direct naar inhoud van Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Plan: Werkgelegenheidsgebieden II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHMWERKGELEGENII-VA01

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

16.2 Wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Wonen' en/of 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van uitbreiding van het bedrijventerrein, mits:

  • a. de wijziging milieutechnisch realiseerbaar is, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan de aspecten geluid, bodemkwaliteit, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  • b. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid niet in het geding is;
  • f. de brandveiligheid is gewaarborgd;
  • g. het straat- en bebouwingsbeeld niet in negatieve zin wordt beïnvloed;
  • h. de bestaande rechten van omliggende bedrijven niet worden ingeperkt;
  • i. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de gemeentelijke structuurvisie.
16.3 Wijzigen in de bestemming Groen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' te wijzigen in de bestemming 'Groen', mits:

  • a. de wijziging maximaal 50 meter uit de as van de dichtst bij gelegen rijbaan is gelegen;
  • b. de wijziging milieutechnisch realiseerbaar is, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan het aspect bodemkwaliteit;
  • c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid.