Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Heijnenstraat ongenummerd Hegelsom
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.HSHEIJNENSTRAATONG-BPV1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'Heijnenstraat ongenummerd Hegelsom' met identificatienummer NL.IMRO.1507.HSHEIJNENSTRAATONG.BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf

Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.6 aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.7 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of
b. het houden van dieren met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en
dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.

1.8 agrarisch bouwkavel

Een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen bij een agrarisch bedrijf behorende bebouwing is toegestaan.

1.9 ander bouwwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 

1.10 arbeidsmigranten

Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 

1.12 bestaand

Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.16 bijgebouw

Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 dierenasiel

Een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan.

1.25 erfafscheiding

De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.26 extensieve dagrecreatie

Die vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.27 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 glastuinbouwbedrijf

Een bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.29 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horeca

Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie

1.31 horeca van categorie 1

Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.32 horeca van categorie 2

Een inrichting die is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, af-haalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.33 huishouden

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.34 huisvesting arbeidsmigranten

Tijdelijke dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van
arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve
doeleinden.

1.35 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

    één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.36 kennel

Een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten.

1.37 kernrandzone

Een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie. Voor de kernen Kronenberg, Meerlo, Melderslo en Tienray wordt een zone van 500 meter gehanteerd, voor de overige kernen is de zone 250 meter.

1.38 kleinschalige horeca

Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt.

1.39 lawaaisport

Een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.40 nevenactiviteit

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.41 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.42 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 peil

  1. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
  2. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel

1.44 recreatiewoning

Een gebouw dat bedoeld is als tijdelijk recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.45 schuilgelegenheid

Een kleinschalig bouwwerk met maximaal drie muren dat buiten het bouwvlak geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.

1.46 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 tijdelijke teeltondersteunende voorziening

Voorzieningen/constructies, zoals hagelnetten, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen of verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen en die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.48 woning

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.49 woonunit

Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht
ten dienste van woon, -dag- of nachtverblijf van één of meer personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor “Wonen” aangegeven gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen. Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.
De voor  “Wonen” aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor huisvesting van arbeidsmigranten, mits voldaan wordt aan de gebruiksregels opgenomen onder 3.4.2 en 3.5.2.

3.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.
De woning dient te voldoen aan de bestaande bouwregels van de woonbestemming(en) ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening.
  
3.2.1 Gebouwen
  1. Per op de verbeelding aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Indien op de verbeelding de aanduiding "maximaal aantal woningen" op een perceel is weergegeven, is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
  2. Bestemmingsvlakken voor burgerwoningen die blijkens de verbeelding met elkaar gekoppeld zijn, worden samen beschouwd als één bestemmingsvlak.
  3. Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
WoningMin.Max.
Goothoogten.v.t.6m
Bebouwingshoogten.v.t.10m
Afstand zijdelingse perceelgrensmin. 2,5m
Inhoudzie 3.4.4
Bijgebouwen bij woningenMin.Max.
Goothoogten.v.t.3,5m
Bebouwingshoogten.v.t.5,5m
Gezamelijke oppervlakten.v.t.100m²
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan)min. 5mn.v.t.
Afstand zijdelingse perceelsgrensmin. 2,5m 
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouwn.v.t.40m
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
 
Andere bouwwerkenMin.Max.
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijnn.v.t.1m
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevelrooilijnn.v.t.2m
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woningn.v.t.12m
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerkenn.v.t.3m
 
 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 
3.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het inrichten van aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen
 
- het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
- de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit
- de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw/ aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
- er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen.
- de afwijking mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
  1. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
  3. voor detailhandel;
  4. voor horeca;
  5. voor verblijfsrecreatie;
  6. als seksinrichting
  7. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
3.4.1 Aan huis verbonden beroep
Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing.
3.4.2 Huisvesting arbeidsmigranten in woningen in het buitengebied
Het is mogelijk op de gronden en bouwwerken met een woonbestemming te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten in woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
 
a. De locatie dient zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde, c.q. daar op berekende, ontsluiting te bevinden;
b. De bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
c. Het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
d. Het maximale aantal te huisvesten arbeidsmigranten dient afgestemd te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen;
e. Er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting op de locatie waar de woonbestemming zich bevindt;
f. Hergebruik van een woonbestemming dient vergezeld te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’) zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume;
g. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
 
Tevens mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het bepaalde in artikel 7.1.
3.4.3 Inhoud van een woning
De inhoud van een woning mag maximaal 1000 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum. Voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand geldt dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. 3.4 onder b teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een zwaardere categorie milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
- het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans. 
 
b. 3.4 onder d teneinde bij een woning kleinschalige horeca toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 35 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de horeca-activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen;
- gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige horeca-activiteit;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
 
c. 3.4 onder e teneinde in een woning kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van appartementen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
- de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
- het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
- het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
- gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
- detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
- er mag geen sprake zijn van permanente bewoning. 
 
d. 3.4 onder e om kleinschalig kamperen toe te staan op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een tijdelijk karakter (tenten, toercaravans e.d.);
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
- bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
 
e. 3.4.4 ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en met inachtneming van het volgende:
indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel kan de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 100 m2 worden vermeerderd met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2.
3.5.2 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van huisvesting arbeidsmigranten
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
 
a. lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het huisvesten van arbeidsmigranten in bestaande vrijkomende gebouwen, mits voldaan wordt aan  de volgende voorwaarden:
-      de vrijkomende bebouwing dient te zijn gelegen in of nabij bestaande woonkernen in de kernrandzone;
-      de locatie dient zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde, c.q. daar op berekende, ontsluiting te bevinden;
-      de bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
-      het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
-      het maximale aantal te huisvesten arbeidsmigranten dient afgestemd te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen;
-      er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting op de locatie waar de vrijkomende (niet) agrarische bebouwing zich bevindt;
-      hergebruik van vrijkomende (niet) agrarische bebouwing dient vergezeld te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’ vastgesteld d.d. 9 april 2013) zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume. Onder deze laatste voorwaarde is eveneens herbouw van (delen) van het complex mogelijk;
-      parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij aangetoond kan worden dat in de nabijheid voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid.
 
b. 3.4.2 voor het realiseren van nieuwe gebouwen (geen reguliere woningen zijnde) ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in de kernrandzone gelegen bestemming(en), mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- nieuwbouw van gebouwen in de sfeer van woningbouw dient nabij de kernen in de kernrandzone plaats te vinden;
- nieuwbouw op bedrijventerreinen nabij kernen wordt niet toegestaan;
- voor er tot afwijking wordt overgegaan, dienen de volgende toetsen in het kader van een goede ruimtelijke ordening plaats te vinden waarbij de resultaten worden betrokken bij het verlenen van de afwijking:
- Natuurtoets;
- Archeologisch onderzoek;
- Externe veiligheid;
- Watertoets;
- Toets milieu hygiënische aspecten (geluid, bodem, geur).
- het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
- de huisvesting van arbeidsmigranten (bouwen en gebruik) moet in overeenstemming zijn met uitgangspunten van de ‘Structuurvisie Horst aan de Maas’ zoals vastgesteld op d.d. 9 april 2013.
- er dient een goedgekeurd inrichtingsplan te zijn ingediend waarin aandacht is besteed aan een goede landschappelijke inpassing van het gebouw en als nodig een extra kwaliteitsimpuls een en ander in overeenstemming met de Structuurvisie Horst aan de Maas’. Dit plan dient te worden uitgevoerd en adequaat beheerd;
- parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij aangetoond kan worden dat in de nabijheid voorzien kan worden in voldoende parkeergelegenheid.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat woningsplitsing van een bestaande woning kan worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het aantal woningen mag uitsluitend worden vermeerderd indien het een in de bijlage Rijks- en gemeentelijke monumenten opgenomen adres betreft, danwel een aantoonbaar cultuurhistorisch waardevol pand betreft;
b. splitsing/inrichting van het gehele monumentale pand in meerdere woningen is toegestaan tot een maximum van 3 wooneenheden;
c. de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
d. de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand mag niet worden vergroot;
e. de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
f. per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
g. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
h. de nieuwe woning is niet gelegen binnen de milieucirkel van één of meer agrarische bedrijven;
i. voldaan wordt aan de geluidsnormering als bedoeld in de Wet geluidhinder.

Artikel 4 Waarde-Archeologie Hoge Verwachtingswaarde

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als “Waarde-Archeologie Hoge Verwachtingswaarde” op de verbeelding aangegeven gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor behoud van de ter plaatse aanwezige archeologisch waarden.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van artikel 4.1., tenzij:
het plangebied niet groter is dan 2500 m²; dan geldt uitsluitend de onderliggende bestemming, behalve als de bouwlocatie is gelegen binnen een gebied met de aanduiding “archeologisch monument” dan wel binnen gronden gelegen binnen 50 m van een archeologische vindplaats.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in 4.2. besluiten, teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in iedergeval de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
4.4.2 Verplichting rapportage
De afwijking als bedoeld in artikel 4.4.1. wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.4.3 Advies archeologisch deskundige
Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een afwijking als bedoeld in artikel 4.4.1. winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een afwijking geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden


 

 

 
4.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
b. grondwerkzaamheden op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.5.2 Uitzonderingen
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet indien:
a. de werkzaamheden betrekking hebben op gronden binnen een als zodanig op de verbeelding aangeduide agrarische bouwkavel en/of onbebouwde bouwkavel, dan geldt deze dubbelbestemming niet;
b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 2500 m2 en deze gronden niet zijn gelegen binnen 50 m van een archeologische vindplaats;
c. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende afwijking op grond van het bepaalde 4.4.
f. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake deskundige;
g. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
h. het normaal onderhoud en beheer betreft.
4.5.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een afwijking in ieder geval de volgende regels worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.5.4 Advies deskundige
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming archeologisch gebied deels wordt verwijderd van de plankaart, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer) bevatten;
b. het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de onderliggende bestemming van toepassing is.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

7.1 Afwegingskader Huisvesting Arbeidsmigranten

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 3.5.2 in dit plan, mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
a. de sociale veiligheid;
b. de milieusituatie;
c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
d. de verkeersveiligheid;
e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Heijnenstraat ongenummerd Hegelsom'
 
Behoort bij besluit van de raad van de Gemeente Horst aan de Maas d.d.
 
……………………tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Heijnenstraat ongenummerd Hegelsom'
 
Mij bekend,
de griffier.