direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitbreiding Melderslosche Weiden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.MLUITBREIDMLWEIDEN-BPV1

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Uitbreiding Melderslosche Weiden' met identificatienummer NL.IMRO.1507.MLUITBREIDMLWEIDEN-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.4 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 agrarisch gebruik:

het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders bepaald.

1.12 bed & breakfast:

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning.

1.13 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.16 beeldkwaliteit:

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.

1.17 begane grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.18 bestaand:

bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 bijgebouw:

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.23 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen enactiviteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 buitenopslag:

opslag die niet in gebouwen plaatsvindt.

1.31 coffeeshop:

een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

1.32 containerveld:

werk niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welkeafdeklaag de gewassen worden geteeld in potten.

1.33 cultuurhistorische waarde:

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.36 erfafscheiding:

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.37 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.38 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.41 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 hagelnet:

een net, met bijbehorende constructie, ter bescherming van de fruitteeltsector tegen schade als gevolg van hagel(buien).

1.43 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 horeca:

een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.45 huishouden:

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.46 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  • b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.47 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.48 landschapselement:

een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bossage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.

1.49 maaiveld:

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.50 milieucategorie:

Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).

1.51 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.52 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.53 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.54 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.55 openbare nutsvoorziening:

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.

1.56 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.57 parkeervoorzieningen:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.58 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.59 perceelsgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.60 perifere detailhandel:

detailhandel en/of detailhandelbranches die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen of gezien de omvang, schaal of bijzondere kenmerken een groot oppervlak nodig hebben of anderszins niet passen in of aan de rand van reguliere winkelcentra, zoals: een bouwmarkt, een land- en tuinbouwcentrum, een tuincentrum, of detailhandel in auto's, boten, caravans, etc.

1.61 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.62 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.63 risicovolle inrichting:

een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (BRZO'99) of het Vuurwerkbesluit.

1.64 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.65 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.66 schuilgelegenheid:

een kleinschalig bouwwerk met maximaal drie muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.

1.67 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.68 speelvoorziening:

Voorzieningen gericht op sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, sport- en spelattributen zoals doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.

1.69 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

De als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.70 stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.71 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.72 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit.

1.73 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies, zoals hagelnetten, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen of verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen en die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.74 verkoopvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen.

1.75 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de logische voorkant van het gebouw vormt.

1.76 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.77 wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is

getreden.

1.78 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.79 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.80 wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

1.81 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.82 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.83 zoneringsplichtige inrichtingen:

inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 2.1, sub 3, van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.7 het bebouwd oppervlak van een perceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
  • d. behoud en ontwikkeling ecologische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende perceelsontsluitingwegen, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd volgens de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan:
    • 1. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
    • 2. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Recreatief medegebruik en schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen en ten behoeve van schuilgelegenheid voor vee, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 12 m² mag bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3,00 en 4,5 m.
3.3.2 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast;
  • b. zoveel mogelijk moet worden aangesloten op de aanduiding 'bouwvlak', tenzij aangetoond wordt dat dit op grond van agrarische en/of landschappelijke motieven niet mogelijk is;
  • c. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden worden verwijderd.
3.3.3 Oprichten hagelnetten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1, ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond middels een bedrijfsontwikkelingsplan;
  • b. de hagelnetten ten behoeve van de landschappelijke inpassing niet mogen doorlopen tot aan de grond aan de randen van de percelen waarop de hagelnetten worden toegelaten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel;
  • c. groothandel;
  • d. buitenmanege, terras, tennisbaan en zwembad;
  • e. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • f. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen;
  • g. buitenopslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanbrengen van verhardingen, met uitzondering van:
    • 1. verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2;
    • 2. kavelpaden;
  • b. het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen;
  • c. het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en/of het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem.
3.5.2 Voorwaarden

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van recreatief medegebruik;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden;
  • c. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden;
  • e. aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en/of landschapsbeheer;
  • f. de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.
3.5.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.5.1 is niet van toepassing voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheid is verleend;
  • b. die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 1 en 2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeer-, laad- en losvoorzieningen, in een zodanige omvang, dat op eigen terrein in de behoefte van het bedrijf kan worden voorzien;

met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. per bouwperceel bedraagt de oppervlakte aan gebouwen maximaal 500 m2;
  • c. gebouwen worden minimaal 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 7,00 meter.
4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels;

  • a. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de voorgevel van de bedrijfswoning is gericht op de wegenstructuur;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7,00 en 11,00 meter;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1.000 m3.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, die tegen de bedrijfswoning zijn aangebouwd, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd, waarbij:
    • 1. voor garages geldt dat die op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel zijn toegestaan;
    • 2. voor carports geldt dat die tot aan de voorgevel zijn toegestaan (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. de totale gezamenlijke oppervlakte van de alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • e. het terrein dat hoort bij het bedrijfswoning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% bebouwd.

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen die vrijstaan ten opzichte van de bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning gebouwd (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. er wordt gebouwd op een minimale afstand van 2,5 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
  • e. er wordt gebouwd op een maximale afstand van 40 meter tot de bedrijfswoning;
  • f. de totale gezamenlijke oppervlakte van alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • g. het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% is bebouwd.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 6,00 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van silo's ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 18,00 meter mag bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van palen, antennes, verkeers- en bewegwijzeringstekens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 10,00 meter mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aantal bedrijven

Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' zijn maximaal drie bouwpercelen toegestaan.

4.3.2 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. horeca;
  • b. detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel waarbij de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van het bruto-verkoopvloeroppervlakte, met een maximum van 500 m2;
  • c. buitenopslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, tot en hoogte van maximaal 3,00 meter en ruimtelijk afgestemd op de aanwezige omgevingskwaliteiten (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten). Buitenopslag voor de voorgevelrooilijn is in zijn geheel niet toegestaan;
  • d. zelfstandig kantoor.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 2 tot en met categorie 3.2, die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 bij deze regels) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten, met uitzondering van:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen, en;
    • 2. risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. parkeer-, laad- en losvoorzieningen, in een zodanige omvang, dat op eigen terrein in de behoefte van het bedrijf kan worden voorzien;

met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd een bedrijfswoning, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. het bouwperceel mag voor 70% worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van gebouwen is gericht op de wegenstructuur;
  • d. indien bouwvlak meerdere bouwpercelen omvat dient de afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen van de afzonderlijke bouwpercelen, ten minste 5,00 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12,00 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:
      • I. de bouwhoogte van erfafscheidingen maximaal 2,00 meter mag bedragen;
      • II. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter mag bedragen;
      • III. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 6,00 m mag bedragen ;
      • IV. de bouwhoogte van silo's ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 18,00 meter mag bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - silo's' waar silo's niet zijn toegestaan;
      • V. de bouwhoogte van palen, antennes, verkeers- en bewegwijzeringstekens ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 10,00 meter mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten van het bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11.3.

5.3.2 Vergroten van de goot- en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder e ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11.3 en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15,00 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen;
  • b. horeca;
  • c. detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel waarbij de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van het bruto-verkoopvloeroppervlakte, met een maximum van 500 m2;
  • d. buitenopslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik, tot en hoogte van maximaal 3,00 meter en ruimtelijk afgestemd op de aanwezige omgevingskwaliteiten (landschappelijke inpassing, eventueel stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten). Buitenopslag voor de voorgevelrooilijn is in zijn geheel niet toegestaan;
  • e. zelfstandig kantoor.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Uitoefening van bedrijven met een hoger milieucategorie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a ten behoeve van de uitoefening van bedrijven met een hogere milieucategorie mits:

  • a. het betreft bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 bij deze regels), en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of activiteiten;
  • b. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu in de directe omgeving of het bedrijfsmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
  • c. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • d. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
5.5.2 Perifere detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.1 onder b ten behoeve van perifere detailhandel, mits:

  • a. er in de kern geen geschikte locatie aanwezig is voor de nieuwvestiging van perifere detailhandel;
  • b. het niet betreft bedrijfsmatige verkoop van meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals woninginrichting, sanitair en keukens;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig is;
  • d. er voldoende ruimte op eigen terrein aanwezig is ten behoeve van het laden en lossen.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd volgens de volgende regels:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan:
    • 1. ten behoeve van speelvoorzieningen;
    • 2. ten behoeve van afvalinzameling;
    • 3. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
    • 4. voorwerpen betreffende de beeldende kunsten;
    • 5. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8,00 meter mag bedragen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. aan huis verbonden beroepen en bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.2;
  • c. bed & breakfast, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.4.3

met de daarbij behorende tuinen, erven, verblijfs- en parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundigevoorzieningen en groenvoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn uitsluitend bestaande legale woningen toegestaan, uitgezonderd vervangende nieuwbouw, mits het aantal woningen gelijk blijft;
  • b. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de voorgevel van de woning dient te worden geplaatst in de voorgevelrooilijn;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een woning mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7,00 en 11,00 meter;
  • e. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1.000 m3.
7.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen, die tegen de woning zijn aangebouwd, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de woning gebouwd, waarbij:
    • 1. voor garages geldt dat die op een minimale afstand van 1 meter achter de voorgevel zijn toegestaan;
    • 2. voor carports geldt dat die tot aan de voorgevel zijn toegestaan (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • e. de totale gezamenlijke oppervlakte van de alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • f. het terrein dat hoort bij het woning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% bebouwd.

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen die vrijstaan ten opzichte van de woning, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,00 meter;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • c. er wordt op een minimale afstand van 3,00 meter achter de voorgevel van de woning gebouwd (indien sprake is van meerdere voorgevels, geldt dit alleen ten opzichte van de voorgevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt);
  • d. bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • e. de totale gezamenlijke oppervlakte van alle aan-, uit- en bijgebouwen is niet groter dan 150 m2;
  • f. het terrein dat hoort bij de woning (het erf) is of wordt met niet meer dan 50% is bebouwd.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 5,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter mag bedragen en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m mag bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Situering ten opzichte van voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c ten behoeve van het overschrijden van de voorgevelrooilijn, dan wel voor het bouwen op een grotere afstand achter de voorgevelrooilijn, mits wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11.3.

7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit;
  • d. het bieden van (recreatief) nachtverblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, behoudens voor zover toegestaan op basis van 7.4.3.
7.4.2 Aan huis verbonden beroepen of bedrijven

Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijbehorende bouwwerken;
  • b. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag niet meer bedragen dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
  • e. degene die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de bewoner door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  • f. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein;
  • h. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van aan het aan huis verbonden beroep of bedrijf inherente en ondergeschikte detailhandel.
7.4.3 Bed & breakfast

Een bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • b. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel de parkeerbehoefte in de directe omgeving kan worden opgevangen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afstanden en maten
9.1.1 Bestaande grotere maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wabo, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.1.2 Bestaande kleinere maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.1.3 (Her)oprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.1.1 en 9.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, luifels balkons en dergelijke geldt dat het 'bouwvlak' mag worden overschreden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

10.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woningsplitsing;
  • b. het gebruik van bedrijfswoningen voor burgerwoning;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • e. straatprostitutie;
  • f. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • g. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • h. verkoop van motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg.
10.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
10.3.1 Parkeernormen

In, op of onder gebouwen dan wel op het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen uit 'Bijlage 3 Parkeerkencijfers' bij de regels worden nageleefd.

10.3.2 Afmetingen parkeerruimte

De in artikel 10.3.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m en maximaal 3,25 m bij 6,00 m bedragen.

10.3.3 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.3.1 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

10.3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, geen reclame zijnde, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de totale bouwhoogte, inclusief de plaatselijke verhogingen, maximaal 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte voor het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;
    • 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
11.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:

  • a. de bestemmingsregels ten aanzien van het gebruik van gronden voor parkeren, laden en lossen ten behoeve van een bedrijf en toestaan dat dit tevens buiten de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk is, indien op eigen terrein onvoldoende ruimte beschikbaar is en de behoefte daartoe is aangetoond.
11.3 Voorwaarden afwijkingsbevoegdheden

Van de in deze regels opgenomen afwijkingsbevoegdheden kan slechts gebruik worden gemaakt indien, naast de aan de betreffende afwijkingsbevoegdheden verbonden specifieke voorwaarden, wordt voldaan aan de navolgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid mag niet in het geding zijn;
  • e. de brandveiligheid moet zijn gewaarborgd;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet in negatieve zin worden beïnvloed;
  • g. de bestaande rechten van omliggende bedrijven mogen niet worden ingeperkt.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 13 Algemene procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Nadere eisen
14.1.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
14.1.2 Toepassingscriteria

De in artikel 14.1.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Uitbreiding Melderslosche Weiden".