Veld Oostenrijk 14, Horst

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1507.HOVELDOOSTENRIJK14-BPV1
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum

Artikel 4 Groen

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

Artikel 6 Waterstaat - Profiel van vrije ruimte

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Artikel 8 Algemene bouwregels

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Artikel 13 Overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Artikel 15 Slotregel

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

Het bestemmingsplan ''Veld Oostenrijk 14, Horst'', met identificatienummer NL.IMRO.1507.HOVELDOOSTENRIJK14-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

 

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

 

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of het houden van dieren, een en ander met dien verstande dat:

  1. maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

  2. mestbe- en verwerking onderdeel uitmaakt van de agrarische bedrijfsvoering.

 

1.7 agrarisch onderzoekscentrum

een bijzondere vorm van een agrarisch bedrijf gericht op het verrichten van onderzoek ten behoeve van de agrarische sector, dan wel de ontwikkeling daarvan. Hieronder wordt tevens begrepen het uitvoeren van veredelingsactiviteiten ten behoeve van de ontwikkeling van hoogwaardige teeltrassen, waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel grondgebonden als niet-grondgebonden teeltvormen.

 

1.8 archeologisch monument:

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 van de Erfgoedwet.

 

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

 

 

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

 

1.11 bed & breakfast:

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een (bedrijfs)woning of bijbehorend bouwwerk, is ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende (bedrijfs)woning.

 

1.12 bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

1.14 bedrijfswoning:

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

 

1.15 bestaand bouwwerk:

Een bouwwerk dat op het moment van vaststelling van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van vaststelling is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald en met dien verstande dat onder het voorgaande niet worden begrepen bouwwerken die zijn gebouwd zonder vergunning en/of in strijd zijn met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

 

1.16 bestaand gebruik:

Het gebruik dat op het moment van de vaststelling van dit plan bestaat, met uitzondering van gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan c.q. die verordening.

 

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.25 containerveld

werk niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten.

 

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

 

1.28 erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

 

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.30 geurgevoelig object:

geurgevoelig object als bedoeld artikel 1 Wet geurhinder en veehouderij;

 

1.31 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

 

1.32 kas

een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.

 

1.33 kleinschalige horeca:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en drank, met een totaal oppervlak van maximaal 100 m2 waarbij maximaal 30% van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel mag worden benut ten behoeve van de horeca. De openingstijden (inclusief terras) van de inrichting liggen tussen 7.00 en 19.00 uur.

 

1.34 landschapselement:

een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bosschage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.

 

1.35 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij/tuinbouwbedrijf.

 

1.36 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

 

1.37 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.38 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.39 peil

  1. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;

  2. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel

 

1.40 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.41 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen en/of constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:

  1. Hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn;

  2. Hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn.

  3. Lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn;

  4. Lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn.

 

1.42 verwerking van agrarische producten:

elke bewerking van een agrarisch product die een product oplevert dat nog steeds een agrarisch product is, met uitzondering van de activiteiten op het agrarisch bedrijf die nodig zijn om een dierlijk of plantaardig product klaar te maken voor verkoop aan consumenten.

 

1.43 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

 

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

 

1.45 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

1.46 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel, niet de voor- en achterzijde van het bouwperceel zijnde, en het eigendom van derden, waar de afstand het kortste is.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische onderzoekscentra;

  2. educatie;

  3. wonen ten behoeve van het bedrijf;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – waterbassin' uitsluitend een waterbassin;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

  3. voorzieningen van openbaar nut;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  2. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  3. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. er is niet meer dan 1 bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan;

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen aan de onderstaande regeling met betrekking tot bedrijfswoning te voldoen, dan wel aan het gestelde onder regeling bijbehorende bouwwerken.

 

3.2.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:

 

Bedrijfsgebouwen  

min.

max.  

Goothoogte  

n.v.t.

6 m  

Bouwhoogte  

n.v.t.

10 m  

Totale oppervlakte bedrijfbebouwing  

n.v.t.

18.021 m²

Kassen

min.

max.

Goothoogte

n.v.t.

7,5 m

Bouwhoogte

n.v.t.

12 m

Afstand kassen tot de woning van derden

25 m

n.v.t.

Bedrijfswoning  

min.

max.  

Goothoogte  

n.v.t.

7 m  

Bouwhoogte  

n.v.t.

11 m  

Afstand tot perceelgrens  

5 m

n.v.t.  

Inhoud  

n.v.t.

1.000 m³  

Aangebouwde bijbehorende bouwwerken en carports bij bedrijfswoningen  

min.

max.  

Goothoogte  

n.v.t.

3,5 m  

Bouwhoogte  

n.v.t.

6 m  

Afstand garages achter de voorgevel van de bedrijfswoning  

1 m

n.v.t.  

Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning (situering voor de voorgevel is niet toegestaan)  

0 m

n.v.t.  

Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning  

3 m

n.v.t.  

Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  

n.v.t.

150 m²  

Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  

n.v.t.

50%  

Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen  

min.

max.  

Goothoogte  

n.v.t.

3,5 m  

Bouwhoogte  

n.v.t.

6 m  

Afstand achter de voorgevel van de bedrijfswoning (situering voor de voorgevel is niet toegestaan)  

3 m

n.v.t.  

Afstand tot zijdelingse perceelgrens  

2,5 m

n.v.t.  

Afstand tot de bedrijfswoning  

n.v.t.

40 m  

Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken  

n.v.t.

150 m²  

Bebouwingspercentage van het terrein dat hoort bij de bedrijfswoning  

n.v.t.

50%  

 

 

3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

De maatvoering voor teeltondersteunende voorzieningen is als volgt:

 

Teeltondersteunende voorzieningen

min.

max.

Bouwhoogte permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, anders dan kassen of ondersteunend glas

n.v.t.

 

12 m

Goothoogte permanente teeltondersteundende voorzieningen met glas binnen het bouwvlak

n.v.t.

7,5 m

Bouwhoogte tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak

n.v.t.

4 m

Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de zijdelingse perceelgrens

2,5 m

n.v.t.

Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de woning van derden

25 m

n.v.t.

 

mits is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade/hinder voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven en woningen in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt of bewoners overlast gaan ervaren (licht, schaduw, geluid). Indien dat wel het geval is dient een grotere afstand in acht te worden genomen om de overlast te beperken.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

 

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

min.

max.

Erf- en terreinafscheidingen

n.v.t.

2 m

Lichtmasten

n.v.t.

6 m

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

n.v.t.

4 m

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Landschappelijke inpassing

  1. Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen 'Investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit';

  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum' worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 18 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 opgenomen 'Investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit'.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.4.1 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige horeca, met dien verstande dat:

  1. de horeca gezien de aard, omvang en intensiteit passend dient te zijn binnen de agrarische functie;

  2. de agrarische functie in overwegende mate behouden blijft;

  3. maximaal 30% van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt ten behoeve van de horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;

  4. de openingstijden (inclusief terras) van de inrichting tussen 7.00 en 19.00 uur liggen;

  5. het gebruik de agrarische functie ondersteunt en de horeca door de gebruiker van de (bedrijfs)woning dient te worden geëxploiteerd;

  6. een projectplan dient te worden overlegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag onderscheidendheid en kwaliteit blijkt;

  7. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert;

  8. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;

  9. gronden buiten het bouwvlak niet mogen worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten;

  10. detailhandel niet mag plaatsvinden;

  11. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen van openbaar nut.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m.

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

  2. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;

  3. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

  4. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

5.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

  3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zie artikel 13.1.

 

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

 

 

 

Artikel 6 Waterstaat - Profiel van vrije ruimte

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming;

  2. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van beheer en onderhoud van de betreffende watergang, met dien verstande dat:

  1. de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;

  2. de maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2;

  1. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m mag bedragen.

 

6.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;

  2. voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);

  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.

 

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

8.3 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;

  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

 

8.4 Bouwwerken ten behoeve van warmte-koudeopslag

In afwijking van het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bepaalde, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van warmte-koudeopslag niet meer bedragen dan de in de bouwregels van de betreffende bestemming toegestane bouwhoogte van gebouwen.

 

 

 

 

 

 

 

 

8.5 Bouwen in de buurt van agrarische bedrijven

De afstand van een geurgevoelig object tot:

  1. omliggende agrarische bouwpercelen;

  2. op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen aanwezige boomteelt;

  3. gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen boomteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden)

zal ten minste 50 m bedragen.

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:

  1. het (bedrijfsmatig) vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten en mest;

  2. het plaatsen van kampeermiddelen;

  3. het gebruik van gronden als volkstuin;

  4. het beoefenen van lawaaisporten;

  5. opslag voor de voorgevelrooilijn;

  6. detailhandel;

  7. verkooppunt voor motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg;

  8. het gebruik van de gronden gronden en opstallen voor een seksinrichting;

  9. intensief militair gebruik;

  10. opslag en/of stalling van aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen, anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig het bestaand gebruik;

  11. permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken;

  12. permanente bewoning van recreatiewoningen/verblijfsrecreatieve voorzieningen;

  13. huisvesting van arbeidsmigranten;

  14. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;

  15. geurgevoelig object, indien de afstand minder dan 50 m bedraagt tot:

  1. omliggende agrarische bouwpercelen;

  2. op het moment van wijziging van het gebruik aanwezige boomteelt boomgaarden;

  3. gronden waarop in een periode van ten hoogste 24 maanden voorafgaand aan de gebruikswijziging boomteelt aanwezig was (gelet op de herplantmogelijkheden);

 

een en ander, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de gronden en behoudens indien het gebruik blijkens de regels is toegestaan.

 

9.2 Warmte-koudeopslag

Open en gesloten systemen die door middel van het isolerend vermogen van de ondiepe bodem energie opwekken, niet zijnde aardwarmte, zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. open en gesloten systemen niet zijn toegestaan binnen gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol;

  2. gesloten systemen binnen gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' uitsluitend zijn toegestaan tot een diepte van 5 m boven NAP.

 

9.3 Aan huis verbonden beroep

In (bedrijfs)woningen is het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer bedragen 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximale oppervlakte van 100 m²;

  2. degene die het aan huis verbonden beroep uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de gebruik(st)er door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;

  3. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;

  4. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen.

 

9.4 Bed & breakfast

In (bedrijfs)woningen en/of bijbehorende bouwwerken is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;

  2. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen;

  3. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

10.1 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:

 

Aanduiding

Landschap- en natuurwaarden

Overige zone - velden

-Afwisseling van open landschappen met bomenlanen en een geordende verkaveling tot aan meer reliëfrijke open landschappen met landschapselementen (zoals bosjes) en dichte aaneengesloten bebouwingslinten.
- Bebouwingslinten met wisselende onderlinge afstanden tussen de erven. Het is van belang dat de zichtlijnen op de achtergelegen akkercomplexen behouden blijven.
- Oude akkercomplexen met karakteristieke bolle vorm en openheid tussen Kronenberg en Sevenum. Het is belangrijk om de bol liggende gebieden open te houden (behouden cultuurhistorisch landschap).
- Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, met name aan de randen van oude akkercomplexen.
- Om de karakteristiek te behouden heeft grondgebonden landbouw de voorkeur.
- Zichtlijnen over oude akkercomplexen.
- De natuurwaarde is beperkt, al zijn de voorkomende soorten vaak (zeer) zeldzaam; met name akkervogels.
- Hoge natuurwaarde rondom Castenraysche Vennen en in Kabroek (weidevogels).

 

10.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol

 

10.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

 

10.2.2 Bouwregels

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

 

10.3 Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - onwikkelingsgebied glastuinbouw' te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven dan wel intensieve kwekerijbedrijven, met dien verstande dat:

  1. de nieuwvestiging niet is toegestaan op gronden die mede zijn bestemd als 'Waarde - Zone goudgroene natuurzone' of 'Waarde - Zone zilvergroene natuurzone';

  2. ten behoeve van de nieuwvestiging een bouwvlak wordt opgenomen waarbinnen de bebouwing dient te worden opgericht;

  3. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 10 niet onevenredig worden aangetast;

  4. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie;

  5. voor het oprichten van een bedrijfswoning wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. alleen bedrijven die voor wat betreft hun toezichthoudende tak volwaardig zijn en een toekomstperspectief van ten minste tien jaar hebben, komen in aanmerking voor één bedrijfswoning;

  2. de bedrijfswoning dient te voldoen aan de maatvoeringen zoals opgenomen in lid 5.2;

  3. de bedrijfswoning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende (agrarische) bedrijven;

  4. de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

  5. de afstand tot kassen en boomteelt van derden dient tenminste 25 m te bedragen;

  6. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap dient in acht genomen te worden.

  1. de nieuwvestiging gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, een zodanig beperkte (milieu)hinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;

  2. is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

  3. het woon- en leefklimaat op omliggende percelen niet onevenredig wordt aangetast;

  4. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk Kwaliteitsmenu.

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het vergroten van:

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudmaten tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;

  2. van de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. teneinde de op de plankaart ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;

  4. van de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  5. van de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

  6. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,

 

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;

  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid.

 

11.2 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het toestaan van buitenopslag op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Agrarisch onderzoekscentrum', met dien verstande dat:

  1. de buitenopslag noodzakelijk is voor de continuïteit van het betreffende agrarisch onderzoekscentrum of het bedrijf;

  2. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies niet onevenredig worden aangetast;

  3. er geen toename van de milieubelasting plaats vindt;

  4. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie.

 

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

 

12.1 Wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden zonder bouwvlak, met dien verstande dat na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Agrarisch met waarden' van toepassing zijn.

 

12.2 Wijzigen ten behoeve van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Water', met dien verstande dat:

  1. de noodzaak tot realisatie van waterbergingsgebieden voor opvang van stedelijk waterbergingstekort is aangetoond;

  2. overeenstemming met de eigenaar/eigenaren van de gronden is bereikt;

  3. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

  4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de bestemming 'Water' van overeenkomstige toepassing zijn.

 

12.3 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m, met dien verstande dat:

  1. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing en de belangen van derden niet onevenredige worden geschaad;

  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;

  3. de belangen van de betreffende bestemming(en) niet onevenredige worden aangetast.

 

12.4 Vergroten inhoud (bedrijfs)woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de uitbreiding van een (bedrijfs) woning, met dien verstande dat:

  1. er overtollige gebouwen binnen de gemeente Horst aan de Maas worden gesloopt;

  2. de woning met niet meer dan 1/3 van de oppervlakte of inhoud van de gesloopte oppervlakte/inhoud aan gebouwen mag worden uitgebreid;

  3. het bouwperceel een omvang van tenminste 1.500 m² moet hebben;

  4. de aanvraag gaat vergezeld van een goedgekeurd inrichtingsplan voor het erf;

  5. de inhoud van de woning maximaal 1.300 m³ mag bedragen;

  6. in het wijzigingsplan wordt vastgelegd dat op de plek waar de bebouwing gesloopt wordt geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;

  7. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

 

12.5 Wijzigen aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen, in die zin dat de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' wordt verwijderd dan wel toegevoegd, met dien verstande dat:

  1. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 10 niet onevenredig worden aangetast;

  2. de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;

  3. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.

 

Artikel 13 Overige regels

 

13.1 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

 

 

13.1.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde bestemmingen of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:

 

Ter plaatste van de bestemming / aanduiding

a

b

c

d

e

f

g

h

Agrarisch met waarden - Agarisch onderzoekscentrum (voor zover gelegen buiten bouwvlak)

a

 

 

 

 

 

 

 

Waarde - Archeologie 3 (1)

a

b

c

d

e

f

g

h

overige zone - velden

 

b

 

 

 

 

 

 

 

(1 ) wordt verklaard in artikel 13.1.2, onder a.

 

de letters geven aan dat een omgevingsvergunning is vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk) De letters worden hierna verklaard:

 

Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  1. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m,

  3. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;

  4. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;

  6. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen

  7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  8. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

 

13.1.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. in de situaties genoemd in de tabel in lid 13.1.1 bij de volgende cijfers:

  1. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 500 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;

  2. op een kleinere diepte dan 50 cm en/of met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m², dan wel op gronden die voor wat betreft archeologie reeds zijn vrijgegeven middels een selectiebesluit;

  1. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende bestemmingen(en);

  2. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

  3. die worden uitgevoerd conform de 'investeringsregeling ruimtelijke kwaliteit', bijgesloten als bijlage 1.

 

13.1.3 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1.1 alleen indien door de in lid 13.1.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

13.1.4 Procedure

  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 50.1 op of in gronden met de hierna genoemde bestemmingen legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij op voorhand door het bevoegd gezag is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad:

  1. Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

 

 

13.2 Prioriteit van de dubbelbestemmingen

Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming; Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:

  1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Profiel van vrije ruimte';

  2. in de tweede plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3'

 

 

13.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

 

13.3.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren

 

Bij:

  • een feitelijke gebruiksverandering;

  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;

  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;

  • het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden,

 

dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid;

  2. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;

  2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.

 

13.3.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

 

 

13.3.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 en 13.3.2 indien het voldoen aan die bepalingen:

  1. op overwegende bezwaren stuit;

  2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

 

 

 

13.3.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 13.3.1 en 13.3.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwen

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

  2. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan 'Veld Oostenrijk 14, Horst'