direct naar inhoud van Regels
Plan: Californischeweg 10b, Grubbenvorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.GRCALIFORNISCHE10B-BPV1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Californischeweg 10b, Grubbenvorst' met identificatienummer NL.IMRO.1507.GRCALIFORNISCHE10B-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.6 agribusiness 2

bedrijfsmatige activiteiten die een ondersteunende, toeleverende, verwerkende of dienstverlenende functie hebben voor agrarische bedrijvigheid. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om bedrijven die zich bezighouden met vervaardiging en verwerking van agrarische grondstoffen, halffabricaten en reststromen, industriële bedrijven in de machinebouw en metaalconstructie.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen

1.9 bedrijfsgebonden kantoorvoorziening

een gebouw of ruimte ten behoeve van administratieve werkzaamheden voor een binnen het plangebied gevestigd bedrijf.

1.10 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een gebouw met inbegrip van magazijnen en overige dienstruimten.

1.11 bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.12 beperkt kwetsbaar object

een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als beperkt kwetsbaar is aangemerkt.

1.13 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond dat aan één bedrijf toebehoord.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 consumenten vuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 geluidszoneringsplichtige inrichting

een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.

1.29 groepsrisico

het groepsrisico is de jaargemiddelde kans dat een groep van een bepaalde omvang dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval; het groepsrisico is afhankelijk van de bevolkingsdichtheidverdeling in de omgeving van de inrichting.

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.31 huishouden

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.32 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.33 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.34 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.35 Nota parkeernormen

De parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Horst aan de Maas vastgesteld op 3 juli 2019, die als bijlage 3 bij deze regels is toegevoegd, dan wel, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, de wijziging hiervan.

1.36 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.37 ondersteunende horeca

horeca-activiteiten ter ondersteuning van de hoofdactiviteit op een perceel, waarbij de openingstijden van de ondersteunende activiteit vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit.

1.38 opslag

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.

1.39 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.42 parkeervoorziening

een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van (motor)voertuigen.

1.43 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwperceel.

1.44 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.45 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.46 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gekweekt, gerepareerd en/of toegepast worden in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.47 risicovolle inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 3 en 4 van het Registratiebesluit externe veiligheid.

1.48 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Staat van bedrijfsactiviteiten 1

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.50 Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio Limburg-Noord als samenwerkingsverband tussen onder andere brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening in deze regio, of een daarvoor in de plaats komende instantie.

1.51 verantwoording groepsrisico

uitspraak van het bevoegd gezag bij de ruimtelijke besluitvorming over de aanvaardbaarheid van het risico dat na alle maatregelen resteert.

1.52 verkoop vloeroppervlakte

de voor publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, gebruikt en bedoeld voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen.

1.53 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.54 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het net aangesloten nutsvoorziening, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties en gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van de energieopwekking en -levering, voorzieningen ten behoeve van waterzuivering, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, geluidswerende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, niet zijnde parkeervoorzieningen.

1.55 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.

1.56 woning

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN2580

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Agribusiness 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Agribusiness 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend agribusinessbedrijven – zoals beschreven in 'agribusiness 2' in artikel 1, met dien verstande dat deze bedrijven moeten passen binnen ten hoogste de hoogst toegestane milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  • b. groenvoorzieningen, zoals bermen en grondwallen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voorzieningen voor zuivering van water;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. (ontsluitings)wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;


met dien verstande dat:

  • i. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • j. geluidzoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • k. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • l. kwetsbare objecten uitsluitend zijn toegestaan indien deze deel uitmaken van een bedrijf zoals bedoeld onder a.
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', indien en voor zover er ter plaatse (nog) geen bebouwing is opgericht, uitsluitend opslagdoeleinden zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. Het bebouwingspercentage voor gebouwen en overkappingen per bouwperceel bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage;
  • d. De afstand van gebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 5 m tot de bestemming 'Groen'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, keerwanden, geluidwerende voorzieningen en lichtmasten, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • c. De bouwhoogte van keerwanden bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • d. De bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en daarmee vergelijkbare masten bedraagt ten hoogste 14 m;
  • e. De bouwhoogte van hijsinstallaties en andere voor de bedrijfsactiviteiten noodzakelijke installaties bedraagt ten hoogste 5 m boven de ter plaatse toegestane bouwhoogte zoals bedoeld in lid 3.2.1 onder b;
  • f. De bouwhoogte van silo's ten behoeve van de wateropvang bedraagt ten hoogste 5 m boven de ter plaatse toegestane bouwhoogte zoals bepaald in lid 3.2.1 onder b;
  • g. De hoogte van windturbines bedraagt ten hoogste 25 m;
  • h. De bouwhoogte van een warmte-koude-opslag (WKO) voorziening en andere bouwwerken ten behoeve van de energieopwekking bedraagt ten hoogste de toegestane bouwhoogte zoals bepaald in lid 3.2.1 onder b.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding;
  • b. aan de situering en omvang van de bebouwing ter waarborging van voldoende parkeerplaatsen en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de waarborging van de brandveiligheid, rampenbestrijding en zelfredzaamheid van personen;
  • d. externe veiligheid in het algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen en toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.
  • e. Burgemeester en wethouders stellen de Veiligheidsregio in de gelegenheid om advies uit te brengen over de nadere eis(en) die aan een omgevingsvergunning wordt gekoppeld, zoals bedoeld onder c en d..
3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. lid 3.2.1 onder c om een hoger bebouwingspercentage toe te staan, tot een hoogte van maximaal 75 %, mits wordt aangetoond dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • b. lid 3.2.2 onder b om maximale bouwhoogte van 6 m voor erfafscheidingen toe te staan, mits wordt aangetoond dat die noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering of verzekeringstechnische redenen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen zijn toegestaan tot ten hoogste 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak per bedrijfsvestiging;
  • b. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel tot een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 300 m² per bedrijf;
    • 2. Detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen worden uitgestald en aan particulieren worden afgeleverd;
  • c. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. Ten aanzien van buitenopslag geldt de volgende regel: opslag is toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • e. Ten aanzien van het parkeren geldt de volgende regel: parkeren moet worden opgelost op eigen terrein.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ten behoeve van doeloeinden als bedoeld in artikel 3.1, is uitsluitend toegestaan indien en zo lang de landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform het als bijlage 2 bij deze regels behorende landschappelijk inpassingsplan.

3.5.3 Voorwaardelijke bepaling geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige objecten

Het gebruik van gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - Agribusiness 2' is slechts toegestaan indien de geluidbelasting op bestaande geluidgevoelige objecten als gevolg van industrielawaai de onderstaande normen niet overschrijdt:

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT)  
Dagperiode (07:00 - 19:00 uur)   50 dB(A)  
Avondperiode: (19:00 - 23:00 uur)   45 dB(A)  
Nachtperiode: (23:00 - 07:00 uur)   40 dB(A)  

Maximaal geluidniveau (LAMAX)  
Dagperiode (07:00 - 19:00 uur)   70 dB(A)  
Avondperiode: (19:00 - 23:00 uur)   65 dB(A)  
Nachtperiode: (23:00 - 07:00 uur)   60 dB(A)  

Equivalent geluidniveau verkeersaantrekkende werking  
Dagperiode (07:00 - 19:00 uur)   50 dB(A)  
Avondperiode: (19:00 - 23:00 uur)   45 dB(A)  
Nachtperiode: (23:00 - 07:00 uur)   40 dB(A)  
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de staat van bedrijfsactiviteiten
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die niet in de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zijn vermeld, of ten behoeve van activiteiten die in ten hoogste één hogere categorie zijn ingedeeld, mits de bedrijfsactiviteiten passen binnen de definitie van agribusiness, zoals beschreven in 'agribusiness 2' in artikel 1.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien de betreffende bedrijfsactiviteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de milieu-uitstraling van bedrijfsactiviteiten die ter plaatse krachtens lid 3.1 onder a zijn toegestaan.

3.6.2 Afwijken van de regels ten aanzien van opslag
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.5 onder g.1 om opslag van goederen toe te staan tot een hoogte van 15 m, met dien verstande dat dit vanuit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Risicovolle inrichting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en in afwijking van lid 3.1 onder k risicovolle inrichtingen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - Agribusiness 2' toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Groen';
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de in dat lid bedoelde contour en/of afstand buiten het bouwperceel van de risicovolle inrichting vallen indien de Veiligheidsregio hierover is gehoord;
  • c. bij de vestiging van een risicovolle inrichting dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting, waaruit in ieder geval dient te blijken dat het groepsrisico kleiner is dan of gelijk is aan 0,1 maal de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en plantsoenen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. straatmeubilair;
  • b. noodzakelijke wegverbindingen in verband met het voorkomen en bestrijden van calamiteiten en de daarbij behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd volgens de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogte 5 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

6.3 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Ondergrondse gebouwen en bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. De oppervlakte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. De verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,0 meter;

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruik van gronden

Het is in ieder geval niet toegestaan gronden te gebruiken voor:

  • a. de opslag van bagger, grondspecie, oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, brandstoffen en dergelijke;
  • b. de plaatsing van toer- en stacaravans, woonwagens, tenthuisjes en soortgelijke verblijfsmiddelen,

tenzij het betreft vormen van gebruik die noodzakelijk zijn ter realisering van het ingevolge de bestemmingen toegelaten gebruik of zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van dat toegelaten gebruik.

7.2 Gebruik van ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik, met dien verstande dat:

  • a. de waterhuishoudkundige situatie niet verstoord mag worden;
  • b. er geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten uitgeoefend mogen worden dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venloschol
8.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied venloschol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

8.1.2 Bouwregels

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

8.2 vrijwaringszone - weg
8.2.1 Gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' zijn de gronden mede bestemd voor mogelijke toekomstige reconstructies en/of uitbreidingen van de Rijksweg A73, alsmede voor het creëren van een optimale infrastructurele omgeving.

8.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' mag, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, niet worden gebouwd.

8.2.3 Afwijken van de bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het wegverkeer, met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2, voor de bouw van bouwwerken die zijn toegelaten krachtens de onderliggende bestemming nadat de wegbeheerder terzake is gehoord.

8.2.4 Bestaande bebouwing

De in 8.2.3 bedoelde afwijking wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken, of een complex van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – van de regels worden afgeweken:

  • a. van afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 20%;
  • b. van begrenzingen (waaronder aanduidingen en bouwvlakken), niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot een verschuiving van ten hoogste 10 m;
  • c. van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend,- ontvang- en/of sirenemasten tot ten hoogste 40 m;
  • d. voor het bouwen van gebouwtjes ten behoeve van het openbaar nut, zoals wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations waarvan de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt en de bouwhoogte maximaal 3 m;

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Parkeerregels
11.2.1 Algemene parkeerregels

Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde parkeernormen.

11.2.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

Een bouwplan dient te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

11.2.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte worden voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Nota parkeernormen. Indien deze nota gedurende de planperiode wijzigt of wordt vervangen, geldt de gewijzigde c.q. de vervangende nota.

11.2.4 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • c. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Californischeweg 10b, Grubbenvorst'.