5.1 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als ‘Agrarisch met waarden’.
5.2 Functieomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
- agrarisch hobbymatig grondgebruik;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
- bescherming van aardkundige waarden;
- het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de desbetreffende cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden ter plaatse van de aanduidingen zoals zijn opgenomen in artikel 11;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen, met dien verstande dat erfverhardingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan voor zover bestaand;
- paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak dan wel bestaande paardenbakken;
- verkeers- en parkeervoorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bergbezinkbassins;
- groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.
5.3 Bouwactiviteiten
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 gelden tevens de volgende beoordelingsregels:
5.3.1 Algemeen
- op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de functie worden gebouwd;
- de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
in afwijking van het voorgaande mogen buiten een bouwvlak de volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
- erf- en terreinafscheidingen;
- recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik, zoals bankjes, picknicktafels en bewegwijzering;
- hoogzitten;
5.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
In aanvulling op artikel 22.27 en 22.36 gelden de volgende regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De maatvoering voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als volgt:
Bouwhoogte van bouwwerk, geen gebouw zijnde | | |
Omheiningen ten behoeve van paardenbakken | n.v.t. | 1,3 m |
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat er maximaal 4 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan | n.v.t. | 6 m |
Erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak | n.v.t. | 1 m |
Hoogzit | n.v.t. | 3,5 m |
5.4 Maatwerkvoorschriften
- Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen;
- een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Gemeentelijk KwaliteitsMenu.
- De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 11; dan wel;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwvlak en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
5.5 Beoordelingsregels voor afwijken bouwactiviteiten
5.5.1 Hoogte erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 m;
- de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische functie;
- de erf- en terreinafscheidingen mogen niet dusdanig gesloten zijn dat kleine dieren zoals de das er niet doorheen kunnen;
- bij het realiseren van de erf- of terreinafscheiding mag geen onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden of natuurwaarden optreden , zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel 11.
5.5.2 Bouwwerken ten behoeve van schuilgelegenheden dan wel kleinschalige opslag
Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- er niet meer dan 1 schuilgelegenheid dan wel bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag per bouwperceel is toegestaan;
- een bouwwerk ten behoeve van kleinschalige opslag uitsluitend is toegestaan grenzend aan een functievlak dan wel bouwvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is gesitueerd;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 18 m2;
- de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- er een kapconstructie mogelijk is, evenals een platte afdekking;
- het bouwwerk dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
- er geen sprake mag zijn van een onevenredige aantasting van aanwezige landschapswaarden, zoals onder meer uiteen zijn gezet in artikel; 11;
- er vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap en de Keur van het waterschap in acht genomen dient te worden.
5.5.3 Bouwwerken ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een binnenplanse omgevingsactiviteit afwijken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van bestaande dan wel middels omgevingsvergunning als bedoeld in 5.7.1 toegestane paardenbakken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van de omheining van paardenbakken maximaal 1,3 m bedraagt;
- het aantal lichtmasten ten behoeve van paardenbakken maximaal 4 per paardenbak bedraagt, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m bedraagt.
5.6 Specifieke functieregels
5.6.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaand:
- het gebruik van gronden buiten het bouwvlak voor buitenopslag;
- het gebruik van gronden voor het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – spuitvrije zone’.
- het gebruik van gronden en opstallen voor horeca I, horeca II en kleinschalige horeca;
- het gebruik van de gronden voor inpandige statische opslag in kassen;
- het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatie;
- het gebruik van verlichting ten behoeve van bestaande dan wel middels omgevingsvergunning als bedoeld in 5.7.1 toegestane paardenbakken buiten het bouwvlak, met uitzondering van verlichting:
- waarvan de lichtbundel door afscherming wordt gericht op de paardenbak en richting het aangrenzende bouwvlak of de aangrenzende (eigen) woonfunctie;
- die uitsluitend wordt gebruikt tussen 7.00 uur en 23.00 uur;
- ten behoeve van paardenbakken die niet zijn gelegen op, dan wel grenzen aan gronden die (mede) zijn bestemd als Bos, Natuur, Waarde - Goudgroene zone of Waarde - Zilvergroene zone;
- het gebruik van gronden voor het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen.
5.6.2 Strijdig gebruik ammoniakemissie
Onder gebruik in strijd met deze functie wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de functieomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, het gebruik van kassen en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie ten opzichte van de feitelijke situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
- een verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.7 van de wet is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, ten tijde van de vaststelling van dit omgevingsplan, met dien verstande dat in geval van een rekenkundige toename van de ammoniakemissie ten gevolge van aanpassingen in de regeling ammoniak en veehouderij deze wordt aangemerkt als de feitelijk en legaal aanwezige ammoniakemissie, dan wel;
- indien een vergunning of melding als bedoeld onder 1 ontbreekt: de bestaande activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande activiteit werd veroorzaakt;
- een toename van de ammoniakemissie voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee, het gebruik van kassen en/of het telen van gewassen ten opzichte van de feitelijke situatie is wel toegestaan indien het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied, die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 1.13 Wet natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld bij de algemene Maatregel van Bestuur als bedoeld in artikel 2.9, vijfde lid, onder a, onder 1 van de Wet natuurbescherming.
5.7 Vergunningsplicht voor het afwijken van de gebruiksactiviteiten
5.7.1 Paardenbakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak bij een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
- het bouwperceel een omvang van ten minste 2.500 m2 heeft;
- per woning ten hoogste één paardenbak is toegestaan;
- de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
- de afstand van de paardenbak tot het bouwperceel ten hoogste 50 m bedraagt;
- de afstand tussen een paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden ten minste 50 m bedraagt, tenzij deze afstand niet mogelijk is in welk geval de afstand ten minste 25 m bedraagt en door middel van te treffen maatregelen geen hinder is te verwachten voor omwonenden;
- door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie.
5.7.2 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit afwijken van het bepaalde in 6.2 sub b voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- het bedrijf behoort tot ten hoogste milieucategorie 2 volgens de staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
- de bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 120 m² bedraagt;
- geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
- voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.