direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Tienrayseweg 24, Horst
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.HOTIENRAYSEWEG24-BPO1

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de ontwikkeling op de locatie 'Tienrayseweg 24, Horst' en is als nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22j) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Horst aan de Maas. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22j van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22j' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22j' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen:

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I van het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

1.2 Plan:

Het TAM-omgevingsplan Tienrayseweg 24, Horst met identificatienummer NL.IMRO.1507.HOTIENRAYSEWEG24-BPO1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.3 Omgevingsplan:

Het omgevingsplan van de gemeente Horst aan de Maas.

1.4 Aan huis gebonden bedrijf/kleine economie:

Een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die maximaal 2 medewerkers in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast. De hoofdactiviteit hoeft niet in of bij de woning te worden uitgevoerd.

1.5 Aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, therapeutisch, juridisch, (para)medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon/schoonheidssalon, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, door één van de bewoners van de woning kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitwerking of uitstraling van de woning inclusief bijgebouwen behouden blijft. In bijlage 1 is een niet-limitatieve lijst opgenomen wat onder andere als aan huis gebonden beroep wordt aangemerkt.

1.6 agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of het houden van dieren, een en ander met dien verstande dat:

  • maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
  • mestbe- en verwerking onderdeel uitmaakt van de agrarische bedrijfsvoering.

1.7 archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.8 boomteeltbedrijf:

Een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van houtige gewassen en/ of vaste planten.

1.9 containerveld:

Werk niet zijnde een bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten.

1.10 extensief dagrecreatief medegebruik:

Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie van niet-commerciële aard die overwegend is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden of kanovaren, met de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes

1.11 grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.

1.12 kas:

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.

1.13 milieucategorie:

Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).

1.14 open constructie:

Een teeltondersteunende voorziening met een overwegend open karakter, waarbij geen sprake is van voor-, zij- of achterwanden, maar ten hoogste van een overkapping.

1.15 teeltondersteunende voorzieningen:

Voorzieningen en/of constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:

  • a. Hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn;
  • b. Hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn.
  • c. Lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn;
  • d. Lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn.

1.16 verwerking van agrarische producten:

Elke bewerking van een agrarisch product die een product oplevert dat nog steeds een agrarisch product is, met uitzondering van de activiteiten op het agrarisch bedrijf die nodig zijn om een dierlijk of plantaardig product klaar te maken voor verkoop aan consumenten.

1.17 volwaardig (agrarisch) bedrijf:

een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;

1.18 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies:

(bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen;

1.19 gewasbeschermingsmiddelen

gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

1.20 zorgboerderij:

Een maatschappelijke voorziening waar door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren voortbrengen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

2.1 Verhouding ruimtelijke regels omgevingsplan tijdelijk deel:

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.

2.2 Verhouding met regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van rechtswege (bruidsschat):

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

2.3 Geometrische afbakening reikwijdte TAM-Omgevingsplan:

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Tienrayseweg 24, Horst', waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1507.HOTIENRAYSEWEG24-BPO1 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.?

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen, in aanvulling op a bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, en de volgende meet- en rekenbepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde van artikel 3.1 t/m 3.6.

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorsteen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.4 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane-grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel, niet de voor- en achterzijde zijnde, en het eigendom van derden, waar de afstand het kortste is.

Artikel 4 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.?

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 6 Agrarisch met waarden

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Agrarisch met waarden'.

6.2 Functieomschrijving

Een als 'Agrarisch met waarden' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
  • b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
  • c. grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde grondgebonden veehouderijen;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;
  • e. een ander gebruik van gebouwen en gronden als nevenactiviteit, met dien verstande dat het vloeroppervlak van nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf in totaal ten hoogste 200 m2 bedraagt, namelijk:
    • 1. detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of bewerkt, dan wel hieraan direct aanverwante producten;
    • 2. zorgboerderij;
    • 3. zorgvoorzieningen;
    • 4. dagrecreatieve voorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. bescherming van aardkundige waarden;
  • h. het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn opgenomen in artikel 11;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen, met dien verstande dat erfverhardingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan voor zover bestaand;
  • j. paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel bestaande paardenbakken;
  • k. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
  • n. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.

6.3 Bouwactiviteiten

6.3.1 Algemeen
  • a. op de gronden als bedoeld in lid 6.2, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de functie worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van een bouwvlak mogen uitsluitend de bij één agrarisch bedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • c. de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het voorgaande mogen buiten een bouwvlak de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering;
    • 3. hoogzitten;
    • 4. containervelden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische voorziening';
    • 5. overige permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend voor zover bestaand;
  • e. voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. er is niet meer dan 1 bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan;
    • 2. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • f. aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen aan de onderstaande regeling met betrekking tot bedrijfswoning te voldoen

6.3.2 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken

De maatvoering voor gebouwen en bijbehorende bouwwerken is als volgt:

Bedrijfsgebouwen   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   14 m  
Afstand kassen tot de woning van derden   25 m   n.v.t.  
Het aantal bouwlagen van stallen ten behoeve van huisvesting van vee   n.v.t.   1  
Bedrijfswoning      
Goothoogte   n.v.t.   7 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   11 m  
Afstand tot de perceelsgrens   3 m   n.v.t.  
Inhoud   n.v.t.   1.000 m³  
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken en carports bij bedrijfswoningen      
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning   0 m, carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd   n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning   1 m   n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent   3 m   n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken tot het openbaar gebied in het geval van een hoeksituatie   1 m   n.v.t.  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken   n.v.t.   150 m²  
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen      
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
Afstand carports achter de voorgevel van de bedrijfswoning   0 m, carports mogen tot 1 m voor de voorgevel worden gebouwd   n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning   1 m   n.v.t.  
Afstand overige bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel van de bedrijfswoning in het geval dat de bedrijfswoning meerdere naar de weg gekeerde gevels kent   3 m   n.v.t.  
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   2,5 m   n.v.t.  
Afstand tot de bedrijfswoning   n.v.t.   40 m  
Totale gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken   n.v.t.   150 m²  

6.3.3 6.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen

De maatvoering voor teeltondersteunende voorzieningen is als volgt:

Teeltondersteunende voorzieningen   Min.   Max.  
Bouwhoogte permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, anders dan kassen of ondersteunend glas   n.v.t.   12 m  
Goothoogte kassen of andere permanente teeltondersteunende voorzieningen met glas binnen het bouwvlak   n.v.t.   7,5 m  
Bouwhoogte kassen of andere permanente teeltondersteunende voorzieningen met glas binnen het bouwvlak   n.v.t.   12 m  
Bouwhoogte kassen of andere permanente teeltondersteunende voorzieningen met glas buiten het bouwvlak   n.v.t.   3 m  
Bouwhoogte tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak   n.v.t.   4 m  
Oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak   n.v.t.   5.000 m2  
Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de zijdelingse perceelsgrens   2,5 m   n.v.t.  
Afstand teeltondersteunende voorzieningen tot de woning van derden   25 m   n.v.t.  

6.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:

Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouwen zijnde   Min.   Max.  
Sleufsilo   n.v.t.   4 m  
Overige silo's en hooibergen   n.v.t.   15 m  
Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak   n.v.t.   Voor voorgevelrooilijn: 1 m
Achter de voorgevelrooilijn: 2 m  
Schoorstenen   n.v.t.   14 m  
Omheiningen ten behoeve van paardenbakken   n.v.t.   1,3 m  
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat er maximaal 4 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan   n.v.t.   6 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak   n.v.t.   8 m  
Erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak   n.v.t.   1 m  

6.4 Maatwerkvoorschriften
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
    • 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    • 2. de aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Gemeentelijk KwaliteitsMenu.

  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    • 1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
    • 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 11; dan wel;
    • 3. in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwvlak en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.

6.5 Vergunningplicht voor afwijken van de bouwactiviteiten

6.5.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de erf- en terreinafscheidingen mogen niet dusdanig gesloten zijn dat kleine dieren zoals de das er niet doorheen kunnen;
  • d. bij het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden , zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 11.

6.5.2 Lage teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 ten behoeve van het oprichten van lage teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • b. voor tijdelijke voorzieningen geldt dat verankerde palen en open constructies permanent mogen blijven staan, mits voorzieningen zoals doeken, netten, folies of overkappingen buiten het seizoen worden opgerold dan wel verwijderd;
  • c. permanente voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het agrarisch bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische voorziening';
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen dient ten minste 2,5 m te bedragen;
  • e. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat van derden, de afstand tot (bedrijfs-)woningen van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  • f. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de waterhuishouding optreden;
  • g. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het Waterschap en de Waterschapsverordening dient in acht te worden genomen;
  • h. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 11.

6.5.3 Hoge teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 ten behoeve van het oprichten van hoge teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, met uitzondering van de voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische voorziening';
  • b. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 12 m mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van permanente voorzieningen niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
  • d. voor tijdelijke voorzieningen geldt dat verankerde palen en open constructies permanent mogen blijven staan, mits voorzieningen zoals doeken, netten, folies of overkappingen buiten het seizoen worden opgerold dan wel verwijderd;
  • e. permanente voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan aansluitend aan het agrarisch bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - agrarische voorziening';
  • f. de afstand tot de perceelsgrenzen dient ten minste 2,5 m te bedragen;
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat van derden, de afstand tot (bedrijfs-)woningen van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  • h. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de waterhuishouding optreden;
  • i. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap en de Waterschapsverordening dient in acht te worden genomen;
  • j. bij het realiseren van voorzieningen mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 11.

6.5.4 Silo's, sleufsilo's en hooibergen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 ten behoeve van de bouw van silo's, sleufsilo's en hooibergen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorziening binnen het agrarische bouwvlak op te richten;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van mestsilo's niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij het waterschap en de Waterschapsverordening dient in acht genomen te worden.

6.5.5 Bouwwerken ten behoeve van schuilgelegenheden dan wel kleinschalige opslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. er niet meer dan 1 schuilgelegenheid dan wel bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag per bouwperceel is toegestaan;
  • b. een bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag uitsluitend is toegestaan grenzend aan een functievlak dan wel bouwvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is gesitueerd;
  • c. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 18 m2;
  • d. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • e. er een kapconstructie mogelijk is, evenals een platte afdekking;
  • f. het bouwwerk dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
  • g. er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige landschapswaarden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 11;
  • h. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Waterschapsverordening in acht genomen dient te worden.

6.5.6 Bouwwerken ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van bestaande dan wel middels omgevingsvergunning als bedoeld in 6.7.4 toegestane paardenbakken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de omheining van paardenbakken maximaal 1,3 m bedraagt;
  • b. het aantal lichtmasten ten behoeve van paardenbakken maximaal 4 per paardenbak bedraagt, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt;

6.6 Specifieke functieregels

6.6.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor buitenopslag;
  • b. het gebruik van de gronden voor zover gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen binnen een afstand van 50 m tot gevoelig functies, zoals woningen, maatschappelijke voorzieningen en sportterreinen, met uitzondering van:
    • 1. bestaand gebruik, waarbij de bestaande afstand als minimale afstand geldt indien de gronden op het moment van vaststelling van het TAM-omgevingsplan reeds in gebruik zijn voor fruitteelt of boomteelt;
    • 2. het herplanten van bestaande houtopstanden of nieuwe aanplant ten behoeve van fruit- of boomteelt onder de voorwaarden dat:
      • Het gebruik van driftarme spuittechnieken verplicht is;
      • Het woon- en leefklimaat van de gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast, wat aangetoond moet worden met een onafhankelijk rapport waarin spuitdrift en milieubelasting wordt gemeten.
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor horeca I, horeca II en kleinschalige horeca;
  • d. het gebruik van de gronden voor inpandige statische opslag in kassen;
  • e. het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van verlichting ten behoeve van bestaande dan wel middels omgevingsvergunning als bedoeld in 6.7.4 toegestane paardenbakken buiten het bouwvlak, met uitzondering van verlichting:
    • 1. waarvan de lichtbundel door afscherming wordt gericht op de paardenbak en richting het aangrenzende bouwvlak of de aangrenzende (eigen) woonfunctie;
    • 2. die uitsluitend wordt gebruikt tussen 7.00 uur en 23.00 uur;
  • g. het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen;

6.6.2 Strijdig gebruik ammoniakemissie

Onder gebruik in strijd met deze functie wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de functieomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit, ten opzichte van de bestaande situatie, leidt tot een toename van de stikstofdepositie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstofgevoelige habitats in Natura2000-gebieden.
  • b. Onder de bestaande situatie als bedoeld ander a. wordt verstaan:
    • 1. De activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit TAM-omgevingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet Natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt;
    • 2. Indien een vergunning als bedoeld onder 1. Ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik.

6.6.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het oprichten van nieuwe gebouwen is toegestaan als de te ontwikkelen nieuwe natuur, die voorwaarde is voor de landschapsontwikkeling, is gerealiseerd vóór ingebruikname van de nieuwe bebouwing en vervolgens zowel kwalitatief als kwantitatief in stand wordt gehouden overeenkomstig bijlage 1 behorende bij deze regels.

6.7 Vergunningplicht voor het afwijken van de gebruiksactiviteiten

6.7.1 Vergroting oppervlakte agrarisch verwante nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte dan 200 m² aan agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
  • b. de nevenactiviteit dient een verbreding van de bedrijfsvoering te betreffen, deze dient in directe relatie te staan met de hoofdfunctie van het agrarische bedrijf;
  • c. de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag maximaal 25% bedragen van de totale bebouwde oppervlakte op het bouwperceel.

6.7.2 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op het betreffende bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een bedrijfsvoering die als geheel onderscheidend en vernieuwend is voor Horst aan de Maas;
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
  • c. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • d. de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de bouwvlak;
  • e. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • f. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • g. er dient vooraf schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de regionale werkgroep Vrijetijdseconomie.

6.7.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, ten behoeve van het toelaten van het wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning, in een voormalige agrarische bedrijfswoning (plattelandswoning), met dien verstande dat:

  • a. deze afwijking uitsluitend is toegestaan indien wijziging naar de functie Wonen onmogelijk is;
  • b. het aantal (bedrijfs)woningen op het betreffende perceel niet toe mag nemen;
  • c. ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • d. de overige bebouwing op het bouwvlak in gebruik blijft ten behoeve van de agrarische functie.

6.7.4 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:

  • a. het bouwperceel een omvang van tenminste 2.500 m2 heeft;
  • b. per (bedrijfs)woning ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
  • c. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  • d. de afstand van de paardenbak tot het bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
  • e. de afstand tussen een paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden ten minste 50 m bedraagt, tenzij deze afstand niet mogelijk is in welk geval de afstand ten minste 25 m bedraagt en door middel van te treffen maatregelen geen hinder is te verwachten voor omwonenden;
  • f. paardenbakken mogen niet worden opgericht op gronden die mede zijn bestemd als 'Waarde- Zone goudgroene natuurzone' of 'Waarde - Zone zilvergroene natuurzone';
  • g. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie.

6.7.5 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.6.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige horeca met dien verstande dat:

  • a. de horeca gezien de aard, omvang en intensiteit passend dient te zijn binnen de agrarische functie;
  • b. maximaal 30% van het totale vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing mag worden gebruikt te behoeve van de horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlakte nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • c. de openingstijden (inclusief terras) van de inrichting tussen 7.00 en 19.00 liggen;
  • d. de agrarische functie in overwegende mate behouden blijft;
  • e. het gebruik de agrarische functie ondersteunt en de horeca door de gebruiker van de (bedrijfs)woning dient te worden geëxploiteerd;
  • f. een projectplan dient te worden overlegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag onderscheidendheid en kwaliteit blijkt;
  • g. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert;
  • h. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • i. gronden buiten het bouwvlak niet mogen worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. detailhandel niet mag plaatsvinden;
  • k. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

6.7.6 Kleinschalige verblijfsrecreatie


Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.6.1 om kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 5 recreatiewoningen toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de verblijfsrecreatie gezien de aard, omvang en intensiteit passend moet zijn binnen de agrarische functie;
  • b. de agrarische functie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van recreatiewoningen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 per recreatiewoning mag bedragen;
    • 2. de (bedrijfs)woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
    • 3. dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
    • 4. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing; Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
    • 5. gronden buiten het bouwvlak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
    • 7. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
    • 8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • c. er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de regionale werkgroep Vrijetijdseconomie.

6.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het bepaalde in artikel 13 is van toepassing.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4'.

7.2 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.

7.3 Bouwactiviteiten

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.2 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  • b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 2.500 m² wordt uitgebreid;
  • c. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
  • d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

7.4 Vergunningplicht voor het afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere functie(s), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Zie artikel 13.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die legaal tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan, uitsluitend conform de bestaande situatie.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. functiegrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

9.3 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

9.4 Bouwwerken ten behoeve van warmte-koudeopslag

In afwijking van het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bepaalde, mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van warmte-koudeopslag niet meer bedragen dan de in de bouwregels van de betreffende functie toegestane bouwhoogte van gebouwen.

9.5 Bouwen in de buurt van agrarische bedrijven
    • 1. De afstand van een geurgevoelig of gewasbeschermingsmiddelengevoelig object tot omliggende agrarische gronden bedraagt minimaal 50 meter.
    • 2. Bij aanvragen binnen de 50-meterzone moet de initiatiefnemer aantonen dat geur- en gezondheidsrisico's binnen acceptabele normen blijven.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de functies wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor en/of als:

  • a. het (bedrijfsmatig) vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten en mest;
  • b. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • c. verblijfsrecreatie in dagrecreatieve functies;
  • d. het gebruik van gronden als volkstuin;
  • e. het beoefenen van lawaaisporten;
  • f. opslag voor de voorgevelrooilijn;
  • g. detailhandel
  • h. verkooppunt voor motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg,
  • i. het gebruik van de gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  • j. intensief militair gebruik;
  • k. opslag en/of stalling van aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen, anders dan in het kader van een normaal gebruik overeenkomstig het bestaand gebruik;
  • l. permanente bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • m. permanente bewoning van recreatiewoningen/verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • n. huisvesting van arbeidsmigranten, anders dan bestaande huisvesting van arbeidsmigranten;
  • o. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • p. geurgevoelig object en/of voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelig object binnen een afstand van 50 meter van agrarische bouwpercelen en boomteeltgronden.

10.2 Warmte-koudeopslag

Open en gesloten systemen die door middel van het isolerend vermogen van de ondiepe bodem energie opwekken, niet zijnde aardwarmte, zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. gesloten systemen binnen gronden met de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' uitsluitend zijn toegestaan tot een diepte van 5 m boven NAP.

10.3 Aan huis gebonden beroep

In (bedrijfs)woningen en/of bijgebouwen is het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De totale oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep mag niet meer dan 30% van het totale vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen bedragen tot een maximale oppervlakte van 100 m2. Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • b. Degene die het aan huis gebonden beroep uitoefent, is tevens één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de bewoner door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  • c. De activiteit mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • d. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen;
  • e. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdend met de activiteiten.

10.4 Aan huis gebonden bedrijf/kleine economie:
  • a. Er mag geen onevenredige hinder worden toegebracht aan de kwaliteit van het woonmilieu, de maximaal toelaatbare categorie is 2;
  • b. Door de uitoefening van de activiteit mag het uiterlijk aanzien van de (bedrijfs)woning inclusief bijgebouwen niet zodanig veranderen, dat de woning inclusief bijgebouwen het karakter van een (bedrijfs)woning geheel of gedeeltelijk verliest; reclame-uitingen zijn niet toegestaan behoudens beperkte naamsaanduidingen aan of bij de bedrijfswoning;
  • c. de oppervlakte van de (bedrijfs)woning inclusief bijgebouwen welke voor de bedrijfsvoering wordt gebruikt mag 30% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en de bijgebouwen bedragen; de totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m2. Het te gebruiken oppervlak dient op een tekening te worden aangegeven die bij het besluit wordt gevoegd;
  • d. Degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent, is tevens één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten naast de bewoner door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  • e. Er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat in de (bedrijfs)woning;
  • f. De activiteit mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. In de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen;
  • h. Buitenopslag ten behoeve van het bedrijf op het perceel is niet toegestaan. Stalling van maximaal twee bedrijfsvoertuigen met een maximale lengte van 5 meter is toegestaan, tenzij dit leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  • i. Er mag geen sprake zijn van een seksinrichting;
  • j. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdend met de activiteiten.

10.5 Bed & breakfast

In (bedrijfs)woningen is het uitoefenen van een bed & breakfast toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • b. in de parkeerbehoefte wordt in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, dan wel kan de parkeerbehoefte in de directe omgeving worden opgevangen
  • c. het vloeroppervlak ten behoeve van bed & breakfast niet meer dan 100 m2 bedraagt.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

Ter plaatse van de aanduidingen in de navolgende tabel zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden welke zijn opgenomen in de navolgende tabel:

Aanduiding   Landschaps- en natuurwaarden  
overige zone - heideontginning   - Open landschap met onderverdeling van de openheid door bomenlanen.
- Overwegend patroon van rechte wegen.
- Overwegend rechthoekige tot blokvormige verkaveling.
- Kunstmatig lage grondwaterstanden.
- Bebouwingslinten met wisselende onderlinge afstanden tussen de erven.
- Huidige natuurwaarde is beperkt.
- Plaatselijk van belang voor vogels (Hooge Heide, Brommer) en amfibieën.
- Van nature natte, laag gelegen zandgronden in de natte heide ontginningsgebieden.
- Natuurwaarde is gering in de natte heide ontginningsgebieden, met uitzondering van de weilanden die van waarde zijn voor (weide)vogels.
- Openheid en landbouwkarakteristiek van het landschap in de natte heideontginningsgebieden behouden en agrarische bebouwing goed verdichten met groen (stevige, strakke erfbelasting).  

11.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol

11.2.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied Venloschol' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

11.2.2 Bouwregels

Binnen het grondwaterbeschermingsgebied mag worden gebouwd voor zover dat op grond van de onderliggende functie is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden, zoals die door de Omgevingsverordening Limburg worden gesteld.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudmaten tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  • b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. teneinde de op de plankaart ingetekende begrenzingen, niet zijnde functiegrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
  • d. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations, mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt,
  • g. mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
    • 2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid.

12.2 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van vervangende herbouw van bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning tot een grotere oppervlakte dan in het plan is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 1/3 van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd, voor zover legaal aanwezig op moment van aanvraag van de omgevingsvergunning, dan wel ten hoogste 5 jaar daarvóór legaal aanwezig is geweest;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken na herbouw niet meer dan 600 m2 mag bedragen.

Artikel 13 Omgevingsvergunning voor werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden

13.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de hierna genoemde functies of aanduidingen de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren:

  Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden (*)  
Ter plaatse van de functie/aanduiding   a   b   c   d   e   f   g   h   i  
Agrarisch met waarden (voor zover gelegen buiten bouwvlakken)   x                  
Waarde - Archeologie 4(1)   x   x     x   x   x   x   x   x  
overige zone - heideontginning(1)       x       x        

1 noten: zie artikel 13.2, onder a.

* in de tabel is: x = omgevingsvergunning vereist (activiteit onder voorwaarden mogelijk)

Werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanplanten van bomen, hakhout en andere houtopstanden hoger dan 1,50 m;
  • c. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere diepwortelende beplantingen en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • d. het aanbrengen, verwijderen of verleggen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • f. het aanleggen, (ver)graven, verruimen, dempen of herprofileren van watergangen, sloten en andere waterpartijen
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • h. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • i. het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen, met uitzondering van landbouwgewassen.

13.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in de situaties genoemd in de tabel in lid 13.1 bij de volgende cijfers:
    • 1. het aanplanten, vellen, rooien of beschadigen van (fruit)bomen en/of houtachtige gewassen en/of vaste planten, binnen een agrarisch bouwvlak of op gronden in eigendom of pacht bij een fruitteeltbedrijf en/of een boomkwekerijbedrijf;
  • b. die worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de gronden en de daaraan toegekende functies(en);
  • c. op de gronden gelegen binnen (agrarische) bouwvlakken
  • d. die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
  • e. die betrekking hebben op het herplanten van een houtopstand ten behoeve van fruitteelt of boomteelt op dezelfde locatie.

13.3 Afwegingskader

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 alleen indien door de in lid 13.1 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden, belangen en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

13.4 Procedure
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 op of in gronden die zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4' legt een archeologisch onderzoeksrapport over waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld, tenzij op voorhand door het bevoegd gezag is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Prioriteit van de functies

Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;

14.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

14.2.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren

Bij:

  • een feitelijke gebruiksverandering;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;

dient, indien de omvang of de functie van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het meest recente gemeentelijk parkeerbeleid;
  • b. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.

14.2.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen

Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

14.2.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 en 14.2.2 indien het voldoen aan die bepalingen:

  • a. op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

14.2.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de functies wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 14.2.1 en 14.2.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.