direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herbegrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Horst aan de Maas 2023
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het coalitieakkoord van mei 2018, uitgewerkt in het collegeprogramma, zijn “het creëren van uitgeefbare ruimte voor glastuinbouw” en “meewerken aan doorontwikkeling van toekomstgerichte bedrijven” belangrijke beleidsuitgangspunten. Om hier uitvoering aan te geven is het project “Revitalisering concentratiegebieden glastuinbouw” gestart. In het kader van dit project is de ruimtelijke omvang en begrenzing van drie glastuinbouwontwikkelingsgebieden in het buitengebied kritisch geanalyseerd. Het gaat om de gebieden Veld-Oostenrijk, Reindonk en Melderslo. Op basis van de conclusies van deze analyses is een voorstel voor de aanpassing van de begrenzing van de concentratiegebieden glastuinbouw Veld-Oostenrijk en Reindonk gemaakt. Voor Melderslo wordt voorgesteld de huidige begrenzing te handhaven.

De huidige regeling 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' houdt een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders in om ter plaatse van deze zone het plan te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Voorliggend facetbestemmingsplan voert de herbegrenzing van de 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' door.

1.2 Plangebied

Het plangebied houdt de huidige begrenzing 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' uit het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas in, daar waar percelen vervallen dan wel worden bijgevoegd. De figuren 2.1 tot en met 2.6 uit Hoofdstuk 2 geven de herbegrenzingen weer. Op de verbeelding zal dit inzichtelijk worden gemaakt met een tweetal zones. 'Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' zal de gebieden aanduiden die deze zone krijgen. Dit zijn een tweetal gebiedjes. 'Overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw vervallen' zal de gebieden aanduiden die deze zone niet meer krijgen en waarvoor de collegebevoegdheid dus vervalt. De huidige zones die gelijk blijven, zijn geen onderdeel van de verbeelding en planregels van voorliggend facetbestemmingsplan. Hiervoor blijft het moederbestemmingsplan gelden.

1.3 Huidig planologisch kader

Het huidig planologisch kader is het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas. Hierin zit onderstaande collegebevoegdheid.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - onwikkelingsgebied glastuinbouw' te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven, met dien verstande dat:

  • a. de nieuwvestiging niet is toegestaan op gronden die mede zijn bestemd als Waarde - Zone goudgroene natuurzone of Waarde - Zone zilvergroene natuurzone;
  • b. ten behoeve van de nieuwvestiging een bouwvlak wordt opgenomen waarbinnen de bebouwing dient te worden opgericht;
  • c. de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen zoals die zijn opgenomen in artikel 47 niet onevenredig worden aangetast;
  • d. door middel van een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing of landschappelijke compensatie;
  • e. voor het oprichten van een bedrijfswoning wordt voldaan aan de bepalingen genoemd in lid 3.4.1 a t/m e;
  • f. de nieuwvestiging gelet op de ligging, aard en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, een zodanig beperkte (milieu)hinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschonden;
  • g. de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • h. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk Kwaliteitsmenu.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Horst aan de Maas' van de gemeente Horst aan de Maas, en alle bestemmingsplannen die sindsdien zijn vastgesteld tot aan de vaststelling van Herbegrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Horst aan de Maas 2023, blijven van toepassing.

1.4 Leeswijzer

De wijziging in de begrenzing van de glastuinbouwontwikkelingsgebieden wordt in hoofdstuk 2 beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het ruimtelijk beleid van het Rijk, de provincie Limburg en gemeente Horst aan de Maas aan de orde. Hoofdstuk 4 bespreekt het onderdeel omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische vormgeving van het plan. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Herbegrenzing glastuinbouwontwikkelingsgebieden

Voorgeschiedenis van project Revitalisering concentratiegebieden glastuinbouw

Al sinds 2014 loopt het project om de tuinbouwconcentratiegebieden Veld-Oostenrijk en Reindonk te herbegrenzen. Het vraagstuk is regelmatig onderdeel geweest van overleg met de ondernemers in deze gebieden, met de LLTB en met initiatiefnemers voor de bouw van een woning in deze gebieden. Het project “revitalisering concentratiegebieden glastuinbouw” geeft uitvoering aan gemeentelijke beleidsuitgangspunten met betrekking tot “het creëren van uitgeefbare ruimte voor glastuinbouw” en “meewerken aan doorontwikkeling van toekomstgerichte bedrijven”.

Analyse ligt aan de basis van voorstel voor herbegrenzing

In het kader van het genoemde project is de ruimtelijke omvang en begrenzing van drie glastuinbouwontwikkelingsgebieden kritisch geanalyseerd. Het gaat om de gebieden Veld-Oostenrijk, Reindonk en Melderslo. Op basis van de conclusies van deze analyses is een voorstel voor de aanpassing van de begrenzing van de concentratiegebieden glastuinbouw gemaakt. De te verwachten ontwikkeling van de glastuinbouw in Noord-Limburg, de ambities van de glastuinbouwondernemers en van andere belanghebbenden, alsmede de functionaliteit van delen van de concentratiegebieden zijn meegenomen in deze analyse.

De analyse heeft een tweetal belangrijke conclusies opgeleverd:

  • a. een deel van het concentratiegebied glastuinbouw is niet meer bruikbaar voor moderne glastuinbouw. De bestemming concentratiegebied glastuinbouw belemmert hier bovendien andere gewenste ontwikkelingen;
  • b. er blijft, op termijn, behoefte bestaan aan ontwikkelingsruimte voor moderne, relatief grootschalige glastuinbouwbedrijven.

Met de voorgestelde aanpassing van de concentratiegebieden glastuinbouw worden de gewenste andere ontwikkelingen in gebiedsdelen waar moderne glastuinbouw niet meer haalbaar is, mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt ruimte geboden aan moderne glastuinbouwbedrijven.

Globale beschrijving van de voorgestelde herbegrenzing

Voor Veld-Oostenijk houdt dit in het verleggen van de oostelijke begrenzing naar de weg Veld Oostenrijk en het toevoegen van een perceel nabij de Schengweg (perceel O473).

Voor Reindonk houdt dit in het verleggen van de noordoostelijke begrenzing naar de Langstraat, Dwarsweg, Americaanseweg, Kannegietweg en Hofweg. Verder komt het bedrijf Hofweg 45 aan de westzijde van de Hofweg, inclusief een beperkte uitbreidingsmogelijkheid in het concentratiegebied te liggen en behoudt de enclave aan de Hagelkruisweg / Bemmelstraat ten noordoosten van Hegelsom de aanduiding concentratiegebied.

Voor Melderslo zijn geen redenen om te komen tot herbegrenzing. Voorgesteld wordt dan ook de huidige begrenzing te handhaven. Hierdoor blijven andere agrarische activiteiten (bijvoorbeeld volle grondteelt, teeltondersteunende voorzieningen) toegestaan en blijft de flexibiliteit van het gebied gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0001.png"
Figuur 2.1: Huidige begrenzing Veld-Oostenrijk

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0002.png"
Figuur 2.2: Nieuwe begrenzing Veld-Oostenrijk, waarbij het omcirkelde vlak wordt toegevoegd (perceel O473)

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0003.png"
Figuur 2.3: Huidige begrenzing Reindonk

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0004.png"
Figuur 2.4: Nieuwe begrenzing Reindonk, waarbij het omcirkelde vlak wordt toegevoegd (perceel O473)

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0005.png"
Figuur 2.5: Behoud huidige begrenzing Melderslo

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.HMHERBEGRGLAS-BP01_0006.png"
Figuur 2.6: Behoud huidige begrenzing Californië

Glastuinbouwbedrijfjes buiten de nieuwe begrenzing behouden ontwikkelingsmogelijkheden

De kleine bedrijfjes die op locaties liggen waarvan voorgesteld wordt deze te schrappen als concentratiegebied glastuinbouw hebben ook na de herbegrenzing in principe doorgroeimogelijkheden tot 3 ha. Maar in de meeste gevallen ontwikkelen deze bedrijfjes zich niet meer vanwege beperkende verkaveling en/of gebrek aan ambities. Het zijn vaak glasopstanden die worden gehuurd door derden.

De herbegrenzing biedt nieuwe mogelijkheden voor doorontwikkeling glastuinbouwsector

Zonder een nieuwe locatie voor relatief grootschalige glastuinbouwontwikkeling zullen bedrijven mogelijk elders hun heil zoeken. Met een mogelijke herbegrenzing ten zuiden van het spoor bij Reindonk wordt nieuwe ontwikkelingsruimte voor de sector geboden.

Vooruitlopen op herbegrenzing brengt nieuwe dynamiek op gang

De herbegrenzing van twee van de drie concentratiegebieden sluit aan bij de feitelijke situatie dat ontwikkeling van glas op bepaalde plaatsen niet meer mogelijk is en/of vanwege een gebrek aan schaalgrootte onrendabel is. Momenteel staat de glastuinbouwbestemming op deze plaatsen andere gewenste ontwikkelingen, zoals woningbouw of passende bedrijvigheid, in de weg. Door te anticiperen wordt de mogelijkheid om de gewenste dynamiek in de gebieden te bereiken bevorderd. Daarbij geldt zoals eerder aangegeven dat bij nieuwe zoekgebieden de glastuinbouwconcentratiegebieden eerst zijn afgewogen.

Verpaupering voorkomen

Als in gebiedsdelen waar géén glastuinbouw meer gerealiseerd kan worden ook géén andere ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zal verpaupering op kunnen treden. Glasopstanden worden bijvoorbeeld niet gesloopt en vervallen daardoor of ze worden anders gebruikt dan waarvoor ze zijn bestemd; er wordt niet meer geïnvesteerd in bijvoorbeeld nieuwbouw op deze locaties. De leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden komt daardoor onder druk te staan. De flexibiliteitsbepalingen uit het bestemmingsplan voor het buitengebied biedt mogelijkheden om verpaupering tegen te gaan of nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.

Samenvatting huidige en toekomstige regeling

In de regeling van het huidige bestemmingsplan zijn glastuinbouwbedrijven toegestaan in de agrarische bestemming ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouwbedrijf'.

De regeling 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' houdt een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders in om ter plaatse van deze zone het plan te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Het is geen regeling bij recht, maar een bevoegdheid waarvoor bovendien voorwaarden zijn geformuleerd. Met voorliggend facetplan worden de glastuinbouwontwikkelingsgebieden grotendeels verkleind. Slechts op twee locaties wordt een klein nieuw perceel bij het glastuinbouwontwikkelingsgebied gevoegd.

Voor de gebieden die de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' krijgen, blijft de bevoegdheid van het college gelden om nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven toe te staan. Dit samen met de overige enkelbestemming, dubbelbestemmingen, aanduidingen en zones.

Voor de gebieden waarvoor de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' wordt verwijderd, vervalt de bevoegdheid van het college. Wat resteert zijn de overige enkelbestemming, dubbelbestemmingen, aanduidingen en zones.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.


De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.


Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.


In zijn totaliteit kent de NOVI 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en,
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.


Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden.


Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.


Het initiatief is in overeenstemming met het NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie artikel 1.1.1 van het Bro) mogelijk maakt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en waterstaat voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het betreft hier het aanpassen van de begrenzing van de glastuinbouwontwikkelingsgebieden. De bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders houdt in dat zij een plan mogen wijzigen ter plaatse van deze zone ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Het is geen regeling bij recht, maar een bevoegdheid, waarvoor bovendien voorwaarden zijn geformuleerd. Met voorliggend facetplan worden de glastuinbouwontwikkelingsgebieden in vierkante meters flink verkleind. Vanwege de regeling per vergunning en vanwege de verkleining is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan verkleining van deze gebieden is geanalyseerd en noodzakelijk. Zie hiervoor Hoofdstuk 2.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie Limburg

Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van de provincie Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld. De Omgevingsvisie Limburg is per 25 oktober 2021 in werking getreden. Dit document is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven over hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan door ontwikkelen. De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen.

Daarnaast is een omgevingsverordening uitgewerkt om het beleid juridisch te verankeren. Deze is nader verwoord in paragraaf 3.2.2.

Hoofdopgaven

In de provinciale omgevingsvisie Limburg zijn een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:

  • 1. het creëren van een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige omgeving, zowel in het landelijk als in het bebouwd gebied;
  • 2. een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  • 3. klimaatadaptatie en energietransitie.

Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In de Provinciale omgevingsvisie Limburg wordt daarnaast een toekomstbeeld van 2030-2050 geschetst.

Inhoud

De Omgevingsvisie Limburg bestaat uit twee delen:

  • een thematisch deel waarin gedetailleerd wordt ingegaan op de provinciale ambities en opgaven voor de diverse thema’s;
  • een gebiedsgericht deel waarin de thema’s op hoofdlijnen verbonden worden op regionale schaal voor de drie regio’s Noord-, Midden en Zuid-Limburg.

Onder de kop Landbouw wordt opgemerkt dat meer dan de helft van het Limburgse grondgebied landbouwgrond is. Daarmee is de land- en tuinbouwsector de belangrijkste functiedrager van Limburg en bepaalt de agrarische bedrijfsvoering in zeer belangrijke mate het beeld van Limburg. Aangaande glastuinbouw wordt het volgende aangegeven. De provincie continueert het principe van concentratie van glastuinbouw in ontwikkelingsgebieden glastuinbouw. Nieuwvestiging blijft alleen mogelijk in een ontwikkelingsgebied glastuinbouw. Omschakeling naar glastuinbouw buiten de ontwikkelingsgebieden glastuinbouw blijft uitgesloten. Binnen ontwikkelingsgebieden glastuinbouw is doorontwikkeling van een bedrijf mogelijk. Ze continueren het huidige beleid dat buiten een ontwikkelingsgebied glastuinbouw doorgroei van (solitaire) bedrijven mogelijk is in combinatie met sloop van bestaande kassen. Dit met uitzondering van die gebieden waar doorgroei volgens de ‘Omgevingsverordening Limburg 2014’ niet is toegestaan (het Natuurnetwerk Limburg en delen van de groenblauwe mantel). Om te komen tot toekomstvaste, vitale ontwikkelingsgebieden glastuinbouw nemen de gemeenten het voortouw om, samen met gevestigde ondernemers en andere relevante stakeholders, te bezien of inperking, herbegrenzing of vergroting van bestaande specifieke ontwikkelingsgebieden glastuinbouw mogelijk en wenselijk is. Daarbij wordt gekeken naar het ontwikkelingspotentieel van het betreffende gebied (onder andere fysieke ontwikkelingsruimte, mogelijkheden tot revitalisering, (aanpassing van) ondergrondse en bovengrondse infrastructuur) en de behoefte aan nieuwvestigings- en doorgroeimogelijkheden in de regio. Nieuwe ontwikkelingsgebieden glastuinbouw en vergroting van bestaande ontwikkelingsgebieden vinden plaats in afstemming met de Provincie. Randvoorwaarden hierbij zijn:

  • 1. ligging aansluitend aan een bestaand ontwikkelingsgebied voor glas en/óf op een locatie waar vraag en aanbod van energie, (rest)warmte en CO2 uitgewisseld kan worden;
  • 2. koppeling aan een sloop/herstructureringsopgave en/of ruimtelijke kwaliteitsbijdrage. De verordening wordt hiertoe aangepast.

De herbegrenzing van de gemeentelijke glastuinbouwontwikkelingsgebieden vloeit voort uit het ontwikkelingspotentieel van de huidige gebieden en de behoefte. Het streeft clustering van de gebieden na. Zie hiervoor Hoofdstuk 2.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Limburg

Op 12 december 2014 stelde de provinciale staten van Limburg samen met de Omgevingsvisie Limburg 2014 ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vast. Sindsdien is -evenals de omgevingsvisie- de verordening verscheidene keren gewijzigd, met als laatste keer in augustus 2019. In de Omgevingsverordening Limburg 2014 heeft de provincie Limburg regels vastgelegd op het gebied van milieu, wegen, water, grond, agrarische bedrijven, natuur, wonen en ruimte. De omgevingsverordening vertaalt de omgevingsvisie naar regels. Voor het plangebied kunnen per aspect regels gelden. Voor het plangebied zijn de onderstaande thema's relevant.

Voor glastuinbouw heeft de provincie een regel opgenomen in artikel 2.12.2, dat gaat over nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouwbedrijven. Het artikel luidt als volgt:

1. Een ruimtelijk plan voorziet niet in de nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf buiten een op de kaarten behorende bij deze verordening als ontwikkelingsgebied glastuinbouw aangewezen gebied.

2. Een ruimtelijk plan voorziet niet in de vergroting van een bouwvlak van een glastuinbouwbedrijf in een op de kaarten behorende bij deze verordening als Goudgroene natuurzone of Zilvergroene natuurzone aangewezen gebied.

De gemeentelijke glastuinbouwontwikkelingsgebieden vallen binnen deze provinciale zones.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Ontwerp omgevingsvisie Horst aan de Maas

De omgevingsvisie Horst aan de Maas is een langetermijnvisie op de leefomgeving van de gemeente. In deze visie staat beschreven welke ambities en opgaven de gemeente voor de langere termijn, tot 2040, heeft. Het uitgangspunt is dat de omgevingsvisie gebaseerd is op het bestaand beleid en dus geen nieuw beleid formuleert. De laatste jaren heeft de gemeente zelf en in regionaal verband veel visies en beleidsnota’s vastgesteld, die vaak ook gepaard gingen met een participatieproces. Daarom is de keuze gemaakt om hierop voort te borduren. Hierbij gaat het om het beschrijven van de kernkwaliteiten en de mogelijke opgaven en ambities, als basis voor keuzes over de omgeving waarin we wonen, werken en vrije tijd doorbrengen.

Analyse

Het landelijk gebied kent verschillende gebruikers, waarvan de agrarische sector de grootste is. De gemeente bestaat immers voor zo’n 70% uit land- en tuinbouwgrond. Het is een veelzijdige sector, met de agrariërs als gebruiker en hoeder van het landschap.


De agrarische sector omvat in de gemeente verschillende vormen: grondgebonden en intensieve veehouderij, tuinbouw en glastuinbouw met o.a. zacht fruit, boomkwekerijen en rozenkwekerijen. Daarnaast is van oudsher de paardensector goed vertegenwoordigd, zowel bedrijfs- als hobbymatig.


De sterke aanwezigheid van de primaire sector heeft ertoe geleid dat de hele keten vertegenwoordigd is met internationaal hoog aangeschreven bedrijven in de veredeling, vermeerdering, toelevering, techniek, verwerking en handel. Er is hierbij sprake van hoogwaardige werkgelegenheid en voortdurende productontwikkeling.


Samen met de Duitse regio Niederrhein vormt de gemeente Horst aan de Maas het grootste aaneengesloten grensoverschrijdende tuinbouwgebied van West-Europa. De gemeente kent drie glastuinbouwconcentratiegebieden, zijnde Reindonk, Veld-Oostenrijk en Melderslo. Verder is er het projectvestigingsgebied Californië. Daarnaast kent de gemeente verspreid liggende glastuinbedrijven.

Visie

Als innovatieve land- en tuinbouwregio wil de gemeente deze sector toekomstbestendig houden en daarbij bewezen en regionale innovatiekracht volop inzetten. Wat betreft de kwaliteit van de bebouwde omgeving zet de gemeente onder andere in op het tegengaan van verrommeling van het buitengebied. Nog meer dan voorheen houdt ze rekening met de landschappelijke kwaliteiten en de bijdrage die initiatieven daaraan moeten leveren. En als zich de kans voor doet, dan vindt een verdere sanering plaats van verspreid liggende glastuinbouw, en andere bouwwerken die voor verrommeling zorgen.

Conclusie

Het onderhavig voornemen is in overeenstemming met de Omgevingsvisie Horst aan de Maas. Met het voornemen worden de glastuinbouwontwikkelingsgebieden herbegrensd, mede om verspreid liggende glastuinbouw te voorkomen. Zie voor een toelichting hierop Hoofdstuk 2. Zoals Hoofdstuk 2 ook meldt: als in gebiedsdelen waar géén glastuinbouw meer gerealiseerd kan worden ook géén andere ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zal verpaupering op kunnen treden. De flexibiliteitsbepalingen uit het bestemmingsplan voor het buitengebied biedt mogelijkheden om verpaupering tegen te gaan of nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Zoals eerder gesteld, houdt de regeling 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders in om ter plaatse van deze zone het plan te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven. Het is geen regeling bij recht, maar een bevoegdheid, waarvoor bovendien voorwaarden zijn geformuleerd. Met voorliggend facetplan worden de glastuinbouwontwikkelingsgebieden grotendeels verkleind. Slechts op twee locaties wordt een klein nieuw perceel bij het glastuinbouwontwikkelingsgebied gevoegd. Omdat de regeling glastuinbouw bij vergunning mogelijk maakt en dit facetplan slechts inhoudt het ontwikkelingsgebied te herbegrenzen (met name verkleinen), wordt een toets aan omgevings- en milieuaspecten in dit facetplan niet nodig geacht. Dit zal bij de daadwerkelijke vergunningaanvraag aan bod komen.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • a. een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • b. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd;
  • c. een toelichting waarin onder meer het relevante beleid op verschillende overheidsniveaus wordt beschreven, een toets plaatsvindt aan de milieuaspecten en de bestemmingsregels worden toegelicht.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

Het bestemmingsplan, met de daarbij behorende toelichting, wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie beslissend.

5.2 Opzet van de regels

Het voorliggende bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas en alle bestemmingsplannen die sindsdien zijn vastgesteld tot aan de vaststelling van Herbegrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Horst aan de Maas 2023.

Het besluit van de gemeenteraad heeft dus niet betrekking op het gehele plan, maar uitsluitend op die delen die worden gewijzigd met voorliggend plan. Het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas (2017), en alle bestemmingsplannen die sindsdien zijn vastgesteld tot aan de vaststelling van Herbegrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Horst aan de Maas 2023, blijven voor het overige van kracht. Wat in dit facetplan wordt geregeld, komt in de plaats van en/of ter aanvulling op deze regeling te gelden. Andersom blijft voor het overige de regeling van het bestemmingsplan Buitengebied Horst aan de Maas, en alle bestemmingsplannen die sindsdien zijn vastgesteld tot aan de vaststelling van Herbegrenzing glastuinbouwconcentratiegebied Horst aan de Maas 2023, van toepassing.

De regels van het facetplan zijn opgebouwd uit een aantal hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In artikel 1 is een uitleg van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen opgenomen. Artikel 2 is een artikel dat aangeeft dat dit bestemmingsplan een aanvulling is op de bestemmingsplannen die al van toepassing zijn binnen het plangebied. De regels van deze bestemmingsplannen blijven van toepassing, voor zover het voorliggende facetplan hiervan niet afwijkt. In geval van strijdigheid gaan de regels van het facetbestemmingsplan voor.

Hoofdstuk 2 Algemene regels
In dit hoofdstuk is allereerst een anti-dubbeltelregel opgenomen. Het doel van de anti-dubbeltelregel is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kortweg gezegd komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

Daarnaast zijn twee zones opgenomen in de algemene aanduidingsregels. Allereerst de 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' voor de locaties die deze zone krijgen. De regeling komt overeen zoals die uit het huidige bestemmingsplan. Voor de locaties waarvoor de zone vervalt, is de aanduiding 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw vervallen' opgenomen. Op deze locaties geldt de 'overige zone - ontwikkelingsgebied glastuinbouw' en de daarbij behorende bevoegdheid van het college voor de ontwikkeling van glastuinbouw niet meer.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een gemeentelijk initiatief en heeft een beheersmatig karakter. Uitvoering van dit plan brengt geen kosten met zich mee. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van de gemeente. Er is hier binnen de gemeentelijke begroting budget voor gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee aangetoond.

Voor het bestemmingsplan is het verder niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. De te verhalen kosten zijn anderszins verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Wettelijk vooroverleg

Het bestemmingsplan zal in het kader van het vooroverleg aan de provincie, het waterschap en andere vooroverleginstanties worden voorgelegd. De resultaten hiervan worden te zijner tijd verwerkt.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. De resultaten hiervan worden te zijner tijd verwerkt.