Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Groene campus Asdonck
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.BPHOCAMPUSASDONCK-OH01

Artikel 4 Leiding - Brandstof

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – brandstof’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
-         
een ondergrondse pijpleiding voor het transport van aardolieproducten met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
-         
het beheer en onderhoud van de leiding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
 
4.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen gelden voor de volgende bouwregels:
a.      
binnen een afstand van 5 meter aan weerszijden van de leiding mag geen nieuw bouwwerk worden gebouwd;
b.      
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
 
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
In afwijking van het bepaalde bij de voorgaande artikelen zijn op de in artikel 4.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
 
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 onder a en/of artikel 4.2 onder b voor het toestaan van de in artikel 4.3 genoemde objecten en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die objecten, mits:
a.      
ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd;
b.      
het beheer en de veiligheid van de leiding niet in het gedrang komen;
c.       
advies is verkregen van de leidingbeheerder;
d.      
voldaan wordt aan regels behorende bij de ter plaatse geldende andere bestemming(en);
e.      
de van toepassing zijnde veiligheidscontouren geen negatieve gevolgen hebben voor de brandstofleiding(en).
 
 
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod
Het is verboden op of in de voor ‘Leiding – brandstof’ aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.      
het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen, ophogen van gronden en aanleggen van drainage;
b.      
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c.       
het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden, dempen van sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
d.      
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen en bomen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
e.      
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
f.        
het opslaan van grond en/of goederen.
 
4.5.2 Uitzondering op verbod
Het in 4.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
a.      
die het normale onderhoud en beheer van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
b.      
die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning;
c.       
die graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
 
4.5.3 Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken/werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
4.5.4 Advies
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.