direct naar inhoud van Regels
Plan: Grandorse
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.KBGRANDORSE-BP02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Grandorse' met identificatienummer NL.IMRO.1507.KBGRANDORSE-BP02 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aardkundige waarden:

Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn.

1.6 agrarisch grondgebruik:

Het zowel bedrijfsmatig als hobbymatig gebruik van gronden als weidegrond, grasland, akkerbouwgrond en tuinbouwgrond.

1.7 ambacht(elijk):

Het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, ondergeschikt aan de woonfunctie. Wanneer deze activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen plaatsvindt, dient de omvang van de activiteit zodanig te zijn dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.8 archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.9 bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het daar genoemde gebied aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast:

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijbehorend bouwwerk, is ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende (bedrijfs)woning.

1.12 bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.13 bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14 bedrijfswoning:

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.15 begane grond:

Het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan.

1.16 belemmeringenstrook:

Een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd.

1.17 beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.18 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer.

1.19 bestaand bouwwerk:

Een bouwwerk dat op het moment van vaststelling van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald en met dien verstande dat onder het voorgaande niet worden begrepen bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en/of in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

1.20 bestaand gebruik:

Het gebruik dat op het moment van de vaststelling van dit plan bestaat, met uitzondering van gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

1.21 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelsgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 dagrecreatie:

Een vorm van recreatie waarbij geen sprake is van overnachten en waarbij gebruik wordt gemaakt van al dan niet daarvoor aangelegde of gebouwde voorzieningen.

1.31 deskundige:

Een onafhankelijke erkende persoon of organisatie in het vakgebied / op het werkterrein waarop het advies betrekking heeft en die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.32 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures.

1.34 ecologische waarden:

Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.35 erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.36 erfafscheiding:

De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.37 evenement:

een speciale, tijd- en plaatsgebonden gebeurtenis die door een initiatiefnemer (individu, groep of organisatie) bewust is gepland en die gericht is op een bepaalde doelgroep om met een bewust gekozen vorm een bepaald doel te realiseren. Daarbij worden de volgende vormen onderscheiden: 

  • Publieksevenement: een (commercieel) eenmalig of terugkerend evenement dat (al dan niet tegen betaling) voor een ieder toegankelijk is. Een publieksevenement kan op openbare gronden of op eigen terrein worden gehouden, waarbij een publieksevenement op eigen terrein qua locatie en aard van het evenement niet direct verbonden is aan de bedrijfsdoelstellingen en bedrijfsactiviteiten van het ter plaatse gevestigde bedrijf/ de ter plaatse gevestigde bedrijven. Onder een publieksevenement wordt onder andere verstaan festivals, concerten, culturele vieringen en herdenkingen; 
  • Bedrijfsevenement: een commercieel evenement dat qua aard en locatie direct verbonden is aan de bedrijfsdoelstellingen en bedrijfsactiviteiten van het ter plaatse gevestigde bedrijf/ bedrijven en uitsluitend voor genodigden en betalende bezoekers voor het gevestigde bedrijf/ de gevestigde bedrijven toegankelijk is. Onder een bedrijfsevenement wordt onder andere verstaan particuliere (bedrijfs)feesten, conferenties, marketingevenementen, workshops en seizoensgebonden thematische festiviteiten; 
  • Sportevenement: een recreatieve of competitieve sportactiviteit om naar te kijken of aan deel te nemen. Deze evenementen kunnen zowel publiek als bedrijfsgerelateerd zijn. Het betreffen wedstrijden en sportevenementen verbonden aan een ter plaatse gevestigde sportvereniging (en) en /  of -bedrijven. 
1.38 extensief dagrecreatief medegebruik:

Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie van niet-commerciële aard die overwegend is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden (incl.mennen) of kanovaren, met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.39 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 gebruiksgerichte paardenhouderij:

Een paardenhouderij waar het gebruik van paarden in de vorm van het berijden van of het mennen met paarden, voorop staat, ten behoeve van recreatie en sport. Pensionstalling is eveneens een vorm van gebruiksgerichte paardenhouderij.

1.41 geurgevoelig object:

Geurgevoelig object als bedoeld artikel 1 Wet geurhinder en veehouderij.

1.42 gastenverblijf:

Een gebouw bedoeld voor het kortstondig verblijf van kopers van dieren die ter plaatse verhandeld worden en/of deelnemers van een wedstrijd.

1.43 groom:
  • a. iemand die zich bezighoudt met de dagelijkse verzorging van een paard en het assisteren van een ruiter; iemand die rijpaarden verzorgt;
  • b. bijrijder van een koetsier; ook: bijrijder van een menner tijdens een menwedstrijd; hulpkoetsier.
1.44 hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.45 hippisch bedrijf:

Een bedrijf dat zich richt op op het voorbrengen (fokken), africhten en/of trainen en/of verhandelen van paarden en/of zich richt op stalling en/of het inzetten van paarden ten behoeve van de recreatie en sport (gebruiksgericht en productiegerichte paardenhouderij).

1.46 hippische voorzieningen:

Onoverdekte voorzieningen, al dan niet in de vorm van een bouwwerk, ten behoeve van een hippisch bedrijf zoals paddocks, longeercirkel, stapmolen, aquatrainer, pistes en buitenbakken.

1.47 hippisch gerelateerd bedrijf:

Een bedrijf dat zich bedrijfsmatig richt op hippische bedrijven en/of op bezoekers van, en/of deelnemers aan de paardensport.

1.48 hippisch hulpbedrijf:

Een aan de hippische sport verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan hippische bedrijven.

1.49 hippisch opleidingsinstituut:

Een hippisch bedrijf met tevens opleidingsvoorzieningen in de vorm van lesruimten alsmede een appartementencomplex met algemene verblijfsruimten (waaronder een keuken met restaurant en diverse ontspanningsruimten).

1.50 horeca I:

Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde horeca II.

1.51 horeca II:

Elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die (nagenoeg) geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Daarnaast een inrichting waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend.

1.52 horeca:

Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.53 houtopstand:

Begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet tenzij het om laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels gaat.

1.54 huishouden:

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.55 kelder:

Een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.56 kleinschalige horeca:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en drank, met een totaal oppervlak van maximaal 100 m2 waarbij maximaal 30% van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel mag worden benut ten behoeve van de horeca. De openingstijden (inclusief terras) van de inrichting liggen tussen 7.00 en 19.00 uur.

1.57 kwetsbaar object:

de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.58 landschapselement:

Een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bosschage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.

1.59 lawaaisport:

Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.60 longeercirkel:

Ruimte in de vorm van een cirkel, waarin aan een paard onder begeleiding een specifieke training gegeven kan worden.

1.61 longstay-appartementen:

Appartementen waarvan de gebruiker, die elders een hoofdverblijf heeft, de intentie heeft om voor beperkte, middellange duur, een verblijfsruimte te gebruiken, waarbij hij/zij voornemens- en akkoord is om daar maximaal voor die bepaalde tijd te verblijven; de gebruiker van de binnen dit bestemmingsplan toegestane longstay - appartementen, dient een (werk)relatie te hebben met het bedrijf waarop de longstay-appartementen aanwezig zijn.

1.62 maaiveld:

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.63 manege:

Een zelfstandig dagrecreatief bedrijf voor het beoefenen van de paardensport dat derden de mogelijkheid biedt om op het manegeterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur) met (manege)paarden, die al dan niet gestald worden op het manegeterrein; een en ander met ondersteunende kleinschalige horeca-activiteiten en inclusief pensionstalling.

1.64 mennen:

Een aanspanning besturen vanaf een kar of een wagen.

1.65 natuurnetwerk Limburg:

Het natuurnetwerk Limburg is het provinciaal netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

1.66 natuurwaarden:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.67 nevenactiviteit:

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.68 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.69 open erf- en terreinafscheidingen:

Erf- en terreinafscheidingen met een zodanig open constructie, dat de das ongehinderd doorgang heeft/blijft houden.

1.70 paardenbak:

Een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van drainage.

1.71 paddock:

Een niet-begroeide uitloop, voorzien van omheining voor paarden om enige tijd vrij te bewegen.

1.72 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van het gebouw;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.73 productiegerichte paardenhouderij:

Een bedrijf gericht op het voortbrengen (fokken), africhten, trainen en verhandelen van paarden.

1.74 recreatie:

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.75 toename van stikstofemissie:
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie door het gebruik van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van gronden en bouwwerken, voorafgaand aan de vaststelling van het plan.
  • b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het feitelijk bestaande, planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken voorafgaand aan de vaststelling van het plan, een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
  • c. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende: er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
    • 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie( N/kg/jaar*) afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 of met toepassing van de overeenkomstige regeling uit de Wet natuurbescherming dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage xx Natuurvergunningen @PM bij het ontwerp nog niet van toepassing, maar mogelijk wel ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan@
    • 2. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar
    • 3. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura 2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie door hippische activiteiten zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, is niet groter dan de ten tijde van vaststelling van het plan, beschikbare depositieruimte voor hippische activiteiten, zoals opgenomen in de 'Beleidsregels depositiebank De Peelbergen'. vastgesteld door Gedeputeerde Staten, 1 december 2020 dan wel indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de gewijzigde beleidsregels.

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.76 voorzieningen van openbaar nut:

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen:

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.78 wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.79 woning:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel, niet de voor- en achterzijde van het bouwperceel zijnde, en het eigendom van derden, waar de afstand het kortste is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. bescherming van aardkundige waarden;
  • d. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen, als opgenomen in art. 19.1;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – overloop parkeren', voor de inrichting en het gebruik als overloopparkeergebied voor de naastgelegen bestemming Sport - Hippisch sportcomplex;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • h. wandel- en fietspaden, ruiter- en menpaden;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd; dit betekent dat in elk geval zijn toegestaan:

  • a. open erf- en terreinafscheidingen;
  • b. recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
open erf -en terreinafscheidingen
 
n.v.t.   1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   n.v.t.   2 m  
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er dient sprake te zijn van open erf- en terreinafscheidingen;
  • d. het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. het gebruik van de gronden voor fruitteelt en boomgaarden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor lawaaisporten.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Wijzigen in de bestemming 'Natuur'

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Agrarisch met waarden' wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:

  • a. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied of strategische waterberging, dan wel hebben de eigenaar en/of gebruiker schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • b. de wijziging niet leidt tot:
    • 1. een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
    • 2. negatieve effecten op de waterhuishouding, mits burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies hebben aangevraagd aan de waterbeheerder.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. houtproductie;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. bescherming van aardkundige waarden;
  • d. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • e. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen als opgenomen in art. 19.1;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - eventingroute', voor routegebonden dagrecreatieve activiteiten ten behoeve van de hippische sport, alsmede voor evenementen;

met de daarbij behorende:

  • g. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • h. wandel- en fietspaden, ruiter- en menpaden;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd; dit betekent dat in elk geval zijn toegestaan:

  • a. open erf- en terreinafscheidingen;
  • b. recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering;
  • c. voorzieningen ten behoeve van bos- en natuurbeheer zoals voederbergingen of voederruiven voor wild;
  • d. hoogzitten.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Erf- en terreinafscheidingen   n.v.t.   1 m  
Hoogzit   n.v.t.   3,5 m  

e bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
n.v.t.   2 m  
Inhoud bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Voederberging of voerruif voor wild   n.v.t.   3 m³  
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er dient sprake te zijn van open erf- en terreinafscheidingen;
  • d. het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden.
4.3.2 Gebouw extensief recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van gebouwen in verband met het extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
  • c. het gebouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor agrarische doeleinden, tenzij voorzover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwaarden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor lawaaisporten.
4.4.2 Gebruik eventingroute voor evenementen

Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - eventingroute' voor evenementen, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, indien voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan eventing-wedstrijden of vergelijkbare routegebonden bedrijfs- en/of sportevenementen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in a, is maximaal 6 keer per jaar een publieksevenement toegestaan onder de voorwaarde dat het een publieksevenement betreft waarvan de effecten op de omgeving niet groter zijn dan de effecten van een bedrijfsevenement;
  • c. het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 12 per jaar.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

Artikel 5 Gemengd - Hippische boulevard

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd - Hippische boulevard' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende hippisch gerelateerde bedrijven en voorzieningen, al dan niet in de vorm van bedrijfsverzamelgebouwen:

  • a. detailhandelsbedrijven, handelsbedrijven, dienstverlenende bedrijven en sport-medische bedrijven;
  • b. educatieve en congresfaciliteiten;
  • c. horecavoorzieningen.
  • d. inpandige bedrijfswoningen in de vorm van appartementen;
  • e. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van gastenverblijven;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – overloop parkeren', voor de inrichting en het gebruik als overloopparkeergebied voor de naastgelegen bestemming Sport - Hippisch sportcomplex;

en de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • i. voorzieningen van openbaar nut;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen, landschappelijke inpassing.
5.1.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouw van een bedrijfsgebouw dient met een - door een gemeentelijke deskundige goedgekeurd - landschapsplan te worden aangetoond, dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het bouwperceel.
  • b. Binnen 2 jaar na afgifte van een omgevingsvergunning voor de bouw van het bedrijfsgebouw op een bouwperceel dient de landschappelijke inpassing te zijn gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient vervolgens in stand te worden gehouden.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en/of b.indien:
    • 1. het hierboven bepaalde door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en;
    • 2. voor zover op andere wijze wordt voorzien in een passende landschappelijke inpassing.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 30% van een bouwperceel.

5.2.3 Gebouwen

De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:

Bedrijfsgebouwen   min.   max.  
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde     min.     max.    
Erf- en terreinafscheidingen     n.v.t.     2 m  
Licht- en vlaggenmasten en antennes   n.v.t.     12 m  

 
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   2 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca II;
  • c. het gebruik voor bedrijvigheid anders dan hippisch gerelateerde bedrijven die functioneel gebonden zijn aan het plangebied door zich met name te richten op de hippische bedrijven binnen het plangebied, en/of op de bezoekers van, en/of deelnemers aan de binnen het plangebied te houden wedstrijden of andere evenementen in het kader van de paardensport.
5.3.2 Gebruiksregels bij inrichting van de gronden

Bij de inrichting van de gronden binnen deze bestemming gelden de de volgende ruimtelijke randvoorwaarden:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het bouwperceel mag worden ingericht ten behoeve van openbare voorzieningen in de vorm van wegen, in- en uitritten, parkeerplaatsen e.d;
  • b. minimaal 35% van de oppervlakte van het bouwperceel is bestemd voor de landschappelijke groene inpassing.
5.3.3 Gebruik buitenverlichting overeenkomstig de bestemming

Onder gebruik van buitenverlichting in de vorm van lichtmasten overeenkomstig de bestemming, wordt verstaan een zodanig gebruik van lichtmasten dat:

  • a. buitenverlichting zo veel mogelijk gericht staat op het te verlichten object;
  • b. het gebruik van lichtmasten uitsluitend is toegestaan tussen 7.00 uur en 23.00 uur
  • c. lichtmasten dienen voorzien te zijn van faunavriendelijke led-verlichting;

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen, als opgenomen in art. 19.1;
  • b. ontwikkeling en beheer van natuurwaarden van de binnen het Natuurnetwerk Limburg gelegen gronden/watergangen;
  • c. bescherming van aardkundige waarden;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';

met de daarbij behorende:

  • f. bestaande verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • g. bestaande paden, ruiter- en menpaden;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. natuur- en landschapselementen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd; dit betekent dat in elk geval zijn toegestaan:

  • a. open erf- en terreinafscheidingen;
  • b. recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering;
  • c. voorzieningen ten behoeve van bos- en natuurbeheer zoals voederbergingen of voederruiven voor wild;
  • d. hoogzitten.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Erf- en terreinafscheidingen   n.v.t.   1 m  
Hoogzit   n.v.t.   3,5 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   2 m  
Inhoud bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Voederberging of voerruif voor wild   n.v.t.   3 m³  
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. er dient sprake te zijn van open erf- en terreinafscheidingen;
  • d. het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden.
6.3.2 Gebouw extensief recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 ten behoeve van gebouwen in verband met het extensief recreatief medegebruik, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m3;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan 4,5 m;
  • c. het gebouwe mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor agrarische doeleinden, tenzij voorzover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor lawaaisporten.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

Artikel 7 Sport - Hippisch sportcomplex

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Sport - Hippisch sportcomplex' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport en wedstrijdvoorzieningen ten behoeve van de hippische sport in de vorm:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. hippische voorzieningen, waaronder polo-, men, spring- en dressuurvoorzieningen;
  • c. hippisch sportcentrum met rijhallen en paardenstallen en wedstrijd-, trainings-, stalling en opslagfaciliteiten, vergader- en congresfaciliteiten, kantoren en ontvangstruimten en horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' een terrein voor het houden van evenementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - stallencomplex' een stallencomplex met een capaciteit voor maximaal 485 paarden met bijbehorende voorzieningen en bouwwerken;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege annex paardenpension;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'werkschuur/kantine', een werkschuur ten behoeve van opslag van materialen, alsmede kantine en sanitaire voorziening;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • j. voorzieningen van openbaar nut;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen, landschappelijke inpassing.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen een bouwvlak; met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - stallencomplex' eveneens gebouwen zijn toegestaan, in de vorm van stallen, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals gebouwen ten behoeve van sanitaire en overige (dag)verblijfsvoorzieningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'werkschuur/kantine' eveneens gebouwen zijn toegestaan, in de vorm van een werkschuur van maximaal 2.000 m2 ;
  • b. in afwijking van het hierna bepaalde in 7.2.3 geldt voor gebouwen binnen de aanduiding 'manege' een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 8 m.
7.2.3 Bedrijfsgebouwen

De maatvoering voor bedrijfsgebouwen is als volgt:

Bedrijfsgebouwen   min.   max.  
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   11m  
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde     min.     max.    
Erf- en terreinafscheidingen     n.v.t.     2 m  
Hippische voorzieningen   n.v.t.   8 m  
Licht- en vlaggenmasten  en antennes   n.v.t.     12 m    
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstof plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (al dan niet tijdelijk) wonen
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca II;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor lawaaisporten.
7.3.2 Evenementenbeleid

Het houden van evenementen is toegestaan waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. evenementen zijn uitsluitend toegestaan indien het hippische (gerelateerde) sport- en/of bedrijfsevenementen betreffen;
  • b. het maximale bezoekersaantal mag niet meer bedragen dan 10.000 per dag;
  • c. het totale jaarlijkse bezoekersaantal (incl deelnemers aan wedstrijden) mag niet meer dan 175.000 bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in a, is maximaal 6 keer per jaar een publieksevenement toegestaan onder de voorwaarde dat het een publieksevenement betreft waarvan de effecten op de omgeving niet groter zijn dan de effecten van een bedrijfsevenement.
7.3.3 Gebruik buitenverlichting overeenkomstig de bestemming

Onder gebruik van buitenverlichting in de vorm van lichtmasten bij paardenbakken en hippische voorzieningen overeenkomstig de bestemming, wordt verstaan een zodanig gebruik van lichtmasten bij paardenbakken of hippische voorzieningen dat:

  • a. buitenverlichting zo veel mogelijk gericht staat op het te verlichten object;
  • b. het gebruik van lichtmasten uitsluitend is toegestaan tussen 7.00 uur en 23.00 uur
  • c. lichtmasten dienen voorzien te zijn van faunavriendelijke led-verlichting;
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Longstay-appartementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.1 onder b. ten behoeve van het toestaan van maximaal 2 inpandige longstay-appartementen voor grooms, stagiaires, en/of (buitenlandse) ruiters bij het hippisch sportcentrum met dien verstande dat:

  • a. de longstay- appartementen noodzakelijk zijn ten behoeve van een doelmatig gebruik van de bestemming;
  • b. de appartementen het gehele jaar gebruikt mogen worden;
  • c. de oppervlakte per appartement bedraagt niet meer dan 55 m2;
  • d. het wijzigen van een longstay-appartement naar een bedrijfswoning niet is toegestaan;
  • e. uitsluitend huisvesting betreft van grooms, stagiaires, en/of (buitenlandse) ruiters die elders hun hoofdverblijf hebben en binnen de betreffende manege of hippisch centrum paarden verzorgen/trainen;
  • f. longstay-appartementen dienen op een afstand van minimaal 25 m van een hippisch bedrijf van derden te worden gesitueerd.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden,
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug', voor een brug.
  • c. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen, als opgenomen in art. 19.1;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - eventingroute', voor routegebonden dagrecreatieve activiteiten ten behoeve van de hippische sport, alsmede voor evenementen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – overloop parkeren', voor de inrichting en het gebruik als overloopparkeergebied voor de naastgelegen bestemming Sport - Hippisch sportcomplex;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en verkeersregulerende voorzieningen;
  • g. bermen en wegbeplantingen;
  • h. wandel- en fietspaden, ruiter-, en menpaden;
  • i. faunapassages;
  • j. voorzieningen van openbaar nut;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Lichtmasten   n.v.t.   18 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   15 m  
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het vergroten van het aantal rijstroken.

8.3.2 Gebruik eventingroute voor evenementen

Het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - eventingroute' voor evenementen, wordt geacht overeenkomstig de bestemming te zijn, indien voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan eventing-wedstrijden of vergelijkbare routegebonden bedrijfs- en/of sportevenementen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in a, is maximaal 6 keer per jaar een publieksevenement toegestaan onder de voorwaarde dat het een publieksevenement betreft waarvan de effecten op de omgeving niet groter zijn dan de effecten van een bedrijfsevenement;
  • c. het aantal evenementen bedraagt niet meer dan 12 per jaar.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen, als opgenomen in art. 19.1;
  • b. ontwikkeling en beheer van natuurwaarden van de binnen het Natuurnetwerk Limburg gelegen gronden/watergangen;
  • c. bescherming, beheer en onderhoud van de betreffende watergang of beek;
  • d. de ontvangst, berging en/of afvoer van water;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, en verkeers- en verkeersregulerende voorzieningen;
  • h. bermen paden en wegbeplantingen;
  • i. voorzieningen van openbaar nut.
9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

Artikel 10 Zone hippische bedrijven

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Zone hippische bedrijven' aangewezen gronden zijn bestemd:

  • a. voor hippische bedrijven (zijnde gebruiks- en of productiegerichte paardenhouderijen) met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hippische campus' tevens voor een hippische opleidingsinstituut;

met de daarbij behorende:

  • c. woonfunctie;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  • f. voorzieningen van openbaar nut;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
10.1.2 Nadere detaillering doeleinden
a Functionele, ruimtelijke en milieukundige randvoorwaarden

Binnen een bestemmingsvlak van een hippisch bedrijf zijn de volgende voorzieningen en bouwwerken toegestaan:

  • 1. bedrijfsgebouwen in de vorm van rijhallen, trainings- stalling en opslagfaciliteiten, kantoren en ontvangstruimten/kantine e,.d. en bijbehorende bedrijfswoning(en) en longstay-appartementen;
  • 2. aan paardenbedrijven gerelateerde bouwwerken en verhardingen zoals hippische voorzieningen, schuilgelegenheden, mestopslag en voersilo's/voederkuilen e.d.
  • 3. per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
  • 4. per bestemmingsvlak een zwembad en/of tennisbaan;
  • 5. overige voorzieningen in de vorm van weides al dan niet met niet overdekte voorzieningen;
  • 6. binnen de bestemming zijn maximaal 2 maneges toegestaan.
  • 7. binnen deze bestemming zijn maximaal 12 hippische bedrijven toegestaan.
  • 8. per bedrijf zijn buitenpistes toegestaan met een maximale oppervlakte van 5000 m2 toegestaan, en galoppeerbanen met een maximale breedte van 5 m;
  • 9. Bedrijfswoningen en longstay-appartementen dienen op een afstand van min. 25 m van het naastgelegeven hippisch bedrijf te worden gesitueerd.
b Ruimtelijk indeling bestemmingsvlak

Bij de ontwikkeling van de gronden binnen deze bestemming geldende de volgende ruimtelijke randvoorwaarden:

  • 1. maximaal 30% van een bestemmingsvlak mag worden bebouwd en of verhard, met dien verstande dat binnen bestemmingsvlakken van 3 ha of kleiner, maximaal 1 ha mag worden bebouwd en/of verhard; voor het toestaan van bebouwing en verhardingen geldt de tabel als opgenomen in Bijlage 1 Bouwwerken en inrichtingen bij hippisch bedrijf
  • 2. maximaal 35% van een bestemmingsvlak mag worden ingericht ten behoeve van hippische voorzieningen, mits niet verhard.
  • 3. minimaal 35% van het bestemmingvlak dient een groene aankleding te krijgen/landschappelijk te worden ingepast.
c Gekoppeld bestemmingsvlak

Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijf toegestaan. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bestemmingsvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" bestemmingsvlak van overeenkomstige toepassing.

10.1.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouw van een bedrijfsgebouw dient met een - door de gemeentelijke deskundige goedgekeurd - landschapsplan te worden aangetoond, dat er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het hippisch bedrijf.
  • b. Binnen 2 jaar na afgifte van een omgevingsvergunning voor de bouw van het bedrijfsgebouw op een bouwperceel dient de landschappelijke inpassing te zijn gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient vervolgens in stand te worden gehouden.
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en/of b.indien:
    • 1. het hierboven bepaalde door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en;
    • 2. voor zover op andere wijze wordt voorzien in een passende landschappelijke inpassing.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen'
    • 1. zijn geen gebouwen toegestaan;
    • 2. mogen erf- en terreinafscheidingen uitsluitend open erf- en terreinafscheidingen zijn.
10.2.2 Maatvoering gebouwen en bijbehorende bouwwerken

De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:

Bedrijfsgebouwen   min.   max.  
Bouwhoogte   n.v.t.   13 m,  
Dakopbouw     maximaal 40% van het dakoppervlak mag worden bebouwd, tot een totale maximale hoogte van 16 m  

Bedrijfswoning   min.   max.  
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
Afstand tot perceelgrens   5 m   n.v.t.  
Inhoud   n.v.t.   1.000 m³,  
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde   min.   max.  
Licht- en vlaggenmasten   n.v.t.   12 m  
Erf- en terreinafscheidingen   n.v.t.   2 m
 
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   n.v.t.   6 m
 
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
  • b. een hippisch hulpbedrijf.
10.3.2 Longstay-appartementen en/of gastenverblijven

Per bedrijf zijn binnen bedrijfsgebouwen longstay-appartementen en/of gastenverblijven toegestaan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te zijn voldaan:

  • a. de oppervlakte per longstay- appartement en/of gastenverblijf bedraagt niet meer dan 55 m2;
  • b. het wijzigen van een longstay-appartement en/of gastenverblijf naar een bedrijfwoning niet is toegestaan;
  • c. er zijn maximaal 15 longstayappartementen en/of gastenverblijf per bedrijf toegestaan;
  • d. longstay-appartementen bieden uitsluitend huisvesting aan grooms, stagiaires, en/of (buitenlandse) ruiters die elders hun hoofdverblijf hebben en binnen de betreffende manege of hippisch centrum paarden verzorgen/trainen;
  • e. de gastenverblijven bieden uitsluitend verblijf aan bezoekers c.q. gasten, wiens aanwezigheid op het bedrijf noodzakelijk is in het kader van een doelmatige hippische bedrijvigheid en/of paardensport binnen het plangebied;
  • f. longstay-appartementen en/of gastenverblijven dienen op een afstand van minimaal 25 m van een hippisch bedrijf van derden te worden gesitueerd;
  • g. de longstay-appartementen en/of gastenverblijven mogen het gehele jaar gebruikt worden.
10.3.3 Gebruik buitenverlichting overeenkomstig de bestemming

Onder gebruik van buitenverlichting in de vorm van lichtmasten bij paardenbakken en hippische voorzieningen overeenkomstig de bestemming, wordt verstaan een zodanig gebruik van lichtmasten bij paardenbakken of hippische voorzieningen dat:

  • a. buitenverlichting zo veel mogelijk gericht staat op het te verlichten object;
  • b. het gebruik van lichtmasten uitsluitend is toegestaan tussen 7.00 uur en 23.00 uur
  • c. lichtmasten dienen voorzien te zijn van faunavriendelijke led-verlichting;
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Hippisch hulpbedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.1 onder b ten behoeve van het toestaan van een hippisch hulpbedrijf:, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 2 hippische hulpbedrijven binnen het plangebied kunnen worden toegestaan;
  • b. de in 10.1.2, 10.2 en 10.3 opgenomen regels voor een hippisch bedrijf zijn van overeenkomstige toepassing;
  • c. geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. groothandel en detailhandel niet is toegestaan;
  • e. dit niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing.
10.4.2 Extra longstay-appartementen en/of gastenverblijven

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.2 onder c, ten behoeve van het toestaan van extra longstay-appartementenen of gastenverblijven ten behoeve van een hippisch bedrijf , met dien verstande dat:

  • a. aangetoond wordt dat de extra longstay- appartementen en/of gastenverblijven ten dienste zijn van een doelmatig bedrijfsmatig gebruik van het hippisch bedrijf;
  • b. voldaan dient te worden aan de overige voorwaarden onder 10.3.2.
10.4.3 Tweede bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 a onder 3, ten behoeve van het oprichten van een tweede bedrijfswoning per hippisch bedrijf onder de volgende voorwaarden:

  • a. de tweede bedrijfswoning dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsmatige ontwikkeling;
  • b. alleen bij bedrijven waar bedrijfsmatig permanent stalling van paarden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfswoning dient te voldoen aan de maatvoeringen zoals opgenomen in 10.2.2.
  • d. de bedrijfswoning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende bedrijven;
  • e. voldaan moet worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen, met de daarbij behorende belemmeringenstrook en met de daarbij behorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 11.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. er zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. het geen kwetsbaar object betreft;
  • b. de belangen van de leiding niet worden geschaad;
  • c. vooraf schriftelijk advies van de betrokken leidingbeheerder wordt gevraagd.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de leiding.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter onder de bestaande maaiveldhoogte en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zie artikel 22.

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan zodanig wijzigen, dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 4

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter de bestaande maaiveldhoogte en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 2.500 m² wordt uitgebreid;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan zodanig wijzigen, dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 6

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter de bestaande maaiveldhoogte en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 2.500 m² wordt uitgebreid;
  • c. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 22 is van toepassing.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan zodanig wijzigen, dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 15 Waterstaat - Profiel van vrije ruimte

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 15.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming;
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende watergang, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 2. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.
     

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.

17.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

17.3 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
17.4 Bouwwerken ten behoeve van warmte-koudeopslag

In afwijking van het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bepaalde, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van warmte-koudeopslag niet meer bedragen dan de in de bouwregels van de betreffende bestemming toegestane bouwhoogte van gebouwen.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Aan huis gebonden beroep

In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • b. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de gebruik(st)er door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  • c. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen.
18.2 Bed & breakfast

In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • b. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen
  • c. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de peelbossen

Indien en voorzover de gronden tevens zijn bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden van de Peelbossen, dient in elk geval rekening te worden gehouden met de volgende waarden:

  • a. Besloten bosgebied, deels met stuifduinen en open plekken.
  • b. Hoge natuurwaarde met waardevolle droge delen en natte delen voor flora, bos- en moerasvogels, zoogdieren, reptielen en amfibieën.
19.2 Geluidzone - weg

Ter plaatse van de aanduidingen 'Geluidzone - weg' mogen alleen woningen worden gebouwd indien voor de geluidbelasting vanwege een weg kan worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde van de Wet geluidhinder, dan wel na afgifte van een hogere waarde kan worden voldaan aan genoemde wet.

19.3 Milieuzone - gevoelige functies uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gevoelige functies uitgesloten' is de functie wonen (zowel permanent wonen als tijdelijke woonvormen zoals longstay) niet toegestaan.

19.4 Milieuzone - hydrologische beschermingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - hydrologische beschermingszone' zijn de gronden mede aangewezen voor het hydrologisch beschermen van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden.

19.5 Veiligheidszone - leiding
19.5.1 Bouwregels

Op de gronden mogen, volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

19.5.2 Afwijken van de bouwregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.5.1 voor het oprichten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, mits door middel van een door het bevoegd gezag goedgekeurd externe veiligheidsonderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico (PR) en ingeval van overschrijding van de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, de wenselijkheid en aanvaardbaarheid is gemotiveerd.

19.5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' aan te passen of te verwijderen, mits:

  • a. door middel van een door het bevoegd gezag goedgekeurd externe veiligheidsonderzoek is aangetoond dat de veiligheidszone kan worden aangepast of verwijderd;
  • b. de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het vergroten van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  • b. van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. teneinde de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
  • d. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • 1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  • 2. woon- en leefklimaat op omliggende percelen;
  • 3. ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Wijzigen ten behoeve van waterberging

Het bevoegd gezag kan de binnen dit plan opgenomen bestemmingen wijzigen in de bestemming Water, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van hemelwaterberging is aangetoond;
  • b. overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt;
  • c. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
  • d. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 9 van overeenkomstige toepassing zijn.
21.2 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m, met dien verstande dat:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  • c. de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • d. de belangen van de betreffende bestemming(en) niet onevenredige worden aangetast.

Artikel 22 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

22.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde bestemmingen of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:

  Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (*)
 
Ter plaatse van de bestemming                    
Agrarisch met waarden   a                  
Bos   a     c   d   e   f   g      
Natuur   a     c   d   e   f   g      
Leiding - Gas   a   b   c       f   g   h   i  
Waarde - Archeologie 3   a   b     d   e   f   g   h   i  
Waarde - Archeologie 4   a   b     d   e   f   g   h   i  
Waarde - Archeologie 6   a   b     d   e   f   g   h   i  

(*) de onderstaande letters geven aan dat een omgevingsvergunning is vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk) De letters worden hierna verklaard:

Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m;
  • c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • f. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • i. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen, met uitzondering van landbouwgewassen.
22.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in de situaties genoemd in de tabel in lid 21.1 :
    • 1. voor de bestemming Waarde - Archeologie 3, op een kleinere diepte dan 50 cm onder bestaand maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
    • 2. voor de bestemming Waarde - Archeologie 4, op een kleinere diepte dan 50 cm onder bestaand maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m²;
    • 3. voor de bestemming Waarde - Archeologie 6, op een kleinere diepte dan 50 cm onder bestaand maaiveld en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m²;
  • b. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende bestemmingen(en);
  • c. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
22.3 Afwegingskader

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 alleen indien door de in lid 22.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

22.4 Procedure
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 op of in gronden met de hierna genoemde bestemmingen legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij op voorhand door het bevoegd gezag is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad:
  • b. Voordat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 verleent, wordt schriftelijk advies gevraagd aan een deskundige. Bij de volgende bestemmingen is dat de eigenaar / beheerder van de betreffende infrastructuur: Leiding - Gas;

Artikel 23 Overige regels

23.1 Prioriteit van de dubbelbestemmingen
  • a. Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  • b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    • 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte';
    • 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas'
    • 3. in de derde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3', 'Waarde - Archeologie - 4' en 'Waarde-Archeologie 6'.
23.2 Parkeerregels
23.2.1 Parkeernorm
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
  • b. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota Parkeernormen Horst aan de Maas' dat is vastgesteld op 3 juli 2019. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  • c. Indien het beleidsdocument als bedoeld onder sub b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met de wijziging.
23.2.2 Gebruikswijziging
  • a. Het is verboden om de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming indien daardoor een toename van de parkeerbehoefte ontstaat.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a van dit artikel indien er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in lid 23.2.1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
24.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 24.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 24.1.1 met maximaal 10%.

24.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 24.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik
24.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 24.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 24.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 24.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Grandorse.