direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal beleid
Plan: Op den Bergen 6 Sevenum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPSNOPDENBERGEN6-VA01

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2006 (inmiddels diverse malen geactualiseerd) vastgesteld. Het POL is een streekplan, het provinciaal waterhuisoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader en een welzijnsplan op hoofdlijnen (voorzover het de fysieke elementen van economie, zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft). Sinds 1 juli 2008 fungeert het POL als provinciale structuurvisie.

Het project(gebied) ligt in het POL 2006 in perspectief 4 (vitaal landelijk gebied). Het perspectief Vitaal landelijk gebied omvat overwegend landbouwgebieden met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het gaat om gebieden buiten de beekdalen, steile hellingen en de ecologische structuur van Limburg. Soms gaat het om oude bouwlanden, waarbij een gaaf cultuurhistorisch kavel-, wegen- en bebouwingspatroon samengaat met monumentale bebouwing en landschappelijke openheid. Andere kwaliteiten die hier kunnen voorkomen zijn stiltegebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, hydrologische bufferzones rondom natte natuurgebieden of leefgebied voor ganzen en weidevogels. Binnen Noord en Midden Limburg valt het perspectief vrijwel overal samen met verwevinggebied intensieve veehouderij. Met respect voor de aanwezige kwaliteiten wordt de inrichting en ontwikkeling van de gebieden in belangrijke mate bepaald door de landbouw. Daarnaast wordt in deze gebieden extra belang gehecht aan verbreding van de plattelandseconomie. Bijvoorbeeld door het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, en voor kleinschalige vormen van bedrijvigheid in vrijkomende agrarische en niet-agrarische gebouwen. De bestaande landbouwbedrijvigheid in al zijn vormen kan zich hier verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw. Via de systematiek van het Limburgs Kwaliteitsmenu kan de doorontwikkeling van functies gepaard gaan met respect voor cultuurhistorie en landschappelijke kwaliteit én versterking van de omgevingskwaliteiten.

Het onderhavige project kan gezien worden als een verbreding van de plattelandseconomie. Er worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor een kleinschalige vorm van bedrijvigheid (maatschappelijke bedrijvigheid in de vorm van een zorgboerderij en recreatie in de vorm van beugel- en jeu-de-boulesbanen) in vrijkomende agrarische gebouwen.


4.2.2 Limburgs kwaliteitsmenu

Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) geeft de 'extra' condities en voorwaarden waaronder bepaalde ontwikkelingen in het landelijk gebied buiten de plattelandskernen dan wel in het stedelijk gebied in de perspectieven P2, P3 en P8 mogelijk zijn. Essentie is dat de beoogde ontwikkelingen gepaard moeten gaan met een verbetering van de kwaliteit van de omgeving. Verbetering van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische of ruimtelijke kwaliteit. Dit ter compensatie van het door de ontwikkeling optredende verlies aan omgevingskwaliteit. Het Limburgs Kwaliteitsmenu is daarmee de opvolger van de regelingen Bouwkavel op Maat plus (BOM+), Ruimte voor Ruimte Zuid Limburg, Verhandelbare Ontwikkelingsrechten methode (VORm/Contourenbeleid) en Rood voor Groen (landgoederen). De gemeenten zullen het Limburgs Kwaliteitsmenu moeten uitwerken, waarna voor nieuwe ontwikkelingen dit gemeentelijk beleid geldt. De oude provinciale regelingen zijn vervallen.

Daar waar bij de invulling van VAB’s sprake is van functieverandering, valt deze niet onder het Limburgs Kwaliteitsmenu. Specifiek hiervoor geeft de provinciale Handreiking ruimtelijke ontwikkeling de mogelijkheden aan. De gemeente wordt in de handreiking gevraagd hier invulling aan te geven.

De gemeente Horst aan de Maas sluit in casu aan bij het LKM omdat het initiatief nauw verbonden is aan dagrecreatieve activiteiten.

Volgens de Handreiking zijn nieuwe economische dragers binnen het landelijk gebied mogelijk in vrijkomende bebouwing en mits zij bijdragen aan de kwaliteit van het buitengebied. Verdere criteria zijn dat de nieuwe functie bestaande waarden niet aantast, geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen functies en de bouwmassa niet toeneemt.

Waar het gaat om vrijkomende agrarische bebouwing gaat de voorkeur uit naar hervestiging van de agrarische functie. Toch kan ook hergebruik ten behoeve van een andere functie plaatsvinden.

Bij de vestiging van nieuwe economische dragers in vrijkomende bebouwing is niet de vigerende bestemming maatgevend, maar een gebiedsgerichte benadering van de aard en de mogelijkheden van het complex in relatie met de omgeving. Vestiging van nieuwe economische dragers in vrijkomende (agrarische of niet-agrarische) bebouwing is toegestaan, mits hierbij sprake is van kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume.

In casu zal de kwaliteitsverbetering plaatsvinden door sloop van de tunnelkas en woonunits met een totale oppervlakte van 556 m². Verder zal de gehele voorgevel van de behouden bebouwing verfraaid worden, passend in het landelijke karakter van de omgeving. Voor de omliggende gronden is een landschappelijke inpassing gemaakt waarbij gebruik wordt gemaakt van gebiedseigen beplanting. In paragraaf 3.5 van deze plantoelichting is de landschappelijke inpassing beschreven.

De kwaliteitsbijdrage ingevolge het LKM is door de gemeente berekend op € 2500,--, waarbij de sloop van bebouwing wordt weggestreept tegen de oppervlakte te gebruiken voor de nieuwe buitengebiedsvreemde activiteiten.