Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Helenaveenseweg 31, Evertsoord
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.EVHELENAVEENSEWG31-BP01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Helenaveenseweg 31, Evertsoord' met identificatienummer NL.IMRO.1507.EVHELENAVEENSEWG31-BP01
van de gemeente Horst aan de Maas.
 
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van bedrijvigheid in een woning en de bijbehorende bouwwerken, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
 
1.4 aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
 
1.5 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 achtergevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van het hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.8 agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of het houden van dieren, een en ander met dien verstande dat:
  • maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
  • mestbe- en verwerking onderdeel uitmaakt van de agrarische bedrijfsvoering.
 
1.9 agrarisch hulpbedrijf:
Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een foerageerbedrijf, een dieren kliniek voor grootvee en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
 
1.10 Agrarische op- en overslag
op- en overslag van agrarische producten en/of producten voortgebracht door agrarische bedrijven, indien nodig gekoeld of geconditioneerd. Bij overslag gaat het om ‘het van en naar een transportmiddel verplaatsen van goederen of materialen’. Onder overslag vallen bijvoorbeeld het lossen, bemonsteren, beheren en verladen van de producten in bulkgoed, kisten, in andere verpakkingen of per stuk. De op- en overslag kan betrekking hebben op meerdere producten van diverse leveranciers/afnemers. De opslag kan zowel kort- als langdurend zijn.
 
1.11 agrarisch verwante nevenactiviteit:
Een op een agrarische bedrijf aanwezige bedrijfsmatige nevenactiviteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen, en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten.
 
1.12 arbeidsmigrant:
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
 
1.13 archeologisch monument:
Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Erfgoedwet.
 
1.14 archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
 
1.15 bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.16 bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het daar genoemde gebied aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
 
1.17 bed & breakfast:
Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijbehorend bouwwerk, is ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende (bedrijfs)woning.
 
1.18 bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.19 bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
 
1.20 bedrijfswoning:
Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
 
1.21 begane grond:
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte daarvan.
 
1.22 bestaand bouwwerk:
Een bouwwerk dat op het moment van vaststelling van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald en met dien verstande dat onder het voorgaande niet worden begrepen bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en/of in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.
 
1.23 bestaand gebruik:
Het gebruik dat op het moment van de vaststelling van dit plan bestaat, met uitzondering van gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.
 
1.24 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.25 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.27 boomteeltbedrijf:
Een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van houtige gewassen en/ of vaste planten.
 
1.28 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.29 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
 
1.30 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.31 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
 
1.32 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.33 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.34 containerveld
Werk niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten.
 
1.35 cultuurhistorisch waardevol pand:
Een bouwwerk van cultuurhistorsche waarde.
 
1.36 cultuurhistorische waarde:
De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
 
1.37 dagrecreatie:
Een vorm van recreatie waarbij geen sprake is van overnachten en waarbij gebruik wordt gemaakt van al dan niet daarvoor aangelegde of gebouwde voorzieningen.
 
1.38 deskundige:
Een onafhankelijke erkende persoon of organisatie in het vakgebied / op het werkterrein waarop het advies betrekking heeft en die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
 
1.39 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.40 dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures.
 
1.41 eerste bouwlaag:
De bouwlaag ter plaatse van de begane grond.
 
1.42 erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
1.43 erfafscheiding:
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.
 
1.44 erotisch getinte vermaaksfunctie:
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
 
1.45 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
1.46 extensief dagrecreatief medegebruik:
Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie van niet-commerciële aard die overwegend is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanovaren, met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes
 
1.47 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.48 gewasbeschermingsmiddelen:
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
 
1.49 geurgevoelig object:
Geurgevoelig object als bedoeld artikel 1 Wet geurhinder en veehouderij;
 
1.50 groepsaccomodatie:
een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, waarbij een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten alsmede keuken- en sanitaire voorzieningen aanwezig zijn die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt.
 
1.51 grondgebonden agrarisch bedrijf:
Een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
 
1.52 grondgebonden veehouderij:
Een agrarisch bedrijf waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf zoals een melkveehouderij, een paardenhouderij, een opfokbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf.
 
1.53 hoofdgebouw:
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.54 horeca I:
Een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde horeca II.
 
1.55 horeca II:
Elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die (nagenoeg) geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Daarnaast een inrichting waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend.
 
1.56 horeca:
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
 
1.57 houtopstand:
Begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet tenzij het om laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels gaat.
 
1.58 huishouden:
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.
 
1.59 huisvesting arbeidsmigranten:
Tijdelijke dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden.
 
1.60 inpandige statische opslag:
Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals een (seizoen)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.
 
1.61 kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
1.62 kantoor:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.
 
1.63 kas:
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.
 
1.64 kelder:
Een gedeelte van een gebouw, dat is gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken en wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.
 
1.65 kernrandzone:
Een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie. Voor de kernen Kronenberg, Meerlo, Melderslo en Tienray wordt een zone van 500 m gehanteerd, voor de overige kernen is de zone 250 m.
 
1.66 kleinschalige horeca:
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en drank, met een totaal oppervlak van maximaal 100 m2 waarbij maximaal 30% van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel mag worden benut ten behoeve van de horeca. De openingstijden (inclusief terras) van de inrichting liggen tussen 7.00 en 19.00 uur.
 
1.67 landschapselement:
Een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bosschage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.
 
1.68 lawaaisport:
Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
 
1.69 maaiveld:
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.
 
1.70 maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.71 milieucategorie:
Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).
 
1.72 milieuwaarden:
De in een gebied aanwezige waarden met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.
 
1.73 natuurwaarden:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
 
1.74 nevenactiviteit:
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.75 nieuwvestiging:
het oprichten van een nieuw bedrijf op een voorheen onbebouwde locatie;
 
1.76 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
 
1.77 nutsvoorziening:
Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.78 omschakeling:
Omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
 
1.79 overig bouwwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
 
1.80 overkapping:
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
 
1.81 paardenbak:
Een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruimte, al dan niet omsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van drainage.
 
1.82 peil:
  1. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van het gebouw;
  2. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
 
1.83 permanente bewoning:
Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan, als hoofdverblijf.
 
1.84 plattelandswoning:
een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, zoals bedoeld in artikel 1.1a lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, welke door een persoon en diens huishouden, die geen binding hebben met de desbetreffende landbouwinrichting, wordt of mag worden bewoond.
 
1.85 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.86 recreatie:
Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
 
1.87 recreatiewoning:
Een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is als tijdelijk recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.88 schuilgelegenheid:
Een kleinschalig bouwwerk met maximaal drie wanden ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.
 
1.89 seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.90 standplaats / woonwagenstandplaats:
Een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.
 
1.91 Structuurvisie Horst aan de Maas:
De op moment van aanvraag van de omgevingsvergunning geldende structuurvisie van de gemeente Horst aan de Maas.
 
1.92 teeltondersteunende voorzieningen:
Voorzieningen en/of constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:
  1. Hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn;
  2. Hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn.
  3. Lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn;
  4. Lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn.
 
1.93 veehouderij:
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.
 
1.94 verdieping:
Een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag, welke is gelegen ter plaatse van de begane grond.
 
1.95 volkstuin:
Een perceel grond, dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop voor particulier gebruik voedings- en siergewassen worden geteeld.
 
1.96 volwaardig (agrarisch) bedrijf:
een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
 
1.97 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
 
1.98 voorgevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
 
1.99 waterhuishoudkundige voorzieningen:
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.100 wet/wettelijke regelingen:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
 
1.101 woning:
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.102 woningsplitsing:
Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer zelfstandige woningen.
 
1.103 woonunit:
Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woonverblijf van een of meer personen.
 
1.104 woonwagen:
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een (woonwagen)standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
 
1.105 woonwagenstandplaats:
Een bouwperceel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die kunnen worden aangesloten op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, de gemeente of andere instellingen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.4 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel, niet de voor- en achterzijde van het bouwperceel zijnde, en het eigendom van derden, waar de afstand het kortste is.
 
2.8 aanduiding 'relatie'
Indien tussen twee bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak c.q. bouwvlak.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatseis een agrarisch op- en overslagbedrijf toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – huisvesting internationale werknemers’ is tevens de huisvesting van maximaal 12 internationale werknemers toegestaan;
  3. wonen in een bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  3. voorzieningen van openbaar nut;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  2. indien en voor zover een bouwvlak is aangegeven, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen dit bouwvlak;
  3. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden dat er niet meer dan 1 bedrijfswoning per bestemmingsvlak is toegestaan;
  4. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen aan de onderstaande regeling met betrekking tot bedrijfswoning te voldoen, dan wel aan het gestelde onder regeling bijbehorende bouwwerken.
 
3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:
Bedrijfsgebouwen 
 
min. 
 
max.
  
Goothoogte  
n.v.t.  
7 m
Bouwhoogte  
n.v.t.  
14 m
Totale oppervlakte bedrijfsgebouwen  
n.v.t .  
bestaand, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'oppervlakte (m2)' waarvoor geldt dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan is aangegeven  
 
Bedrijfswoning
  
min. 
 
max.
  
Goothoogte  
n.v.t.  
7 m  
Bouwhoogte  
n.v.t.  
11 m  
Afstand tot perceelgrens  
5 m  
n.v.t.  
Inhoud  
n.v.t.  
1.000 m³, indien de bestaande inhoudsmaat van de bedrijfswoningen groter is dan 1.000 m3 dan geldt deze inhoudsmaat als maximaal.
 
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken en carports bij bedrijfswoningen
  
min.
  
max.
  
Goothoogte  
n.v.t.  
3,5 m  
Bouwhoogte  
n.v.t.  
6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning  
0 m
carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  
1 m  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent  
3 m  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken tot het openbaar gebied in het geval van een hoeksituatie  
1 m  
n.v.t.  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  
n.v.t.  
265 m²  
Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  
n.v.t.  
50%  
 
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  
min. 
 
max.
  
Goothoogte  
n.v.t.  
3,5 m  
Bouwhoogte  
n.v.t.  
6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning  
0 m
carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  
1 m  
n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent  
3 m  
n.v.t.  
Afstand tot zijdelingse perceelgrens  
2,5 m  
n.v.t.  
Afstand tot de bedrijfswoning  
n.v.t.  
40 m  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  
n.v.t.  
265 m²  
Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  
n.v.t.  
50%  
   
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:
 
Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde
  
min.
  
max.
  
Mestsilo, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – agrarische op- en overslag' en enkel te gebruiken voor de opslag van hemelwater;
n.v.t.  
7 m  
Overige silo's; 
n.v.t.  
12 m  
Erf- en terreinafscheidingen  
n.v.t.  
voor de voorgevelrooilijn: 1 m
achter de voorgevelrooilijn: 2 m
Antennes uitsluitend toegestaan achter de achtergevelrooilijn  
n.v.t.  
12 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
n.v.t.  
6 m  
 
Artikel 4 Waterstaat - Profiel van vrije ruimte
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.
 
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming;
  2. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende watergang, met dien verstande dat:
    1. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    2. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;
  3. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  2. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.
 
Artikel 5 Waarde - Zone bronsgroene landschapszone
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Zone bronsgroene landschapszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en bescherming van de landschappelijke waarden, waarbij de kernkwaliteiten zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.
 
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het bepaalde in artikel 12 is van toepassing.
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.
 
7.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
7.3 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
 
7.4 Bouwwerken ten behoeve van warmte-koudeopslag
In afwijking van het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bepaalde, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van warmte-koudeopslag niet meer bedragen dan de in de bouwregels van de betreffende bestemming toegestane bouwhoogte van gebouwen.
 
7.5 Bouwen in de buurt van agrarische bedrijven
De afstand van een geurgevoelig object alsmede de afstand van een voor gewasbeschermingsmiddelen
gevoelig object tot:
  • omliggende agrarische bouwpercelen;
  • op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen aanwezige boomteelt en fruitteelt;
  • gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen boomteelt of fruitteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden);
  • gronden welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in gebruik zijn van fruiten/of boomteeltbedrijven;
zal ten minste 50 m bedragen.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:
  1. het (bedrijfsmatig) vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten en mest;
  2. het plaatsen van kampeermiddelen;
  3. het gebruik van gronden als volkstuin;
  4. het beoefenen van lawaaisporten;
  5. opslag voor de voorgevelrooilijn;
  6. detailhandel;
  7. verkooppunt voor motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg,
  8. het gebruik van de gronden gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  9. intensief militair gebruik;
  10. opslag en/of stalling van aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen, anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig het bestaand gebruik;
  11. permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  12. permanente bewoning van recreatiewoningen/verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  13. huisvesting van internationale werknemers, anders dan bestaande huisvesting van internationale werknemers. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – huisvesting internationale werknemers’ is deze huisvesting wel toegestaan;
  14. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  15. geurgevoelig object, indien de afstand minder dan 50 m bedraagt tot:
    1. omliggende agrarische bouwpercelen;
    2. op het moment van wijziging van het gebruik aanwezige boomteelt boomgaarden;
    3. gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de gebruikswijziging boomteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden);
    4. gronden welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in eigendom of pacht zijn van fruit- en / of boomteeltbedrijven;
  16. Het gebruik voor woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen.
een en ander, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden en behoudens indien het gebruik blijkens de regels is toegestaan.
 
8.2 Warmte-koudeopslag
Open en gesloten systemen die door middel van het isolerend vermogen van de ondiepe bodem energie opwekken, niet zijnde aardwarmte, zijn toegestaan,
 
8.3 Aan huis verbonden beroep
In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximale oppervlakte van 100 m²;
  2. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de gebruik(st)er door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  3. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  4. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen.
 
8.4 Bed & breakfast
In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  2. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen;
  3. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.
 
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 lid p ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met het bestaande bedrijf, onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. de verkeersveiligheid.
 
8.6 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing' conform de betreffende bestemming indien niet voldaan is aan de voorwaarden ten aanzien van landschappelijke inpassing, dan wel investering in natuurwaarden, of sloopverplichtingen zoals opgenomen in de volgende bestemmingsplannen.
 
8.7 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting waterberging’ conform de betreffende bestemming indien binnen de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting waterberging’ geen waterhuishoudkundige voorzieningen met een totale minimale capaciteit van 3.000 m2 zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
 
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden
Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:
Aanduiding
  
Landschaps- en natuurwaarden
  
overige zone - veenontginning  
- Grootschalige openheid.
- Geometrische (rechthoekige) grootschalige verkaveling.
- Rechte ontginningslinten met een veelheid aan erven (bebouwingslinten).
- Overwegend beplanting in de vorm van erfbeplanting, bomenlanen en boscomplexen.
- De natuurwaarde is beperkt. Met name interessant voor weidevogels en andere openheid minnende soorten.
- Versterken van het contrast met de (droge) heideontginningen, door de nadruk te leggen op de weidsheid van dit landschapstype en het karakteristieke gebruik van grasland.
- Voorkeur voor grondgebonden bedrijven (gebruik van de gronden) die het zicht niet beperken.
- Binnen de lintachtige bebouwing is in heel geringe mate enige verdichting mogelijk.  
      
9.2 Milieuzone - hydrologische beschermingszone
9.2.1 Omschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - hydrologische beschermingszone' zijn de gronden mede aangewezen voor het hydrologisch beschermen van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden.
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
10.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het vergroten van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  2. het bebouwingsoppervlak van bedrijfsgebouwen binnen de bestemming Bedrijf met ten hoogste 10% ten opzichte van het bestaande bebouwingsoppervlak, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  3. van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  4. teneinde de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
  5. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  6. van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  7. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
 
10.2 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van vervangende herbouw van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning tot een grotere oppervlakte dan in het plan is toegestaan, met dien verstande dat:
  1. maximaal 1/3 van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd, voor zover legaal aanwezig op moment van aanvraag van de omgevingsvergunning, dan wel ten hoogste 5 jaar daarvóór legaal aanwezig is geweest;
  2. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na herbouw niet meer dan 600 m2 mag bedragen.
 
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
 
11.1 Wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – veehouderij”
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de enkelbestemming “Bedrijf” te wijzigen in de bestemming “Agrarisch met waarden” met de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij”, met dien verstande dat:
  1. ter plaatse is uitsluitend een paardenhouderij toegestaan. Andere grondgebonden veehouderijactiviteiten zijn niet toegestaan.
  2. ten behoeve van de nieuwvestiging een bouwvlak wordt opgenomen waarbinnen de bebouwing dient te worden opgericht en waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bestaande bouwvlak binnen de enkelbestemming “Bedrijf”;
  3. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 9 niet onevenredig worden aangetast;
  4. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie;
  5. de nieuwvestiging gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, een zodanig beperkte (milieu)hinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  6. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  7. het woon- en leefklimaat op omliggende percelen niet onevenredig wordt aangetast;
  8. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
  9. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
  10. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 van het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas” en de daarop volgende herzieningen van overeenkomstige toepassing zijn.
 
11.2 Wijzigen ten behoeve van waterberging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen te wijzigen in de bestemming Water, met dien verstande dat:
  1. de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van stedelijk waterbergingstekort is aangetoond;
  2. overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt;
  3. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
  4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van het artikel “Water” van het bestemmingsplan “Bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas” en de daarop volgende herzieningen van overeenkomstige toepassing zijn.
 
11.3 Verschuiven bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m, met dien verstande dat:
  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  3. de belangen van de betreffende bestemming(en) niet onevenredige worden aangetast.
 
11.4 Vergroten inhoud (bedrijfs)woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een (bedrijfs) woning, met dien verstande dat:
  1. er overtollige gebouwen binnen de gemeente Horst aan de Maas worden gesloopt;
  2. de woning met niet meer dan 1/3 van de oppervlakte of inhoud van de gesloopte oppervlakte/inhoud aan gebouwen mag worden uitgebreid;
  3. het bouwperceel een omvang van tenminste 1.500 m2 moet hebben;
  4. de aanvraag gaat vergezeld van een goedgekeurd inrichtingsplan voor het erf;
  5. de inhoud van de woning maximaal 1.300 m³ mag bedragen;
  6. in het wijzigingsplan wordt vastgelegd dat op de plek waar de bebouwing gesloopt wordt geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  7. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
 
Artikel 12 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
 
12.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde bestemmingen of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:
 
Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden 
(*)
  
Ter plaatste van de bestemming / aanduiding
  
a  
b  
c  
d  
e  
f  
g  
h  
    
Waarde - Zone bronsgroene landschapzone  
a  
b  
c  
d  
e  
f  
g  
h  
    
Overige zone – veenontginning
 
B
   
F
G
     
    
(1-2) noten: zie artikel 12.2, onder a.
(*) de onderstaande letters geven aan dat een omgevingsvergunning is vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk) De letters worden hierna verklaard:
 
Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m;
  3. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  4. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  6. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen
  7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.
  9. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen, met uitzondering van landbouwgewassen.
 
12.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
  1. in de situaties genoemd in de tabel in lid 12.1 bij het volgende cijfer:
    1. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;
  2. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende bestemmingen(en);
  3. op de gronden gelegen binnen (agrarische) bouwvlakken dan wel binnen de bestemmingsvlakken.
  4. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  5. die betrekking hebben op het herplanten van een houtopstand ten behoeve van fruitteelt of boomteelt op dezelfde locatie.
 
12.3 Afwegingskader
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 alleen indien door de in lid 12.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
12.4 Procedure
Voordat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 verleent, wordt schriftelijk advies gevraagd aan een deskundige.
 
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Prioriteit van de dubbelbestemmingen
  1. Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
 
13.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
13.2.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren
Bij:
  • een feitelijke gebruiksverandering;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;
  • het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden,
dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid;
  2. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
 
13.2.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
 
13.2.3 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 en 13.2.2 indien het voldoen aan die bepalingen:
  1. op overwegende bezwaren stuit;
  2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
 
13.2.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 13.2.1 en 13.2.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Helenaveenseweg 31, Evertsoord”.