Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen;
-
b. aan huis verbonden beroepen;
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.
3.2.1 Gebouwen
-
a. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan.
-
b. De woning met bijgebouwen dient te worden uitgevoerd met een dove gevel ter plaatse van de volgende waarneempunten volgens bijlage 1, figuur 2 van de rapportage 'Akoestisch onderzoek optredende gevelbelastingen woning Lindweg te Horst' (K+ d.d. 21 juni 2012, projectnr. M12 015.401):
-
1. ter plaatse van waarneempunt 1 op de tweede verdieping;
-
2. ter plaatsen van de waarneempunten 2 tot en met 4 op de eerste en tweede verdieping;
-
c. Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m² en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing.
-
d. De voorgevel van de woning dient gericht te zijn richting de Lindweg.
-
e. De afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de weg bedraagt minimaal 7 m.
-
f. Het perceel dient ontsloten te worden op de Lindweg.
-
g. De inhoud van een woning mag maximaal 1000 m³ bedragen.
Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Woning inclusief aanbouw
|
Min.
|
Max.
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
Bebouwingshoogte
|
n.v.t.
|
10 m
|
Afstand zijdelingse perceelsgrens
|
Min 2,5 m
|
Inhoud
|
Zie 3.2.1 onder c
|
Bijgebouwen bij woningen
|
Min.
|
Max.
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
3,5 m
|
Bebouwingshoogte
|
n.v.t.
|
5,5 m
|
Gezamenlijke oppervlakte
|
n.v.t.
|
100 m²
|
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan)
|
5 m
|
n.v.t.
|
Afstand zijdelingse perceelsgrens
|
Min. 2,5 m
|
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot hoofdgebouw
|
n.v.t.
|
40 m
|
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
Andere bouwwerken
|
Min.
|
Max.
|
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn
|
n.v.t.
|
1 m
|
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevelrooilijn
|
n.v.t.
|
2 m
|
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning
|
n.v.t.
|
12 m
|
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken
|
n.v.t.
|
3 m
|
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het inrichten van aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
-
1. het inrichten van woonruimte in aanbouw of aangebouwd bijgebouw is aantoonbaar noodzakelijk in het kader van de mantelzorg;
-
2. de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit
-
3. de woonruimte mag uitsluitend worden ingericht in een aanbouw / aangebouwd bijgebouw waarbij een duidelijk fysieke relatie tussen hoofdgebouw en bijgebouw dient te bestaan, zoals een gezamenlijke entree;
-
4. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
-
5. de afwijkingen mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
-
b. lid 3.2.1 onder d ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en met inachtneming van het volgende:
-
1. indien sprake is van amovering van voormalige bedrijfsgebouwen binnen het bouwperceel kan de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 100 m² worden vermeerderd met 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de geamoveerde gebouwen tot een totaal maximum bebouwde oppervlakte van 200 m²;
-
c. lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden:
-
1. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
-
2. de huisvesting vindt plaats in de bestaande woningen, met een maximum van tien individuele personen;
-
3. woonunits zijn niet toegestaan;
-
4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
5. er moet sprake zijn van een adequaat beheer;
-
6. er moet een landschappelijke inpassing gerealiseerd worden.
-
d. lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten in bestaande complexen, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden:
-
1. De bestaande bebouwing mag alleen worden uitgebreid, indien deze uitbreiding een integrale kwaliteitsverbetering van de locatie tot gevolg heeft en uitsluitend wanneer er sprake is van een uitbreiding ten behoeve van het realiseren van sociale voorzieningen, zoals sport- of verblijfsruimten.
-
2. Bij deze vorm van huisvesting dient er een gemeenschappelijke ruimte, niet zijnde sanitair- en/of bergruimte, te zijn. Deze ruimte is minimaal 40 m² en bij meer dan 40 personen moet de minimaal vereiste oppervlakte van deze ruimte vermenigvuldigd worden met 1 m² per persoon.
-
3. Als gevolg van het beoogde hergebruik mogen geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende functies.
-
4. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
5. er moet sprake zijn van een adequaat beheer;
-
6. Voor wat betreft (ver)nieuwbouw dan wel functieverandering in het buitengebied geldt het Limburgs Kwaliteitsmenu onder andere dient in dit kader gezorgd te worden voor een goede landschappelijke inpassing.
3.3.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in lid 7.2 en 7.3.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
-
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
b. aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
-
c. detailhandel;
-
d. horeca;
-
e. verblijfsrecreatie;
-
f. als seksinrichting;
-
g. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
-
h. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. lid 3.4 onder b ten behoeve van het verbod om een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m² mag bedragen;
-
2. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
-
3. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
-
4. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een zwaardere categorie milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
-
5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
-
6. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
-
7. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
-
8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
-
b. lid 3.4 onder d ten behoeve van het verbod om bij een woning kleinschalige horeca toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige horeca, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 35 m² mag bedragen;
-
2. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
-
3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de horeca-activiteit ontplooit;
-
4. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen;
-
5. gronden buiten het bouwblak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
-
6. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige horeca-activiteit;
-
7. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
-
8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
-
c. lid 3.4 onder e om in een woning kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
1. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van appartementen, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 100 m² mag bedragen;
-
2. de woning blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
-
3. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
-
4. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
-
5. gronden buiten het bouwblak mogen niet worden gebruikt voor deze bedrijfsmatige activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
-
6. detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om detailhandel die direct verband houdt met de kleinschalige verblijfsrecreatie;
-
7. in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
-
8. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
-
9. er mag geen sprake zijn van permanente bewoning.
-
d. lid 3.4 onder e ten behoeve van het bepaalde in 3.4 onder e om kleinschalig kamperen toe te staan op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:
-
1. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een tijdelijk karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
-
2. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
-
3. bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
-
4. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
-
5. er dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing.