direct naar inhoud van Hoofdstuk 4 Provinciaal beleid
Plan: Over de beek 1a te Tienray
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01

Hoofdstuk 4 Provinciaal beleid

4.1 Handreiking ruimtelijke ontwikkeling

In juli 2004 is door Gedeputeerde Staten van Limburg de Handreiking ruimtelijke ontwikkeling vastgesteld als opvolger van de tot dan toe gehanteerde Handleiding bestemmingsplannen. Deze handreiking is in oktober 2005, op 19 december 2006 en in augustus 2008 herzien. Het uitgangspunt van het provinciaal beleidskader, zoals opgenomen in de handreiking, is het (zo mogelijk) bieden van ontwikkelingsruimte voor volwaardige agrarische bedrijven, rekening houdend met de omgevingskwaliteiten, mits de gebiedskwaliteit als geheel erop vooruit gaat.

Ontwikkelingen die bijdragen aan de provinciale doelen worden actief ondersteund. Het POL dient als kader om op deze doelen en kwaliteit te sturen. Gemeenten krijgen in deze werkwijze meer verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen afwegingen. De Handreiking Ruimtelijke Ontwikkeling Limburg beoogt een hulpmiddel te zijn bij het toepassen van de nieuwe aanpak, gericht op kwaliteit. Deel I van de Handreiking heeft een formele status en moet worden beschouwd als een door G.S. vastgestelde beleidsregel. Dit deel bevat procedurele en inhoudelijke aspecten voor de toetsing van bestemmingsplannen.

Deel II is een informatief deel, waarin nadere toelichting wordt gegeven op vigerend beleid of vigerende wetgeving, en waarin ingegaan wordt op actuele ontwikkelingen. In deel II staan de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw beschreven. Voor intensieve landbouw in Noord- en Midden Limburg worden daarbij de navolgende richtinggevende ontwikkelingsmogelijkheden weergegeven Het POL, het reconstructieplan Noord- en Midden Limburg en het onlangs vastgestelde Limburgs Kwaliteitsmenu zijn richtinggevend voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de land- en tuinbouw. Deze beleidsplannen worden hierna verder beschreven. Samenvattend vindt een verbetering van de omgevingskwaliteit plaats en voldoet het project aan het beleid zoals in de handreiking geformuleerd.

4.2 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL)

Op 22 september 2006 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) vastgesteld als vervanger van het POL uit 2001. POL2006 is zowel streekplan, waterhuishoudingplan, milieubeleidplan als verkeer- en vervoerplan en bevat ook de meer fysieke (ruimtelijke) onderdelen van het economisch en welzijnsbeleid. De laatste aanvulling dateert van 18 december 2009 (POL-aanvulling ‘Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering – Limburgs Kwaliteitsmenu). Middels de POL actualisatie in januari 2010 is deze POL-aanvulling geëffectueerd. Volgens de POL-kaart is het bedrijf gelegen in een gebied waarop perspectief 5b: Dynamisch landbouwgebied van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01_0005.png"

Hier wordt gestreefd naar verdere ontwikkeling van de niet-grondgebonden landbouw in Noord- en Midden Limburg. Het betreft de concentratiegebieden en projectvestigingsgebieden voor de glastuinbouw en de landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, en combinaties daarvan. Hier wordt de ruimte geboden voor een duurzame, optimale ontwikkeling van deze vormen van landbouw. Dit is van provinciaal belang. Een goede landschappelijke inpassing van het betreffende landbouwontwikkelingsgebied en bescherming van de aanwezige omgevingskwaliteiten gelden daarbij als randvoorwaarden, net als het bereiken van een basiskwaliteit voor milieu en water. Dit vraagt de nodige aandacht gezien het intensieve karakter van de ontwikkelingen.

Bij ontwikkelingen van de landbouw in de landbouwontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij wordt bij toepassing van het Limburgs Kwaliteitsmenu een kwaliteitsbijdrage op gebiedsniveau nagestreefd.

4.3 Reconstructieplan Noord en Midden Limburg

Op 5 maart 2004 is door Provinciale Staten van Limburg het reconstructieplan Noorden Midden Limburg vastgesteld en op 1 juni 2004 goedgekeurd door de minister van LNV en de staatssecretaris van VROM. Op 17 februari 2006 hebben Provinciale Staten de Wijziging van het reconstructieplan vastgesteld. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de staatssecretaris van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hebben de Wijziging op 30 maart 2006 goedgekeurd. Het reconstructieplan is een nadere uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Met het reconstructieplan wordt een integrale en gebiedsgerichte aanpak van problemen beoogd. Wettelijk gezien moet een reconstructieplan voorzien in een zonering van de intensieve veehouderij. Daarnaast wordt ingezet op versterking van de economische vitaliteit van het landelijk gebied, versterking van natuur en landschap, veerkrachtig watersysteem en leefbare dorpen. In het reconstructieplan zijn voornamelijk beperkingen opgenomen ten aanzien van uitbreiding en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in de extensiverings- en verwevingsgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01_0007.png"

De locatie ligt in het kader van het Reconstructieplan Noord en Midden Limburg in een landbouwontwikkelingsgebied. In de landbouwontwikkelingsgebieden kunnen bestaande intensieve veehouderijen groeien en is er ruimte voor nieuwe (of verplaatsende) bedrijven. Ruimtelijke concentratie van de intensieve veehouderij in gebieden die zowel bedrijfseconomisch als wat betreft omgevingskwaliteit duurzaam zijn, is hierbij het uitgangspunt. De concentratie van de intensieve veehouderij wordt via 3 sporen aangepakt:

  • Projectvestiging
  • Incidentele nieuwvestiging
  • Samenvoegen van locaties

Aan de grootte van het bouwblok wordt in landbouwontwikkelingsgebieden “geen” generieke bovengrens gesteld. Onderhavig initiatief pas binnen het beschreven beleid.

4.4 Limburgs Kwaliteitsmenu

Door de vaststelling van de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu in januari 2010 en de POL-aanvulling ‘Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering in december 2009 is de POL-uitwerking BOM+ komen te vervallen. Vanaf dat moment is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht geworden.

Limburgs Kwaliteitsmenu

De agrarische sector maakt als sinds mensenheugenis onderdeel uit van het Nederlandse landschap en heeft grote delen van ons landschap gevormd. Door de verdergaande mechanisering en schaalvergroting in de (internationale) landbouw worden ook de landbouwbedrijven in onze provincie gedwongen mee te groeien om hun positie te kunnen behouden. Dat betekent dat er bedrijven zullen verdwijnen, maar ook dat overblijvende bedrijven zullen groeien.

De wens om te groeien kan op gespannen voet staan met de wens om de kwaliteit van het bestaande landschap te behouden. Met name grootschalige bedrijven kunnen een inbreuk in het landschap vormen. Om zowel de ontwikkeling van landbouwbedrijven te blijven faciliteren alsook de kwaliteit van het landschap te verbeteren worden landschappelijke maatregelen en eventueel verdergaande kwaliteitsverbeterende maatregelen gevraagd van agrarische bedrijven die willen uitbreiden of die zich nieuw willen vestigen. Voor bedrijven in de intensieve veehouderij en in de glastuinbouw geldt daarbij een concentratiebeleid. Niet grondgebonden bedrijven worden gestimuleerd om zich zo veel mogelijk in concentratiegebieden en landbouwontwikkelingsgebieden te vestigen. Nieuwvestiging op zogenaamde solitaire locaties is uitgesloten. Het beleid voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding is een vervolg op het BOM+ beleid.

Module voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding

De module voor agrarische nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven is van toepassing op agrarische bedrijven, agrarische hulp- en nevenbedrijven, boomkwekerijen, paardenhouderijen en hoveniersbedrijven e.d. Specifiek voor glastuinbouwbedrijven geldt aanvullend de module uitbreiding glastuinbouw.

Nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven is alleen toegestaan na een ruimtelijke afweging en onder voorwaarde dat de agrarische bedrijven een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving middels inpassing en kwaliteitsverbetering. Bij nieuwvestiging dient de agrariër op basis van een bedrijfsontwikkelingsplan aan te tonen dat zijn bedrijf, op termijn, volwaardig is. De kwaliteitsverbetering is maatwerk op basis van aard en omvang van de ontwikkeling en de waarde van de omgeving.

Als basis geldt voor elke ontwikkeling met betrekking tot bouwen, bouwwerken en verharding van agrarische bedrijven dat:

  • de ontwikkeling wordt ingepast op basis van een inpassingsplan, dat is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke en ruimtelijke inpassing);
  • er ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling voorzieningen worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater, waarbij afhankelijk van de situatie dit infiltratie of retentie kan zijn.

In geval van:

  • nieuwvestiging (inclusief omschakeling) of,
  • overschrijding van de referentiemaat conform Handreiking RO of,
  • ontwikkeling in gebieden met méér dan alleen agrarische waarde volgens het bestemmingsplan (landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarde),

geldt naast de basis ook een aanvullende kwaliteitsverbetering. Onderdeel van deze kwaliteitsverbetering is sloop van bebouwing, aanleg van nieuwe natuur of landschap en andere kwaliteitsverbeterende maatregelen. Indien aanvullende kwaliteitsverbeterende maatregelen aan de orde zijn, dient in ieder geval de volledige kavel te worden ingepast (bij het basispakket hoeft alleen de uitbreiding ingepast te worden). Bij nieuwvestiging zal er dus naast het basispakket (water) en een volledige inpassing ook altijd een kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van bebouwing of aanleg van natuur of landschap aan de orde zijn.

Bij landschappelijke inpassing kan gewerkt worden met het landschapskader Noord en Midden Limburg. In de module landbouw is het in het algemeen wenselijk om de ontwikkelingen en de kwaliteitsverbeterende maatregelen zo veel mogelijk op de ontwikkelingslocatie te koppelen aan de effecten van de locatieontwikkeling. De maatregelen vinden op het bedrijf zelf plaats of er in de directe omgeving (sloop, aanleg natuur etc). Bij landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s), concentratiegebieden én bij projectvestigingsgebieden moet overigens ook rekening gehouden worden met infrastructuur en gemeenschappelijke voorzieningen. Wanneer het niet mogelijk of beleidsmatig wenselijk is om de voorzieningen ter plekke uit te voeren kan dit ook elders gebeuren. Waarbij het voor het draagvlak van belang is om de voorkeursvolgorde aan te houden dat als eerste wordt gekeken naar de directe fysieke maatregelen op de kavel(s), daarna naar directe fysieke maatregelen in de omgeving en als laatste naar een bijdrage in fondsen. Daarbij kan de geldelijke waarde van de normaal gebruikelijke inpassing van de bouwkavel gebruikt worden

als bijdrage aan het fonds of de ontwikkeling elders. Door de gemeente kan deze waarde bepaald worden.

Initiatief bedrijf van Lijssel

In de onderhavige situatie is sprake van een bedrijfsontwi kkeling waarbij een kleine uitbreiding van de agrarische bouwkavel aan de orde is. Het bedrijf is groter dan de referentiemaat zoals opgenomen in de Handreiking Ruimtelijke Ordening waardoor een aanvullende kwaliteitsverbetering aan de orde is. De ruimtelijke kwaliteitsverbetering is weergegeven in bijgevoegd inpassingsplan opgesteld door landschapsarchitect Guido Paumen (Bijlage 1).

Basis

Het erf keert zich ter hoogte van de geplande uitbreiding voor een deel open naar het landschap. Het is wenselijk de uitbreiding in het landshap in te passen. Daarbij is logischerwijs aansluiting te zoeken bij de aanwezige elementen; de singel in de zuidoosthoek en het bosje aan de noordzijde van het plangebied. De geplande nieuwbouw wordt landschappelijk ingepast. De elementen ‘struweel’ (450 m2, S1) en ‘bomenrij’ (4 wintereiken en 8 zomereiken, B2) zijn te rangschikken als “inpassing” van de uitbreiding.

Het van daken en verhardingen vrijkomende hemelwater is op te vangen en te infiltreren op eigen terrein. Voorgesteld wordt een zaksloot te realiseren in het verlengde van de aanwezige singel in zuidoosthoek van het plangebied ten behoeve van de opvang en infiltratie. De aangrenzende ruimte zal als weiland worden gebruikt en is zo te profileren dat deze als overloopzone kan worden benut.

Aanvullende kwaliteitsverbetering

Als aanvullende kwaliteitsverbetering wordt de volledige bouwkavel ingepast. De zuidzijde van de bouwkavel is reeds ingepast door de aanwezige bebouwing op gronden van de buurman. Om de volledige bouwkavel in te passen wordt inpassing aan de noordzijde gerealiseerd. Dit vindt plaats door de realisatie van een ‘bomenrij’ (5 wintereiken, 10 zomereiken en 5 lijsterbessen, B1). Daarnaast is de 10 jaar geleden gerealiseerde aanplant op de huisweide te honoreren als een reeds geleverde tegenprestatie. De zuidzijde van de bouwkavel is reeds ingepast door de aanwezige bebouwing op gronden van de buurman. Tevens wordt een overloopzone in de vorm van een natuurweide gerealiseerd waar het overtollig regenwater kan infiltreren. In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft de provincie de landschappelijke inpassing positief beoordeeld. Tussen gemeente en initiatiefnemer is een garantieovereenkomst afgesloten (bijlage 1a).

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.PBTROVERDEBEEK1A-OH01_0008.png"