Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: "Kloosterstraat 17, Tienray"
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.TRKLOOSTERSTR17-BPV1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

  • plan
    het bestemmingsplan "Kloosterstraat 17, Tienray" van de Gemeente Horst aan de Maas
  • bestemmingsplan
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1507.TRKLOOSTERSTR17-BPV1 .gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
  • aanduiding
    en geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
  • aanduidingsgrens
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
  • adequaat beheer
    beheer zoals dit omschreven staat in Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten
    Gemeente Horst aan de Maas 2010, zoals dit is vastgesteld op 12 april 2011.
  • agrarisch bedrijf
    een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:- het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of
    - het houden van dieren met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
  • agrarische bouwkavel
    een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen een agrarisch bedrijf is toegestaan.
  • agrarisch verwant bedrijf
    een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren.
  • bebouwing
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  • bestaand
    - bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvan de aanvraag voordat tijdstip is ingediend.
    - bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
  • bestemmingsgrens
    de grens van een bestemmingsvlak.
  • bestemmingsvlak
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  • bijbehorend bouwwerk
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
  • bijgebouw
    een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
  • boogkas
    een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.
  • bos
    elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
  • boswet
    Wet van 20 juli 1961 (Stb. 256), houdende regels ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, zoals deze luidt ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerp van dit plan.
  • bouwen
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  • bouwgrens
    de grens van een bouwvlak.
  • bouwperceel
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
  • bouwperceelgrens
    de grens van een bouwperceel.
  • bouwvlak
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
  • bouwwerk
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  • containerveld
    werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
  • detailhandel
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps - of bedrijfsactiviteit.
  • dierenasiel
    een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan.
  • erfafscheiding
    Een ander bouwwerk dat door zijn situering aan de randen van het bouwperceel bedoeld is om dat bouwperceel af te bakenen.
  • gebouw
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  • gebouwencontour
    de begrenzing die wordt gevormd door de buitenwerkse gevel- en dakvlakken van een gebouw.
  • glastuinbouwbedrijf
    een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.
  • grondgebonden agrarisch bedrijf
    een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
  • hoofdgebouw
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
  • horeca I:
    een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

    een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca I worden begrepen.
  • horeca II
    - elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
    - inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
    een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca II worden begrepen.
  • huisvesting van arbeidsmigranten
    het huisvesten in tijdelijke dan wel (semi-)permanente voorzieningen van buitenlandse werknemers, die in verband met een grote (tijdelijke dan wel structurele) arbeidsbehoefte gedurende een periode werkzaam zijn op een agrarisch bedrijf, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  • intensieve veehouderij
    het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit plan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
  • kampeerboerderij
    een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een voormalig boerderijpand.
  • kampeermiddel:
    a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan.
    b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
  • kas
    een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten hoger dan 3 meter.
  • kennel
    een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten.
  • kleinschalige horeca
    inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt.
  • lawaaisport
    een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
  • nevenactiviteit
    een bedrijfs - of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
  • omschakeling
    omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
  • onbebouwde bouwkavel
    een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.
  • overig bouwwerk
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
  • paardenbak
    een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende
    voorzieningen.
  • pand
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
  • peil
    a) voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
    b) in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • pleisterplaats
    rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras.
  • regenkap
    een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
  • schuilgelegenheid
    een kleinschalig bouwwerk met maximaal 3 muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.
  • seksinrichting
    een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig: voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht.
  • stacaravan
    een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken.
  • teeltondersteunende voorzieningen
    voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit.
  • tijdelijke teeltondersteunende voorziening
    teeltondersteunende voorziening die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
  • recreatiewoning
    een woning die ter beschikking wordt gesteld voor recreatieve doeleinden aan steeds wisselende personen of groepen van personen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde vergoeding.
  • verbeelding
    de verbeelding.
  • woning
    een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • de dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • de hoogte van een windturbine
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Woondoeleinden W

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

1. De gronden op de bestemmingenkaart aangewezen voor "Woondoeleinden W" zijn bestemd voor wonen en voorzover de panden nader zijn aangeduid als 'karakteristieke bebouwing' tevens voor het behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden en stedenbouwkundig beeld en voorzover de gronden nader zijn aangeduid als watergang primair voor de waterafvoer en de waterhuishouding.
       
2. Op deze gronden zijn uitsluitend ten behoeve van de in lid 1. genoemde doeleinden toegelaten:
a. woningen;
b. bijgebouwen;
c. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
d. tuinen en erven;
e. bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

A. Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen, met uitzindering van de panden welke als 'karakteristieke bebouwing' zijn aangeduid in welk geval uitsluitend het bepaalde onder C van dit lid geldt:
  1. de afstand van de woning tot de tot "Wegverkeer Vw" bestemde gronden is gelijk aan de afstand welke aanwezig is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan;
  2. binnen ieder op de bestemmingenkaart aangegeven bestemmingsvlak mag ten hoogste één woning aanwezig zijn, tenzij middels een aanduiding op de bestemmingenkaart meerdere woningen zijn toegestaan;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  4. de bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 15 meter (hoofdgebouw);
  5. de inhoud mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
  6. minimaal 70% van het dak is voorzien van een hellend dak van minimaal 20° tot 45°, zijgevel 2,5 meter van perceelgrens voor hoofdgebouw.
B. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen, met dien verstande dat voor de panden welke als 'karakteristieke bebouwing' zijn aangeduid tevens het bepaalde onder C. van dit lid geldt:
  1. de afstand  van de bijgebouwen tot de "Wegverkeer Vw" bestemde gronden mag niet minder bedragen dan de afstand van de woning tot de tot "Wegverkeer Vw" bestemde gronden;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  3. de nokhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  4. de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer dan 100 m2;
  5. de afstand tot de woning mag niet meer dan 30 meter bedragen.
 
C. Met uitzondering voor bijgebouwen geldt dat, voor zover de panden nader zijn aangeduid als 'karakteristieke bebouwing' uitsluitend mag worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting van de bestaande gebouwen voor het wonen en/of het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen en geen wezenlijke verandering mag worden aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en dat geen onevenredige aantasting mag plaats vinden van de cultuurhistorische waarden.
Ingeval bijgebouwen nader zijn aangeduid als 'karakteristieke bebouwing', mag uitsluitend worden gebouwd indien geen wezenlijke verandering wordt aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische waarden.
 
D. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de hoogte mag niet meer dan 5,00 meter bedragen met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  2. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, voor zover de panden nader zijn aangeduid als "karakteristieke bebouwing", met het oog op een goede landschappelijke inpassing en ter behoud van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundig beeld nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en kapvormen van de gebouwen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure genoemd in Afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht is gevolgd en met inachtneming van de bestemmingsvoorschriften vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
 
a. Lid 3.2 A:
voor het herbouwen van de woning op een grotere afstand tot de tot "Wegverkeer Vw" bestemde gronden, mits:
  1. dit vanuit het verkeersbelang danwel een beter woonmilieu wenselijk is;
  2. de afstand niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang danwel woonmilieu;
  3. uit een bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse geen bodemverontreiniging aanwezig is;
  4. het bepaalde in lid 3.2 A onder 3, 4 en 5 in acht wordt genomen;
  5. nabij gelegen bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsvoering.
 
b. Lid 3.2 B:
voor een grotere oppervlakte van de bijgebouwen, mits:
  1. binnen het bestemmingsoppervlak (voormalige) bedrijfsgebouwen aanwezig zijn waarvan de oppervlakte reeds meer bedraagt dan 100 m2;
  2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van de bestaande bijgebouwen, waarvan de oppervlakte uitgaat boven de 100 m2 en onder de voorwaarde dat de resterende 80% van deze bijgebouwen ná uitbreiding niet meer bedraagt dan 150 m2.
  3. het bepaalde in lid 3.2B onder 1, 2 en 4 in acht wordt genomen;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aangrenzende functies en waarden welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen.
  5. door het toestaan van een grotere bebouwde oppervlakte ruimtelijk een betere situatie ontstaat. 
c. Lid 3.3 A onder 1 en 2:
voor het plaatsen van kampeermiddelen, zulks met uitzondering van stacaravans, mits:
  • het uitsluitend betreft de gronden welke op de kaart 'Ruimtelijke en functionele karakteristiek' nader zijn aangeduid als 'Kamperen bij woningen toegestaan';
  • het totaal aantal kampeermiddelen niet meer bedraagt dan 15;
  • het recreatieve gebruik geen onevenredige schade toebrengt aan de nabijgelegen bestemmingen, onder andere zal moeten worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
  • het terrein niet aansluit aan een terrein waarvoor reeds een vrijstelling voor het kamperen is verleend;
  • nabij gelegen bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsvoering hetgeen onder andere wil zeggen dat er geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen.
d. lid 3.1 onder 1:
voor het gebruiken van de woning en bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg mits:
  • een dergelijke bebouwing noodzakelijk is voor de intensieve zorg voor inwonende familieleden;
  • de woonruimte inpandig en in het hoofdgebouw of in het bijgebouw gerealiseerd wordt;
  • de bebouwing een tijdelijk karakter heeft. Nadat de bewoning gestaakt wordt door degene(n) die gebruik maken van de mantelzorg komt het bewoningsrecht te vervallen. Hiertoe is het van belang dat er een overeenkomst gesloten wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer waarin een duidelijke afspraak opgenomen wordt over de duur van de bewoning en waarin vastgelegd wordt dat de gemeente onverwijld in kennis gesteld wordt wanneer de bewoning beëindigd wordt;
  • ten behoeve van de mantelzorg kan het gebouwde oppervlak met 10% worden uitgebreid onder de voorwaarde dat na uitbreiding geen woningsplitsing mag plaatsvinden en de uitbreiding aan de achterzijde van de bestaande bebouwing plaats moet vinden;
  • burgemeester en wethouders trekken de vrijstelling verleend op grond van dit led weer in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
e. lid 3.3 A onder 2:
voor een goothoogte van de bijgebouwen tot maximaal 3,75 meter, mits het aantal bouwlagen niet meer dan 1 bedraagt. 

3.5 Specifieke gebruiksregels

A. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 10 lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden:
  1. als staanplaats voor onderkomens, behoudens één onderkomen per woning;
  2. voor kampeer- of caravanterrein, behoudens voorzover daarvoor vrijstelling werd verleend.
 
B. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5 lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken;
  1. voor ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  2. voor detailhandel en groothandel;
  3. voor transport- en/of garagebedrijven;
  4. voor horecadoeleinden;
  5. voor permanente of tijdelijke bebouwing, voorzover het betreft de bijgebouwen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, nadat de procedure genoemd in Afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht is gevolgd en met inachtneming van de bestemmingsvoorschriften:
  1. het op de bestemmingenkaart aangegeven aantal woningen per bestemmingsvlak te wijzigen mits:
    a. de splitsing noodzakelijk is voor het behoud dan wel het herstel van karakteristieke bebouwing en mits de splitsing gerealiseerd wordt binnen de bestaande bouwmassa. Een pand wordt als karakteristiek en beeldbepalend aangemerkt indien het in een monumentenlijst van gemeente, provincie of Rijk opgenomen is of wanneer het pand op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart opgenomen is als voorbeeld van historische bouwkunst;
    b. het totaal aantal woningen met niet meer dan 1 toeneemt;
    c. de bouwmassa niet wordt vergroot;
    d. het stedenbouwkundige beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast;
    e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aangrenzende waarden en functies welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, hetgeen onder andere wil zeggen dat er geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen;
    f. het gebruik als woondoeleinden vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is;
    g. het bepaalde in de algemene voorschriften omtrent bebouwing in acht wordt genomen en uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat geen bodemverontreiniging aanwezig is;
    h. de provinciale richtcijfers betreffende de toename van de woningvoorraad in acht worden genomen.
  2. de bestemming "Woondoeleinden W" te wijzigen in de bestemming "Recreatiewoonverblijven Rv(W)", mits:
    a. het uitsluitend betreft de gebouwen die op de bestemmingenkaart nader zijn aangeduid als 'karakteristieke bebouwing'. Onder karakteristieke bebouwing worden tevens verstaan gebouwen die zijn opgenomen in
    een monumentenlijst van gemeente, provincie of Rijk opgenomen is of wanneer het pand op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart opgenomen is als voorbeeld van historische bouwkunst;
    b. de bouwmassa niet wordt vergroot;
    c. het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde van de als 'karakteristieke bebouwing' aangeduide gebouwen niet wezenlijk worden aangetast;
    d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden en functies, welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, hetgeen onder andere wil zeggen dat er geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen;
    e. uit een bodemonderzoek blijkt dat geen bodemverontreiniging aanwezig is;
    f. de vloeroppervlakte per recreatiewoonverblijf niet meer bedraagt dan 100 m2;
    g. het aantal recreatiewoonverblijven niet meer bedraagt dan 5.
B. Alvorens Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de bevoegdheid genoemd onder A van dit lid horen zij de 'adviescommissie'.

3 Algemene regels

 

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
  1. Het is verboden de bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
  2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot en niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperking van het meest doelmatige gebruik.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van:
    a. het gebruik van bestaande bebouwing als schuilgelegenheid voor hobbymatig gehouden dieren, mits er hierbij geen sprake is van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
    b.de vrijstelling zal uitsluitend worden verleend als is aangetoond dat op de bestaande (agrarische) bouwkavel geen ruimte is voor het oprichten van schuilgelegenheden dan wel, indien de betreffende gronden niet grenzen aan de bestaande (agrarische) bouwkavel van de aanvrager, op een aan de betreffende gronden grenzende (agrarische) bouwkavel van derden geen vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen om de op de plankaart ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
c. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 7 Algemene procedureregels

   

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels hoofdstuk 2op de volgende punten:
a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages , voor zover dit nog niet reeds in regels hoofdstuk 2is opgenomen;
b. van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. om de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter te verschuiven;
d. van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e. van de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, schutterspalen, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
f. van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

7.2 Afwegingskader Kwaliteitsmenu

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Kwaliteitsmenu van de gemeente Horst aan de Maas betrokken wordt.

Artikel 8 Overige regels

 

8.1 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid

 
8.1.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin:
a. de waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
b. de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
c. het gebruik leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
e. het woon- en leefklimaat wordt aangetast;
f. de milieubelasting toeneemt;
g. de omliggende waarden en functies worden aangetast.
8.1.2 Weigering omgevingsvergunning
Indien de belangen als genoemd onder artikel 8 lid 1.1 sub a t/m g onevenredig worden geschaad c.q. aangetast, dan vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.

8.2 Afwegingskader Kwaliteitsmenu

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Kwaliteitsmenu van de gemeente Horst aan de Maas betrokken wordt.

Artikel 9 Algemene voorschriften omtrent het gebruik van de grond anders dan voor bebouwing

  1. Het is verboden de gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
  2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperking van het meest doelmatige gebruik.
  3. Onder strijdig gebruik van gronden als bedoeld in lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik:
    a. voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    b. voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 3 lid 5, te veranderen of te laten veranderen in een ander in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.5 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 3 lid 5, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.6 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 3 lid 5 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.7 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Kloosterstraat 17, Tienray"
Behoort bij besluit van de raad van de Gemeente Horst aan de Maas d.d.
……………………tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kloosterstraat 17, Tienray"
Mij bekend,
de griffier.