direct naar inhoud van Regels
Plan: Lottumseweg 47 Grubbenvorst
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.GRLOTTUMSEWEG47-BPO1

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan "Lottumseweg 47 Grubbenvorst" van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1507.GRLOTTUMSEWEG47-BPO1 met de bijbehorende regels.

1.3 De verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, voor wat betreft de analoge verbeelding met nummer NL.IMRO.1507.GRLOTTUMSEWEG47-BPO1 (bestaande uit één kaartblad).

1.4 Aanbouw

Een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Aan huis verbonden bedrijf

Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.8 Aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.

Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.

1.9 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 Bed & breakfast

kleinschalige overnachtingsmogelijkheden met uitsluitend basisvoorzieningen voor overnachting en ontbijt.

1.12 Begane grond

De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.?

1.23 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 Gevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelgrenzen.

1.26 Hoofdgebouw

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.27 Hoofdontsluiting

Belangrijkste ontsluitingsroute voor omliggende functies.

1.28 Horeca

Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.29 Huishouden

Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.30 Levensloopbestendige woning

Een woning welke geschikt is voor bewoning in alle levensfasen, dus welke ook rolstoeltoegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op de begane grond moeten bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn.

1.31 Maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.32 Ondergronds bouwwerk

Een gedeelte van een bouwwerk, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.33 Overkapping

Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.34 Peil
  • a. Voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
  • b. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.35 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.37 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen

1.38 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.39 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.40 Weg

Een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.41 Wet / wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.42 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 De afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 De diepte van een gebouw

Horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 meter boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels) bepalend is.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. paden, speelvoorzieningen, hondentoilet, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. voor lichtmasten 6 meter;
  • b. voor speelvoorzieningen 4 meter;
  • c. voor een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondwal en geluidscherm' circa 4 meter;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2 meter.?

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van deze gebouwen maximaal 3 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde:
    • 1. noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
    • 2. ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
    • 3. behorende tot het straatmeubilair;
    • 4. ten behoeve van speelvoorzieningen;
    • 5. ten behoeve van afvalinzameling;
    • 6. kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
    • 7. voorwerpen betreffende de beeldende kunsten;
    • 8. ten behoeve van onder- en/of bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 8 meter mag bedragen.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Wonen in een levensloopbestendige woning;
  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • f. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. aan huis verbonden beroepen en bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in 5.3.2;
  • h. bed & breakfast, overeenkomstig het bepaalde in 5.3.3;

met de daarbij behorende tuinen, erven en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag bij twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel bedraagt maximaal 130 m²;
  • b. het bebouwingspercentage per bouwperceel is maximaal 50%;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd op ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat:
    • 1. garages op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
    • 2. carports in of achter de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd tot in de zijdelingse perceelsgrens;
  • e. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • f. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m.

5.2.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 15 m2 bedragen.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 m², met dien verstande dat het bouwperceel voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd,
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter en daar achter niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • c. voor geluidschermen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondwal en geluidscherm' 4 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder d voor het bouwen van woningen in of op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. het straatbeeld niet in negatieve zin wordt beïnvloed;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid wordt gewaarborgd.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. gebruik van gronden voor de voorgevelrooilijn voor het stallen van voertuigen, caravans en dergelijke, anders dan op een oprit, met dien verstande dat het permanent stallen van caravans niet is toegestaan;
  • d. het bieden van (recreatief) nachtverblijf aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, behoudens voor zover toegestaan op basis van 5.1.

5.4.2 Aan huis verbonden beroepen of bedrijven

Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijbehorende bouwwerken;
  • b. de oppervlakte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf mag niet meer bedragen dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximale oppervlakte van 75 m²;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. er mag geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvinden;
  • e. degene die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent, is tevens de bewoner van de woning, met dien verstande dat de beroepsactiviteiten naast de bewoner door maximaal twee medewerkers mogen worden uitgeoefend;
  • f. er dient in voldoende mate in de parkeerbehoefte te worden voorzien op eigen terrein, dan wel de parkeerbehoefte kan in de directe omgeving worden opgevangen;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van aan het aan huis verbonden beroep of bedrijf inherente en ondergeschikte detailhandel.

5.4.3 Bed & breakfast

Een bed & breakfast mag worden uitgeoefend in een woning onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • b. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. er dient in voldoende mate in de parkeerbehoefte te worden voorzien op eigen terrein, dan wel de parkeerbehoefte kan in de directe omgeving worden opgevangen.

5.4.4 Voorwaardelijke verplichting

Het is uitsluitend toegestaan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' te gebruiken en/of in gebruik te (laten) nemen voor de doeleinden als beschreven in 5.1, indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grondwal en geluidscherm' zoals bedoeld in Artikel 3, een geluidscherm met een hoogte van circa 4 meter is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.2.2 Toepassingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 6.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veilig gesteld;
  • c. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften.

6.2.3 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 6.2.2 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

6.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 6.2.1, 6.2.2 en 6.2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een verstoringsoppervlakte kleiner dan 100 m², ongeacht de diepte
  • c. een bouwwerk met een verstoringsoppervlakte groter dan 100 m² dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of
  • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ophogen, ontginnen, tot een diepte van meer dan 40 centimeter en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 40 centimeter;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van (scherpe) voorwerpen in de bodem;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het tot stand brengen en of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • i. het aanleggen of verbreden/verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

6.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. van ondergeschikte betekenis;
  • c. in het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 6.2 van toepassing is;
  • f. die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • g. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  • h. ten dienste van archeologisch onderzoek.

6.3.3 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 6.1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

6.3.4 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 6.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

6.3.5 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 6.3.4 onder b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afstanden en maten

8.1.1 Bestaande grotere maten

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wabo, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.1.2 Bestaande kleinere maten

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

8.1.3 (Her)oprichting van gebouwen

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.1.1 en 8 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

8.2 Ondergeschikte bouwdelen

Ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, luifels balkons en dergelijke geldt dat het 'bouwvlak' mag worden overschreden.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. woningsplitsing;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • d. straatprostitutie;
  • e. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • f. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. verkoop van motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Venloschol

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbescherming venloschol' gelden de volgende regels:

  • a. Het is in het gebied Venloschol beneden 5 meter boven NAP verboden:
    • 1. een boorput te hebben;
    • 2. de grond te roeren;
    • 3. een gesloten bodemenergiesysteem te hebben;
    • 4. werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
  • b. Bij het maken en sluiten van een boorput wordt de Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren BRL SIKB 2100, als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit in acht genomen.
  • c. Degene die voornemens is in de Venloschol een bodemenergiesysteem aan te leggen, waarvoor het verbod van het eerste lid, aanhef en onder 3, niet geldt, meldt dit voornemen ten minste vier weken van tevoren schriftelijk bij gedeputeerde staten. De melding is niet vereist voor een bodemenergiesysteem waarvoor vergunning krachtens de Waterwet is verleend of waarvoor zo'n vergunning niet is vereist en een melding is gedaan overeenkomstig artikel 3.16 van de Omgevingsverordening Limburg 2014.
  • d. Het is verboden in de Venloschol ten behoeve van een bodemenergiesysteem grondwater in een ander watervoerend pakket te infiltreren dan waaruit het wordt onttrokken.

10.2 Uitzonderingen

De verboden van artikel 10.1 gelden niet voor:

  • a. werkzaamheden ten behoeve van grondwateronttrekking met het oog op openbare drinkwaterproductie;
    • 1. andere onttrekkingen, mits bestemd voor uitsluitend menselijke consumptie;
    • 2. boorputten ten behoeve van het grondwaterbeheer overeenkomstig de Wet bodembescherming en de Waterwet;
    • 3. het saneren van de bodem en het verrichten van handelingen ten gevolge waarvan een bodemverontreiniging wordt verminderd of verplaatst, indien dat gebeurt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet bodembescherming;
    • 4. bodemonderzoeken die door de wet zijn voorgeschreven;
  • b. De verboden van artikel 10.1 gelden niet voor zover gedeputeerde staten voor de daar verboden handelingen algemene regels krachtens artikel 4.1.2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 hebben vastgesteld en gehandeld wordt in overeenstemming met die regels.

10.3 Afwijken

Gedeputeerde staten kunnen afwijken van de verboden van artikel 9.1 a onder 1, 2 en 4, als de betreffende handeling niet plaatsvindt binnen een vergunningplichtige inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Venloscholontheffing).

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:

  • a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, geen reclame zijnde, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de totale bouwhoogte, inclusief de plaatselijke verhogingen, maximaal 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte voor het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
    • 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;
    • 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

11.2 Voorwaarden afwijkingsbevoegdheden

Van de in deze regels opgenomen afwijkingsbevoegdheden kan slechts gebruik worden gemaakt indien, naast de aan de betreffende afwijkingsbevoegdheden verbonden specifieke voorwaarden, wordt voldaan aan de navolgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid mag niet in het geding zijn;
  • e. de brandveiligheid moet zijn gewaarborgd;
  • f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet in negatieve zin worden beïnvloed;
  • g. de bestaande rechten van omliggende bedrijven mogen niet worden ingeperkt.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Nadere eisen

13.1.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.

13.1.2 Toepassingscriteria

De in artikel 13.1.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

13.2 Parkeerregels

13.2.1 Parkeernorm
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden.
  • b. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid ten aanzien van parkeernormen zoals opgenomen in het beleidsdocument 'Nota Parkeernormen Horst aan de Maas' dat is vastgesteld op 3 juli 2019. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte.
  • c. Indien het beleidsdocument als bedoeld onder sub b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met de wijziging.

13.2.2 Gebruikswijziging
  • a. Het is verboden om de gebruiksfunctie van gronden en/of gebouwen te wijzigen in een andere gebruiksfunctie passend binnen de bestemming indien daardoor een toename van de parkeerbehoefte ontstaat.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a van dit artikel indien er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in lid 13.2.1.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Lottumseweg 47 Grubbenvorst".