Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Tienrayseweg 9a Horst
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.HOTIENRAYSEWEG9A-BPV1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Tienrayseweg 9a Horst met identificatienummer NL.IMRO.1507.HOTIENRAYSEWEG9A-BPV1 van de Gemeente Horst aan de Maas.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf

Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van bedrijvigheid in een woning en de bijbehorende bouwwerken, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.4 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Achtergevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.8 Agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of het houden van dieren, een en ander met dien verstande dat:
  • maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
  • mestbe- en verwerking onderdeel uitmaakt van de agrarische bedrijfsvoering.

1.9 Agrarisch gerelateerde reststromen

Reststromen uitsluitend afkomstig uit de agrarische sector, zoals mest, potgrond, groente, fruit, plantenresten, gras, snoeiafval of afvalwater, niet zijnde fossiele brandstoffen, plastics, metalen, glas of anderszins anorganisch afval.

1.10 Agrarisch onderzoekscentrum

Een bijzondere vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het verrichten van onderzoek ten behoeve van de agrarische sector, dan wel de ontwikkeling daarvan. Hieronder wordt tevens begrepen het uitvoeren van veredelingsactiviteiten ten behoeve van de ontwikkeling van hoogwaardige teeltrassen, waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel grondgebonden als niet-grondgebonden teeltvormen.

1.11 Agrarisch verwante nevenactiviteit

Een op een agrarische bedrijf aanwezige bedrijfsmatige nevenactiviteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen, en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten.

1.12 Agreatieve (neven)activiteit

een bedrijfsmatige of beroepsmatige (neven)activiteit, dat functioneel bijdraagt aan de ontwikkeling van
toeristische en recreatieve potenties, afgeleid van en passend binnen het agrarisch karakter van het
gebied; dit alles is gericht op een aantrekkelijk, leefbaar en duurzaam buitengebied;

1.13 Arbeidsmigrant

Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.

1.14 Archeologisch monument

Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Erfgoedwet.

1.15 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.16 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.17 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het daar genoemde gebied aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.18 Bed & breakfast

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijbehorend bouwwerk, is ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende (bedrijfs)woning.

1.19 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.20 Bedrijfsgebouw

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.21 Bedrijfswoning

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.22 Beekdal

Een lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt.

1.23 Begane grond

het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan.

1.24 Belemmeringenstrook

een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd.

1.25 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.26 Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk dat op het moment van vaststelling van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald en met dien verstande dat onder het voorgaande niet worden begrepen bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en/of in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

1.27 Bestaand gebruik

Het gebruik dat op het moment van de vaststelling van dit plan bestaat, met uitzondering van gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

1.28 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.29 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.31 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.32 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.33 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.35 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 Containerveld

Werk niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten.

1.38 Cultuurhistorisch waardevol pand

Een bouwwerk van cultuurhistorsche waarde.

1.39 Cultuurhistorische waarde

De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.40 Deskundige

Een onafhankelijke erkende persoon of organisatie in het vakgebied / op het werkterrein waarop het advies betrekking heeft en die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.41 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures.

1.43 Ecologische waarden

Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.44 Eerste bouwlaag

De bouwlaag ter plaatse van de begane grond.

1.45 Energievoorziening


Een technische eenheid, bestaande uit apparatuur, leidingen en andere constructies, die bedoeld is voor
het opwekken en/of winnen van energie en de distributie daarvan.

1.46 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.47 Erfafscheiding

De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.48 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 Geurgevoelig object

Geurgevoelig object als bedoeld artikel 1 Wet geurhinder en veehouderij;

1.50 Glastuinbouwbedrijf

Een agrarisch bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.51 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 Houtopstand

Begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet tenzij het om laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels gaat.

1.53 Huishouden

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.54 Huisvesting arbeidsmigranten

Tijdelijke dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden.

1.55 Inpandige statische opslag

Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals een (seizoen)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.56 Kantoor

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.57 Kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.

1.58 Kelder

Een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.59 Landschapselement

Een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bosschage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.

1.60 Maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.61 Milieucategorie

Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).

1.62 Milieuwaarden

De in een gebied aanwezige waarden met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.63 Natuurwaarden

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.64 Nevenactiviteit

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.65 Nieuwvestiging

het oprichten van een nieuw bedrijf op een voorheen onbebouwde locatie;

1.66 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.67 Nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.68 Omschakeling

Omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.

1.69 Open constructie

Een teeltondersteunende voorziening met een overwegend open karakter, waarbij geen sprake is van voor-, zij- of achterwanden, maar ten hoogste van een overkapping.

1.70 Overig bouwwerk

Een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.71 Overkapping

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.72 Peil

  1. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van het gebouw;
  2. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.73 Permanente bewoning

Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf.

1.74 Plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, zoals bedoeld in artikel 1.1a lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, welke door een persoon en diens huishouden, die geen binding hebben met de desbetreffende landbouwinrichting, wordt of mag worden bewoond.

1.75 Recreatie

Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.76 Risicovolle inrichting

Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.77 Rivierbed

De gronden die bij extreem hoge afvoeren van de rivier de Maas onder water staan en blijvend een waterbergende, deels een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen.

1.78 Teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen en/of constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:
  1. Hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn;
  2. Hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die hoger dan 1,5 m zijn.
  3. Lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn;
  4. Lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die 1,5 m of lager zijn.

1.79 Verdieping

Een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag, welke is gelegen ter plaatse van de begane grond.

1.80 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.81 Voorgevelrooilijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.82 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.83 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.84 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.85 Woningsplitsing

Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel, niet de voor- en achterzijde van het bouwperceel zijnde, en het eigendom van derden, waar de afstand het kortste is.

2.8 Aanduiding 'relatie'

Indien tussen twee bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak c.q. bouwvlak.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
  2. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
  3. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen,
  4. ter plaatse van de hieronder vermelde aanduidingen zijn tevens de daarbij vermelde agrarische bedrijven / functie(s) toegestaan:
aanduiding agrarische bedrijven / functie(s) 
specifieke vorm van agrarisch - veehouderij  geheel of overwegend grondgebonden veehouderij  
intensieve veehouderij  niet-grondgebonden veehouderij en/of grondgebonden veehouderij  
glastuinbouw  glastuinbouwbedrijf  
specifieke vorm van agrarisch - champignonkwekerij  champignonkwekerij  
specifieke vorm van agrarisch - viskwekerij  viskwekerij  
specifieke vorm van agrarisch - verwerking van agrarische producten  verwerking van agrarische producten  
opslag  opslag  
specifieke vorm van agrarisch - paardenstal  paardenstal  

  1. reclamemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
  2. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. watervoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - watervoorziening';
  4. waterberging ten behoeve van het nabijgelegen conservenbedrijf, alsmede voor het gebruik van de
    gronden als sproeiveld, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  5. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin door een derde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’;
  6. buurtmestbe- en verwerking en energievoorzieningen hoofdzakelijk gericht op de levering van energie
    aan bedrijven en functies in het plangebied alsmede aan andere lokale bedrijven c.q. functies,
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestverwerking op regionaal
    niveau';
  7. wonen in een bedrijfswoning;
  8. mestbe- en verwerking op bedrijfsniveau met een maximum van 25.000 ton per jaar;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nevenactiviteit': tevens de nevenactiviteiten zoals die per adres zijn aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 1 (Overzicht agrarische nevenactviteiten) met dien verstande dat het vloeroppervlak van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf in totaal ten hoogste 200 m2 bedraagt, dan wel het bestaande vloeroppervlak, dan wel voor zover in Bijlage 1 Overzicht agrarische nevenactviteiten een maximum oppervlak is gegeven, maximaal dit oppervlak;
  10. een ander gebruik van gebouwen en gronden als nevenactiviteit, met dien verstande dat het vloeroppervlak van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf in totaal ten hoogste 200 m2 bedraagt, namelijk:
    1. detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of bewerkt, dan wel hieraan direct aanverwante producten;
    2. zorgboerderij;
    3. zorgvoorzieningen;
    4. dagrecreatieve voorzieningen;
  11. extensief dagrecreatief medegebruik;
  12. bescherming van aardkundige waarden;
  13. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn opgenomen in artikel 8;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen, met dien verstande dat erfverhardingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan voor zover bestaand;
  2. paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel bestaande paardenbakken;
  3. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  4. voorzieningen van openbaar nut;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
  6. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Algemeen
  1. op de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  2. ter plaatse van een bouwvlak mogen uitsluitend de bij één agrarisch bedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  3. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  4. in afwijking van het voorgaande mogen buiten een bouwvlak de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
    1. erf- en terreinafscheidingen;
    2. recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering; 
    3. hoogzitten;
    4. een schuur ten behoeve van opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    5. een paardenstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal';
    6. een uitloop voor fazanten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitloop fazanten';
    7. containervelden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische
      voorzieningen';
    8. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische voorzieningen', met dien verstande dat verankerde palen en open constructies permanent mogen blijven staan, mits voorzieningen zoals doeken, netten, folies of overkappingen buiten het seizoen worden opgerold dan wel verwijderd;
    9. overige  permanente  teeltondersteunende  voorzieningen,  uitsluitend  overeenkomstig  de
      bestaande situatie;
    10. bestaande silo's
    11. waterbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin';
    12. reclamemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast';
    13. mestzakken;
  5. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. er is niet meer dan 1 bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal, met dien verstande dat in afwijking van lid 2.8 geldt dat indien de bouwvlakken door een relatie worden verbonden, met betrekking tot het aantal toegestane wooneenheden geldt dat de bouwvlakken niet worden aangemerkt als één bestemmingsvlak;
    2. indien en voorzover ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' 0 is opgenomen, is een bedrijfswoning niet toegestaan;
    3. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  6. in aanvulling op het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verwerking van agrarische producten' dat het bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal 70% bedraagt;
  7. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen aan de onderstaande regeling met betrekking tot bedrijfswoning te voldoen, dan wel aan het gestelde onder regeling bijbehorende bouwwerken.
3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:
Bedrijfsgebouwen  min.  max.  
Goothoogte  n.v.t.  7 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  14 m  
Afstand kassen tot de woning van derden  25 m  n.v.t.  
Het aantal bouwlagen van stallen ten behoeve van huisvesting van vee  n.v.t.  1, of indien de bestaande gebouwen uit meer dan 1 bouwlaag bestaan, ten hoogste het bestaande aantal bouwlagen  
Kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'  min.  max.  
Goothoogte  n.v.t.  7,5 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  12 m  
Afstand kassen tot de woning van derden  25 m  n.v.t.  
Bedrijfswoning  min.  max.  
Goothoogte  n.v.t.  7 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  11 m  
Afstand tot perceelgrens  3 m  n.v.t.  
Inhoud  n.v.t.  1.000 m³, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'volume m³', waarvoor geldt dat de maximale inhoud niet meer mag bedragen dan is aangeven  
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken en carports bij bedrijfswoningen  min.  max. 
Goothoogte  n.v.t.  3,5 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning  0 m
carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  1 m  n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent  3 m  n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken tot het openbaar gebied in het geval van een hoeksituatie  1 m  n.v.t.  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  n.v.t.  150 m²  
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen  min.  max. 
Goothoogte  n.v.t.  3,5 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning  0 m
carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  1 m  n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent  3 m  n.v.t.  
Afstand tot zijdelingse perceelgrens  2,5 m  n.v.t.  
Afstand tot de bedrijfswoning  n.v.t.  40 m  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  n.v.t.  150 m²  
Schuur ter plaatse van de aanduiding 'opslag'  min.  max.  
Goothoogte  n.v.t.  bestaand  
Bouwhoogte  n.v.t.  bestaand  
Bebouwingsoppervlak  n.v.t.  bestaand  
Paardenstal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal'  min.  max.  
Goothoogte  n.v.t.  3  
Bouwhoogte  n.v.t.  6  
Bebouwingsoppervlak  n.v.t.  bestaand  
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen
De maatvoering voor teeltondersteunende voorzieningen, is als volgt:
Teeltondersteunende voorzieningen  min.  max.  
Bouwhoogte  permanente teeltondersteunende voorzieningen  binnen  het bouwvlak, anders dan kassen of ondersteunend glasn.v.t.  12 m 
Goothoogte kassen of andere permanente teelondersteundende voorzieningen met glas binnen het bouwvlakn.v.t.7,5 m
Bouwhoogte kassen of andere permanente teelondersteundende voorzieningen met glas binnen het bouwvlakn.v.t.12 m
Bouwhoogte kassen of andere permanente teelondersteundende voorzieningen met glas buiten het bouwvlakn.v.t.3 m
Bouwhoogte  tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen  binnen  het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de  aanduiding  'specifieke bouwaanduiding  -  agrarische voorzieningen'n.v.t.  4 m  
Oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen  het  bouwvlak, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'  n.v.t.  5.000 m²  
Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de zijdelingse perceelgrens  2,5 m  n.v.t.  
Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de woning van derden  25 m  n.v.t.  
*mits is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade/hinder voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven en woningen in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt of bewoners overlast gaan ervaren (licht, schaduw, geluid). Indien dat wel het geval is dient een grotere afstand in acht te worden genomen om de overlast te beperken.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:
Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde  min. max.  
Mestsilo  n.v.t.  6 m  
Sleufsilo  n.v.t.  4 m  
Overige silo's en hooibergen  n.v.t.  15 m  
Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak  n.v.t.  voor de voorgevelrooilijn: 1 m
achter de voorgevelrooilijn: 2 m
met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende erfafscheiding', waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m  
Schoorstenen  n.v.t.  14 m  
Omheiningen ten behoeve van paardenbakken  n.v.t.  1,3 m  
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat er maximaal 4 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan  n.v.t.  6 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak  n.v.t.  8 m  
Erf -en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak  n.v.t.  1 m  
Hoogzitn.v.t.3,5 m
Windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - windturbine'  n.v.t.  12,5 m  
Waterbassin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin'  n.v.t.  2 m  
reclamemast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - reclamemast'  n.v.t.  bestaand  
3.2.5 Bouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bebouwing'
In aanvulling en in afwijking op het bepaalde in lid 3.2.1, lid 3.2.2 en lid 3.2.4 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bebouwing' uitsluitend de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en is de maatvoering als volgt:
Gebouwen t.b.v. voorzieningen van openbaar nut  min.  max.  
Bouwhoogte  n.v.t.  3,5 m  
Goothoogte  n.v.t.  2,7 m  
Oppervlakte  n.v.t.  15 m
per gebouw  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde t.b.v. openbare verkeersdoeleinden  min.  max.  
Bouwhoogte  n.v.t.  6 m  
Erfafscheidingen  min.  max.  
Bouwhoogte  n.v.t.  1,5 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  min.  max.  
Bouwhoogte  n.v.t.  2,5 m  

3.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. de aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Gemeentelijk KwaliteitsMenu.
  1. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
    2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 8; dan wel;
    3. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwvlak en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 7 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  2. de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
  3. de erf- en terreinafscheidingen mogen niet dusdanig gesloten zijn dat kleine dieren zoals de das er niet doorheen kunnen;
  4. bij het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden , zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 8.
3.4.2 Lage teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van het oprichten van lage teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte van permanente voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  2. voor tijdelijke voorzieningen geldt dat verankerde palen en open constructies permanent mogen blijven staan, mits voorzieningen zoals doeken, netten, folies of overkappingen buiten het seizoen worden opgerold dan wel verwijderd;
  3. permanente voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het agrarisch bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied TOV';
  4. de permanente teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden opgericht op gronden die mede zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone, Waarde - Zone zilvergroene natuurzone, Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed en Waterstaat - Waterbergend rivierbed of gelegen zijn binnen de aanduidingen 'overige zone - beekdal' en 'overige zone - bos- en mozaïeklandschap', dan wel voor zover sprake is van bolle akkers ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veldenlandschap';
  5. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden opgericht op gronden die mede
    zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone, Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed en
    Waterstaat - Waterbergend rivierbed;
  6. de afstand tot de perceelsgrenzen dient ten minste 2,5 m te bedragen;
  7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat van derden, de afstand tot (bedrijfs-)woningen van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  8. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de waterhuishouding optreden;
  9. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap dient in acht te worden genomen;
  10. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 8.
3.4.3 Hoge teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van het oprichten van hoge teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
  1. uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met uitzondering van de voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied TOV';
  2. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 12 m mag bedragen;
  3. de oppervlakte van permanente voorzieningen niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
  4. voor tijdelijke voorzieningen geldt dat verankerde palen en open constructies permanent mogen blijven
    staan, mits voorzieningen zoals doeken, netten, folies of overkappingen buiten het seizoen worden
    opgerold dan wel verwijderd;
  5. permanente voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het agrarisch bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied TOV';
  6. de teeltondersteunende voorzieningen mogen niet worden opgericht op gronden die mede zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone, Waarde - Zone zilvergroene natuurzone, Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed en Waterstaat - Waterbergend rivierbed of gelegen zijn binnen de aanduidingen 'overige zone - beekdal' en 'overige zone - bos- en mozaïeklandschap', dan wel voor zover sprake is van bolle akkers ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veldenlandschap';
  7. de afstand tot de perceelsgrenzen dient ten minste 2,5 m te bedragen;
  8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat van derden, de afstand tot (bedrijfs-)woningen van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  9. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de waterhuishouding optreden;
  10. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap dient in acht te worden genomen;
  11. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 8.
3.4.4 Bouwwerken ten behoeve van schuilgelegenheden dan wel kleinschalige opslag
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. er niet meer dan 1 schuilgelegenheid dan wel bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag per bouwperceel is toegestaan;
  2. een bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag uitsluitend is toegestaan grenzend aan een bestemmingsvlak dan wel bouwvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is gesitueerd;
  3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 18 m2;
  4. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  5. er een kapconstructie mogelijk is, evenals een platte afdekking;
  6. het bouwwerk dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
  7. de bouwwerken niet mogen worden opgericht op gronden die mede zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone of Waarde - Zone zilvergroene natuurzone;
  8. er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige landschapswaarden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 8;
  9. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor buitenopslag;
  2. het gebruik van de gronden voor fruitteelt en boomteelt binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd en voor zover:
    1. bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden
      aangehouden;
    2. het herplant van bestaande fruitteelt en boomteelt betreft;
    3. aangetoond is dat geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen, dan wel indien gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windsingel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen en het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast;
  3. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca I, horeca II en kleinschalige horeca;
  4. het gebruik van de gronden voor inpandige statische opslag in kassen;
  5. het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie;
  6. het gebruik van verwarmde glasopstanden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – verwarmde glasopstanden uitgesloten';
  7. het gebruik van assimilatieverlichting ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – assimilatieverlichting uitgesloten';
  8. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen.
3.5.2 Strijdig gebruik ammoniakemissie
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, het gebruik van kassen
    en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie ten opzichte
    van de feitelijke situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
    1. een verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een
      omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de wet is aangehaakt,
      of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, ten tijde van de
      vaststelling van dit bestemmingsplan, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 Overzicht vergunningen
      Wet Natuurbescherming, met dien verstande dat in geval van een rekenkundige toename van de
      ammoniakemissie ten gevolge van aanpassingen in de regeling ammoniak en veehouderij deze
      wordt aangemerkt als de feitelijk en legaal aanwezige ammoniakemissie, dan wel;
    2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a 1 ontbreekt: de bestaande activiteit en de
      daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande activiteit werd
      veroorzaakt;
  2. een toename van de ammoniakemissie voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van
    het houden van vee, het gebruik van kassen en/of het telen van gewassen ten opzichte van de feitelijke
    situatie is wel toegestaan indien het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in
    het Natura 2000-gebied, die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op
    een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere
    projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het
    programma als bedoeld in artikel 1.13 Wet natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is
    vastgesteld bij de algemene Maatregel van Bestuur als bedoeld in artikel 2.9, vijfde lid, onder a, onder 1
    van de Wet natuurbescherming.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.6.1 Vergroting oppervlakte agrarisch verwante nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1  ten behoeve van een grotere oppervlakte dan 200 m² aan agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden:
  1. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
  2. de nevenactiviteit dient een verbreding van de bedrijfsvoering te betreffen, deze dient in directe relatie te staan met de hoofdfunctie van het agrarische bedrijf;
  3. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag maximaal 25% bedragen van de totale bebouwde oppervlakte op het bouwperceel.
3.6.2 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1, ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op het betreffende bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  1. er dient sprake te zijn van een bedrijfsvoering die als geheel onderscheidend en vernieuwend is voor Horst aan de Maas;
  2. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
  3. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  4. de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de bouwvlak;
  5. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  6. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  7. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de regionale werkgroep Vrijetijdseconomie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 
3.7.1 Verandering en/of vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de vorm en/of het vergroten van een bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. de vormverandering en/of vergroting ter plaatse noodzakelijk is voor de continuïteit en/of ontwikkeling van het agrarische bedrijf;
  2. uitbreiding van een bouwvlak van een intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' niet is toegestaan;
  3. de uitbreiding van een bouwvlak niet is toegestaan op gronden die mede zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone of Waarde - Zone zilvergroene natuurzone;
  4. de oppervlakte van het bouwvlak na wijziging niet meer bedraagt dan 1,5 ha, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een maximum van 3 ha geldt. In uitzondering hierop
    gelden voor bedrijven met een aanduiding 'glastuinbouw' op gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' geen maximum oppervlakte;
  5. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 8 niet onevenredig worden aangetast;
  6. indien de wijziging ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beekdal' plaatsvindt, vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht dient te worden genomen;
  7. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie;
  8. wordt voldaan aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder indien de bedrijfswoning wordt verplaatst;
  9. de wijziging, gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, een zodanig beperkte (milieu)hinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  10. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  11. het woon- en leefklimaat op omliggende percelen niet onevenredig wordt aangetast;
  12. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
  13. het bepaalde in artikel 3 lid 5.2 van toepassing is;
  14. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
3.7.2 Wijzigen in de bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:
  1. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied of strategische waterberging, dan wel hebben de eigenaar en/of gebruiker schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
  2. de wijziging in overeenstemming is met het landschapstype zoals is opgenomen in artikel 8;
  3. de wijziging niet leidt tot:
    1. een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
    2. negatieve effecten op de waterhuishouding, mits burgemeester en wethouders vooraf schriftelijk advies hebben aangevraagd aan de waterbeheerder.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische onderzoekscentra;
  2. educatie;
  3. horeca I , ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  4. wonen in een bedrijfswoning;
  5. wonen in een bedrijfswoning met bijbehorende tuin door een derde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  3. voorzieningen van openbaar nut;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  2. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    1. er is niet meer dan 1 bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het ter plaatste gegeven aantal mag bedragen;
    2. indien en voorzover ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' 0 is opgenomen, is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  4. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen aan de onderstaande regeling met betrekking tot bedrijfswoning te voldoen, dan wel aan het gestelde onder regeling bijbehorende bouwwerken.
4.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:
 
Bedrijfsgebouwenmin.max.
Goothoogte  n.v.t.  6 m  
Bouwhoogte kassen  n.v.t.  7,5 m, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte', waarvoor geldt dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeven  
Bouwhoogte  n.v.t.  10 m  
Totale oppervlakte bedrijfbebouwing  n.v.t.  de totale oppervlakte mag per bedrijf niet meer bedragen dan hieronder per adres is aangegeven:
- Tienrayseweg 9a Horst voor zover betreft perceel Horst, sectie O, nummers 1196 en 1197: 17.500 m²
Bedrijfswoningmin.max.
Goothoogte  n.v.t.  7 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  11 m  
Afstand tot perceelgrens  5 m  n.v.t.  
Inhoud  n.v.t.  1.000 m³  
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken en carports bij bedrijfswoningenmin.max.
Goothoogte  n.v.t.  3,5 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  6 m  
Afstand garages achter de voorgevel van de bedrijfswoning  1 m  n.v.t.  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning (situering voor de voorgevel is niet toegestaan)  0 m  n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  3 m  n.v.t.  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  n.v.t.  150 m²  
Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  n.v.t.  50%  
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningenmin.max.
Goothoogte  n.v.t.  3,5 m  
Bouwhoogte  n.v.t.  6 m  
Afstand achter de voorgevel van de bedrijfswoning (situering voor de voorgevel is niet toegestaan)  3 m  n.v.t.  
Afstand tot zijdelingse perceelgrens  2,5 m  n.v.t.  
Afstand tot de bedrijfswoning  n.v.t.  40 m  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  n.v.t.  150 m²  
Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  n.v.t.  50%  
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:
 
Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijndemin.max.
Erf- en terreinafscheidingen  n.v.t.  voor de voorgevelrooilijn: 1 m
achter de voorgevelrooilijn: 2 m  
Lichtmasten  n.v.t.  6 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  4 m  

4.3 Specifieke gebruiksregels

 
4.3.1 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)
Het gebruiken en/of het laten gebruiken van de voor ‘Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum’ aangewezen gronden en opstallen conform de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum’, voor zover dit gebruik is toegelaten onder de voorwaarde van landschappelijke inpassing, is alleen toegestaan als die landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan zoals toegevoegd als bijlage 3 bij deze regels, uiterlijk 12 maanden na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, volledig is uitgevoerd en/of volledig in stand wordt gehouden.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.4.1 Kleinschalige horeca
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1  ten behoeve van het toestaan van kleinschalige horeca met dien verstande dat:
  1. de horeca gezien de aard, omvang en intensiteit passend dient te zijn binnen de agrarische functie;
  2. de agrarische functie in overwegende mate behouden blijft;
  3. maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt ten
    behoeve van de horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan
    100 m2 mag bedragen;
  4. de openingstijden (inclusief terras) van de inrichting tussen 7.00 en 19.00 uur liggen;
  5. het gebruik de agrarische functie ondersteunt en de horeca door de gebruiker van de (bedrijfs)woning dient te worden geëxploiteerd;
  6. een projectplan dient te worden overlegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag
    onderscheidendheid en kwaliteit blijkt;
  7. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert;
  8. het  gebruik  niet  mag  leiden  tot  onevenredige  aantasting  van  de  gebruiks-  en
    ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  9. gronden buiten het bouwvlak niet mogen worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten;
  10. detailhandel niet mag plaatsvinden;
  11. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

6.3 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

6.4 Bouwwerken ten behoeve van warmte-koudeopslag

In afwijking van het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bepaalde, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van warmte-koudeopslag niet meer bedragen dan de in de bouwregels van de betreffende bestemming toegestane bouwhoogte van gebouwen.

6.5 Bouwen in de buurt van agrarische bedrijven

De afstand van een geurgevoelig object tot:
  • omliggende agrarische bouwpercelen;
  • op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen aanwezige boomteelt;
  • gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de
    omgevingsvergunning voor het bouwen boomteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden
zal ten minste 50 m bedragen

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:
  1. het (bedrijfsmatig) vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten en mest;
  2. het plaatsen van kampeermiddelen;
  3. verblijfsrecreatie bij dagrecreatieve functies en/of ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein',
    voor zover deze aanduiding is gelegen binnen de bestemmingen Leiding - Brandstof, Leiding - Gas of
    Leiding - Leidingstrook of een daarbij aanwezige 10-6 risicocontour;
  4. het gebruik van gronden als volkstuin;
  5. het beoefenen van lawaaisporten;
  6. opslag voor de voorgevelrooilijn;
  7. detailhandel
  8. verkooppunt voor motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg,
  9. het gebruik van de gronden gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  10. intensief militair gebruik;
  11. opslag en/of stalling van aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen, anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig het bestaand gebruik;
  12. permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  13. permanente bewoning van recreatiewoningen/verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  14. uisvesting van arbeidsmigranten, anders dan bestaande huisvesting van arbeidsmigranten;
  15. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  16. geurgevoelig object, indien de afstand minder dan 50 m bedraagt tot:
    1. omliggende agrarische bouwpercelen;
    2. op het moment van wijziging van het gebruik aanwezige boomteelt boomgaarden;
    3. gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de
      gebruikswijziging boomteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden);
een en ander, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden en behoudens indien het gebruik blijkens de regels is toegestaan.

7.2 Warmte-koudeopslag

Open en gesloten systemen die door middel van het isolerend vermogen van de ondiepe bodem energie opwekken, niet zijnde aardwarmte, zijn toegestaan, met dien verstande dat:
  1. open en gesloten systemen niet zijn toegestaan binnen gronden met de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'Milieuzone - waterwingebied' en 'Milieuzone - hydrologische beschermingszone';
  2. gesloten systemen binnen gronden met de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' uitsluitend zijn toegestaan tot een diepte van 5 m boven NAP.

7.3 Aan huis verbonden beroep

In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximale oppervlakte van 100 m²;
  2. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de gebruik(st)er door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  3. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen.

7.4 Bed & breakfast

In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden
    van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  2. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen
  3. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.

7.5 Voorwaardelijke verplichting

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' conform de betreffende bestemming indien niet voldaan is aan de voorwaarden ten aanzien van landschappelijke inpassing, dan wel investering in natuurwaarden, of sloopverplichtingen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

 

8.1 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:
Aanduiding  Landschaps en natuurwaarden  
overige zone - beekdal  - Beekdalen zijn belangrijke structuurdragers van het landschap met (al dan niet rechtlijnige)
beeklopen.
- Doorgaans natte structuur, waardoor de beekdalen functioneren als ecologische verbindingszones.
- Hoge natuurwaarde voor: Reulsberg en 't Ham; omgeving Kasteelpark Ter Horst (flora, amfibieën en vogels), en zone Groote Molenbeek.
- Specifieke functie voor (strategische)
waterberging.  

8.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol

 
8.2.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.
8.2.2 Bouwregels
Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

8.3 Vrijwaringszone - weg - 1

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 1' mag in de bebouwingsvrije zone (0-50 m van de weg) niet worden gebouwd.

8.4 Vrijwaringszone - weg - 2

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 2' mag in de overlegzone (50-100 m van de weg) alleen worden gebouwd na een positief advies van de wegbeheerder.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het vergroten van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  2. het bebouwingsoppervlak van bedrijfsgebouwen binnen de bestemmingen Agrarisch - Onderzoekscentrum, Bedrijf, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie en Sport met ten hoogste 10% ten opzichte van het bestaande bebouwingsoppervlak, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  3. van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. teneinde de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
  5. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  6. van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid.

9.2 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van vervangende herbouw van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning tot een grotere oppervlakte dan in het plan is toegestaan, met dien verstande dat:
 
  1. maximaal 1/3 van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd, voor
    zover legaal aanwezig op moment van aanvraag van de omgevingsvergunning, dan wel ten hoogste 5
    jaar daarvóór legaal aanwezig is geweest;
  2. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na herbouw niet meer dan 600 m 2 mag bedragen.

9.3 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het toestaan van buitenopslag op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Onderzoekscentrum' en de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', met dien verstande dat:
  1. de buitenopslag noodzakelijk is voor de continuïteit van het betreffende agrarisch onderzoekscentrum of het bedrijf;
  2. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies niet onevenredig worden aangetast;
  3. er geen toename van de milieubelasting plaats vindt;
  4. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie.

9.4 Huisvesting arbeidsmigranten in bestaande vrijkomende gebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 1 ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande vrijkomende gebouwen, met dien verstande dat:
  1. huisvesting van arbeidsmigranten niet is toegestaan op gronden met een recreatieve bestemming;
  2. de vrijkomende bebouwing in of nabij bestaande woonkernen in de kernrandzone ligt;
  3. de locatie zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde en daarop berekende ontsluiting bevindt;
  4. de bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
  5. het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
  6. het maximale aantal te huisvesten arbeidsmigranten afgestemd dient te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen;
  7. er geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd mogen worden met huisvesting op de locatie waar de vrijkomende (niet) agrarische bebouwing zich bevindt;
  8. hergebruik van een vrijkomende (niet) agrarische bebouwing vergezeld dient te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de Structuurvisie Horst aan de Maas), zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume. Onder deze laatste voorwaarde is eveneens herbouw van (delen) van het complex mogelijk;
  9. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    1. de sociale veiligheid;
    2. de milieusituatie;
    3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing.

9.5 Huisvesting arbeidsmigranten in nieuw te bouwen gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het bouwen van nieuwe gebouwen (geen reguliere woningen zijnde) ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, met dien verstande dat:
  1. huisvesting van arbeidsmigranten niet is toegestaan op gronden met een recreatieve bestemming;
  2. de nieuwe gebouwen in of nabij bestaande woonkernen in de kernrandzone liggen;
  3. vooraf de volgende toetsen in het kader van een goede ruimtelijke ordening plaats dienen te vinden, waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de afwijking:
    1. Natuurtoets;
    2. Archeologisch onderzoek;
    3. Externe veiligheid;
    4. Watertoets;
    5. Toets milieu hygiënische aspecten (geluid, bodem, geur);
  4. het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
  5. de huisvesting van arbeidsmigranten (bouwen en gebruik) in overeenstemming moet zijn met de uitgangspunten van de Structuurvisie Horst aan de Maas;
  6. er een goedgekeurd inrichtingsplan is ingediend, waarin aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van het gebouw en als nodig een extra kwaliteitsimpuls een en ander in overeenstemming met de Structuurvisie Horst aan de Maas;
  7. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van:
    1. de sociale veiligheid;
    2. de milieusituatie;
    3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    4. de verkeersveiligheid;
    5. gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m, met dien verstande dat:
  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van
    nabijgelegen gronden en bebouwing en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  3. de belangen van de betreffende bestemming(en) niet onevenredige worden aangetast.

10.2 Vergroten inhoud (bedrijfs)woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een (bedrijfs) woning, met dien verstande dat:
  1. er overtollige gebouwen binnen de gemeente Horst aan de Maas worden gesloopt;
  2. de woning met niet meer dan 1/3 van de oppervlakte of inhoud van de gesloopte oppervlakte/inhoud aan gebouwen mag worden uitgebreid;
  3. het bouwperceel een omvang van tenminste 1.500 m2 moet hebben;
  4. de aanvraag gaat vergezeld van een goedgekeurd inrichtingsplan voor het erf;
  5. de inhoud van de woning maximaal 1.300 m³ mag bedragen;
  6. in het wijzigingsplan wordt vastgelegd dat op de plek waar de bebouwing gesloopt wordt geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  7. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

10.3 Wijzigen aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, in die zin dat de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' wordt verwijderd dan wel toegevoegd, met dien verstande dat:
  1. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 8 niet onevenredig worden aangetast;
  2. de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden
    van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

Artikel 11 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

11.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde bestemmingen of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:
 
 Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden 
(*)
  
Ter plaatste van de bestemming / aanduiding  a  b  c  d  e  f  g  h      
Waarde - Archeologie 3
(3)
  
a  b  c  d  e  f  g  h      
Waarde - Archeologie 6
(4)
  
a  b  c  d  e  f  g  h      
overige zone - beekdal 
(1)
  
a  b  c  d  e  f   h      
 
(1-4)
 noten: zie artikel 12.2, onder a.
 
(*)
 de onderstaande letters geven aan dat een omgevingsvergunning is vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk) De letters worden hierna verklaard:
Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m;
  3. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  4. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  6. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen
  7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

11.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
  1. in de situaties genoemd in de tabel in lid artikel 11 lid 1 bij de volgende cijfers:
    1. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en/of houtachtige gewassen en vaste planten, binnen een agrarisch bouwvlak of ten behoeve van een boomkwekerij tenzij gelegen binnen de dubbelbestemmingen 'Leiding - Brandstof', 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Leidingstrook';
    2. op een kleinere diepte dan 30 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 100 m², dan wel op
      gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
    3. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 500 m², dan wel op
      gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
    4. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m², dan wel op
      gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
  2. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende bestemmingen(en);
  3. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - delfstoffenwinning', mits deze werken verband houden met de delfstoffenwinning;
  4. op de gronden gelegen binnen (agrarische) bouwvlakken dan wel binnen de bestemmingsvlakken van
    de bestemmingen Bedrijf, Cultuur en ontspanning, Detailhandel, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie -
    Dagrecreatie, Recreatie - Verblijfsrecreatie, Sport, Tuin, Wonen en Wonen - Landgoed voorzover binnen dit bestemmingsvlak geen bouwvlak is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -
    beekdal';
  5. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

11.3 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 1 alleen indien door de in artikel 11 lid 1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

11.4 Procedure

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 1 op of in gronden met de hierna genoemde bestemmingen legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij op voorhand door het bevoegd gezag is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad:
    1. Waarde - Archeologie 3;
    2. Waarde - Archeologie 6;
  2. Voordat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 1 verleent, wordt bij de volgende bestemmingen en aanduidingen schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap en wordt de Keur van het waterschap in acht genomen:
    1. Overige zone – beekdal.

Artikel 12 Overige regels

 

12.1 Prioriteit van de dubbelbestemmingen

Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  1. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats de regels van de bestemmingen 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' en 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte';
    2. in de tweede plaats de regels van de bestemmingen 'Leiding - Riool', 'Leiding - Brandstof', 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Leidingsstrook', 'Leiding - Water';
    3. in de derde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Zone bronsgroene landschapszone', 'Waarde - Zone goudgroene natuurzone' en 'Waarde - Zone zilvergroene natuurzone';
    4. in de vierde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' en 'Waarde - Landgoed'.

12.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden


 
12.2.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren
Bij:
  • een feitelijke gebruiksverandering;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;
  • het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden,
dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid;
  2. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
12.2.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
12.2.3 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 en artikel 12 lid 2.2 indien het voldoen aan die bepalingen:
  1. op overwegende bezwaren stuit;
  2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
12.2.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 en artikel 12 lid 2.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Tienrayseweg 9a Horst".