Plan: | Projectbesluit Onkelweg 14 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1507.PBMLONKELWEG14-OH01 |
Uitgangspunt is het archeologisch erfgoed in situ (op de oorspronkelijke vindplaats) te beschermen. Op Europees niveau is daarvoor door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend en zijn verplichtingen aangegaan. Voor archeologisch waardevolle terreinen zoals aangegeven op de Archeologische monumentenkaart Limburg en voor gebieden met een (middel)hoge verwachtingswaarde voor archeologisch erfgoed moeten bij voorgenomen ruimtelijke activiteiten de archeologische waarden door middel van vooronderzoek in kaart worden gebracht.
Als het niet mogelijk is de archeologische waarden te behouden en het bodemarchief verstoord raakt, moet de veroorzaker de kosten voor zijn rekening nemen die nodig zijn om de archeologische informatie die in de bodem ligt opgeslagen, veilig te stellen.
De locatie is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en is groter dan 2500 m2. Gezien dit feit is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Het archeologisch onderzoek (inventariserend veldonderzoek, bureauonderzoek en verkennend booronderzoek) voor de projectlocatie is uitgevoerd door ArcheoPro op 24 september 2009. Hieronder volgt de samenvatting en conclusie van het rapport welke als bijlage 4 is toegevoegd.
Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van nederzettings- en begravingsresten daterend vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Voor wat betreft latere perioden geldt een hoge verwachting voor resten van huisplaatsen en perceelsgrenzen.
Om de bodemopbouw zo nauwkeurig mogelijk te bestuderen zijn binnen het plangebied 8 boringen gezet met behulp van een edelmanboor met een diameter van 7 cm. Uit het met de edelmanboor verrichte onderzoek blijkt dat de bodem binnen het plangebied ter plaatse van de boorpunten 4 en 6 uit een intact esdek bestaat met daaronder een nog grotendeels intacte veldpodzolbodem. In de overige boringen is onder het intacte esdek een licht tot matig geroerde veldpodzolgrond aangetroffen. Ook hier kunnen derhalve archeologische resten redelijk tot goed bewaard zijn gebleven.
Slechts in de in de noordoosthoek van het plangebied gezette boringen 1 en 5 bleek onder het esdek geen spoor meer van de oorspronkelijke enkeerdgrond aanwezig te zijn. De binnen het plangebied aangetroffen archeologische indicatoren (een scherf Elmptaardewerk), zijn vooralsnog onvoldoende om op basis hiervan de KNA-onderdelen waardestelling en Selectieadvies, nader uit te werken.
Een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek zoals de provincie in dit geval aanbeveelt kan mogelijk voorkomen worden door een combinatie archeologisch vriendelijk te bouwen en de uitvoering van archeologisch vriendelijk bouwen en de uitvoering van archeologische begeleiding tijdens de graafwerkzaamheden. De kassen worden gefundeerd op negen poeren met een totale oppervlakte van slechts 1,44 m2. Binnen de kassen blijft de bodemverstoring beperkt tot de bovenste 20 cm van de huidige huidige bodem (bouwvoor). Voor de aanleg van de randfundering wordt een totale oppervlakte van 47,2 m2 verstoord in een strook van 20 cm breedte en 236 meter lengte. Archeologische begeleiding heeft voor een dergelijke smalle sleuf, geen zin. De uitvoering van een proefsleuvenonderzoek zou hier zelfs met een beperkte sleufbreedte van maar twee meter, aanzienlijk meer bodemverstoring teweegbrengen dan de eigenlijke aanleg van de fundering en past derhalve niet binnen de geest van de huidige monumentenwet die ervan uitgaat dat bodemverstoring tot een minimum beperkt dient te blijven en dat behoud in situ dient te prevaleren.
Voor de laaddocks wordt echter een oppervlakte van circa 230 m2 verstoord binnen een strook van enkele meters breedte. Het hier benodigde vervolgonderzoek kan beperkt blijven tot archeologische begeleiding indien de graafwerkzaamheden eventueel enkele dagen stilgelegd moeten kunnen worden zodat aangetroffen archeologische resten zorgvuldig kunnen worden gedocumenteerd en geborgen. Hierover dienen van tevoren, bindende afspraken te worden gemaakt. Indien dit niet mogelijk is dient binnen de zone waarin de aanleg van laaddocks is voorzien, een proefsleuvenonderzoek te worden uitgevoerd. Zowel een proefsleuvenonderzoek als een archeologische begeleiding dienen te worden uitgevoerd volgens een speciaal daartoe op te stellen Programma van Eisen (PvE) door een daartoe gecertificeerd archeologisch onderzoeksbureau.
Op 15 oktober 2009 is het Archeologisch rapport met nr. 980 van ArcheoPro, door de gemeente Horst aan de Maas ter beoordeling voorgelegd aan de senior archeoloog van Vestigia B.V. Op 17 november 2009 is een nieuwe versie verschenen van het archeologisch rapport welke aanvullend aan Vestigia is voorgelegd. Het resultaat van de beoordeling ligt vast in de brief van 8 december 2009, kenmerk V09-20274/1285-40/RvH. Op basis van deze beoordeling heeft het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas besloten dat er voor de locatie waar de laaddocks zijn geprojecteerd een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven verricht moet worden.
Door ADC Archeo Projecten is in opdracht van initiatiefnemers vervolgens een Programma van Eisen (PvE) opgesteld welke op 19 februari 2010 is voorgelegd aan de gemeente Horst aan de Maas. Op 23 februari 2010, kenmerk V09-20860/1285-40/RvH heeft de senior-archeoloog van de gemeente Horst aan de Maas aangegeven, onder verwijzing naar enkele opmerkingen, het Programma van Eisen te onderschrijven. Op 23 februari 2010 is het definitieve PvE verstuurd naar de gemeente Horst aan de Maas. Op 1 maart 2010 heeft de verantwoordelijk wethouder kennis genomen van het rapport van het archeologisch onderzoek, het Programma van Eisen en de adviezen van de senior-archeoloog van Vestigia B.V. Op basis van de voornoemde stukken is, overeenkomstig het advies van de externe senior-archeoloog, op 1 maart 2010 besloten om het Programma van Eisen ten behoeve van een inventariseren veldonderzoek door middel van proefsleuven op de locatie vna de laaddocks bij de nieuw te bouwen bedrijfsruimte voor EuroTree Horst B.V. bij het boomkwekerijbedrijf aan de Onkelweg 14 in Melderslo goed te keuren.
Op 18 februari 2010 is door ADC ArcheoProjecten een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. In het gebied is 1 proefsleuf aangelegd met een totlate oppervlakte van 88 m2; dit is een dekkingsgraad van 42%. In de proefsleuf is 1 vlak aangelegd, waarin drie grondsporen zijn aangetroffen in de top van het dekzand. Een spoor is geïnterpreteerd als een erf- en perceelscheidingsgreppel of een ontwateringsgreppel. De andere twee sporen zijn geïnterpreteerd als esgreppels. Dit zijn kleine sleuven die tijdens de ontginning van het gebied, waarschijnlijk in de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd, werden gegraven in het kader van grondverbetering. Om de schrale zandgrond geschikt te maken als landbouwgrond, werd deze vermengd met organisch materiaal (plaggen en mest), zodat een geschikte bouwvoor ontstond. De in de proefsleuf aangetroffen greppels zijn over het algemeen donker van kleur en tekenen zich duidelijk af in het dekzand. De aangetroffen archeologische resten te Horst Onkelweg maken onderdeel uit van een niet-behoudenswaardige vindplaats. Archeologisch vervolgonderzoek wordt daarom niet geadviseerd.
De bovenstaande resulaten van het proefsleuvenonderzoek zijn teruggekoppeld met de senior archeoloog van Vestigia B.V. Bij brief van 24 maart 2010 met kenmerk V09-21112/1285-40/RvH is door de senior archeoloog aangegeven dat het plangebied van de laaddocks definitief kan worden vrijgegeven.
Op 12 april 2010 is, in overleg met de verantwoordelijk wethouder, besloten om in te stemmen met de beoordeling van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en is besloten dat er geen opgraving noodzakelijk is. Daarbij kan het plangebied, waarop het archeologisch onderzoek betrekking op heeft, vanuit archeologisch oogpunt vrijgegeven worden. Dit betekend dat de ten behoeve van het bouwplan voor de bouw van de bedrijfsruimte en de aanleg van de laaddocks noodzakelijke bodemingrepen op de locatie Onkelweg 14 in Melderslo zonder beperkingen ten aanzien van archeologische waarden kunnen worden uitgevoerd.