1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Hombergerweg ongenummerd Lottum' met identificatienummer NL.IMRO.1507.LTHOMBERGERWEGONG-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis verbonden bedrijf
Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.6 Aan huis verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.7 Aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.8 Adequaat beheer
Beheer zoals dit omschreven staat in Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas 2010, zoals dit is vastgesteld op 12 april 2011.
1.9 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of
b. het houden van dieren met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
1.10 Agrarisch bouwkavel
Een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing is toegestaan.
1.11 Agrarisch hulp- en nevenbedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, bewerken, opslaan, vervoeren en/of verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.12 Agrarisch verwant bedrijf
Een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren.
1.13 Ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.14 Arbeidsmigranten
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
1.15 Archeologisch monument
Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.
1.16 Archeologisch (zeer) waardevol terrein
Een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
1.17 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 Beekdal
Een lager gelegen gebied waardoor een beek stroomt.
1.19 Bestaand
Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.
1.20 Bestaande intensieve veehouderij
Intensieve veehouderij, die op de peildatum een milieuvergunning heeft voor het houden van dieren als genoemd onder de begripsbepaling van intensieve veehouderij.
1.21 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.24 Bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.25 Boogkas
Een constructie van metaal of een ander materiaal, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten; tevens een draagluchthal.
1.26 Bos
Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.27 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.28 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.29 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.31 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 Bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.33 Cultuurhistorisch waardevol pand
De aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt.
1.34 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 Erfafscheiding
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.
1.36 Extensief recreatief medegebruik
Vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
1.37 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Gebouwencontour
De begrenzing die wordt gevormd door de buitenwerkse gevel- en dakvlakken van een gebouw.
1.39 Goede ruimtelijke onderbouwing
Een ruimtelijke onderbouwing is een rapport waarin staat waarom een project aanvaardbaar is. Een goede ruimtelijke onderbouwing is nodig om af te kunnen wijken van de regels van een bestemmingsplan; de aspecten bodemkwaliteit, waterhuishouding, flora en fauna, archeologie, geluidsnormen, verkeersbewegingen, cultuurhistorie, externe veiligheid en de financiële afwikkeling van het initiatief dienen erin aan de orde te komen.
1.40 Grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
1.41 Hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.42 Horeca
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.43 Houtopstand
Begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.
1.44 Huishouden
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.
1.45 Intensieve veehouderij
Het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een omgevingsvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
1.46 Kampeerboerderij
Een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een voormalig boerderijpand.
1.47 Kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.48 Kas
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.
1.49 Kernrandzone
Een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie. Voor de kernen Kronenberg, Meerlo, Melderslo en Tienray wordt een zone van 500 meter gehanteerd, voor de overige kernen is de zone 250 meter.
1.50 Kleinschalige horeca
Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt.
1.51 Milieucategorie
Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).
1.52 Nevenactiviteit
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.53 Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij.
1.54 Omschakeling
Omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
1.55 Overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.56 Pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.57 Peil
a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.58 Permanente bewoning
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
1.59 Pleisterplaats
Rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras.
1.60 Recreatiewoning
Een gebouw dat bedoeld is als tijdelijk recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.61 Regenkap
Een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
1.62 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische- massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.63 Sportterein
Een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn dan wel bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden.
1.64 (woonwagen) Standplaats
Een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.
1.65 Teeltondersteunende voorzieningen
Voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit.
1.66 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders
Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.
1.67 Voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.68 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.69 Woonunit
Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woonverblijf van een of meer personen.
1.70 Woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een (woonwagen)standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 De hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. wonen;
2. aan huis verbonden beroepen;
3. landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling van nieuwe natuur in combinatie met nieuwe bebouwing, overeenkomstig het landschapsinpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage (bijlage 1) bij deze regels;
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.
De woning dient te voldoen aan de bestaande bouwregels van de woonbestemming(en) ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening.
3.2.1 Gebouwen
a. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan, tenzij op de verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven, dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen uitgesloten – bebouwing’ zijn geen gebouwen toegestaan;
c. Bestemmingsvlakken voor burgerwoningen die blijkens de verbeelding met elkaar gekoppeld zijn, worden samen beschouwd als één bestemmingsvlak;
d. Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing;
e. De inhoud van een woning mag maximaal 1000 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum. Voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand geldt dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand;
Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Woning inclusief aanbouw | Min. | Max. |
Goothoogte | n.v.t. | 6 m |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 10 m |
Afstand zijdelingse perceelsgrens | min. 2,5 m | n.v.t. |
Afstand tot perceelsgrens (straatzijde) | min. 10 m | n.v.t. |
Inhoud | zie 3.2.1 | |
Bijgebouwen bij woningen | Min. | Max. |
Goothoogte | n.v.t. | 3,5 m |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 5,5 m |
Gezamenlijke oppervlakte | n.v.t. | 100 m2 |
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) | min. 5 m | n.v.t. |
Afstand zijdelings perceelsgrens | min. 2,5 m | n.v.t. |
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw | n.v.t. | 40 m |
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
Andere bouwwerken | Min. | Max. |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn | n.v.t. | 1 m |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelgen achter de voorgevellijn | n.v.t. | 2 m |
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning | n.v.t. | 12 m |
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken | n.v.t. | 3 m |
3.2.3 Voorwaardelijke bestemming landschappelijke inpassing
Het oprichten van gebouwen op de voor Wonen aangewezen gronden is toegestaan als de te ontwikkelen nieuwe natuur, die voorwaarde is voor de landschapsontwikkeling, is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden overeenkomstig de bijlage (bijlage 1) bij deze regels.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het inrichten van aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
- het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
- de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit
- de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw/ aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
- er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen.
- de afwijking mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
b. lid 3.2.1 ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en met inachtneming van het volgende:
- indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel kan de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 100 m2 worden vermeerderd met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2;
3.3.2 Later realiseren van landschapsontwikkeling
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 ten behoeve van het later realiseren van de landschapsontwikkeling overeenkomstig de bijlage (bijlage 1) bij deze regels. Met dien verstande dat de landschapsontwikkeling uiterlijk een dag na gereed melding bouw gereed is.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
c. detailhandel;
d. horeca;
e. verblijfsrecreatie;
f. als seksinrichting;
g. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
3.4.2 Huisvesting arbeidsmigranten in woningen in het buitengebied
Het is mogelijk op de gronden en bouwwerken met de bestemming “Wonen” te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten in woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. De locatie dient zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde, c.q. daar op berekende, ontsluiting te bevinden;
b. De bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
c. Het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
d. Er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting op de locatie waar de woonbestemming zich bevindt;
e. Hergebruik van de bestemming “Wonen” dient vergezeld te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’) zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume;
f. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
De woning dient te voldoen aan de bestaande bouwregels van de bestemming “Wonen” en bepalingen ten aanzien van woningen ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
3.4.3 Afwegingskader huisvesting arbeidsmigranten
Het is mogelijk op de gronden en in de bouwwerken behorende bij dit bestemmingsplan met bijbehorende artikelen te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de sociale veiligheid;
b. de milieusituatie;
c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d. de verkeersveiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheid van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.4.1 onder b ten behoeve van het verbod om een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een zwaardere categorie milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
- het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
b. lid 3.4.1 onder d ten behoeve van het verbod om bij een woning kleinschalige horeca toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 35 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de horeca-activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen;
- gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige horeca-activiteit;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
c. lid 3.4.1 onder e om in een woning kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van appartementen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
- gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- er mag geen sprake zijn van permanente bewoning.
d. Lid 3.4.1 onder e om kleinschalig kamperen toe te staan op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een tijdelijk karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
- bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
3.5.2 Omgevingsvergunning huisvesting arbeidsmigranten in nieuw te bouwen gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van nieuwe gebouwen (geen reguliere woningen zijnde) ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in de kernrandzone gelegen bestemming(en), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. nieuwbouw van gebouwen in de sfeer van woningbouw dient nabij de kernen in de kernrandzone plaats te vinden;
b. nieuwbouw op bedrijventerreinen nabij kernen wordt niet toegestaan;
c. voor er tot afwijking wordt overgegaan, dienen de volgende toetsen in het kader van een goede ruimtelijke ordening plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de afwijking:
-Natuurtoets;
-Archeologisch onderzoek;
-Externe veiligheid;
-Watertoets;
-Toets milieu hygiënische aspecten (geluid, bodem, geur).
d. het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
e. de huisvesting van arbeidsmigranten (bouwen en gebruik) moet in overeenstemming zijn met uitgangspunten van de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’ zoals vastgesteld op d.d. 9 april 2013.
f. er dient een goedgekeurd inrichtingsplan te zijn ingediend waarin aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van het gebouw en als nodig een extra kwaliteitsimpuls een en ander in overeenstemming met de Structuurvisie Horst aan de Maas’. Dit plan dient te worden uitgevoerd en adequaat beheerd;
g. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij aangetoond kan worden dat in de nabijheid voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid.
3.5.3 Afwegingskader huisvesting arbeidsmigranten
Het is mogelijk op de gronden en in de bouwwerken behorende bij dit bestemmingsplan met bijbehorende artikelen te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de sociale veiligheid;
b. de milieusituatie;
c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d. de verkeersveiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheid van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.
Artikel 4 Waarde – Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De als “Waarde – Archeologie” op de verbeelding aangegeven gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor behoud van de ter plaatse aanwezige archeologisch waarden.
4.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van 4.1. Indien het plangebied niet groter is dan 2500 m² geldt uitsluitend de onderliggende bestemming, behalve als de bouwlocatie is gelegen binnen een gebied met de aanduiding “archeologisch monument” dan wel binnen gronden gelegen binnen 50 m van
een archeologische vindplaats.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 4.2. teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een afwijking in ieder geval de volgende
regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of
aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4.2 Verplichting rapportage
De afwijking als bedoeld in artikel 4.4.1. wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld artikel 4.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i. het aanleggen van ondergrondse transport -, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.5.2 Uitzonderingen
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet:
a. als de werkzaamheden betrekking hebben op gronden binnen een als zodanig op de verbeelding aangeduide agrarische bouwkavel en/of onbebouwde bouwkavel;
b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 2500 m2 en deze gronden niet zijn gelegen binnen 50 m van een archeologische vindplaats;
c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 4.4.
f. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake deskundige;
g. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
h. het normaal onderhoud en beheer betreffen.
4.5.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.5.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming archeologisch gebied deels wordt verwijderd van de verbeelding, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer) bevatten;
b. het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de onderliggende bestemming van toepassing is.
Artikel 5 Waterstaat - Grondwaterbeschermingsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat - Grondwaterbeschermingsgebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die noodzakelijk zijn in verband met de waterbescherming.
5.3 Nadere eisen
Op de gronden mag aan de in dit plan geboden bebouwings-, ontheffings- en wijzigingsbepalingen alsmede aanlegvergunningregels uitsluitend medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de eisen in of krachtens de Provinciale milieuverordening Limburg.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de regels in op de volgende punten:
a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover dit nog niet reeds in hoofdstuk 2 is opgenomen;
b. van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. om de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
d. van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e. van de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
f. van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen om de op de plankaart ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
c. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Hombergerweg ongenummerd Lottum’.