Plan: | Grimmelsweg 1 en 1a Lottum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1507.BPLTGRIMMELSWEG1-VA01 |
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), Natura 2000-gebieden zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten (in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998) en (zeer) kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plan heeft dan ook geen nadelige consequenties voor de natuur-en landschappelijke waarden van deze gebieden.
In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ff) in werking getreden. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn die de bescherming van soorten betreft geïmplementeerd. Op basis van de Ff-wet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In de artikelen 8 t/m 12 van de Ff-wet is vastgelegd welke handelingen ten aanzien van beschermde soorten verboden zijn. Bij ontwikkelingen waarbij een schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten is een ontheffing nodig op grond van artikel 75 Ff. Bij de ontheffingverlening geldt voor bepaalde soorten een lichte toets en voor andere soorten een uitgebreide toets.
De beschermde soorten kunnen worden verdeeld in:
Strengbeschermde soorten
Het betreft hier Rode lijst-soorten (bijlage IV Habitatrichtlijn), alle vogelsoorten in Nederland (behalve exoten) en inheemse plant-en diersoorten die genoemd zijn in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten/tabel 3 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.Aantasting van strengbeschermde soorten is alleen mogelijk na ontheffing ex art. 75 Ff. Hiervoor geldt de zogenaamde uitgebreide toets. Dat wil zeggen dat ontheffing alleen wordt verleend als:
Overige beschermde soorten
Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 2 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Aantasting van deze soorten is alleen mogelijk na ontheffing, doch hier geldt slechts een lichte toets. Ontheffing is mogelijk indien de activiteit niet leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort2 .
Algemeen beschermde soorten
Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 1 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Als een initiatiefnemer activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of een ruimtelijke ontwikkeling, geldt een algemene vrijstelling voor de soorten uit tabel 1. Wel blijft te allen tijde de algemene zorgplicht uit art. 2 Ff op de initiatiefnemer rusten. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd, blijft wel ontheffing noodzakelijk. Hiervoor geldt de lichte toets.
Quickscan flora en fauna
Het plangebied is op dit moment bebouwd en feitelijk in gebruik voor woondoeleinden; binnen het plangebied bevinden zich twee woningen met bijgebouwen. Water is binnen het plangebied niet aanwezig, ander dan in de vorm van een vijver in de tuin. Door het bestaande gebruik van het plangebied – en de verstoring die hierdoor plaatsvindt (verkeer, menselijke/bedrijfsmatige activiteiten) - alsmede door de aard en inrichting van het plangebied, vormt het projectgebied geen geschikte biotoop voor vaatplanten, zoogdieren (waaronder vleermuizen, hoewel het gebied wel incidenteel als fourageergebied kan dienen), amfibieën en reptielen.
Voor de verkenning van de omgeving van het plangebied is gebruik gemaakt van de broedvogelsgegevens van de provincie.
Vastgestelde broedvogels in het kilometervak:
Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen broedvogels zijn aangetroffen. Daarnaast is ook gekeken naar vegetatiegegevens van de provincie.
Hieruit blijkt dat binnen het plangebied en omgeving ook geen beschermde planten zijn aangetroffen.
Gelet op het bovenstaande is een verstoring van flora en fauna door onderhavige wijziging van het bestemmingsplan niet te verwachten, waardoor er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een uitgebreidere toets als bedoeld in de Flora- en faunawet.
In de Flora- en faunawet is een algemene zorgplicht opgenomen.
Artikel 2, lid 1 luidt:
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Artikel 2, lid 2 luidt:
De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, op zodanige wijze gebeurt dat het lijden zo beperkt mogelijk is.
Het plangebied betreft een gebied dat geheel is gelegen in een provinciaal archeologisch aandachtsgebied 'Maasdal'. Op onderstaande figuur is het plangebied (aangeduid met rode stip) te zien, midden in het archeologisch aandachtsgebied.
In de aandachtsgebieden is een groot potentieel aan archeologische waarden aanwezig, dat representatief is voor de verschillende geografische regio's van Limburg. Deze waarden worden beschouwd als zijnde van provinciaal belang. Het uitgangspunt van het provinciaal beleid ten aanzien van de aandachtsgebieden is onderzoek van een hoge kwaliteit.
Voorafgaand aan mogelijk verstorende ingrepen in plangebieden groter dan 2500 m² dient altijd een verkennend vooronderzoek naar archeologische waarden te worden uitgevoerd. Dit geldt ook binnen een straal van 50 meter rond de op de kaart opgenomen archeologische monumenten.
Het plangebied, voorzover de bedrijfsbestemming wijzigt in een woonbestemming, heeft een kleinere oppervlakte dan 2500 m2, namelijk circa 2400 m2. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een verkennend vooronderzoek naar de mogelijk voorkomende archeologische waarden in dit plangebied niet noodzakelijk is.
Daarenboven biedt de nieuwe woonbestemming minder bouwmogelijkheden dan de vigerende bedrijfsbestemming, zodat de bestemmingswijziging een beperktere (potentiële) verstoring van de bodem (en daarmee de mogelijk aanwezige archeologische waarden) tot gevolg heeft.
Indien tijdens de bouw toch archeologische vondsten plaatsvinden zal de initiatiefnemer dat – conform de verplichting uit art. 53 Monumentenwet 1988 –melden.