direct naar inhoud van Regels
Plan: Klassenweg ongenummerd Sevenum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.SNKLASSENWEGONG-BPV1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Klassenweg ongenummerd Sevenum' met identificatienummer NL.IMRO.1507.SNKLASSENWEGONG-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie;

 

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie;

1.8 agreatieve (neven)activiteit

een bedrijfsmatige of beroepsmatige (neven)activiteit, dat functioneel bijdraagt aan de ontwikkeling van toeristische en recreatieve potenties, afgeleid van en passend binnen het agrarisch karakter van het gebied; dit alles is gericht op een aantrekkelijk, leefbaar en duurzaam buitengebied;

1.9 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 arbeidsmigranten

tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning;

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.14 bestaand

ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig;

1.15 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestaand gebruik

het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;

1.29 (extensief) recreatief medegebruik

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 hagelnet

een net, met bijbehorende constructie, ter bescherming van de fruitteeltsector tegen schade als gevolg van hagel(buien);

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horeca

een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 huishouden

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep;

1.35 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  • b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.36 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw;

1.37 mantelzorg

het bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet zelfstandig) woonachtig in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch afhankelijke woning;

1.38 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.39 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.40 paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

1.41 pand

de kleinste bij totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 peil
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 regenkap

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie;

1.45 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit;

1.47 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.48 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.49 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de voorgevel van een gebouw;

1.50 wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. behoud van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische, waterhuishoudkundige en ecologische waarden;
  • d. paden en landwegen;
  • e. watergangen met bijbehorende onderhoudsstroken;
  • f. nutsvoorzieningen;


een en ander met de bijbehorende voorzieningen, waaronder bouwwerken en perceelsontsluitingen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m² per gebouw.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 meter;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken voor agrarisch grondgebruik en voor de overige doeleinden bedraagt maximaal 4,00 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van de bouwregels voor het bouwen van schuilgelegenheden e.d.

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 en 3.2.2 voor het kunnen bouwen van schuilgelegenheden voor dieren, diervoederplaatsen, paardenstallen en paardenbakken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht genomen te worden;
  • a. paardenbakken kunnen uitsluitend worden toegestaan indien en voorzover aangesloten wordt op een bestaand als zodanig bestemd 'Agrarisch – bouwkavel' dan wel aangesloten wordt op de bestemming 'Wonen' en de aanleg en instandhouding van de paardenbak niet leidt tot een ongewenste verandering van de waterhuishouding in de directe omgeving.
  • b. schuilgelegenheden voor dieren en de paardenstallen mogen een bebouwde oppervlakte van maximaal 30 m² beslaan.

3.3.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van hagelnetten en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. de hagelnetten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
  • c. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen de agrarische bouwkavel op te richten;
  • d. de bouwhoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  • e. de hagelnetten mogen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn en de netten zelf dienen na de teelt te worden opgeruimd;
  • f. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan in de vorm van regenkappen en boogkassen met een hoogte van maximaal 2,50 meter waarbij voorts de volgende bepalingen gelden:
    • 1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
    • 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden;
    • 3. de gronden waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend dienen in beginsel aan te sluiten op de agrarische bouwkavel. Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan de bestaande bouwkavel niet mogelijk is, dan kan ook op verder gelegen gronden een omgevingsvergunning worden verleend, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. als volkstuin;
  • b. voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. voor de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
  • d. voor het plaatsen van kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • f. voor buitenopslag;
  • g. voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;
  • h. voor het dempen van sloten poelen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub d, teneinde kleinschalig kamperen (tot maximaal 15 standplaatsen) toe te staan op gronden gelegen direct grenzend aan de bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. er zijn slechts kampeermiddelen toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • c. stacaravans zijn niet toegestaan;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • e. in totaal zijn maximaal 15 kampeerplaatsen bij een woning toegestaan;
  • f. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op de agrarische bouwkavel c.q. het bestemmingsvlak wonen of in een zone aansluitend aan de agrarische bouwkavel c.q. het bestemmingsvlak wonen;
  • g. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 25,00 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht te worden genomen;
  • h. op het agrarisch bouwkavel of het bestemmingsvlak wonen zijn beperkte sanitaire voorzieningen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 30 m² bij wonen en maximaal 50 m² bij het agrarisch bedrijf. Deze voorzieningen dienen binnen bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. Uitsluitend indien kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is, kan een nieuw gebouw (met de genoemde maximale oppervlakten) worden toegestaan;
  • i. de omgevingsvergunning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • j. er mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ontstaan;
  • k. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 200 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen van boomgaarden binnen een afstand van 50 meter van bedrijfswoningen van derden of de bestemmingen 'Wonen', 'Recreatie' en 'Maatschappelijk', behoudens vervanging van bestaande boomgaarden op de bestaande locatie.

3.6.2 Voorwaarden

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. voor het aanbrengen van (half)verhardingen:
    • 1. deze dienen noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, het verbeteren van de natuur of het bos, dan wel het recreatief medegebruik;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden plaatsvindt;
    • 3. geen onevenredige aantasting van de waterhuishouding plaatsvindt;
  • b. voor het aanleggen van boomgaarden:
    • 1. aangetoond wordt dat het woon- en/of verblijfsklimaat binnen de genoemde functies niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

3.6.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.6.1 is niet van toepassing voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan de bestemming van (een deel van) de gronden wijzigen teneinde kleinschalig kamperen met maximaal 25 standplaatsen toe te staan op gronden gelegen direct grenzend aan de bestemming 'Wonen'. Hierbij dient in elk geval aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er zijn slechts kampeermiddelen toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); stacaravans niet zijn toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • c. er dient voldaan te worden aan het Gemeentelijk kwaliteitsmenu;
  • d. in totaal zijn maximaal 25 standplaatsen per adres toegestaan;
  • e. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op het bestemmingsvlak wonen of in een zone aansluitend aan het bestemmingsvlak wonen;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht te worden genomen;
  • g. op het bestemmingsvlak wonen zijn beperkte sanitaire voorzieningen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m²; deze voorzieningen dienen binnen bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. Uitsluitend indien kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is, kan een nieuw gebouw (tot maximaal 50 m²) worden toegestaan;
  • h. de binnen de desbetreffende bestemmingen beschreven waarden, opgenomen in de bestemmingsomschrijving, mogen niet onevenredig worden aangetast; dit betekent dat indien de wijziging een functieverandering van de gronden betreft de volgende onderzoeken dienen te worden verricht:
    • 1. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
    • 2. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
    • 3. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek dient te blijken, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
  • i. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de functie van de kern Sevenum als kernwinkelgebied;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot strijdigheid met de Wet geluidhinder.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;
  • c. bed & breakfast;
  • d. landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling van nieuwe natuur in combinatie met de nieuwe bebouwing, overeenkomstig het landschapsinpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels (BRO, d.d. 9 september 2014);

een en ander met de bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Voorwaardelijke bepaling

Het oprichten van gebouwen op de voor 'Wonen' aangewezen gronden is toegestaan als de te ontwikkelen nieuwe natuur, die voorwaarde is voor de landschapsontwikkeling, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels (BRO, d.d. 9 september 2014).

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. in het bestemmingsvlak is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
  • b. met betrekking tot de maatvoering en situering van hoofdgebouwen dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

Hoofdgebouw (woning)   Min.   Max.  
Goothoogte   -   6,00 meter
 
Bouwhoogte   -   10,00 meter
 
Dakhelling   20°   60°
 
Inhoud (hoofdgebouw plus aan- en uitbouwen)     1.000 m³
 

  • c. de voorgevel moet worden opgericht in of achter de voorgevelrooilijn, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. met betrekking tot de maatvoering en situering van bijbehorende bouwwerken dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

Bijbehorende bouwwerken   Min.   Max.  
Goothoogte   -   3,50 meter
 
Bouwhoogte   -   5,50 meter
 
Dakhelling   20°   60°
 
Gezamenlijke bebouwde oppervlakte   -   150 m²
 
Bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw. Daarbij dient de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) in acht te worden genomen   5,00 meter   -




 
Afstand van meest nabij gelegen gevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw   -   20,00 meter


 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. met betrekking tot de maatvoering en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Min.   Max.  
Bouwhoogte erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   -   1,00 meter  
Bouwhoogte overige erfafscheidingen   -   2,00 meter
 
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   -   4,00 meter
 

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Later realiseren van landschapsontwikkeling

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van het later realiseren van de landschapsontwikkeling overeenkomstig bijlage 1 bij deze regels (BRO d.d. 9 september 2014). Met dien verstande dat de landschapsontwikkeling uiterlijk 1 jaar na gereed melding bouw gereed is.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. aan huis verbonden bedrijf;
  • c. detailhandel;
  • d. verblijfsrecreatie, met uitzondering van het gestelde onder 4.1 en 4.4.3;
  • e. seksinrichting;
  • f. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • g. als afhankelijke woonruimte.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie;
  • b. de gebruiker van de woning dient ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien;
  • c. de vloeroppervlakte voor de aan huis gebonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 40% van de totale vloeroppervlakte en nooit meer dan 60 m².

4.4.3 Bed & breakfast

Een bed & breakfast mag worden uitgeoefend in een woning onder de volgende voorwaarden:

  • a. een bed & breakfast dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie;
  • b. voor de bed & breakfast mogen maximaal 2 kamers gebruikt worden.

4.4.4 Huisvesting arbeidsmigranten

Het is mogelijk de gronden en bouwwerken met een woonbestemming te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten in woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie dient zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde, c.q. daar op berekende, ontsluiting te bevinden;
  • b. de bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
  • c. het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
  • d. het maximale aantal te huisvesten arbeidsmigranten dient afgestemd te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen;
  • e. er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting op de locatie waar de woonbestemming zich bevindt;
  • f. hergebruik van een woonbestemming dient vergezeld te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’ vastgesteld d.d. 9 april 2013) zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume;
  • g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
    • 1. de sociale veiligheid;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub d, teneinde recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van maximaal 5 vakantieappartementen toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. de nevenactiviteiten dienen bij voorkeur plaats te vinden binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat vakantieappartementen uitsluitend binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd kunnen worden;
  • c. de vloeroppervlakte van de bebouwing welke wordt aangewend voor deze nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m²;
  • d. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan, per appartement is maximaal 100 m² vloeroppervlak toegestaan. Permanente bewoning is niet toegestaan;
  • e. ten behoeve van de beoordeling van het toestaan van vakantieappartementen, dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.

4.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub g, teneinde verbouw en gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor bewoning in het kader van mantelzorg aan/bij de woning (anders dan inwoning) toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. door de aanvrager dient te worden aangetoond dat er sprake is van (tijdelijke) mantelzorg;
  • c. ten behoeve van mantelzorg mag een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100 m² worden gebruikt, ingericht en verbouwd voor (onzelfstandige) bewoning;
  • d. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
  • e. de verbouw/het gebruik dient een tijdelijk karakter te hebben.

4.5.3 Aan huis gebonden bedrijf of een beroep aan huis met een grotere gebruiksoppervlakte

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub b en artikel 4.4.2, teneinde het uitoefenen van een bedrijf aan huis, dan wel van een beroep aan huis met een grotere gebruiksoppervlakte dan 60 m² toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. de bedrijf- of beroepsactiviteiten dienen te passen in de doelstellingen als aangegeven onder 4.4.2;
  • c. de activiteiten mogen niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning beslaan;
  • d. de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing.

4.5.4 Agreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 teneinde agreatieve nevenactiviteiten in de vorm van detailhandel, horeca, educatie en andere agreatieve nevenactiveiten toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. de maximale openingstijd mag niet meer bedragen dan 20 uur per week;
  • c. de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing (met uitzondering van het kunnen toestaan van een terras ten behoeve van de horeca exclusief alcoholische dranken);
  • d. de activiteiten mogen niet meer dan 100 m² (inclusief terras) beslaan;
  • e. de activiteiten zijn niet toegestaan op percelen die geheel of nagenoeg geheel worden omringd door de bestemming 'Natuur'.

4.5.5 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub d, teneinde kleinschalig kamperen (tot maximaal 15 standplaatsen) toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voor het verlenen van de omgevingsvergunning dienen de algemene toetsingscriteria zoals opgenomen in artikel 7.2in acht te worden genomen;
  • b. er zijn slechts kampeermiddelen toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • c. stacaravans zijn niet toegestaan;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • e. in totaal zijn maximaal 15 kampeerplaatsen bij een woning toegestaan;
  • f. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op het bestemmingsvlak wonen of in een zone aansluitend aan het bestemmingsvlak wonen;
  • g. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 25,00 meter tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht te worden genomen;
  • h. op het bestemmingsvlak wonen zijn beperkte sanitaire voorzieningen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 30 m² bij wonen. Deze voorzieningen dienen binnen bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. Uitsluitend indien kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is, kan een nieuw gebouw (met de genoemde maximale oppervlakten) worden toegestaan.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan de bestemming van (een deel van) de gronden wijzigen teneinde kleinschalig kamperen met maximaal 25 standplaatsen toe te staan op gronden gelegen op of direct grenzend aan de bestemming 'Wonen'. Hierbij dient in elk geval aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er zijn slechts kampeermiddelen toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.); stacaravans niet zijn toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, waarbij rekening wordt gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • c. er dient voldaan te worden aan het Gemeentelijk kwaliteitsmenu;
  • d. in totaal zijn maximaal 25 standplaatsen per adres toegestaan;
  • e. de kampeermiddelen mogen worden geplaatst op het bestemmingsvlak wonen of in een zone aansluitend aan het bestemmingsvlak wonen;
  • f. bij het plaatsen van de kampeermiddelen dient een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht te worden genomen;
  • g. op het bestemmingsvlak wonen zijn beperkte sanitaire voorzieningen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 50 m²; deze voorzieningen dienen binnen bestaande bebouwing te worden gerealiseerd. Uitsluitend indien kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is, kan een nieuw gebouw (tot maximaal 50 m²) worden toegestaan;
  • h. de binnen de desbetreffende bestemmingen beschreven waarden, opgenomen in de bestemmingsomschrijving, mogen niet onevenredig worden aangetast; dit betekent dat indien de wijziging een functieverandering van de gronden betreft de volgende onderzoeken dienen te worden verricht:
    • 1. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
    • 2. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
    • 3. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
    • 4. uit een ingesteld bodemonderzoek dient te blijken, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
  • i. de wijziging mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben
  • j. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • k. de wijziging mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de functie van de kern Sevenum als kernwinkelgebied;
  • m. de wijziging mag niet leiden tot strijdigheid met de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling een omgevingsvergunning kan worden verleend en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld, woon- en leefklimaat, ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen:

  • a. van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. teneinde de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter te verschuiven;
  • c. van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  • e. ten behoeve van het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, mits:
    • 1. dit noodzakelijk is voor de bouwkundige dan wel architectonische inpassing
    • 2. hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken of anderszins belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

7.2 Algemene toetsingscriteria

Algemene toetsingscriteria bij de omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels of de gebruiksregels bij de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' zijn als volgt:

  • 1. de binnen de desbetreffende bestemming beschreven waarden, opgenomen in de bestemmingsomschrijving, mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben;
  • 3. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • 4. de omgevingsvergunning mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • 5. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de functie van de kern Sevenum als kernwinkelgebied;
  • 6. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot strijdigheid met de Wet geluidhinder.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het bepaalde onder het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Klassenweg ongenummerd Sevenum'.