direct naar inhoud van 5.8 Water
Plan: Fietspad Horsterweg te Broekhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPBHFIETSPADBHML-OH01

5.8 Water

5.8.1 Proces en beleid

De Watertoets is een procesinstrument waarmee dient te worden bereikt dat de waterbeheerder vroegtijdig wordt betrokken in de ruimtelijke planvorming. Hierdoor kan invulling gegeven worden aan de beleidsdoelstellingen in het plangebied en het water de ruimte geven worden die het nodig heeft.


Waterschap Peel en maasvallei is in dit project de aangewezen waterbeheerder. Dit waterschap hanteert de voorkeursvolgorde hergebruik - vasthouden - bergen - afvoeren. Daarnaast let waterschap Peel en Maasvallei op de kwaliteit van het te infiltreren hemelwater en is water neutraal bouwen een uitgangspunt.


De waterparagraaf is voorgelegd aan waterschap Peel en Maasvallei. Het waterschap heeft gereageerd bij brief van 21 november 2008 (kenmerk ka/flwi/wt/2008.05174). Het waterschap merkt op dat het nieuw verhard oppervlak circa 5.500 m2 bedraagt en dat dit volledig zal worden afgekoppeld. Het hemelwater dat valt op het nieuw verhard oppervlak zal afstromen naar een nieuw aan te leggen infiltratiegreppel, met een capaciteit van circa 460 m3. Dit is voldoende om een bui van 84 mm., met kans op voorkomen van eens per honderd jaar, op te kunnen vangen. Gelet hierop verleent het waterschap een positief wateradveis voor het initiatief. Het wateradvies is verwerkt in deze waterparagraaf.

5.8.2 Huidige situatie

Topografie en landgebruik

Het aan te leggen fietspad ligt tussen Horst en Lottum, ten oosten van de spoorlijn Venlo - Venray. Het vrijliggende fietspad is gepland langs de doorgaande weg. Het gebied ten noorden en zuiden van de Horsterdijk is in agrarisch gebruik. Daarnaast zijn er ook bospercelen aanwezig. Het huidige maaiveld ligt globaal op een hoogte van 22 m+NAP, aflopend naar circa 17 à 18 m+NAP in het Schuitwater.


Bodem en grondwater

Op de Bodemkaart van Nederland is de westelijke helft van het fietspad gekarteerd als een vorstvaaggrond, bestaande uit lemig fijn zand. Het oostelijk deel zijn gronden gevormd in oude Maasmeanders en bestaat uit lichte zavel. Deze gronden maken ook deel uit van het natuurgebied Schuitwater. De doorlatendheid wordt geschat op 0,45 m/dag (bron: kaarten waterschap).


De gekarteerde grondwatertrap is VII in het westelijk deel en III in het oostelijk deel.

Grondwatertrap   I   II   III   IV   V   VI   VII  
GHG (m-mv)   (<0,2)   (<0,4)   <0,4   >0,4   <0,4   0,4-0,8   >0,8  
GLG (m-mv)   <0,5   0,5-0,8   0,8-1,2   0,8-1,2   >1,2   >1,2   >1,6  

* achter Gt II, III, V betekent "droger deel", GHG dieper dan 0,25 m-mv;

* achter Gt VII betekent "zeer droog deel", GHG dieper dan 1,4 m-mv;


Recente TNO-peilbuizen in het gebied Schuitwater en ten westen ervan, bevestigen dit beeld.

Tijdens het bemonsteren van de peilbuis (milieukundig bodemonderzoek) werd de grondwaterstand op 14 juli 2008 aangetroffen op 1,25 m-mv.

Het plan is niet in een grondwaterbeschermingsgebied gelegen of nabij een primaire waterkering.

Oppervlaktewater

In het gebied Schuitwater is een watergang gelegen. Deze heeft een SEF-functie (specifiek ecologische functie). Tevens is parallel aan de Horsterdijk een watergang gelegen, waarvan het oostelijk deel eveneens de SEF-aanduiding heeft.

5.8.3 Toekomstige situatie

Afwatering

De nieuwe verharde oppervlakken (ca 5.500 m2) van het fietspad wateren oppervlakkig af naar de berm. Afhankelijk van het profiel (op één oor of dakprofiel) zal dit naar één of twee zijden gebeuren. In de berm wordt het hemelwater opgevangen in een ondiepe greppel, waar het hemelwater van het fietspad naar toe kan. Deze nieuw aan te leggen infiltratiegreppel heeft een capaciteit van circa 460 m3.

In de hemelwatervoorziening wordt de toename van het verharde oppervlak gecompenseerd volgens het beleid van waterschap Rivierenland. De hoeveelheid compensatie berging wordt berekend op basis van de regenduurlijnen waarbij voldaan moet worden aan een T=100 neerslaggebeurtenis (inhoud 84 mm). Hierbij mag gerekend worden tot aan de insteek van de infiltratievoorziening. Voordeel hierbij is dat geen overstort naar oppervlaktewater noodzakelijk is. Dit is gezien de SEF-functie van de watergang een voordeel in het bewaken van de waterkwaliteit.

In de civieltechnische uitwerking van het plan worden de hemelwatervoorzieningen nader uitgewerkt volgens bovenstaande eisen.

Belangrijk uitgangspunt voor de toekomstige situatie is ook dat het huidig functioneren van het huidige oppervlaktewatersysteem niet mag verslechteren. De bestaande watergangen in het gebied worden behouden. Ook de afwatering dient gewaarborgd te worden door middel van duikers of andersoortige constructies.

Ontwatering

De ontwatering is de afstand van de hoogste grondwaterstand in een jaar tot aan het maaiveld. Voor een fietspad wordt een minimale ontwatering van 0,7 m geadviseerd. De huidige ontwatering is naar verwachting in het westelijk deel voldoende. In het oostelijk deel is de ontwatering naar verwachting minder. Aanvullende ontwatering wordt bereikt door ophoging, drainage of een combinatie van beiden. Daarbij heeft ophoging vanuit duurzaamheidsoogpunt de voorkeur. Bij drainage wordt onnodig grondwater onttrokken en afgevoerd.

Waterkwaliteit

Het afstromende hemelwater is door het gebruik als fietspad nagenoeg schoon. Door het hemelwater in een greppel te infiltreren, worden mogelijke verontreinigingen bezonken en gebonden.

Het milieukundig bodemonderzoek geeft geen aanleiding tot gebruiksbeperkingen van de locatie vanuit milieuhygiënisch oogpunt.