoning binnen de bestemming 'Bedrijf' en is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • c. maximaal 50 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte. Daartoe dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig te zijn.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde onder het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.



Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hofweg 23 America'.