a. Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).
b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van de grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
2. een gebruik van de gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
c. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 6 sub a gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.