direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Dorperdijk 17, 19, 20 en 22 te Sevenum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPSNDORPERDIJK20EO-VA03

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. landschappelijke waarden;
  • c. cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
  • d. poelen en watergangen;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;

Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen, behoudens zoals bedoeld onder artikel 3.2.2, zijn niet toegestaan.

3.2.2 Openbaar nut

De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan 3,5 meter en de goothoogte niet meer dan 2,7 meter; de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m² per gebouw.

3.2.3 Andere bouwwerken
  • a. Op de tot 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
  • b. De maatvoering voor andere bouwwerken is als volgt:
    • 1. De bebouwingshoogte voor andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3,5 meter en de goothoogte niet meer dan 2,7 meter; de bebouwde oppervlakte van bouwwerken mag niet groter zijn dan 15 m² per bouwwerk.
    • 2. Ten dienste van het agrarisch grondgebruik zijn uitsluitend toegestaan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van 2,5 meter en erfafscheidingen tot een hoogte van 1,5 meter. Bouwwerken ten behoeve van de openbare verkeersdoeleinden mogen maximaal 6 meter hoog zijn.
    • 3. Het bouwen van schuilgelegenheden voor vee kan uitsluitend worden toegestaan nadat een omgevingsvergunning ex artikel 3.4.1 onder c is verleend.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, de hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs kwaliteitsmenu.

3.3.2 Voorwaarden

De in artikel 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en;
  • c. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de schuilgelegenheden voor vee mogen - per schuilgelegenheid - een bebouwde oppervlakte van maximaal 18 m² beslaan per perceel;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. er is een kapconstructie mogelijk evenals een platte afdekking;
  • d. de schuilgelegenheid dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
  • e. er getoetst is of de nieuwe bebouwing voldoet aan de welstandseisen.
3.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 8.2.1.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  • a. een volkstuin;
  • b. het beoefenen van lawaaisporten;
  • c. de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
  • d. een seksinrichting;
  • e. horeca;
  • f. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • g. buitenopslag;
  • h. het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden;
  • i. paardenbakken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.

Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  
Het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van:
- verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m²;
- kavelpaden.  
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.  
Het ophogen van gronden > 100 cm   - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
- indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
- indien de gronden binnen het de 'overlegzone Rijkswaterstaat' gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.  
Het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.   - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden.  
Het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem.   - aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakellijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en / of landschapsbeheer;
- de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
- de waterbergingsfunctie van het beekdal wordt niet onevenredig aangetast;
- de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  
3.7.2 Uitzondering op verbod

Het in artikel 3.7.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
  • b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die het normale beheer en/of onderhoud betreffen.
3.7.3 Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

 

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.
  • b. Het verbod onder a geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    • 2. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke betreffen het normale onderhoud;
  • c. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien voorafgaand aan de sloop een mitigatieplan ten behoeve van de aanwezigheid van vleermuizen aan het bevoegd gezag wordt overlegd en goedgekeurd.