direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: Bouw woning Mgr. Jenneskensstraat 12 Meerlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPMRMJENNESKENSS12-OH01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 60 m²;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', is één vrijstaande woning toegestaan;
  • c. Binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' zijn twee halfvrijstaande woningen toegestaan;
  • d. Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van de bouwgrens.
  • f. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt voor een vrijstaande woning minimaal 2,5 meter aan beide zijden;
  • g. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt voor een twee-aan-een gebouwde aan één zijde van de woning minimaal 2,5 meter;
  • h. De breedte van de voorgevel van een vrijstaande woning dient minimaal 10 meter te bedragen;
  • i. De breedte van de voorgevel van een twee-aan-een gebouwde woning dient minimaal 7 meter te bedragen;
  • j. De diepte van de woning inclusief eventuele aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 15 meter.
  • k. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • l. De dakhelling bedraagt ten minste 40°.
  • m. Hoofdgebouwen worden gebouwd met een nokrichting evenwijdig aan de weg.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bijbehorende bouwwerken mogen alleen binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De minimale afstand tot de voorgevelrooilijn van de woning bedraagt 3 meter.
  • d. De maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 120 m²

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitsluitend binnen het bouwvlak geplaatst, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • b. De hoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
    • 2. Vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • c. Ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij de bestemming te passen.
  • d. De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken ten behoeve van bouwen voor de bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a voor het uitbreiden van een woning danwel van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a voor het bouwen van 1 aangebouwd bijbehorend bouwwerk vóór de naar de weg gekeerde zijde van de bouwgrens, mits:

  • a. De naar de weg gekeerde bouwgrens met niet meer dan 3 meter wordt overschreden, tenzij het een carport betreft in welk geval de overschrijding 5 meter mag bedragen.
  • b. Indien het een garage betreft de afstand van het bijbehorend bouwwerk, tot de weg nergens minder bedraagt dan 5 meter.
  • c. Over ten minste 40% van de breedte van de voorgevel van de woning niet wordt aangebouwd.
  • d. De goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
  • e. De oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m², tenzij het een carport betreft in welk geval de oppervlakte 20 m² mag bedragen.
  • f. De verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  • g. Door deze afwijking bestaande gebouwen op aangrenzende percelen niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden danwel bereikbaarheid en er geen aantasting te verwachten is van het woon- en leefklimaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  • b. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. een bedrijf aan huis;
  • f. detailhandel.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4sub e voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 35 m².

3.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4sub a en sub b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  • f. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.