direct naar inhoud van Regels
Plan: Molengatweg 8 en 27, Horst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.HOMOLENGATWEG8EN27-BPV1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 'Molengatweg 8 en 27, Horst' met identificatienumer NL.IMRO.1507.HOMOLENGATWEG8EN27-BPV1 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en waarbij functionele ondergeschiktheid niet is vereist.

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.7 aan huis verbonden beroep:

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.8 agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

  • a. a. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt, en/of
  • b. het houden van dieren met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
1.9 agrarisch verwant bedrijf:

Een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren.

1.10 ander bouwwerk:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.11 archeologisch monument:

Een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet.

1.12 archeologisch (zeer) waardevol terrein:

Een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.

1.13 bebouwing:

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.15 bed & breakfast:

Een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning.

1.16 bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.17 bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.18 bedrijfswoning/dienstwoning:

Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.

1.19 bestaand:

Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.

1.20 bestaand bouwwerk:

Een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, danwel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.21 bestaand gebruik:

Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.

1.22 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag:

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 bijgebouw:

Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort, en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.27 boerderijwinkel:

Een winkel met verkoop van overwegend op het agrarisch bedrijf vervaardigde producten.

1.28 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelsgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.33 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 bruto-vloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.35 cultuurhistorische waarde:

De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.36 cultuurhistorisch waardevol pand:

De aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt.

1.37 detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dierenasiel:

Een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan.

1.39 ecologische waarden:

Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu.

1.40 erfafscheiding:

De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.42 escortbedrijf:

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.43 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 glastuinbouwbedrijf:

Een bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.45 grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.

1.46 hemelwaterproblematiek:

De problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.

1.47 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 horeca:

Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.49 huishouden:

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.50 inpandige statische opslag:

Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals een (seizoen)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.51 intensieve veehouderij:

Het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een omgevingsvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.52 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  • b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.53 kas:

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten

1.54 kennel:

Een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten.

1.55 kleinschalige horeca:

Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt.

1.56 kleinschalig kamperen:

kamperen op een terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 kampeermiddelen.

1.57 maaiveld:

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.58 mantelzorg:

Het bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet zelfstandig) woonachting in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch afhankelijke woning.

1.59 milieucategorie:

Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).

1.60 milieuwaarden:

De in een gebied aanwezige waarden met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.61 natuurwetenschappelijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.62 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel

1.63 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

Een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij;

1.64 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.65 nutsvoorzieningen:

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.66 omschakeling:

Omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.

1.67 ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.68 overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.69 overkapping:

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.70 pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.71 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.72 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.73 prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding

1.74 seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.75 sekswinkel:

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd

1.76 staat van bedrijfsinrichtingen:

De als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.77 structurele voorziening tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten:

Woningen/wooneenheden in stedelijk gebied, hotel, pension, logiesgebouw of ander gebouw, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning.

1.78 teeltondersteunende voorzieningen:

Voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit.

1.79 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:

Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten.

1.80 uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.81 verwevingsgebied:

een gebied dat is gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur. In een verwevingsgebied is overname van intensieve veehouderij mogelijk en is uitbreiding van intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of de functies van het gebied zich daartegen niet verzetten.

1.82 voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.83 wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.84 woning:

Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.85 woonunit:

Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woonverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • b. agrarische bedrijven, met dien verstande dat niet-grondgebonden bedrijven in de vorm van intensieve veehouderij, glastuinbouw of champignonkwekerij uitsluitend zijn toegestaan voorzover deze specifiek als zodanig zijn aangeduid;
  • c. wonen in de bedrijfswoning;
  • d. huisvesting van agrarische arbeidsmigranten;
  • e. behoud en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
  • g. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  • h. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • i. behoud en ontwikkeling van recreatief medegebruik;
  • j. paden en landwegen
  • k. bestaande perceelsontsluitingen
  • l. voorzieningen van openbaar nut.

met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing
  • a. Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. Op de tot 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijven en openbaar nut, alsmede andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  • c. Binnen het bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Bouwvlakken die met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bouwvlak en dus als één bedrijf;
  • d. Per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan;
  • e. De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak is als volgt:

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   14 m  
Afstand kassen tot woningen van derden   25 m    
Kas anders dan teeltondersteunend   Maximaal 7 m hoog  
Teeltondersteunende kassen   Zie 3.2.2    

Bedrijfswoning   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Inhoud   Max. 1000 m3  

Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
Bebouwde oppervlakte   n.v.t.   75 m2  
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
Hoogte mestsilo   6 m  
Hoogte overige silo's en hooibergen en schoorstenen   15 m  
Hoogte erfafscheidingen   1 m  
Hoogte erfafscheidingen in achtererf   2 m  
Hoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   6 m  

3.2.2 Teeltondersteunende kassen

Binnen het bouwvlak mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 5000 m2.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, de hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;

een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs of Gemeentelijk Kwaliteitsmenu.

3.3.1 Voorwaarden

De in artikel 3.3 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en;
  • c. in verband met de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Afwijking van de bouwregels
3.4.1 Maatvoering bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.1 ten behoeve van het vergroten van de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de vergroting is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
  • b. de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten behouden blijven;
  • c. de landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.2 ten behoeve van vergroting van de oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak , mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
  • b. voordat de vergunning wordt verleend wordt advies gevraagd aan de kwaliteitscommissie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

  • a. nieuwvestiging of omschakeling van een andersoortig agrarisch bedrijf naar een boom- en/of fruitteeltbedrijf, tenzij het boom- en/of fruitteelt betreft met een gewashoogte van maximaal 1,50 m;
  • b. omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven;
  • c. een volkstuin;
  • d. het beoefenen van lawaaisporten;
  • e. de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
  • f. een seksinrichting;
  • g. horeca;
  • h. het plaatsen van kampeermiddelen;
  • i. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning.
3.5.2 Nevenactiviteiten
  • a. Ten dienste van het bedrijf is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Uitsluitend binnen de aanwezige bouwmassa mag maximaal 200 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteiten worden aangewend;
  • b. Tevens is bij elk agrarisch bedrijf naast de agrarische bedrijfsvoering een aan het buitengebied verbonden niet agrarische bedrijfsmatige nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van ten hoogste 25% maar nooit meer dan 200 m2 en mits er geen sprake is van een verkeersaantrekkendewerking en geen detailhandel ten behoeve van deze activiteit plaatsvindt, behoudens detailhandel als genoemd onder e;.
3.5.3 Huisvesting arbeidsmigranten

In agrarische bedrijfsgebouwen is structurele huisvesting van agrarische arbeidsmigranten toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. Er sprake is van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf;
  • b. De huisvesting plaatsvindt in bestaande dan wel nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen binnen het agrarische bouwblok niet zijnde tijdelijke woonunits, kampeermiddelen en stacaravans;
  • c. In combinatie met structurele huisvesting is tijdelijke huisvesting (in de vorm van woonunits) wel toegestaan mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. De woonunits worden alleen toegestaan als er sprake is van noodzaak tot piekopvang;
    • 2. Er mogen pas woonunits op het bedrijf geplaatst worden als de ondernemer zelf al een structurele huisvestingsvoorziening heeft;
    • 3. De woonunits mogen maximaal 4 maanden per 12 maanden geplaatst worden;
    • 4. De woonunits zullen op passende wijze op de bouwkavel in het landschap worden ingepast;
    • 5. Als er een gecombineerd gebruik binnen de periode van 4 maanden op één bedrijf mogelijk is verdient dit de voorkeur t.o.v. woonunits op meerderde bedrijven.
  • d. De eigenaar van het bedrijf dient aan te tonen dat structurele huisvesting noodzakelijk is voor de bedrijfsbehoefte van het agrarische bedrijf. Indien nodig wordt advies ingewonnen bij een onafhankelijke derde partij;
  • e. Het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die op het bestaande bedrijf werkzaam zijn. In afwijking hiervan mogen de structurele huisvestingsmogelijkheden van één bedrijf die gedimensioneerd zijn op een pieksituatie van dat bedrijf in de dalsituatie ingezet worden voor de huisvesting van arbeidsmigranten in de “omgeving”;
  • f. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • g. Huisvesting van arbeidsmigranten is uitsluitend toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • h. De sociale veiligheid;
  • i. De milieusituatie;
  • j. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • k. De verkeersveiligheid;
  • l. De gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.
3.6 Afwijking van de gebruiksregels
3.6.1 Agrarisch verwante nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.2 ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van agrarisch verwante bedrijvigheid met een grotere oppervlakte dan 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing welke wordt aangewend voor deze nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. het totaal vloeroppervlak van niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten mag tezamen per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • d. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke- en natuurwaarden;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Het vloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.2 Recreatieve en zorgverlenende nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.2 ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 200 m2, zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen, kleinschalige horeca, het verzorgen van een pleisterplaats, exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d. dan wel nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de vloeroppervlakte van aanwezige bebouwing welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. het totaal vloeroppervlak voor niet-agrarische activiteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • d. indien het betreft logies en ontbijtvoorzieningen (bed&breakfast) is dit toegestaan voorzover per bedrijf voor niet meer dan maximaal 100 m2 vloeroppervlak;
  • e. indien het betreft kleinschalige horeca, mag maximaal 50 m2 voor deze activiteit worden aangewend;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke- en natuurwaarden;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. detailhandel is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt, alsmede aanverwante producten die passend zijn bij het assortiment van boerderijwinkels. Het vloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit mag niet meer dan 200 m2 bedragen.
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.2 ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het gebruik plaatsvindt op of direct grenzend aan een agrarisch bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op het desbetreffende agrarisch bouwvlak, en/of
  • b. op gronden direct grenzend aan de bestemming 'Wonen';
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • d. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • e. de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden geplaatst binnen een zone van 50 m, gerekend vanaf de grens van het bouwvlak;
  • f. de kampeermiddelen grenzend aan de bestemming 'Wonen' mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m, gerekend vanaf de grens van de bestemming 'Wonen';
  • g. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 tot een -als zodanig bestemde- verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • h. er dient sprake te zijn van een zorgvuildige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende landschapstype;
  • i. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.4 Dierenasiel of kennel als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.2 ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 200 m2 in de vorm van een dierenasiel of kennel of het anderszins houden van dieren bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing welke wordt aangewend voor deze nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. het totaal vloeroppervlak van niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten tezamen mag per agrarisch bedrijf niet meer dan 750 m2 bedragen;
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. detailhandel is uitsluitend toegestaan als nevenactiviteit; daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt alsmede detailhandel in dieren die de kennel / het dierenasiel gehouden worden. Het vloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.5 Inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.2 ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag met een grotere oppervlakte dan 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. detailhandel ten behoeve van deze niet -agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • d. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.6 Parkeren ten behoeve van huisvesting arbeidsmigranten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.5.3, sub f indien aangetoond wordt dat in de nabijheid voorzien kan worden van voldoende parkeergelegenheid.

3.7 Wijzigingsregels
3.7.1 Wijziging naar 'Bedrijf'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van een bouwvlak wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de omzetting is slechts toegestaan naar:
    • 1. een agrarisch verwant bedrijf;
    • 2. een agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf;
    • 3. een recreatieve activiteit;
    • 4. een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf in maximaal categorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf dat daarmee qua aard en milieubelasting vergelijkbaar is;
    • 5. een seksinrichting;
  • b. maximaal 1 seksinrichting is toegestaan binnen de gemeente;
  • c. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
  • d. er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden; hierover dient tevoren een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige te worden gehoord;
  • e. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume (sloop van overtollige bebouwing);
  • f. hergebruik is uitsluitend toegestaan binnen de aanwezige gebouwencontour;
  • g. hergebruik voor dagrecreatieve doeleinden kan binnen de gehele bestemming worden toegestaan in of bij vrijkomende agrarische bebouwing, waarbij de navolgende doeleinden kunnen worden toegestaan: kinderboerderij, theeschenkerij en qua aard en omvang overeenkomstige bedrijven; een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
  • h. hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan onder de volgende eisen:
    • 1. uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
    • 2. per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 100 m2 per appartement;
  • i. voor zover het een agrarisch verwant bedrijf, agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf, horeca II, dagrecreatieve voorzieningen dan wel een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf betreft, mag van de aanwezige bebouwing ten minste 500 m2 voor deze functies worden aangewend, met dien verstande dat voor zover de oppervlakte van de aanwezige bebouwing meer bedraagt dan 500 m2, aan deze wijziging slechts zal kunnen worden meegewerkt indien ten minste 40% van deze overmaat wordt gesloopt; sloop behoeft niet plaats te vinden voor zover het cultuurhistorische bebouwing betreft of wanneer slechts sprake is van één bijgebouw;
  • j. voor zover het een agrarisch verwant bedrijf betreft, dient de directe relatie met de aanwezige agrarische bedrijven in directe omgeving te worden aangetoond; doorgroei naar een bedrijf met een industrieel karakter is uitgesloten; hiertoe dient een bedrijfsontwikkelingsplan te worden overgelegd;
  • k. buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
  • l. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voorzien;
  • o. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie;
  • p. wonen is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw; het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan;
  • q. detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van het ter plaatse te exploiteren bedrijf;
  • r. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • s. het woon- en leefklimaat mogen niet zwaarder worden belast;
  • t. uit een ingesteld (historisch) bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • u. er vindt overleg plaats met het waterloket;
3.7.2 Wijziging naar 'Wonen'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van een bouwvlak wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
  • b. er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden; hierover dient tevoren een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige te worden gehoord;
  • c. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
  • d. uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
  • e. het aantal woningen mag uitsluitend worden vermeerderd indien het een rijks- of gemeentelijke monument betreft. In dat geval is splitsing/inrichting van het gehele monumentale pand in meerdere woningen toegestaan tot een maximum van 3 wooneenheden, waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:
    • 1. de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
    • 2. de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand mag niet worden vergroot;
    • 3. de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
    • 4. per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 75 m2;
    • 5. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    • 6. de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • f. de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per nieuw bouwperceel maximaal 250 m2. Voorzover de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt, zal aan deze wijziging slechts kunnen worden meegewerkt indien deze overmaat wordt gesloopt; sloop behoeft niet plaats te vinden voor zover het cultuurhistorische bebouwing betreft of wanneer slechts sprake is van één bijgebouw;
  • g. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • h. voldaan wordt aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  • i. de regels van artikel 4 ('Wonen') worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.7.3 Wijziging naar 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de voor 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden wijzigen in de bestemming 'Natuur' of 'Bos', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er sprake is van gronden die in het Provinciaal omgevingsplan (POL 2006) zijn opgenomen als Provinciale Ontwikkelingszone Groen;
  • b. er sprake is van een gebied dat, ten behoeve van ontwikkelingen elders, ingezet wordt voor natuurcompensatie;
  • c. er sprake is van aanwezige of te ontwikkelen natuurlijke waarden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen;
  • b. huisvesting van arbeidsmigranten;

een en ander met de bijbehorende bouwwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bebouwing
  • a. Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken;
  • b. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Indien op de verbeelding de aanduiding 'maximaal aantal woningen' op een perceel is weergegeven, is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan;
  • c. Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 1000 m3, met dien verstande dat indien de bestaande inhoud meer bedraagt, deze bestaande inhoud als maximum inhoud geldt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder a. geldt voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand.
  • d. Met betrekking tot de maatvoering en de plaatsing van gebouwen en andere bouwwerken dient aan het volgende te worden voldaan:

Woning   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   6 m  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
Afstand zijdelingse perceelsgrens   2,5 m   n.v.t.  
Inhoud   Zie 4.2.1 sub c  

Bijgebouwen bij woningen   Min.   Max.  
Goothoogte   n.v.t.   3,5 m  
Bouwhoogte   n.v.t   5,5 m  
Gezamenlijke oppervlakte   n.v.t.   100 m2  
Afstand vanaf de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan   5 m   n.v.t.  
Afstand zijdelingse perceelsgrens   2,5 m   n.v.t.  
Afstand meest nabijgelegen gevel vrijstaande bijgebouwen tot nhet hoofdgebouw   n.v.t.   40 m  

Andere bouwwerken bij woningen   Min.   Max.  
Bouwhoogte erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn   n.v.t.   1 m  
Bouwhoogte erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn   n.v.t.   2 m  
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning   n.v.t.   12 m  
Bouwhoogte overige andere bouwwerken   n.v.t.   3 m  

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.1 ten behoeve van het vergroten van de de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen met inachtneming van het volgende: indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel kan de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 100 m2, worden vermeerderd met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m2.

4.3.2 Aanbouw woning ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.1 om aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen in te kunnen richten als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
  • b. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit
  • c. de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw/aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
  • d. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
  • e. het verlenen van de vergunning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
  • c. detailhandel;
  • d. horeca;
  • e. verblijfsrecreatie;
  • f. seksinrichting;
  • g. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
4.4.2 Aan huis verbonden beroep
  • a. Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien.
  • b. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast.
  • c. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing.
4.4.3 Huisvesting arbeidsmigranten

Het is toegestaan om de voor 'Wonen' aangewezen gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten in woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. De locatie dient zich aansluitend op een daartoe geschikte en daar op afgestemde, c.q. daar op berekende, ontsluiting te bevinden;
  • b. De bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en een meerwaarde heeft voor het verblijf van de bewoners;
  • c. Het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
  • d. Het maximale aantal te huisvesten arbeidsmigranten dient afgestemd te worden op de omvang en ligging van de bebouwing, de bereikbaarheid van de locatie en de parkeervoorzieningen;
  • e. Er mogen geen bedrijfsmatige activiteiten gecombineerd worden met huisvesting op de locatie waar de woonbestemming zich bevindt;
  • f. Hergebruik van een woonbestemming dient vergezeld te gaan van ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen (zoals opgenomen in de 'Structuurvisie Horst aan de Maas' vastgesteld d.d. 9 april 2013) zoals een landschappelijke verbetering en/of afname van het bouwvolume;
  • g. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • h. Huisvesting van arbeidsmigranten is uitsluitend toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • i. De sociale veiligheid;
  • j. De milieusituatie;
  • k. Een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • l. De verkeersveiligheid;
  • m. De gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen, dan wel de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 voor een aan huis verbonden bedrijf dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  • d. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een zwaardere categorie milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  • e. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
  • g. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
4.5.2 Verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen in de woning, die gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van appartementen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m2 mag bedragen;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  • d. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  • e. gronden buiten het bouwblak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • g. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  • i. er mag geen sprake zijn van permanente bewoning.
4.5.3 Kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 voor het toestaan van kleinschalige horeca bij een woning, die gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 35 m2 mag bedragen;
  • b. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
  • c. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de horeca-activiteit ontplooit;
  • d. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen;
  • e. gronden buiten het bouwblak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige horeca-activiteit;
  • g. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
4.5.4 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 voor het toestaan van kleinschalig kamperen op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:

  • a. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een tijdelijk karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • b. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • c. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 reconstructiewetzone - verwevingsgebied
7.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bestemd als verwevingsgebied in de zin van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Maatvoeringen, begrenzingen en masten

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld, woon- en leefklimaat, ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels:

  • a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover dit nog niet reeds in de afwijkingsregels is opgenomen;
  • b. van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. teneinde de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter te verschuiven;
  • d. van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
  • f. van de bestemmingsbepalingen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
  • c. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden nietonevenredige aangetast.
9.2 Sloop-/bonusregeling

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om extra bijgebouwen ten behoeve van de bestemming 'Wonen' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dienen overtollige gebouwen binnen de gemeente Horst aan de Maas te worden gesloopt;
  • b. van de gesloopte oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 50% worden teruggebouwd of van de gesloopte inhoud aan bijgebouwen mag maximaal 50% worden teruggebouwd;
  • c. de nieuw te bouwen bijgebouwen dienen te worden teruggebouwd binnen het bestemmingsvlak voor de burgerwoning danwel direct aansluitend aan dat vlak;
  • d. de totale oppervlakte aan nieuw te bouwen gebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan 200 m2; hiervan mag maximaal 25% buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' worden opgericht;
  • e. voor de overige maatvoeringen van de bijgebouwen dient bovendien te worden voldaan aan de eisen zoals die voor bijgebouwen zijn opgenomen in artikel 4.2.1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Molengatweg 8 en 27, Horst'.

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Horst aan de Maas d.d. ...................................... tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Molengatweg 8 en 27, Horst'.

Mij bekend,

de Griffier.