Plan: | Medegebroekweg ong. Sevenum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1507.EVMedegebroekweg-BPV1 |
Op 10 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de toenmalige gemeente Sevenum vergunning verleend ex art. 19 lid 1 Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het realiseren van een ontspannings- en uitgaansformule ten westen van de Turfhoeve met onder andere wellness- en beautyvoorzieningen en een hotel (ook bekend als 'Heerlijkheid Sevenum'). In de veegbeheersverordening, vastgesteld op 19 maart 2014, zijn alle binnen het besluitgebied verleende vrijstellingen en ontheffingen opgenomen. "Op basis van een vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO d.d. 10 september 2007 is een vergunning verleend voor het realiseren van een ontspannings- en uitgaansformule met onder andere wellness & beautyvoorzieningen, restaurants en een hotel/casino, ten westen van de Turfhoeve. Dit plan, dat bekend staat als 'De Heerlijkheid', wordt door middel van deze beheersverordening eveneens definitief planologisch vastgelegd. ", aldus de plantoelichting. In het op 19 december 2017 vastgestelde bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas is abusievelijk deze positieve bestemming niet overgenomen, hetgeen middels onderhavig bestemmingsplan hersteld wordt. Het casino zal echter niet meer in onderhavig plan terugkomen. Indien een casino op deze locatie in de toekomst weer tot de mogelijkheden gaat behoren, dan zal hiertoe een aparte planologische procedure moeten worden gevolgd.
Tevens heeft het college van Horst aan de Maas op 29 november 2017 een principebesluit tot medewerking genomen op het verzoek van initiatiefnemer 'Limburgs Uitje' (gevestigd aan de Midden Peelweg 1 te Sevenum) om een leisurehal (geheel indoor) met de naam 'Sixty Seven' te realiseren, in combinatie met de reeds (op het grondgebied van de gemeente Peel en Maas) gevestigde outdoor locatie van Limburgs Uitje aan de Medegebroekweg. Door deze combinatie kan altijd een uitje geboden worden voor elk budget en bij slecht weer kan er snel geschakeld worden doordat de locaties bij elkaar liggen. Dit zal voor nog meer bezoekers zorgen die de gok op goed weer niet durven nemen.
De indooractiviteiten zijn te verdelen in recreatie/sport, zakelijk en horeca. De benedenverdieping zal worden uitgevoerd als ‘Amerikaans concept’ en wordt volledig in het thema ‘Amerika’ gebouwd. In de achterzijde van de nieuwbouw zal een wave-surfer worden gerealiseerd, waar op kunstmatige wijze een golf wordt gecreëerd om de surfervaring te voelen.
Om enerzijds de reeds vergunde Heerlijkheid Sevenum en anderzijds het nieuwe initiatief Sixty Seven in een planologisch jasje te gieten, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. De bestaande rechten van Heerlijkheid Sevenum worden hierin positief bestemd en voor Sixty Seven worden kaders geschept waarbinnen het nieuwe initiatief zich kan ontplooien.
Het plangebied is plaatselijk bekend als Medegebroekweg (ong.)Sevenum en kadastraal bekend als gemeente Sevenum sectie Y nummers 88 en 106. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Sevenum, nabij de kruising van de A67 en de N277 (Midden Peelweg) en is nagenoeg geheel onbebouwd.
Op onderstaande figuur 1 is het plangebied in rood omkaderd.
Figuur 1: plangebied
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas (vastgesteld op 19 december 2017) en heeft hierin grotendeels de bestemming ‘Agrarische met waarden gekregen zonder bouwvlak, deels de bestemming ‘Natuur’, alsmede over het gehele gebied de gebiedsaanduiding milieuzone - hydrologische beschermingszone en aan het noordelijke deel is de dubbelbestemming ‘Waarde - Zone bronsgroene landschapszone’ toegekend. In het zuidelijke deel is verder nog de aanduiding 'reclamemast' toegekend, ten behoeve van de bestaande reclamemast.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede te zien uit de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 2: uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
Omdat binnen de regels van dit vigerende bestemmingsplan het nieuwe project niet gerealiseerd kan worden, is een verzoek om medewerking ingediend bij het bevoegd gezag. Na het verkregen positieve principe-akkoord is onderhavig bestemmingsplan 'Medegebroekweg ong. Sevenum' opgesteld, dat enerzijds voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het nieuwe project en anderzijds de vergunde rechten, welke abusievelijk niet in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied positief zijn bestemd, weer goed planologisch vastlegt.
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een beschrijving van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de te regelen ruimtelijke ontwikkeling zelf. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 inzicht in de relevante milieu-planologische aspecten. De uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 6 en ten slotte de juridische toelichting in hoofdstuk 7.
In dit hoofdstuk wordt de ligging van het plangebied op gemeentelijk niveau en de feitelijke
situatie van het plangebied beschreven. Ook wordt er ingegaan op de aanwezige
ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving.
Het project wordt gerealiseerd op het perceel plaatselijk bekend als Medegebroekweg (ong) te Sevenum, gelegen in het buitengebied ten zuidwesten van de kern Sevenum, nabij de kruising van de Midden Peelweg en de A67. Onderstaand is op een luchtfoto weergegeven waar het plangebied zich bevindt en hoe de omgeving eruit ziet.
Figuur 3: luchtfoto
Het omliggende gebied biedt al dag- en verblijfsrecreatiemogelijkheden door de ligging tussen de diverse (beschermde) natuurgebieden en bossen, de aanwezigheid van Outdoorrecreatie Limburgs Uitje, recreatiecentrum De Schatberg, Toverland en Peelse Golf, horeca in de vorm van de Turfhoeve en La Place en hotel bij La Place. Verder voorziet de omgeving in extensieve dagrecreatieve mogelijkheden met het fietsroutenetwerk en het KnopenLopen-netwerk.
Direct ten westen van het plangebied bevindt zich het IBT (centrum voor integrale beroepsvaardigheden trainingen van de politie).
De omgeving van het plangebied betreft een bos- en natuurgebied gericht op natuurbeleving, recreatie, toerisme en horeca waarbij verspreid ook burgerwoningen zijn gelegen en (agrarische) bedrijvigheid plaatsvindt.
Doordat (dag)recreatie in dit gebied een speerpunt van zowel provincie als gemeente is, biedt de strook langs de Midden Peelweg veel ontwikkelingsmogelijkheden voor deze functies; echter altijd met respect voor de natuurlijke waarden van het gebied.
Aan deze structuur in het grote geheel zal als gevolg van onderhavig plan in die zin iets wijzigen dat de component 'dagrecreatie' zal worden versterkt, binnen de tot agrarisch met waarden bestemde delen van de percelen. Voorzover aan de percelen de bestemming natuur is toegekend, zullen de bestaande, vergunde rechten voor de bouw van de Heerlijkheid Sevenum positief worden bestemd. Met betrekking tot de aantasting van de aanwezige waarden zijn in de projectprocedure onderzoeken gedaan en voorwaarden gesteld waardoor deze waarden worden behouden dan wel gemitigeerd.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geef aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo ontstaat er ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven. In deze structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Deze tijdshorizon is gesteld omdat in de loop van de tijd nieuwe ontwikkelingen en opgaven kunnen vragen om bijstelling van de rijksdoelen. Voor de ambities zijn rijksinvesteringen slechts een van de instrumenten die worden ingezet. Ook kennis, bestuurlijke afspraken en kaders worden ingezet. De huidige financiële rijkskaders (begroting) zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van die rijksambities. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is nodig om de nieuwe aanpak vorm te geven. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende (wereldwijde) omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.
Deze aspecten zullen in paragraaf 5.3, respectievelijk paragraaf 5.2 en 5.7 aan de orde komen.
Verder worden lokale/regionale recreatieve voorzieningen niet genoemd als een doelstelling van nationaal belang.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Op 22 juli 2008 heeft het college van Sevenum echter vrijstelling en bouwvergunning fase 1 verleend voor de bouw van een hotelaccommodatie, een restaurant, een amusementstheater/casino, een beauty- en wellnesscentre en een reclamemast op de locatie aan de Medegebroekweg te Sevenum. Dit is op 20 oktober 2008 gevolgd door verlening van een bouwvergunning fase 2.
Aangezien er dus voor de Heerlijkheid Sevenum sprake is van een (met uitzondering van het casino) continuering van de planologische regeling (beheersverordening) en geen wezenlijke functiewijziging of nieuw ruimtebeslag plaatsvindt, is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Vandaar dat de ladder van duurzame verstedelijking niet van toepassing is op dit deel van voorliggend bestemmingsplan.
Deze redenering wordt ook gevolgd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 maart 2016: ECLI:NL:RVS:2016:561.
Nu het nieuwe deel van het project is gesitueerd binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden', welke bestemming geen bebouwing toestaat, is er voor deze uitbreiding in beginsel wèl sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, ware het niet dat zonder meer de gehele parkeergelegenheid aan de voorzijde van het project Sixty Seven deel uitmaakt van de in 2008 verleende vrijstelling en vergunningen en ook twee vlekken van 2480 m2 en 1690 m2 zijn opgenomen voor dagrecreatieve (bebouwde) functies.
Behoefte-bepaling
Limburgs Uitje is in tien jaar tijd uitgegroeid tot één van de grote spelers op het gebied van groepsuitjes in de regio. Jaarlijks wordt er voor 25.000 personen een groepsuitje verzorgd, voornamelijk tussen april en oktober. Deze gasten komen voor 30% uit de regio, 40% uit de rest van het land, 10% uit Duitsland en 20% uit België.
De gasten komen enerzijds speciaal naar Limburgs Uitje toegereden voor activiteiten die ze nergens anders vinden. Anderzijds verblijven ze vaak in de bungalowparken of groepsaccommodaties in de buurt. Limburgs Uitje is in de regio de enige leisure-locatie die op deze schaal voor vele groepen leuke indoor activiteiten kan gaan aanbieden. Een extra reden om een weekend te verblijven in deze omgeving. Daarin zal ook een actieve samenwerking gezocht worden met de accommodaties. Vooral in de winterdagen kan dit voor allen veel meerwaarde hebben.
Door de bouw van de leisurehal komen er 20 fulltime banen bij en ongeveer 60 oproepkrachten. Deze zullen jaarrond in een dynamische omgeving kunnen werken.
De doelgroep waarop Limburgs Uitje zich richt, wordt nog niet bediend in de grote regio. De doelgroep begint bij 18 jaar, en hiervoor kan men in de omgeving nergens terecht. Vele recreatieve voorzieningen zijn voor kinderen met hun ouders. Behalve Toverland dat wel een aanbod heeft voor deze leeftijdscategorie, zijn er geen vergelijkbare locaties. Een nieuwe reden om met jongvolwassenen ook in deze regio te verblijven. Met het gezin, of met een vriendenweekend.
Doordat Limburgs Uitje bij de tijd blijft en blijft investeren in nieuwe en vernieuwende activiteiten wordt duidelijk dat Limburgs Uitje kan voorzien in een zeer grote behoefte in een (boven)-regionale functie.
Eén hele belangrijke en unieke activiteit wordt de wavesurfer. Een indoor surfmachine waarop je 365 dagen per jaar kunt surfen. Op dit moment is de wavesurfer slechts op twee andere plekken in Nederland te vinden. Dit gebeurt op een wateroppervlakte van 8,5x4 meter.
Daarnaast komt de Crazy Crasher stormbaan (Wipe-out) ook binnen te staan, als enige plek in Nederland.
Maar buiten de groepen die Limburgs Uitje normaal al bedient, worden nu ook de dagjesmensen en toeristen aangesproken. Bij minder goed weer kan de doelgroep van 18+ toch ergens terecht om wat leuks te doen.
De verwachting is om van 25.000 bezoekers naar 100.000 per jaar te groeien.
Dit dient te gebeuren in het buitengebied, omdat de nieuwe hal logischerwijs dichtbij het outdoor activiteitenterrein van Limburgs Uitje moet te liggen; het betreft immers één onlosmakelijk met elkaar verbonden outdoor en indoorbedrijf. Dit is niet in een stedelijk gebied te realiseren. De korte afstand die te voet te overbruggen is, is extreem belangrijk. Want veel groepen worden bij de locatie van Limburgs Uitje afgezet met een bus, en die komt pas weer terug als de gasten naar huis gaan.
Daar waar dergelijke leisurehallen toch in stedelijke gebieden liggen, hebben deze accommodaties géén groot buitenterrein dat gebruikt kan/mag worden voor outdoor-recreatieve doeleinden. Tevens is de ligging gezien de vele recreatieve bedrijven in de omgeving (recreatiegebied de Peelbergen; geïnitieerd door provincie Limburg en gemeente Horst aan de Maas en uitgevoerd door initiatiefrijke recreatie-ondernemers) uniek te noemen. Van deze wisselwerking kunnen alle betrokkenen profiteren. Zeker met het nieuw te bouwen hotel (Heerlijkheid) dat op hetzelfde perceel gerealiseerd wordt.
Tevens is op 2 september 2004 de Structuurvisie Heerlijkheid Sevenum vastgesteld door het toenmalige college van Sevenum, waarin de gewenste ruimtelijke invulling vanaf het vergunde en gerealiseerde IBT tot en met de vergunde Heerlijkheid Sevenum is opgenomen als trainings- en opleidingscentrum voor de politie en toeristisch-recreatieve projecten in het gebied De Peelbergen (zoals Turfhoeve, Recreatiecentrum de Schatberg en Toverland).
Derhalve is er sprake van een invulling welke vanaf 2004 hier al voorzien is, waarvan de behoefte al is beschouwd en ook aanwezig is en welke grotendeels is gedekt door vergunningen. Nu rest een gebouwelijke uitbreiding welke tussen de enerzijds bestaande en de anderzijds vergunde stedelijke ontwikkeling wordt ingepast.
Gelet op de structuurvisie uit 2004 voor het gebied, de vergunning voor de Heerlijkheid uit 2008 en het reeds enkele jaren geleden gerealiseerde IBT is er in casu geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling welke ladderplichtig is, maar van een stedelijke ontwikkeling waarvoor de behoefte aan de ontwikkeling door de structuurvisie 2004 voldoende is onderbouwd en nu slechts tot nadere uitwerking en vervolgens realisatie komt.
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
Op 12 december 2014 is het nieuwe provinciaal omgevingsplan Limburg vastgesteld. Belangrijke principes in dit nieuwe omgevingsbeleid zijn:
Voor wat betreft de projectlocatie geeft het POL 2014 aan dat de omgeving getypeerd kan worden als 'buitengebied' en 'bronsgroene landschapszone'.
Figuur 4: Uitsnede POL-kaart 1
De bronsgroene landschapszone betreft beekdalen en gebieden met steilere hellingen met een grote variatie aan functies, in hoge mate bepalend voor het beeld van het Limburgs landschap.
Het omvat ook het winterbed van de Maas. De accenten liggen op:
Het beleid is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten van de bronsgroene landschapszone te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits'). Goede afspraken over wonen, detailhandel, bedrijventerreinen e.d. in het kader van de regionale visies (dynamisch voorraadbeheer) zijn noodzakelijk. Daarbij worden algemene kwaliteitsprincipes zoals de Ladder van duurzame verstedelijking en hergebruik van leegstaande (cultuurhistorische) gebouwen toegepast. In de Omgevingsverordening is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen (voor onderdelen van de bronsgroene landschapszone) aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan.
Het buitengebied omvat een breed scala aan gebieden variërend van landbouwgebieden in algemene zin, glastuinbouwgebieden, ontwikkelingsgebieden intensieve veehouderij, verblijfsrecreatieve terreinen, stadsrandzones tot linten en cluster van bebouwing.
Een gezonde vrijetijdseconomie die het A-merk imago van Limburg behoudt, versterkt en benut is een speerpunt van het provinciale beleid. Dit uit zich in de kwaliteit van het landschap (de X-factor) én beeldbepalende en onderscheidende vrijetijdsproducten en -diensten zoals (inter)nationale topevenementen, attracties, kooptoerisme, zakelijk toerisme, waterrecreatie, streekproducten en het bourgondische leven. Dit trekt gasten aan uit binnen- en buitenland. Het is goed voor een substantieel werkgelegenheids- en marktaandeel. Dat draagt daarmee bij aan een goed woon-, werk- en leefklimaat voor haar inwoners. Speerpunten zijn onder meer:
Deze vrijetijdseconomie biedt haar gasten en bewoners:
De sector krijgt in toenemende mate te maken met veranderende eisen en wensen van de consumenten. De opgave ligt in het versterken van de identiteit van de Limburgse vrijetijdseconomie en het benutten en verbinden van de verschillende krachten en kwaliteiten van te onderscheiden deelgebieden. Meer regionale slagkracht is nodig om tegemoet te komen aan de veranderende consumentenwensen en Limburg aantrekkelijk te laten worden voor (nieuwe) doelgroepen.
Limburg kent een groot aanbod aan recreatieve voorzieningen, maar het is een voortdurende opgave om de voorzieningen af te stemmen op de veranderende vraag van de consument en nieuwe doelgroepen aan te trekken. Er is een noodzaak tot verbetering van aanbod, toegankelijkheid en beleving van cultuurhistorie, slechtweervoorzieningen, nieuwe leisure concepten, attracties, evenementen, overnachtingsmogelijkheden, horeca en fiets- en wandelroutes.
Provinciaal belang: Vrijetijdseconomie is een economische topsector, die in Limburg zorgt voor veel werkgelegenheid. De provincie hecht groot belang aan een regionaal samenhangend product op het gebied vrijetijdseconomie, dat wervend is voor nieuwe doelgroepen. Onderhavig project zal dan ook worden voorgelegd aan de werkgroep Vrijetijdseconomie (VTE).
Hoewel het plangebied is gelegen in het landelijke buitengebied en bronsgroene landschapszone, is de directe omgeving (Peelbergen Plus) in het bijzonder gericht op recreatie, waarbinnen het onderhavige concept zeer goed past als verbetering van het aanbod van 'nieuwe leisure concepten'.
In beginsel past het initiatief derhalve binnen het provinciale beleid en de provinciale ambities.
Voorwaarde voor deze ontwikkeling is wel dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan de natuur in de hoedanigheid van het 'beekdal' van de Grote Molenbeek.
In paragraaf 5.4 van deze ruimtelijke onderbouwing zal hieraan verder aandacht worden besteed.
Het plangebied is, zoals in de vorige paragraaf besproken, deels gelegen binnen de zogenoemde 'Bronsgroene landschapszone'. In artikel 2.7.2 (Bronsgroene landschapszone) van de Omgevingsverordening wordt het volgende bepaald:
Figuur 5
Het landschapskader is naar aanleiding van de Omgevingsverordening 2014 niet geactualiseerd; het plangebied is hierin met name getypeerd als zijnde beekdal bij de Grote Molenbeek en bosmozaïek. De landschapskenmerken zijn:
Reliëfvorm | Langgerekte laagtes |
Water | Min of meer centrale bredere waterloop en relatief hoge grondwaterstanden |
Bodem | Kleiig materiaal afgezet door de beek |
Wegenpatroon | Wegen parallel aan het beekdal op de hogere en drogere zandgrond |
Verkavelingspatroon | Kleinschalig; Onregelmatig of strokenverkaveling loodrecht op de beek |
Landbouwkundig gebruik | Oorspronkelijk: hooiland of weide; tegenwoordig: rundveehouderij |
Beplanting | Kleine landschapselementen (houtsingels, heggen, beekbegeleidende beplanting, knotbomen etc.); bosjes en populierenopstanden |
Bebouwing | Geen of incidenteel bebouwing, wel langs de wegen op de rand van het beekdal op de hogere gronden |
Figuur 6
De kernkwaliteiten zijn hier onder te verdelen in de volgende:
Natuurlijk
Een belangrijke kwaliteit van dit landschapstype wordt gevormd door de doorgaande natte structuur, waardoor de beekdalen voor veel organismen functioneren als ecologische verbindingszone. Daarnaast vormen de vele gradiënten, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van oude geulen, maar vooral het hoogteverschil loodrecht op de beek van de lage beek naar de verder weg gelegen hogere gronden, een belangrijke kwaliteit.
Met name de beekbegeleidende – veelal – natte gronden zijn bijzonder. Hier worden hooilanden, diverse moerastypen en moerasbossen aangetroffen.
Cultuur(historie)
De delen waar weide, oude hooi- en graslanden en geriefhout (hout voor gebruik als brandstof of bouwmateriaal) voorkomen zijn zeer waardevol. Op dit moment komt relatief veel grasland voor. De randen van de beekdalen op de hogere gronden zijn cultuurhistorisch en archeologische zeer waardevol. Deze randen waren de eerste bewoningsplaatsen in het gebied. In het verleden werden de gronden door gecontroleerde bevloeiing vruchtbaar gemaakt. Deze oude bevloeiingssystemen zijn cultuurhistorisch zeer waardevol. De beekdalen spelen vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol bij de waterhuishouding van het gebied. Dit zijn dan ook de uitgelezen plekken om de verdrogingsproblematiek (deels) aan te pakken door hier water vast te houden en vertraagd af te voeren.
Visueel-ruimtelijk
De beekdalen zijn belangrijke structuurdragers van het landschap, met name op de zandgronden. Als gevolg van latere egaliseringen, ontwateringen en ontginningen zijn de beekdalen echter in veel gevallen nog nauwelijks herkenbaar. Een typisch beekdal wordt gekenmerkt door een overwegend halfopen kleinschalig landschap met afwisselend hooilanden, weilanden, bosjes en kleine landschapselementen. In het beekdal bevindt zich meestal weinig tot geen bebouwing. Daar waar de karakteristieke kleinschaligheid bewaard is gebleven, is het landschap visueel-ruimtelijk nog aantrekkelijk en waardevol. Er worden drie typen beekdalen onderscheiden. Het halfopen kamertjes type, het besloten bostype en het open grazige type.
In het als bijlage toegevoegde landschappelijk inpassingsplan is te zien dat aan deze kernkwaliteiten aandacht is besteed door deze niet aan te tasten en de ruimte te laten, zoals te zien is op onderstaande groene inkleding van de functies.
Figuur 6a: landschappelijke inpassing
Op 9 april 2013 is de Integrale Structuurvisie Horst aan de Maas vastgesteld. Het betreft een integrale structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas. De structuurvisie geeft een integraal beeld van de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen die de gemeente op haar grondgebied voor ogen staat voor de langere termijn. Verder is de integrale structuurvisie opgesteld om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheid tot het plegen van kostenverhaal die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De structuurvisie bestaat uit een beleidskader en een uitvoeringsparagraaf waarin het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) wordt geïmplementeerd.
Het projectgebied is gelegen in het 3C-gebied (Agrarisch gebied Sevenum-Zuid).
Figuur 7: uitsnede kaart structuurvisie
De agrarische gebieden worden gekarakteriseerd als open (essen)gebied met landbouw, waar weinig bebouwing voorkomt. Ecologisch gezien is de waarde van het grootste deel van het gebied beperkt tot enkele bosfragmenten en specifieke gebieden.
Doelstellingen voor de 3C-gebieden bestaan (voorzover relevant) in:
Dit deel van het 'agrarisch gebied' ligt geheel ingeklemd tussen de A67, de Midden Peelweg en het 2B-gebied (recreatief-agrarisch gebied).
In dit 2B-gebied gelden de volgende algemene doelstellingen:
Feitelijk gezien sluit het 2B-gebied veel meer aan bij de kenmerken van het gebied waarin het plangebied is gelegen, gelet op de aanwezigheid van De Turfhoeve, het IBT, de outdooractiviteiten van het Limburgs Uitje en de vergunde activiteiten en bebouwing bekend als 'Heerlijkheid Sevenum'.
De toeristische sector is voor de gemeente Horst aan de Maas een belangrijke sector. Voor de sector is de landschappelijke kwaliteit van groot belang. Het landschap vormt een trekker voor vele toeristen en vormt het aantrekkelijke decor, waarin ook eigen inwoners graag recreëren. Het behoud en het versterken van de landschappelijke kwaliteiten is dan ook van belang voor de sector zelf. De sector heeft er mede belang bij om, ten behoeve van de kwalitatieve verbetering van het recreatief toeristisch product, bij nieuwvestiging van recreatieve en toeristische functies te zorgen dat de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit verbeterd wordt.
Eén van de in de structuurvisie (overgenomen uit de Visie (verblijfs)recreatie) genoemde speerpunten van de gemeente is het realiseren van een kwaliteitsslag op het gebied van toerisme, recreatie en horeca. Ingezet wordt op een divers en een kwalitatief hoogwaardig aanbod.
Belangrijke uitgangspunten zijn:
- Verantwoord doorontwikkelen van bestaande recreatiebedrijven;
- Verantwoord ontwikkelen van horecabedrijven;
- Nieuwe initiatieven moeten onderscheidend en vernieuwend zijn.
Nieuwe activiteiten moeten iets toevoegen waardoor het geheel onderscheidend en vernieuwend is voor de gemeente. De toetsing of bij een initiatief sprake is van een 'hoge kwaliteit' en 'onderscheidend vermogen' vindt plaats op basis van de criteria zoals opgenomen in de 'Visie (verblijfs)recreatie en horeca Horst aan de Maas'.
Onderstaande figuur geeft de wenselijkheid weer van (niet gebiedseigen) dagrecreatieve activiteiten in het 2B-gebied, maar ook in het 3C-gebied.
Figuur 8: tabel uit structuurvisie mbt wenselijkheid ontwikkelingen
Voor niet gebiedseigen recreatie en toerisme (waartoe de ontwikkelingen binnen het plangebied behoren) geldt een voorwaardelijke grondhouding.
Voor recreatie is ook nog de volgende tabel (figuur 9) in de structuurvisie opgenomen:
Figuur 9: tabel structuurvisie mbt wenselijkheid diverse recreatieve ontwikkelingen
Deze tabel geeft aan dat in het Agrarisch gebied Sevenum-Zuid een meedenkende grondhouding met betrekking tot dagrecreatie en hotels geldt, mits de activiteiten binnen de bestaande bebouwing cq vervangende nieuwbouw te vatten zijn. (NB: in het aangrenzende recreatief-agrarisch gebied is dagrecreatie zonder meer toegestaan, zijn hotels, mits ondersteunend en complementair aan de dagrecreatie ook toegestaan en voor horeca I en II geldt een voorwaardelijke grondhouding en moet er ook sprake zijn van 'ondersteunend en complementair aan de dagrecreatie'.
Hoewel binnen het 3C-gebied horeca I en II als zelfstandige functie niet is toegestaan, is 'Heerlijkheid Sevenum', inhoudende wellness- en beautyvoorzieningen, restaurants en een hotel, wel reeds voorzien van de benodigde vergunningen voor onder andere horeca-activiteiten, zodat hier sprake is van bestaande en te respecteren rechten.
Gezien het feitelijke en vergunde gebruik van delen van het plangebied en de ligging tussen enerzijds de A67/IBT en anderzijds alleen maar recreatieve- en horecafuncties, heeft de gemeente Horst aan de Maas een positieve grondhouding ingenomen ten aanzien van voorliggend initiatief, dat een versterking betekent van de bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningenstructuur binnen de gemeente Horst aan de Maas.
Vernieuwend en onderscheidend
Een nieuw recreatief initiatief moet altijd vernieuwend en onderscheidend zijn. Gelet op het feit dat het aantal vergelijkbare recreatieve ontwikkelingen zoals door initiatiefnemer gepland in de regio Horst aan de Maas zeer schaars zijn, mag dit initiatief dat een combinatie kent tussen indoor-sport, recreatie en horeca vernieuwend genoemd worden omdat het zich op bepaalde wijze onderscheidt van de bestaande dagrecreatieve activiteiten in deze regio. Initiatiefnemer wil in de uitstraling van primair het interieur, maar ook waar mogelijk en uitvoerbaar in het exterieur, refereren aan de ligging van de dagrecreatieve activiteit naast de A67. De verschillende ruimten zullen verder thematisch (nadruk op 'Amerika') worden uitgewerkt, al naar gelang de activiteit.
De onderneming biedt een breed aanbod van belevingen, doordat er een diversiteit aan dagdeelactiviteiten bijeen wordt gebracht in één gebouw, waardoor aan diverse doelgroepen arrangementen kunnen worden aangeboden.
Hoewel het initiatief naar de letter niet (geheel) past binnen de structuurvisie, kan wel duidelijk worden geconcludeerd dat de projectlocatie allerminst onderdeel uitmaakt van maagdelijk buitengebied, maar van een (verblijfs)recreatieve en toeristische enclave ten noorden van de A67, gelegen in de poort van recreatief gebied De Peelbergen. De geest van de structuurvisie laat zien dat vernieuwende, unieke dagrecreatieve projecten op een locatie als onderhavige, niet zonder meer uitgesloten worden.
Het bevoegd gezag heeft dit standpunt onderschreven met als voorwaarde dat de bouw van de leisurevoorziening (zoveel mogelijk) wordt gerealiseerd buiten de bestemming 'natuur' en de uitvoering van de leisurehal zoveel mogelijk kwaliteit dient uit te stralen en kwaliteit toevoegt aan het aanbod in de gemeente Horst aan de Maas. Tevens dient overleg te worden gevoerd met de provincie Limburg en waterschap Limburg in hoeverre en op welke wijze compensatie en landschappelijke inpassing vereist is. Aan de voorwaarde van situering buiten de bestemming 'Natuur' wordt praktisch geheel voldaan.
Voor de nieuwvestiging van niet gebiedseigen, meer 'rode' recreatieve en toeristische ontwikkelingen geldt (nu de ruimtelijke wenselijkheid vast staat) op basis van het gemeentelijk kwaliteitsmenu, een kwaliteitsbijdrage van € 25,- per m2 bedrijfsvloeroppervlakte. Gerelateerd aan een toevoeging van circa 6000 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak zal in de tussen gemeente en initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst een bedrag ten belope van € 25,- x 6000 = € 150.000,- worden opgenomen als kwaliteitsbijdrage.
Aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw wordt duidelijk dat in de omgeving ontgonnen gronden landbouwkundig niet aantrekkelijk zijn, vanwege een beperkte vruchtbaarheid van de bodem. Bebossing van onder meer de Schatberg bleek interessanter dan arbeidsintensieve veehouderij. Midden jaren zestig is het plangebied en de omgeving landschappelijk gezien sterk veranderd. Zo heeft in de daaraan voorafgaande jaren grootschalige ruilverkaveling plaatsgevonden, waardoor de intensiteit van het gebruik en het landschappelijk karakter sterk verzakelijkten. In deze periode werd ook de belangrijke regionale weg Midden Peelweg in gebruik genomen.
In de laatste decennia is gebleken dat ook de ontgonnen gronden niet bijzonder interessant zijn voor de landbouw. Bovendien heeft deze landbouw ongunstige effecten op de omliggende natuurreservaten, die ter bescherming van de overblijfselen van het oorspronkelijke Peellandschap zijn ingesteld. Intensieve bemesting heeft niet alleen invloed op de natuur, maar ook op de bodem- en waterkwaliteit. Recente ontwikkelingen leiden tot een veranderend ruimtegebruik, waarin de huidige landbouw meer ruimte geeft aan andere functies in het landelijk gebied.
Als eerste werden de ontgravingen ten behoeve van de aanleg van de Midden Peelweg gebruikt als zwemplassen voor mensen in de omgeving. Vervolgens trokken camping De Schatberg en recreatiepark Bos en Strand als eerste mensen uit een wijde omgeving voor meerdere dagen naar het gebied. Dit markeert in feite de start van gebiedsontwikkeling De Peelbergen. Deze ontwikkeling heeft een groot recreatief gebied gecreëerd dat zich uit langs de Midden Peelweg, vanaf de A67 tot aan bungalowpark Het Meerdal. De ontwikkeling van De Peelbergen is een organisch proces. Het ene initiatief creëert de mogelijkheid voor een ander initiatief. De huidige samenwerking van de gevestigde ondernemers is erg sterk en vormt een garantie voor verdere ontwikkeling.
Dat het gebied bij uitstek geschikt is voor de vrijetijdseconomie heeft het onder andere te danken aan de ligging. Het kent een natuurrijke omgeving gelegen tussen de Peel en de Maas met een diversiteit aan landschapskenmerken. Denk aan de Peel, de bossen en een afwisseling van groot- en kleinschalige landbouw met de daar doorheen lopende beekdalen. De flora en fauna heeft hier nog veel kansen om zich verder te ontwikkelen. Er is volop ruimte voor ondernemersinitiatieven in deze natuurlijke ontwikkeling. Deze kenmerken sluiten aan bij de doelstellingen van Maasgaard. Dit project is gericht op het realiseren van een robuuste groen-blauwe structuur, die de drager van een groter gebied vormt, in combinatie met het vergroten van de recreatiemogelijkheden.
De Peelbergen is een gebied zonder in- of uitgang en begrenzing. De aanwezige fiets-, wandel- en ruiterroutes zijn de verbindingen tussen andere lokale en regionale gebieden. Het gebied heeft zich met haar huidige ontwikkeling internationaal reeds op de kaart gezet. Door een uitstekende infrastructuur is De Peelbergen goed ontsloten per weg en binnen een uur reizen liggen vier luchthavens. In de nabije toekomst wordt de bereikbaarheid via het openbaar vervoer verbeterd.
Voor de gemeente Horst aan de Maas is De Peelbergen een belangrijke economische ontwikkeling. Met de vrijetijdseconomie als tweede economische pijler levert het een grote bijdrage aan de werkgelegenheid en veroorzaakt het veel economische spin-off in de gehele gemeente. Tevens levert De Peelbergen een grote bijdrage aan de toeristische ontwikkeling in Noord-Limburg en zelfs de verdere omgeving.
De Peelbergen vormt een mooie uitvalsbasis voor een verkenning van de hele provincie Limburg en delen van Brabant. Met De Peelbergen als vertrekpunt kunnen toeristen binnen 60 minuten de Limburgse heuvels, de Maasplassen, de Mookerheide alsook diverse steden bezoeken. Terug van de reis zijn er voldoende mogelijkheden om de culinaire eigenheden van Horst aan de Maas te leren kennen.
Voor de verdere ontwikkeling van De Peelbergen gaat Horst aan de Maas verder op de ingeslagen weg, waarbij kwaliteit bij de doorontwikkeling voorop staat.
De ambitie is dat de individuele initiatieven en de optelsom van het geheel van De Peelbergen bij bezoekers én bewoners een hoge belevingswaarde genereert.
Met onderhavig project, dat in het verlengde ligt van de recreatieve ontwikkelingen op het gebied van vrije tijdseconomie, wordt uitvoering gegeven aan deze visie.
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas (vastgesteld op 19 december 2017) en heeft hierin grotendeels de bestemming ‘Agrarische met waarden gekregen zonder bouwvlak, deels de bestemming ‘Natuur’, alsmede over het gehele gebied de gebiedsaanduiding milieuzone - hydrologische beschermingszone en aan het noordelijke deel is de dubbelbestemming ‘Waarde - Zone bronsgroene landschapszone’ toegekend. In het zuidelijke deel is verder nog de aanduiding 'reclamemast' toegekend, ten behoeve van de bestaande reclamemast.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede te zien uit de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan.
Figuur 10: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied
Omdat binnen de regels van dit vigerende bestemmingsplan het nieuwe project niet gerealiseerd kan worden, is een verzoek om medewerking ingediend bij het bevoegd gezag. Na het verkregen positieve principe-akkoord is onderhavig bestemmingsplan 'Medegebroekweg ong. Sevenum' opgesteld, dat enerzijds voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het nieuwe project en anderzijds de vergunde rechten, welke abusievelijk niet in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied positief zijn bestemd, weer goed planologisch vastlegt.
Het plangebied is plaatselijk bekend als Medegebroekweg (ong.)Sevenum en kadastraal bekend als gemeente Sevenum sectie Y nummers 88 en 106. Het beslaat een oppervlakte van in totaal 54.544 m2. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Sevenum, nabij de kruising van de A67 en de N277 (Midden Peelweg) en is nagenoeg geheel onbebouwd.
Sixty Seven (gelegen nabij de A67) is een nieuw concept en nieuwe locatie van Limburgs Uitje en is een logisch gevolg van het bewezen succes van Limburgs Uitje waarin outdooractiviteiten worden aangeboden. Het unieke idee van een “leisure hal” (geheel indoor) is de open opzet en de combinatie met de outdoor locatie van Limburgs Uitje. Er kan altijd een uitje geboden worden voor elk budget en bij slecht weer kan er snel geschakeld worden doordat de locaties bij elkaar liggen. Dit zal voor nog meer bezoekers zorgen die de gok op goed weer niet durven nemen.
Ook is er een indoor wave-surfer voorzien. Indoor surfen of wavesurfen wordt steeds populairder in Nederland. Wavesurfen is unieke waterattractie voor jong en oud. Met een snelheid tussen de 30 en 70 kilometer per uur wordt er water tegen een schuin oplopend vlak gespoten. Hierdoor ontstaat er een kunstmatige golf waarop gesurft kan worden. Op dit moment is er in Nederland slechts één indoor wavesurfplek, te weten in Nieuwegein.
Sixty Seven mikt op vele doelgroepen, waardoor er elke dag en elk jaargetijde genoeg mogelijkheden zijn om de exploitatie rond te krijgen. De indooractiviteiten zijn te verdelen in recreatie/sport, zakelijk en horeca. De benedenverdieping zal worden uitgevoerd als ‘Amerikaans concept’ en wordt volledig in het thema ‘Amerika’ gebouwd. De voorzieningen zijn ten alle tijden vrij toegankelijk voor iedereen, ook zonder reservering.
Sixty Seven ligt in een zeer toeristische omgeving (Peelbergen) die nog volop in ontwikkeling is. Zo liggen de drukbezochte camping en bungalowpark de Schatberg direct ten noorden van het plangebied van cliënt. Op korte afstand ligt Toverland met nog vele uitbreidingsplannen voor de nabije toekomst.
De combinatie van activiteiten is een uitgelezen mogelijkheid voor families om een familiedag te organiseren welke niet afhankelijk is van het weer. Ditzelfde geldt voor vrijgezellenfeesten, personeelsuitjes, sportteams, e.d. Het terrein van Limburgs Uitje is groot genoeg om het dubbele aantal gasten te kunnen verwelkomen echter de ontvangstruimte wordt te klein ervaren. Sixty Seven is daar een perfecte aanvulling op door de groepen te splitsen.
De maandagen t/m vrijdagen zullen buiten de schoolvakanties wat rustiger zijn. De ruimten op de verdieping kunnen dan eenvoudig geschikt worden gemaakt als vergaderruimte of evenementenzaal (trainingen, workshops en teambuilding).
Op dit moment kunnen bij Limburgs Uitje slechts groepen vanaf 8 personen reserveren voor de diverse activiteiten activiteit. De activiteiten in Sixty Seven zullen echter ook geschikt zijn voor kleinere groepen.
Ook niet onbelangrijk is dat Sixty Seven 20 fulltime arbeidsplaatsen zal opleveren; daarnaast zal er een flinke spin-off zijn in de zin dat de bezoekers langer in de regio willen blijven en dus gebruik zullen maken van nabijgelegen overnachtingslocaties en overige faciliteiten.
Figuur 11: impressie van Sixty Seven vanaf A67
Binnen onderhavig plangebied is ook Heerlijkheid Sevenum opgenomen, zoals dit reeds is vergund, onder andere inhoudende wellness- en beautyvoorzieningen en een hotel met 130 kamers; het vergunde horecagedeelte zal in de nieuwe plannen echter gecombineerd worden met de nieuwe leisure hal, zodat de overlap minimaal is.
Een ander hotel in de nabijheid van het project betreft het Tulip Inn Sevenum. Hier zal, nu het is overgenomen door La Place, geen barfunctie meer aanwezig zijn. Sixty Seven kan hierop dus een ideale aanvulling vormen. Voor een volwaardig restaurant blijven de hotelgasten aangewezen op de Turfhoeve (Midden Peelweg-A67) .
Voor de uitvoering van het project zal op basis van het Activiteitenbesluit een melding worden ingediend.
De projectering en uitvoering van het initiatief is afgestemd op het omringende landschap en de cultuurhistorie van de plek. Daarbij is het aanwezige beekdal als ecologisch waardevol gebied een gegeven. De lijn van de bebouwing van Heerlijkheid Sevenum weerspiegelt de loop van de beek, waardoor de Groote Molenbeek als belangrijke fysieke drager prominent aanwezig is en herkenbaar blijft als een groenblauwe corridor, die is gelegen in het overgangsgebied van stuifzanden naar een vochtig tot nat beekdal. De gebouwen worden gerealiseerd met twee of drie bouwlagen (maximaal 11 meter hoog) met uitzondering van het hotel dat 12 verdiepingen telt met bijbehorende bouwhoogte van 42 meter.
Het project Sixty Seven zal een maximale bouwhoogte van 15 meter bereiken. De naar de A67 gerichte zijde zal een meer industriële uitstraling krijgen, passend bij het project en thematiek. Het naar het noorden gerichte deel zal transparanter worden vormgegeven, zodat ín het gebouw ook de waarden van de bronsgroene zone kunnen worden ervaren, wat de beleving in het projectdeel van de wavesurfer te goede komt.
De bouwplannen zullen te zijner tijd ter beoordeling aan de commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden voorgelegd.
In de omgeving van het plangebied komen de volgende functies voor, waarbinnen de Heerlijkheid Sevenum en Sixty Seven zich voegt:
Verschillende functies worden met dit bestemmingsplan mogelijk als toevoeging op deze bestaande structuur.
Als gevolg van het project Sixty Seven hoeven er geen bomen gekapt te worden. Ten behoeve van de uitvoering van de vergunde activiteiten van Heerlijkheid Sevenum zullen echter wel enkele bomen moeten worden gekapt. Voor de inpassing van alle feitelijke nieuwe bebouwing is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de waarden binnen de bronsgroene zone die het plangebied doorsnijdt. Binnen het plangebied zal echter ook in her-/aanplant worden voorzien. Op figuur 12 is het project weergegeven op een luchtfoto (overlapt door bestemmingslaag) waardoor duidelijk te zien is welke bestaande bomen ten behoeve van Heerlijkheid Sevenum gerooid zullen moeten worden. De overige bomen zullen worden behouden en zullen deel gaan uitmaken van de landschappelijke inpassing van het plangebied. Hierdoor wordt een natuurlijke verweving van de nieuwe bebouwing en het landschap gecreeërd.
Afbeelding 12: projectie nieuwbouw in landschap
Zowel de parkeerplaatsen als de nieuwe bebouwing zullen worden aangekleed met een aantal groene elementen. Tevens zal een open hemelwatervoorziening worden gerealiseerd in de vorm van een fraaie wadi. Op onderstaande figuur is deze landschappelijke inpassing weergegeven. Het landschappelijk inpassingsplan behorende bij onderhavige ontwikkeling is integraal als bijlage aan de planstukken toegevoegd.
Figuur 13: landschappelijke inpassing
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht. Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo’n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden -aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling.
Bijlage D van het Besluit m.e.r. bepaalt onder activiteit 10 dat een m.e.r onderzoeksplicht geldt voor (kolom 1) plannen voor de aanleg, uitbreiding of wijziging van skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen, jachthavens, vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen , permanente kampeer- en caravanterreinen, of themaparken, in geval er sprake is van (kolom 2) 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer, 100 ligplaatsen of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.
Het plangebied beslaat een oppervlakte van in totaal 54.544 m2. Ruimschoots onder de drempelwaarde. Aangezien onderhavig plan voorziet in een positieve bestemming van een reeds vergund hotelcomplex met amusementshal, wellness etc. (Heerlijkheid Sevenum) moet dit vergunde deel aangemerkt worden als juridisch bestaand. Het deel van het plangebied dat betrekking heeft op nieuw te bestemmen en vergunnen activiteiten beslaan een bebouwde oppervlakte van circa 6000 m2. Het bezoekersaantal van het 'themapark' (Sixty Seven) zal zeker niet meer bedragen dan 250.000 per jaar (verwachte bezoekersaantal uitgaande van een ideaal verdienmodel bedraagt circa 120.000 per jaar); daardoor is het project aanzienlijk kleiner dan de in bijlage D genoemde drempelwaarden.
In casu is het niet noodzakelijk om een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen. Ter onderbouwing van dit bestemmingsplan worden uiteraard wel alle aspecten onderzocht die het gevolg zijn, dan wel kunnen zijn van het initiatief. Hiervoor zij met name verwezen naar onderhavig hoofdstuk 5. Deze onderbouwing kan tevens gezien worden als een 'aanmeldnotitie MER'.
In het kader van deze nieuwe functie dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik.
Op 21 november 2018 is door Econsultancy BV een verkennend bodemonderzoek en een onderzoek naar asbest in bodem/puin uitgevoerd. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Deellocatie A: verdachte locatie (voormalige boring 12)
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig" (VED-HE-NL). De bovengrond is plaatselijk zwak tot matig baksteenhoudend, zwak betonhoudend en zwak aardewerkhoudend. Zeer plaatselijk (gat/boring A08 en A09) bestaat de bodem uit volledig puin. De bovengrond is plaatselijk (onder de asfaltverharding) licht verontreinigd met minerale olie en PAK. Verder zijn in zowel de bovengrond als in de ondergrond analytisch geen verontreinigingen aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. De vooraf gestelde hypothese dat deze deellocatie als "heterogeen verdacht" dient te worden beschouwd, wordt voor deze deellocatie aanvaard.
Deellocatie B: overig terreindeel
Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting in de grond en het grondwater. Op de locatie worden geen verontreinigende stoffen verwacht in gehalten boven de landelijk of regionaal geldende achtergrondwaarde voor grond en/of de streefwaarde voor grondwater. Dit geldt zowel voor natuurlijke achtergrondgehalten als voor "antropogene" achtergrondgehalten, waarvan de oorzaak niet eenduidig is aan te wijzen.
Deellocatie C: brandhaard
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd, dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met plaatselijk bodembelasting en met een duidelijke verontreinigingskern" (VEP). De zintuiglijk schone bovengrond is licht verontreinigd met cadmium en kwik. De vooraf gestelde hypothese dat deze deellocatie als "plaatselijk verdacht" dient te worden beschouwd, wordt voor deze deellocatie aanvaard. Op het maaiveld zijn ter plaatse van het gronddepot en de voormalige schuur asbestverdachte materialen aangetroffen. Bovendien zijn achter de schuur enkele varkensschotten aangetroffen. Van elke locatie is vervolgens het asbestverdacht materiaal bemonsterd en aangeboden aan het laboratorium. Uit de analyseresultaten bleek enkel de varkensschotten asbesthoudend te zijn.
Tijdens de werkzaamheden is ter plaatse van gat A08 zintuiglijk asbestverdacht (plaat)materiaal aangetroffen. Dit plaatmateriaal blijkt na analyse 10-15% hechtgebonden, chrysotiel asbest te bevatten. Het berekende indicatieve asbestgehalte van asbestinspectiegat 08 is 60,7 mg/kg d.s. Dit gehalte overschrijdt (de helft van) de interventiewaarde.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "verdacht" dient te worden beschouwd, wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd.
Econsultancy adviseert om op termijn een nader onderzoek te laten instellen naar de aard en de omvang van de geconstateerde verontreiniging met asbest, ter plaatse van gat A08. Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit Bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.'
Dit verkennend bodemonderzoek is integraal als bijlage bij de planstukken gevoegd.
Geluidhinder op project
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
Voor de ontwikkeling van de Heerlijkheid is in 2007 akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in rapport 2007.0475-2 ('Akoestisch onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling "Heerlijkheid Sevenum'", Cauberg-Huygen, 18 april 2007).
Voor het bestemmingsplan is beoordeeld of het uitgevoerde onderzoek nog bruikbaar is voor de huidige ontwikkeling. Dit is gedaan door na te gaan of sprake is van veranderde wetgeving, verandering van uitgangspunten van het plan of verandering van de omgeving die relevant is voor de conclusie van het onderzoek.
In het akoestisch onderzoek is ingegaan op twee aspecten:
Geen geluidgevoelige functies
Voor het nieuwe bestemmingsplan is geen onderzoek naar de gevelbelasting van de nieuwe functies (zoals het hotel) nodig. De beoogde functies zijn geen geluidgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder.
Akoestische effecten op de omgeving
De akoestische effecten van de realisering van het plangebied op de omgeving zijn in 2007 beoordeeld en als passend bevonden. In dit onderzoek is uitgegaan van de toenmalige ontwikkeling van een hotel, specialiteitenrestaurant, gamingcenter en een beauty- en healthcenter. Naast een hotel (130 kamers en 13 verdiepingen), specialiteitenrestaurant, gamingcenter en een beauty- en healthcenter is een parkeerterrein voorzien. De verkeersaantrekkende werking is berekend door uit te gaan van 3,5 voertuigbewegingen per parkeerplaats. In het plan was destijds uitgegaan van 300 parkeerplaatsen. De toenmalige ontwikkeling leverde een verkeersaantrekkende werking op van 1.050 mvt/etmaal.
De huidige planontwikkeling is op hoofdlijnen vergelijkbaar. Er hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden. Het beauty- en healthcenter is geen onderdeel meer van de ontwikkeling. Daartegenover staat een algemene categorie dagrecreatie (Sixty Seven). De verkeersaantrekkende werking van het nieuwe programma is onderzocht op basis van een minimale en maximale variant qua functies.
De nieuwe verkeerskundige berekeningen geven een bandbreedte van de te verwachten verkeersaantrekkende werking van circa 530 tot circa 1.280 mvt/etmaal (afhankelijk van het type dagrecreatie). Er is sprake van een vergelijkbare verkeersaantrekkende werking, wat betekent dat de akoestische effecten grotendeels overeenkomen met de resultaten uit 2007.
Wel dient in ogenschouw te worden genomen dat het Reken- en meetvoorschrift in 2012 is herzien. Deze herziening heeft er toe geleid dat voor lichte motorvoertuigen andere emissiewaarden gelden. Bij snelheden hoger dan 50 km/u is de emissie per voertuig iets hoger dan in het Reken- en meetvoorschrift 2006 geldt. Dit is relevant voor geluid vanwege de N277. De geluidemissie vanwege het nieuwe verkeer op de N277 zal hierdoor iets hoger zijn dan is berekend in 2007.
De meest nabijgelegen woning is de woning aan de Kleefsedijk 31 op iets meer dan 250 m afstand van het project. In de berekening van 2007 staat deze woning in het groene gebied met <43 dB geluid. De bebouwing van het La Place restaurant / Tulip hotel heeft voor deze woning een afschermende werking. Gelet hierop zal ook bij een iets hogere geluidemissie op de N277 vanwege het veranderde reken- en meetvoorschrift en bij een vergelijkbaar aantal verkeersbewegingen geen sprake zijn van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde.
Daar komt bij dat het verkeer vanwege de ontwikkeling geen significante bijdrage zal hebben op de geluidemissie van de N277. Deze weg heeft een intensiteit van 12.243 mvt/etmaal (in 2014, beide rijrichtingen samen, Mobiliteitsmonitor Limburg). De bijdrage vanwege het verkeer van de geplande ontwikkeling is dusdanig laag (circa 5-10%) dat dit niet zal leiden tot een toename van meer dan 2 dB ten opzichte van de huidige situatie.
Wetgeving
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer; 'Wet Luchtkwaliteit'). Hierin wordt een programma-aanpak geïntroduceerd. Alle projecten binnen een programmagebied kunnen hierdoor doorgang vinden mits de Nederlandse overheden voldoende maatregelen nemen om overal in het gebied aan de grenswaarden te voldoen.
Op grond van artikel 5.16 Wm verlenen college van burgemeester en wethouders alleen een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan wanneer aannemelijk is dat gemaakt dat:
Kleine en grote projecten
De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Het gaat hierbij om de volgende categorieën:
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Met de NIBM-rekentool van Kenniscentrum InfoMil kan worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. In de rekentool zijn de verkeersgegevens van het onderdeel 'verkeer en parkeren', paragraaf 5.7, gebruikt. De verkeersgeneratie ten gevolge van het reeds vergunde project 'Heerlijkheid Sevenum', inclusief maximaal 6000 m2 BVO ter plaatse van Sixty Seven, kent een daggemiddelde van maximaal 1300 ritten. Hiervan nemen vrachtwagens 2% van de verkeersbewegingen voor hun rekening. De berekeningen zijn uitgevoerd met de 'Niet in betekenende mate tool' (NIBM-tool, versie 2018). Deze rekentool is ontwikkeld door het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil. In onderstaande figuur is het resultaat weergegeven van de NIBM-rekentool.
Figuur 13: worst-case scenario Heerlijkheid Sevenum
Op basis van de op dit moment voorziene omvang van het project, zal de verkeersgeneratie gerelateerd aan het hotel kleiner zijn en de uitvoering van het vergunde restaurant zal ook worden gerelateerd aan het project 'Sixty Seven', waardoor deze reeds vergunde bvo's uitgewisseld zullen worden met het bvo dat gekoppeld is aan dagrecreatie.
Per saldo zal de maximaal voorziene verkeersproductie dus niet substantieel verschillen van de uitgangspunten voor het verkeersonderzoek uit april 2016 (waarover meer in paragraaf 5.7.1).
Uit de berekening blijkt dat als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling de toename van de concentratie stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) langs de ontsluitende wegen niet boven 1,2 ug/m3 komt. Hieruit volgt dat op voorhand duidelijk is dat als gevolg van het plan de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' verslechtert.
Luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het project.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009.
Bedrijven en milieuzonering
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Het plangebied en zijn omgeving is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Naast een enkele woning komen er ook andere functies voor, zoals een trainingscentrum van de politie, agrarische bedrijven, een tankstation en recreatieve voorzieningen. Daarnaast ligt het plangebied direct langs een hoofdinfrastructuur in de vorm van de A67 en N277. Vandaar dat het gebied behoort tot het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Invloed milieuhinder op het plangebied
Op grond van het bestaande gebruik en de planologische mogelijkheden is in beeld gebracht welke bedrijfsfuncties in de nabijheid van het plangebied aanwezig zijn.
De volgende bedrijvigheid is rond het plangebied aanwezig:
locatie | activiteit | milieucate-gorie | richtafstand met aftrek | feitelijke afstand |
Medegebroekweg 11 Sevenum |
IBT-centrum voor de samen- werkende politiekorpsen van Limburg Noord en Brabant Zuid Oost |
4.1 | 100 m | 0 m |
Midden Peelweg 1 Sevenum | Restaurant de Turfhoeve | 1 | 0 m | 0 m |
Kleefsedijk 29 Sevenum | La Place restaurant & Tulip Inn Hotel Sevenum | 1 | 0 m | 110 m |
Midden Peelweg 3 Sevenum | Tankstation Total Fina | 3.1 | 30 m | 0 m |
Midden Peelweg 5 Sevenum | Recreatiecentrum De Schatberg | 4.2 | 200 m | 120 m |
Midden Peelweg 6 Maasbree | McDonald's Maasbree | 1 | 0 m | 290 m |
Struiken 1 Maasbree | Hondencentrum de Peelhorst | 3.1 | 30 m | 220 m |
Gelet op de milieucategorie van en de afstand tot de geplande milieugevoelige functies zijn alleen de bedrijven aan de Medegebroekweg 11, de Midden Peelweg 3 en de Midden Peelweg 5 relevant.
Het IBT-centrum aan de Medegebroekweg 11 bestaat uit onder andere onderwijs- en instructieruimten, sportzalen, schietbanen, een overdekte oefenstraat waarin zogenaamde politiehandelingen kunnen worden geoefend, zoals arrestaties en dergelijke. Daarnaast is er een buiten-oefen-straat. Voor dergelijke bedrijvigheid is geluid het bepalende milieuaspect voor de aan te houden richtafstand tot milieugevoelige bestemmingen. Met voorliggend bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn de dagrecreatieve activiteiten binnen het plangebied binnen nieuw te realiseren bebouwing voorzien, hetgeen een geluidsbufferend effect heeft (vice versa).
Het tankstation aan de Midden Peelweg 3 is gezien zijn doorvoer aan LPG (vergunde jaardoorzet 500 m3) gelijk te stellen met bedrijvigheid van milieucategorie 3.1. De bouwvlakken waarbinnen de bebouwing moet worden gerealiseerd, bevinden zich op een grotere afstand dan 30 meter. Dit betekent dat de nieuwe gevoelige functies binnen het plangebied, ook wanneer deze op de kortst mogelijke afstand wordt geprojecteerd, geen beperkingen zal opleveren voor de bedrijfsvoering van dit bedrijf en vice versa.
Recreatiecentrum De Schatberg aan de Midden Peelweg 5 is in het kader van bedrijven- en milieuzonering aan te merken als een recreatiecentrum en gelijk te stellen met bedrijvigheid van de milieucategorie 4.2. Geluid is voor dergelijke bedrijvigheid het voor de richtafstand bepalende milieuaspect. Ter plaatse van Recreatiepark De Schatberg geldt bestemmingsplan 'De Schatberg', waarin specifieke aanduidingen zijn opgenomen voor de op grond van het bestemmingsplan mogelijk te maken recreatieve functies. Geluid zal met name worden geproduceerd ter plaatse van de recreatieve verblijven, zoals het kampeerterrein en de recreatiewoningen, de zwemvijver en de buitenspeelaccommodaties. Bestemmingsplan 'De Schatberg' laat deze functies enkel toe op een afstand groter dan 200 meter vanaf het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Bovendien vormt het bos rondom het beekdal van de Grote Moolenbeek een natuurlijke geluidwerende barrière.
Vanuit oogpunt van milieuzonering en functiescheiding is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Er kan derhalve worden gesteld dat qua milieuzonering wordt voldaan aan de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'.
Risicovolle inrichtingen (bevi)
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende milieuvergunning (of een geldende Algemene Maatregel van Bestuur) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi worden specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6 /jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologische besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij omkomt. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
Voor de verlening van de omgevingsvergunning voor de Heerlijkheid Sevenum is door Cauberg-Huygen een 'quick scan externe veiligheid' (rapport 2007.0475-1) uitgevoerd en een 'verantwoording groepsrisico' (rapport 2007.0475-3). Dit document is gevolgd door de RBMII en AVIV-berekening voor het LPG-tankstation en is daarna verder uitgewerkt door Kragten bv. Deze berekeningen en onderzoeken hebben de basis gevormd voor de verantwoording van het groepsrisico voor onderhavig bestemmingsplan.
Voor de verantwoording van het groepsrisico is uitgegaan van de volgende feiten:
Ligging plangebied
Het plangebied ligt op circa:
Over de A67 en de Midden Peelweg vervoert men gevaarlijke stoffen.
Gelet op deze afstanden ligt het plangebied binnen de invloedgebieden van de A67, de Midden Peelweg (N277) en het Total LPG-tankstation aan de Midden Peelweg 3 te Sevenum. Het plangebied ligt buiten het Plasbrandaandachtsgebied van de A67. Ook ligt het plangebied buiten de plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6-contouren) van de A67, de Midden Peelweg (N277), het vulpunt van het LPG-tankstation aan de Midden Peelweg 3 te Sevenum en de ondergrondse LPG-tank van het LPG-tankstation aan de Midden Peelweg 3 te Sevenum.
Bepaling omvang groepsrisico
Groepsrisicoberekeningen voor de A67, de Midden Peelweg (N277) en het Total LPG-tankstation zijn uitgevoerd. Uit de groepsrisicoberekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico als gevolg van de aanwezige transportroutes in de huidige als toekomstige situatie niet wordt overschreden. Er is wel een forse toename van de omvang van het groepsrisico door de ontwikkeling van het plangebied. Doordat de toename van het groepsrisico meer bedraagt dan 10%, dient het bevoegd gezag deze toename te verantwoorden.
De oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie overschreden vanwege de aanwezigheid van het Total LPG-tankstation aan de Midden Peelweg 3 te Sevenum. Door de ontwikkeling van het plangebied vindt er beperkte stijging van het groepsrisico plaats. Door de overschrijding van de oriëntatiewaarde is de verantwoordingsplicht van het groepsrisico van toepassing.
Verantwoording
Met het invullen van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag, waarmee het externe veiligheidsaspect mee wordt gewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. De verantwoording is kwalitatief.
Bij het opstellen van de verantwoording is gebruik gemaakt van de notitie “BSM008-0001 Bestemmingsplan Medegebroekweg ong. Sevenum”, d.d. 11 november 2019 die door adviesbureau Kragten is opgesteld. In de notitie van Kragten is een aanzet tot een verantwoording gegeven. Ook is bij deze verantwoording gebruik gemaakt van de bouwvergunning die in 2007 is verstrekt aan “Heerlijkheid Sevenum”. Bij schrijven van 22 november 2019 heeft de Veiligheidsregio Limburg Noord advies uitgebracht; vanuit de brandweer Limburg Noord is op 19 november 2019 advies ontvangen. Deze documenten waarop de verantwoording is gebaseerd, zijn als bijlage toegevoegd.
Conclusies en aanbevelingen
Door ontwikkeling van het plangebied verandert de omvang van het groepsrisico binnen de invloedgebieden van de A67, de Midden Peelweg (N277) en het LPG-tankstation aan de Midden Peelweg 3 te Sevenum.
Ongeacht de inzet van de gemeente en hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken is er sprake van een restrisico. Immers de kans op een ongeval, hoe klein ook, blijft altijd aanwezig.
Het restrisico is in dit geval onder déze omstandigheden en door het treffen van maatregelen (welke zijn opgenomen in het rapport 'Veranntwoording groepsrisico', dat integraal mét bijlagen aan de planstukken is toegevoegd) aanvaardbaar.
Op 14 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sevenum besloten om de voorgestelde maatregelen van de Regionale Brandweer over te nemen en deze in de diverse procedures (bouwvergunning en gebruikersvergunning) van “Heerlijkheid Sevenum” te verankeren.
Burgemeester en wethouders van Sevenum hebben bij de verlening van de bouwvergunning in 2007 de destijds door de Regionale Brandweer geadviseerde bouwkundige en installatietechnische maatregelen als voorschriften verbonden aan deze bouwvergunning. Ook is destijds vastgelegd welke bluswatervoorzieningen vereist zijn.
De nu door de Veiligheidsregio Limburg Noord geadviseerde maatregelen met betrekking tot het hotel en de wellness accommodatie komen nagenoeg overeen met de destijds door de Regionale Brandweer geadviseerde maatregelen. Daar deze maatregelen als voorschrift zijn verbonden aan de in 2007 verleende bouwvergunning van “Heerlijkheid Sevenum” is voldoende geborgd dat deze maatregelen ook daadwerkelijk worden getroffen.
Met het treffen van deze maatregelen en de toezeggingen van de initiatiefnemers is er voldoende borging dat de maatregelen worden getroffen en is het verantwoord om medewerking te verlenen aan de realisatie van “Sixty Seven” en “Heerlijkheid Sevenum” aan de Medegebroekweg ong. te Sevenum.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Horst aan de Maas als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
Hergebruik
Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van gescheiden watercircuits door het hergebruik van bijvoorbeeld regenwater (drinkwater, grijswater, huishoudwater). De ervaringen met bestaande proefprojecten leert echter dat deze pas rendabel zijn bij projecten met 1000 of meer te bouwen woningen. Ook de recent aangescherpte regelgeving op dit vlak maakt het hergebruik van (regen)water niet snel haalbaar. Het onderhavige project is dan ook te kleinschalig om deze voorziening toe te passen.
Grontmij Nederland BV heeft een watertoetsdocument opgesteld, waarin de effecten van de nieuwe ontwikkeling op de waterhuishouding worden beschreven. Het rapport, gedateerd 22 februari 2016, is opgenomen als bijlage bij de planstukken.
De bodem van het plangebied bestaat voornamelijk uit fijne tot grove zanden. De Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) van het plangebied is dermate hoog dat de ontwatering in het plangebied beperkt is. Op basis van de beschikbare informatie ligt de GHG op 0,1 à 0,4 meter beneden maaiveld. Door de hoge GHG en de mogelijke aanwezigheid van slecht doorlatende lagen in de bodem wordt het afgeraden om hemelwater op de locatie te infiltreren. Het maaiveld in het plangebied ligt gemiddeld op circa NAP +30,50 meter.
Als gevolg van de geplande ontwikkeling neemt het verhard oppervlak in het plangebied feitelijk toe. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg onverhard.
In november 2018 heeft Econsultancy BV een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Hierin is het volgende geconstateerd:
De haalbaarheid van hemelwaterinfiltratie is onder andere afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem en de aanwezigheid van stoorlagen (klei en leem). Econsultancy acht bodemlagen met een minimale doorlatendheid van 1,0 m/dag geschikt voor infiltratie van hemelwater.
De doorlatendheid van de bodem wordt over het algemeen geclassificeerd als vrij goed tot goed doorlatend, waarbij k-waarden tussen de 0,8 en 5,9 m/dag zijn aangetoond. Op basis van de resultaten uit het waterdoorlatendheidsonderzoek wordt de bodem binnen de onderzoekslocatie, mede op basis van de textuur, geschikt geacht voor de infiltratie van hemelwater. Echter dient in het noordoostelijk deel van de onderzoekslocatie rekening te worden gehouden met de relatief hoge grondwaterstand. Geadviseerd om voor het dimensioneren van de infiltratievoorzieningen een rekenwaarde te hanteren van 1,9 m/dag. Als rekenwaarde geldt het gemiddelde van alle metingen in de onverzadigde zone vermenigvuldigd met een veiligheidsfactor van 0,5.
Bij het maken van de keuze voor het type (infiltratie)voorziening (dimensionering) is het tevens van belang rekening te houden met de Gemiddelde Hoogste grondwaterstand (GHG), het afstromend verhard oppervlak en het beleid van het bevoegd gezag.
Op 12 maart 2019 is door Econsultancy BV ook een retentieplan opgesteld voor de ontwikkeling aan de Medegebroekweg te Sevenum. Het retentieplan is opgesteld in het kader van de voorgenomen ontwikkeling op de planlocatie. In deze notitie is beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en het beleid van de waterbeheerders (Waterschap Limburg en de gemeente Horst aan de Maas).
De planlocatie is in gebruik als weiland en heeft voor zover bekend altijd een agrarische bestemming gehad. De initiatiefnemer is voornemens een bedrijfshal en een hotel met bijbehorende parkeergelegenheid te realiseren. De toekomstige parkeervoorziening bestaat uit een halfverharding. In het kader van duurzaam waterbeheer zal het afstromend hemelwater van het toekomstig verhard oppervlak, indien mogelijk en noodzakelijk, in de bodem worden geïnfiltreerd. De initiatiefnemer is voornemens om aan de noordzijde van de planlocatie een wadi te realiseren. Uit het geohydrologisch veldonderzoek blijkt dat de bodem over het algemeen geclassificeerd kan worden als vrij goed tot goed doorlatend, waarbij k-waarden tussen de 0,8 en 5,9 m/dag zijn aangetoond. Op basis van het af te koppelen verhard oppervlak en de bergingseis bedraagt de waterbergingsopgave voor het plangebied in totaal 2.960 m3. In de toekomstige situatie zal het schone hemelwater (zogenaamde hemelwaterafvoer; HWA) niet direct op het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) worden aangesloten maar separaat binnen het plangebied worden verwerkt. Dit betekent dat bij de verdere planuitwerking water expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing wordt genomen en dat hemelwater op een duurzame wijze wordt verwerkt. De ontwikkeling zal daarmee hydrologisch neutraal zijn.
De initiatiefnemer is voornemens om aan de noordzijde van de planlocatie een wadi te realiseren. Op basis van de toekomstige situatie wordt het hemelwater middels greppels naar de wadi getransporteerd. De greppels hebben een lengte van circa 425 meter. Indien de greppels worden aangelegd met een diepte van 0,8 meter en een talud van 1 op 2 kan ongeveer 745 m3 aan hemelwater geborgen worden. Door het plaatsen van een (klein) stuwtje kan het hemelwater in de greppel langer worden vastgehouden en vervolgens overstorten naar een andere voorziening. De resterende waterberging bedraagt derhalve nog 2.215 m3. Om inzicht te krijgen in het ruimtebeslag die bij een (potentiële) voorziening hoort om de overige waterberging van 2.215 m3 waterberging te realiseren , is een alternatief uitgewerkt waarbij het hemelwater wordt geborgen middels een wadi. Wanneer de wadi wordt aangelegd met een diepte van 0,8 meter en een talud van 1 op 3 is, uitgaande van een volledige vulling 3.500 m2 benodigd om de volledige wateropgave te kunnen bergen. Ten noorden van de planlocatie is voldoende ruimte aanwezig om deze wateropgave te kunnen bergen en de om de voorziening landschappelijk in te passen.
Op basis van de randvoorwaarden en uitgangspunten is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd waterneutraal uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de bestemmingswijziging en de uitvoering van het plan.
Het geohydrologisch veldonderzoek en het integrale retentieplan zijn als bijlagen toegevoegd.
Huishoudelijk afvalwater
In de directe nabijheid van het plangebied ligt een drukriolering. Indien mogelijk kan huishoudelijk afvalwater worden aangesloten op deze drukriolering. Voorafgaand aan de realisatiefase moet worden onderzocht of de bestaande capaciteit van deze riolering voldoende is om de toename van de stroom huishoudelijk afvalwater te verwerken. Indien noodzakelijk, wordt het rioleringsstelsel aangepast.
PM
Het plangebied is niet gelegen binnen een (hinder)zone of werkstrook van hoofdleidingen voor olie of water en hoogspanningsleidingen. Voordat met eventuele (lichte) graafwerkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, zal initiatiefnemer een Klic-melding doen, zodat ook rekening gehouden kan worden met de ligging van de gebruikelijke leidingen en kabels.
Het plangebied is verder niet gelegen binnen een obstakelbeheer- of radarverstoringsgebied van een civiel of militair luchtvaartterrein en over het plangebied loopt geen straalpad van telecomaanbieders.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wn) in werking getreden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wn. Met de Wn wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen.
Vanaf 2014 zijn de provincies verantwoordelijk voor het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN). Het NNN van de provincie Limburg is vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (hierna: POL 2014). In het POL 2014 worden drie groene natuurzones onderscheiden, de goudgroene, zilvergroene en bronsgroene natuurzones. De goudgroene natuurzones betreffen de parels onder de Limburgse natuurgebieden, de zilvergroene zones is natuur met een minder hoge concentratie aan natuurwaarde. De bronsgroene zijn landschapszones die ten aanzien van natuur en landschap de meest waardevolle cultuurlandschappen zijn waarbij natuur, landschap sterk gemengd met landbouw en andere functies voorkomen.
De goud- en zilvergroene natuurzone vormen het Natuurnetwerk Nederland en hiervoor geldt het landelijk beschermingsregime van het nee, tenzij-principe. Ten aanzien van de bronsgroene natuurzones geldt het ja, tenzij-principe. De huidige wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet worden aangetast. Ingrepen met een significant negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet plaatsvinden, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en indien er geen alternatieven zijn. Indien bij een ingreep schade wordt aangericht aan een NNN-gebied, dan dient dit in ieder geval gemitigeerd te worden. De resteffecten aan verlies van kwaliteit en/of oppervlakte dienen te worden gecompenseerd. Daarnaast kan salderen van positieve en negatieve effecten op het NNN uitkomst bieden om projecten in het NNN te realiseren.
Het plangebied ligt niet binnen één van de gebieden die conform het Provinciaal Omgevingsplan Limburg zijn aangewezen als goudgroene of zilvergroene zone. Effecten op het Natuurnetwerk Nederland kunnen daarmee op voorhand worden uitgesloten. Het plangebied wordt wel doorsneden door een bronsgroene landschapszone, waardoor uitwerking van het zogeheten 'ja, mits-principe' noodzakelijk is. De bronsgroene landschapszone bestaat uit landschappelijk aantrekkelijke gebieden met een veelheid aan functies. Ze biedt ruimte voor een duurzame ontwikkeling van grondgebonden land- en tuinbouw. Het beleid van de provincie Limburg is er op gericht om de (huidige) landschappelijke kernkwaliteiten van de bronsgroene landschapszone te behouden, te beheren, te ontwikkelen en te beleven.
Figuur 15: Uitsnede kaart Natuurnetwerk POL 2014
Over de bronsgroene landschapszone wordt in de Omgevingsverordening Limburg 2014 aangegeven dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, een beschrijving dient te bevatten van de in het onderzoeksgebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd.
De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf zoals uitgewerkt in het Landschapskader.
In paragraaf 3.2 van deze toelichting is ingegaan op de landschappelijke bijdrage die deze ontwikkeling levert aan de kernkwaliteiten van het gebied.
Houtopstanden buiten de bebouwde kom bestaande uit een rij van tenminste 20 bomen of een oppervlakte beslaand van tenminste 10 are bestaande uit boomvormers zijn beschermd op grond van de Boswet. Boomvormers zijn houtopstanden met een diameter van tenminste 10 centimeter. Deze bescherming geldt eveneens wanneer alleen velling van een deel van dergelijke beplantingen wordt beoogd.
Het indienen van een 'kennisgeving van voorgenomen velling' bij het ministerie van EZ is nodig bij een velling van houtopstanden die worden beschermd door de Boswet. De eigenaar van grond, waarop een houtopstand - anders dan bij wijze van dunning - is geveld of op andere wijze is tenietgegaan, is verplicht binnen een tijdvak van drie jaren te herbeplanten overeenkomstig de hiervoor geldende regels.
Een aantal categorieën houtopstanden is opgenomen in de Boswet, waarbij bovenstaande plichten niet van toepassing zijn.
Grontmij Nederland BV heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de effecten van deze ontwikkeling op beschermde soorten planten en dieren en/of natuurgebieden. Het rapport, gedateerd 29 oktober 2015, is als bijlage opgenomen bij de planstukken. Het onderzoek is erop gericht een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten van het plan op beschermde natuurwaarden in en om het plangebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen in het kader van de planfase en/of realisatiefase.
De voorgenomen ontwikkeling ligt buiten de grenzen van de omliggende Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Het onderzoeksgebied maakt geen deel uit van het leefgebied van kwalificerende soorten van deze gebieden. Uit het verkennend onderzoek blijkt dat er geen sprake is van indirect oppervlakteverlies van leefgebied van kwalificerende soorten buiten Natura 2000-gebieden.
Er zal geen sprake zijn van het optreden van permanente verontreiniging. Gezien de lokale schaal van werkwegen waarop verontreiniging kan optreden en de aanzienlijke afstand (minimaal 3.100 meter) tot mogelijk verontreinigingsgevoelige habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijnsoorten binnen de omliggende Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten, zijn significant negatieve effecten op deze gebieden als gevolg van verontreiniging op voorhand uitgesloten.
Echter, na de uitspraak van de Raad van State (d.d. 29 mei 2019) mag het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet meer als basis voor toestemming voor activiteiten die stikstof uitstoten worden gebruikt. Daarom moet per activiteit duidelijk worden gemaakt dat beschermde natuurgebieden daardoor niet worden aangetast.
Het beoogde plan mag geen negatieve effecten veroorzaken op de omliggende Natura 2000-gebieden. Met het programma Aerius Calculator wordt de depositie van stikstofverbindingen in de vorm van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) op het oppervlak van de omliggende Natura 2000-gebieden inzichtelijk gemaakt. Bij een projecteffect van 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.
Met behulp van het rekenprogramma Aerius Calculator is door Kragten BV de depositiebijdrage vanwege de beoogde situatie berekend ter plaatse van nabijgelegen gevoelige habitattypen in de voor het plan relevante Natura 2000-gebieden. In bijlage B1 zijn de invoergegevens en rekenresultaten van de berekening naar de stikstofdepositie weergegeven middels de Aerius exports.
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie in beide situaties niet meer dan 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt. Het onderhavige plan zal geen relevante significante cumulatieve effecten veroorzaken ter plaatse van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. In het kader van een voortoets kunnen significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten waardoor het uitvoeren van een passende beoordeling niet aan de orde is en het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan (zowel voor de aanleg- als voor de gebruiksfase). Deze rapportage is integraal als bijlage bij de planstukken gevoegd.
In artikel 3.1 Wn wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wn, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wn ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wn zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen.
Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wn kan slechts worden verleend indien:
Quick scan
Het plangebied is mogelijk onderdeel van functioneel leefgebied van de das en de levendbarende hagedis. In de bomen langs de noordzijde van het plangebied kunnen vaste rust- en verblijfplaatsen van de eekhoorn en vleermuizen aanwezig zijn. Daarnaast worden lijnvormige structuren in het plangebied mogelijk door vleermuizen gebruikt als vliegroute. Het planvoornemen kan ook negatieve effecten hebben op mogelijk in de nabijheid aanwezige jaarrond beschermde nesten van de buizerd, sperwer en kerkuil.
Voor een effectbepaling van de ontwikkeling op bovengenoemde soorten is nader onderzoek noodzakelijk. De benodigde onderzoeksinspanning is afhankelijk van de inrichtingsplannen en de voornemens voor kapwerkzaamheden. Nader soortgericht onderzoek wordt uitgevoerd conform de vigerende soortenstandaarden en onderzoeksprotocollen. De onderzoeksperiode loopt naar verwachting tussen maart en oktober. Indien op basis de inrichtingsplannen blijkt dat ten gevolge van de ontwikkeling verbodsbepalingen uit de Wn worden overtreden, dan geldt voor de strikt beschermde das, alle vleermuissoorten en vogels met jaarrond beschermd leefgebied een ontheffingsplicht in de uitvoeringsfase. Voor de eekhoorn en levendbarende hagedis geldt dat bij negatieve effecten kan worden gewerkt op basis van een door het ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode. Indien dit niet mogelijk is, dan geldt een ontheffingsplicht vanuit de Wn.
Daarnaast dient bij de uitvoering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels in het plangebied. Alle broedende vogels zijn strikt beschermd en verstoring is niet toegestaan. Door in de planning rekening te houden met het broedseizoen - globaal lopend van half maart tot augustus - dan wel het tijdig treffen van maatregelen kan worden voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar wordt gewerkt. Zo kunnen belemmeringen vanuit de Wn ten aanzien van broedende vogels worden vermeden. Aanbevolen wordt om buiten het broedseizoen vegetatie te verwijderen en deze tijdens het broedseizoen kort te houden.
Er bevinden zich bomenrijen van meer dan 20 bomen binnen het plangebied. Afhankelijk van de voornemens voor de uitvoering van kapwerkzaamheden is mogelijkerwijs een kapmelding noodzakelijk en geldt een herplantingsplicht. Tevens bevinden zich diverse bomen binnen het plangebied, waarvoor waarschijnlijk een kapvergunning aangevraagd dient te worden. Zodra duidelijk is welke bomen dit betreft, dient in samenspraak met een ecoloog te worden bepaald in hoeverre een kapvergunning noodzakelijk is.
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van
Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is- door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld. In gebieden met een lage indicatieve archeologische waarde is er een geringe kans op het aantreffen van archeologische waarden.
De raad van Horst aan de Maas heeft op 26 mei 2015 de 'Archeologische Maatregelenkaart Horst aan de Maas' vastgesteld. Het gemeentelijk grondgebied wordt hier opgedeeld in verschillende categorieën. Per categorie maakt het gemeentelijk archeologie beleid inzichtelijk of, en zo ja waar en wanneer archeologisch (voor)onderzoek nodig is bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en welke onderzoekseisen en ontheffingen daarbij gelden.
Figuur 16: Archeologische Maatregelenkaart
Uit bovenstaande uitsnede van de maatregelenkaart (figuur 16) blijkt dat het projectgebied is gelegen in het gebied aangeduid als categorie 5, met een lage archeologische verwachting.
Figuur 17: tabel met maatregelen per categorie
Voor deze categorie is geen maximaal verstoringsoppervlak opgenomen, maar wel een maximale verstoringsdiepte van 50 cm. Hoewel de ingreep dieper dan 50 cm, is het maximaal te verstoren oppervlak niet gelimiteerd waardoor er geen onderzoeksverplichting geldt.
In een eerder stadium is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. In de rapportage, daterend uit augustus 2005, opgesteld door BILAN, zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek weergegeven (zie bijlage). In het onderzoek wordt - overeenkomstig het actuele gemeentelijk archeologisch beleid - geconcludeerd dat de bodem in het plangebied grotendeels is vergraven. Door het ontbreken van archeologische indicatoren, ook in het esdek, wordt gesteld dat in het verleden geen menselijke bewoning in het plangebied aanwezig was. Vandaar dat ook geen vervolgonderzoek is aanbevolen voor het plangebied.
In het vigerende bestemmingsplan buitengebied Horst aan de Maas is aan het noordelijke deel van het plangebied echter de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 6 toegekend; in onderhavige bestemmingsplan is deze dubbelbestemming ongewijzigd overgenomen.
Indien bij de uitvoering van werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag verplicht.
Het plangebied en haar omgeving staan niet op zichzelf, maar zijn een wezenlijk deel van een groter geheel, namelijk het esdorpenlandschap. In de basis is er landschappelijk nog altijd een samenhang aanwezig tussen afzonderlijk herkenbare landschapselementen: dorpen, hooggelegen essen, laaggelegen beekdalen, heide- en veldontginningen en de bodem en hydrologie. Oorspronkelijk was het projectgebied onderdeel van een uitgestrekt complex van hoogveen en natte en droge heide. De Groote Molenbeek stroomde hier als een vlechtende beek doorheen. Zowel ten noorden als ten zuiden van het indertijd natte, laaggelegen projectgebied lagen heidevelden met venen en veentjes. Het heidegebied aan de noordzijde vormde een overgangsbiotoop van de hoogveengebieden in het westen, die voor de mens vrijwel ondoordringbaar waren, en omliggende zandverstuivingen. Het gebied tussen het veen en de drogere zandgronden werd eeuwenlang als een stevige barrière gezien en vanuit de gecultiveerde zandgronden in het oosten werd het beweid met schapen en werden plaggen gestoken van turf en hoogveen. Hiermee werden de arme zandgronden bemest. Een in het gebied nog aanwezige turfhoeve is in dit verband een uitkijk in het verleden.
Aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw wordt duidelijk dat in de omgeving ontgonnen gronden landbouwkundig niet aantrekkelijk zijn, vanwege een beperkte vruchtbaarheid van de bodem. Bebossing van onder meer de Schatberg bleek interessanter dan arbeidsintensieve veehouderij. Midden jaren zestig is het plangebied en de omgeving landschappelijk gezien sterk veranderd. Zo heeft in de daaraan voorafgaande jaren grootschalige ruilverkaveling plaatsgevonden, waardoor de intensiteit van het gebruik en het landschappelijk karakter sterk verzakelijkten. In deze periode werd ook de belangrijke regionale weg Middenpeelweg in gebruik genomen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Limburg, die is opgesteld door de provincie Limburg, is het plangebied dan ook aangemerkt als 'Nieuw Cultuurlandschap - periode 1890-1990'.
In de laatste decennia is gebleken dat ook de ontgonnen gronden niet bijzonder interessant zijn voor de landbouw. Bovendien heeft deze landbouw ongunstige effecten op de omliggende natuurreservaten, die ter bescherming van de overblijfselen van het oorspronkelijke Peellandschap zijn ingesteld. Intensieve bemesting heeft niet alleen invloed op de natuur, maar ook op de bodem- en waterkwaliteit. Recente ontwikkelingen leiden tot een veranderend ruimtegebruik, waarin de huidige landbouw meer ruimte geeft aan andere functies in het landelijk gebied. In de omgeving zijn onder meer een golfterrein en een grootschalig recreatiepark te vinden. Het grondgebruik is direct verbonden en afgestemd op lokale variatie in het bodemtype en de geologische oorsprong:
Door Grontmij Nederland BV is onderzoek gedaan naar de verkeerskundige effecten van de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling op de omgeving en naar de toekomstige parkeersituatie. Het verkeersonderzoek, gedateerd 18 april 2016, is als bijlage toegevoegd aan de planstukken.
Om de verkeersgeneratie van de nieuwe ontwikkelingen te bepalen zijn kencijfers per functie afkomstig uit de CROW-publicatie 317 'Kencijfers Verkeersgeneratie en Parkeren' (oktober 2012) en ASVV 2012. Deze kencijfers bieden een bandbreedte tussen een minimum- en een maximumwaarde. Omdat de uiteindelijke ontwikkeling - binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt - in 2016 niet precies bekend was, is toen rekening gehouden met de minimale verkeersproductie en de maximale verkeersproductie van diverse mogelijke ontwikkelingen. Hierbij zijn de volgende karakteristieken toegepast:
Voor de ontwikkelingen, mogelijk binnen het voorliggend bestemmingsplan, zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd in het onderzoek naar verkeer en parkeren:
De daarbij behorende verkeersgeneratie is in onderstaande tabel weergegeven:
Omdat de indeling van de functies binnen het plangebied in 2016 nog onbekend was, was toen niet precies aan te geven hoe De Heerlijkheid en Sixty Seven ontsloten worden. Verkeerskundig gaat, aldus de Grontmij, de voorkeur uit naar ontsluiting aan de noordzijde met behulp van een nieuw aan te leggen weg naar De Schatberg. Aan de zuidzijde wordt het terrein aangesloten op de bestaande Medegebroekweg.
Met behulp van een verkeersmodelplot van de provincie Limburg is bepaald wat de intensiteiten op het omliggend wegennet zijn in 2030. Op de plot ontbreken de intensiteiten voor de weg naar De Schatberg. De weg naar Recreatiecentrum De Schatberg ontsluit 250 vakantiehuisjes en een campingterrein met circa 700 standplaatsen. De intensiteit op deze weg bedraagt in de huidige situatie circa 1.000 motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm). In de toekomstige situatie en daarbij rekening houdend met een autonome groei van 1% per jaar bedraagt de intensiteit op dezelfde weg 1.100 mvt/etm.
Naast de afwikkeling van het toestromend verkeer is ook de afwikkeling van het verkeer over het omliggende wegennet onderzocht. Bij de afwikkeling van verkeer is de capaciteit van de nabijgelegen kruispunten - in dit geval de rotonde Middenpeelweg (N277) - Kleefsedijk - maatgevend. Met behulp van het programma 'Meerstrooksrotondeverkenner' is voor het maximaal te genereren verkeer vanuit De Heerlijkheid bepaald wat de belastinggraden op de aansluitingen van deze rotonde in 2030 zijn. Een belastinggraad is de verhouding tussen de intensiteit (de hoeveelheid verkeer dat gebruik maakt van een weg) en de capaciteit (hoeveel verkeer kan de weg afwikkelen) over een bepaalde tijdsspanne (veelal in de spitsperiodes). Vanaf een belastingsgraad van 0,80 treedt er wachtrijvorming op. Uit het resultaat van de Meerstrooksrotondeverkenner blijkt dat de rotonde op de aansluiting Middenpeelweg (N277) - Kleefsedijk de verkeersgeneratie van de maximale invulling van de ontwikkeling van De Heerlijkheid kan verwerken. De belasting van de rotonde blijft gedurende de ochtendspits en avondspits ruim onder de grenswaarde van 0,80. Daarmee is de huidige rotonde robuust genoeg om het verkeer, dat in de toekomst wordt gegenereerd door de ontwikkeling, te verwerken.
De ontsluitingsweg naar het plangebied zal aan een aantal eisen moeten voldoen, zodat het verkeer op deze weg zonder problemen wordt afgewikkeld:
Nieuwe invulling plangebied in relatie tot verkeer
Voor de verkeersgeneratie op basis van de invulling van het project anno 2020 is de volgende berekening gemaakt.
Verkeersgeneratie op basis van CROW:
gebruik | oppervlakte | CROW min. | CROW max. | noodzakelijk | |||
hotel 4* | 130 kamers | 24,7/10 kamers | 27,6/10 kamers | 32,1-35,9 | |||
congresgebouw | 1500 m2 | 6/100 m2 bvo | 11/100 m2 bvo | 90-165 | |||
bowlingbanen | 8 stuks | 13,5/baan | 19,3/baan | 108-154,4 | |||
hindernisbaan (vergelijk attractiepark) | 6000 m2 | 702,2/ha | 702,2/ha | 421,3 | |||
indoor 'speeltuin' (groot) | 3500 m2 | 4,4/100 m2 bvo | 10,5/100 m2 bvo | 154-367,5 | |||
sportscafé etc (horeca) | 3500 m2 | 6/100 m2 bvo | 8/100 m2 bvo | 210-280 | |||
Totaal | 1015,4-1424,1 (gemiddeld 1220) |
*grijze functies betreffen 'Heerlijkheid'; overige functies betreffen Limburgs Uitje
Op basis hiervan zal de verwachte verkeersgeneratie niet wezenlijk afwijken van de in 2016 door Grontmij berekende verkeersgeneratie; het gemiddelde aantal te verwachte verkeersbewegingen liggen onder de maximale hoeveelheid als berekend in 2016.
Zoals Grontmij in 2016 al had geadviseerd, is de voorkeur voor de ontsluiting van het hotel aan de noordzijde met behulp van een nieuw aan te leggen weg naar De Schatberg ten uitvoer gebracht. Aan de zuidzijde wordt het terrein aangesloten op de bestaande Medegebroekweg.
Voor fietsverkeer is vanaf de rotonde aan de Middel Peelweg een fietssuggestiestrook aanwezig tot aan de Medegebroekweg. Verder zal het aanbrengen van duidelijke bewegwijzering het 'zoekverkeer' verminderen; voor de hotelgasten en bezoekers van Limburgs Uitje is een duidelijke en vlotte toegankelijkheid naar de parkeergelegenheid van belang.
De aan- en afvoerbewegingen door vrachtwagens voor de bevoorrading zal plaatsvinden buiten openingstijden, zodat verkeersopstoppingen en potentieel gevaarlijke situaties voorkomen worden. De huidige wegenstructuur is hiervoor toereikend.
Middels een parkeerbalans wordt beschreven in hoeverre vraag en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in balans zijn en of er eventueel sprake zal zijn van een tekort. Voor een parkeerbalans van de toekomstige situatie is het van belang dat betrouwbare parkeerkencijfers worden toegepast. In dit geval is gerekend met de kencijfers uit de ASVV 2012 en CROW-publicatie 317 'Kencijfers Verkeersgeneratie en Parkeren' (oktober 2012).
Met behulp van deze kencijfers is in april 2016 in het verkeersonderzoek (uitgevoerd door Grontmij en integraal als bijlage 15 opgenomen bij deze plantoelichting) bepaald wat, voor de invulling van het plangebied door De Heerlijkheid, de parkeervraag kan zijn. Het aantal parkeerplaatsen dat wordt gerealiseerd is nog niet bekend. Het is daarom niet mogelijk om te spreken over een overschot of tekort aan parkeerplaatsen, dit is afhankelijk van de uiteindelijke ontwikkeling. Er is in onderstaande tabellen aangegeven wat de parkeervraag is voor diverse, mogelijke functies in het plangebied. Hierbij is rekening gehouden met functies die een lage, een gemiddelde en een hoge parkeerbehoefte hebben. Daarnaast is dubbelgebruik toepast. De parkeerplaatsen ten behoeve van het hotel en het restaurant zijn immers met name 's avonds volledig in gebruik, terwijl de parkeerplaatsen voor de dagrecreatieve functies overdag volledig worden gebruikt.
Figuur 18: Benodigd aantal parkeerplaatsen ten behoeve van toenmalige ontwikkeling De Heerlijkheid
Zoals is af te lezen uit bovenstaande tabel, moest bij verschillende scenario's voor de invulling van het plangebied rekening worden gehouden met:
Inmiddels heeft het CROW in december 2018 de parkeernormen opnieuw vastgesteld (publicatie 381: Toekomstbestendig parkeren: van parkeerkencijfers naar parkeernormen) en heeft de gemeenteraad van Horst aan de Maas in de zomer van 2019 ook de nieuwe Nota Parkeernormen (2019) vastgesteld. Deze normen wijken op een aantal punten substantieel af van de CROW-normen.
Tevens is de invulling van het project aan veranderingen onderhevig geweest; zo is bijvoorbeeld het casino uit het bestemmingsplan gehaald en is de oppervlakte aan dagrecreatie verruimd.
Onderstaand is een nieuwe berekening gemaakt van het benodigde aantal parkeerplaatsen, waarbij zowel aan de Nota Parkeernormen als aan de minimale en maximale CROW-normen is getoetst.
Parkeerdruk op basis van Nota Parkeernormen:
gebruik | oppervlakte | Horster norm | noodzakelijk | ||
hotel | 130 kamers | 12,6/10 kamers | 163,8 | ||
congresgebouw | 1500 m2 | 8,5/100 m2 bvo | 127,5 | ||
bowlingbanen | 8 stuks | 2,8/baan | 22,4 | ||
hindernisbaan (vergelijk attractiepark) | 6000 m2 | 8/ha | 4,8 | ||
indoor 'speeltuin' | 3500 m2 | 6,4/100 m2 bvo | 224 | ||
sportscafé etc (horeca) | 3500 m2 | 7/100 m2 bvo | 245 | ||
Totaal | 787,5 |
*grijze functies betreffen 'Heerlijkheid'; overige functies betreffen Limburgs Uitje
Parkeerdruk op basis van CROW:
gebruik | oppervlakte | CROW min. | CROW max. | noodzakelijk | |||
hotel 4* | 130 kamers | 8,5/10 kamers | 9,5/10 kamers | 110,5-123,5 | |||
congresgebouw | 1500 m2 | 6/100 m2 bvo | 11/100 m2 bvo | 90-165 | |||
bowlingbanen | 8 stuks | 2,3/baan | 3,3/baan | 18,4-26,4 | |||
hindernisbaan (vergelijk attractiepark) | 6000 m2 | 4/ha | 12/ha | 2,4-7,2 | |||
indoor 'speeltuin' (groot) | 3500 m2 | 3,6/100 m2 bvo | 6,1/100 m2 bvo | 126-213,5 | |||
sportscafé etc (horeca) | 3500 m2 | 6/100 m2 bvo | 8/100 m2 bvo | 210-280 | |||
Totaal | 557,5-815,6 (gemiddeld 686,6) |
*grijze functies betreffen 'Heerlijkheid'; overige functies betreffen Limburgs Uitje
Op basis van de (niet in gradaties onderverdeelde) normen uit de Nota Parkeernormen zijn er in totaal 788 parkeerplaatsen nodig.
Het nieuwe plan voorziet in 456 parkeerplaatsen aan de voorzijde van 'Limburgs Uitje'. Aan de noordoostzijde van het hotel zijn 263 parkeerplaatsen gepland, aan de zuidzijde 40 en aan de oostzijde 32. In totaal zijn er binnen het plangebied daarmee 791 parkeerplaatsen voorzien.
Op onderstaande figuur (tevens als bijlage toegevoegd) zijn deze parkeerplaatsen aangegeven:
Figuur 19: parkeren
De parkeerplaatsen binnen het plangebied zijn voor alle functies te gebruiken en zijn niet uitsluitend bestemd voor ofwel de hotelgasten ofwel de bezoekers van Limburgs Uitje; de piekmomenten op de parkeerpaats zal voor beide functies niet gelijk liggen, zodat deze onderling uitwisselbaar zijn.
Van de zullen een aantal parkeerplaatsen als invalidenparkeerplaats worden uitgevoerd, zullen er oplaadpunten worden ingericht voor elektrische auto's en e-bikes en is voorzien in opstelplaatsen voor fietsen.
Het parkeren van vrachtwagens wordt, behoudens het laden en lossen, niet gefaciliteerd.
Laden en lossen zal plaatsvinden op bezoekersluwe momenten (buiten openingstijden), zodat er dan ruim voldoende mogelijkheden zijn om te manoeuvreren op het terrein.
Bij de realisatie van de nieuwe bebouwing zullen duurzame materialen worden gebruikt en zal gebruik worden gemaakt van zonnepanelen op het dakvlak. Ook het hergebruik van hemelwater is een duurzaamheidsmaatregel.
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemers. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De gronden zijn in eigendom DHS Vastgoed te Waalre; het deel waarop het project Sixty Seven zal worden gerealiseerd blijft eigendom van DHS Vastgoed maar zal worden geëxploiteerd door 'Limburgs Uitje'.
Kostenverhaal zal geregeld worden in een tussen de gemeente Horst aan de Maas en de initiatiefnemer af te sluiten anterieure overeenkomst. Door de vaststelling van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd, alsmede het gebruik van enkele parkeerplaatsen.
Tenslotte wordt in deze overeenkomst ook een planschadeverhaalsbeding zoals bedoeld in art. 6.4a Wro opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Horst aan de Maas komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.
Procedure
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro worden de provincie Limburg, de wegbeheerder en Waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;
2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, provincie, waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;
3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;
4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;
5. de gemeenteraad dient binnen 12 weken, na de ter inzage termijn beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door de Gedeputeerde Staten (GS) of de inspecteur een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad wijzigingen aanbrengt in het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan de GS en/of de inspecteur.
Indien het Rijk of de provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
Overleg
In het kader van het wettelijk overleg zal onder meer overleg plaatsvinden met Waterschap Limburg en provincie Limburg.
Inspraak en zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft met ingang van 6 december 2019 tot en met 16 januari 2020 ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend. In een nota van zienswijzen (welke als bijlage aan de planstukken zijn toegevoegd) zijn deze zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie; tevens is aangegeven of deze zienswijzen al dan niet hebben geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied.
De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan wel op een topografische ondergrond gelegd. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
INLEIDENDE REGELS
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de regels. In artikel 2 wordt uiteengezet op welke wijze gemeten dient te worden.
BESTEMMINGSREGELS
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemming.
De nieuwe bestemming betreft:
Artikel 3: Cultuur en ontspanning
Hierin is geregeld dat de gronden met deze bestemming bedoeld zijn voor het verrichten van activiteiten gericht op vermaak en ontspanning in de vorm van een leisure hal en wellness center, voor horecavoorzieningen in de horeca-categorie 1, 2 en 3 die ten dienste staan van voornoemde doeleinden, een hotel met maximaal 130 kamers dat ten dienste staat van de doeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca 4' (dit betreft de doorvertaling van het reeds vergunde project 'Heerlijkheid Sevenum'), bijbehorende parkeervoorzieningen, hemelwaterinfiltratie en ook landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling van een landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing in de bestaande natuur, overeenkomstig het landschapsinpassingsplan.
De volgende artikelen zijn van conserverende aard, en betreffen:
Artikel 4: Natuur
Artikel 5: Waarde - Archeologie
Artikel 6: Zone bronsgroene zone
Artikel 7: Waterstaat - Profiel van vrije ruimte
De regels van het op 19 december 2017 vastgestelde bestemmingsplan buitengebied zijn hierin doorvertaald.
ALGEMENE, SLOT- EN OVERGANGSREGELS
Deze artikelen bevatten de bepalingen die op het hele plangebied betrekking hebben en burgemeester en wethouders de mogelijkheid bieden flexibiliteit in het plangebied te betrachten.