direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klaver 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Klaver 8 is onderdeel van de gebiedsontwikkeling Greenport Venlo en ligt in de gemeente Horst aan de Maas. Het gebied vormt de afronding van het bestaande bedrijventerrein Trade Port West. In de komende periode van ten minste 10 jaar zal klaver 8 worden ontwikkeld ten behoeve van de vestiging een tankstation, een vrachtwagenparkeerterrein en bedrijvigheid.

Het huidige bestemmingsplan laat deze ontwikkeling niet toe, daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2015 zijn de regels conform uitspraak aangepast. De volledige uitspraak is opgenomen in bijlage 25.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de Venloseweg, tussen het bedrijventerrein Trade Port West, TrafficPort en het agrarisch gebied richting de kern Sevenum. Klaver 8 ligt in het geografische hart van het Klavertje 4-gebied, op een strategisch plek aan de Greenportlane. Deze provinciale weg ontsluit het gebied richting de A73. Via de Venloseweg en de Eindhovenseweg is het gebied verbonden met de A67 richting Eindhoven, Venlo en het Duitse achterland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planvorm

Het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is gericht op het bieden van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van Klaver 8. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is de Structuurvisie Klavertje 4-gebied, vastgesteld op 12 september 2012. Dit bestemmingsplan vervangt het geldende bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Sevenum, vastgesteld op 2 maart 1998.

Het bestemmingsplan voor Klaver 8 betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Er is gekozen voor een globale en flexibele regeling. Hiermee kunnen de ambities ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling zo goed mogelijk tot stand worden gebracht. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen om daarmee zo min mogelijk beperkend te zijn voor nieuwe - thans nog niet bekende - technologieën op het gebied van duurzaamheid.

MER en passende beoordeling

Omdat op voorhand niet is uit te sluiten dat de ontwikkeling van Klaver 8 geen significante effecten heeft voor wat betreft stikstofdepositie op omliggende Natura2000-gebieden is een passende beoordeling opgesteld. Gekoppeld aan de passende beoordeling is een MER opgesteld. Hierin zijn de effecten van de ontwikkeling van Klaver 8 voor de verschillende omgevingsaspecten in beeld gebracht.

Ten behoeve van de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan is een oplegnotitie MER opgesteld. Hierin zijn de milieueffecten als gevolg van de wijzigingen beoordeeld ten opzichte van de beoordeling in het MER behorend bij het ontwerpbestemmingsplan. Verwezen wordt naar de separate notitie 'Oplegnotitie MER Klaver 8, d.d. 20 juni 2013'.

Crisis- en herstelwet (Chw)

Greenport Venlo - waar Klaver 8 deel van uitmaakt - is aangewezen als project van nationaal belang dat valt onder de werking van de Chw. Met deze wet streeft de overheid er in economisch zware tijden naar dat positieve effecten en impulsen worden gecreëerd om de Nederlandse economie te versterken. Op deze manier wordt getracht negatieve effecten - zoals faillissementen en ontslagen - zoveel mogelijk te voorkomen. Het van toepassing zijn van de Chw betekent onder andere dat kortere procedures van toepassing zijn (bijvoorbeeld een kortere beslistermijn Raad van State). Hierdoor kan de ontwikkeling van het gebied sneller worden uitgevoerd.

1.4 Gecoördineerd besluit

Dit bestemmingsplan maakt onder andere de ontwikkeling van een tankstation juridisch-planologisch mogelijk. Realisatie van het tankstation is voorzien op korte termijn. Er is daarom gekozen voor een gecoördineerde procedure van het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het tankstation en aanleg van de ontsluitingsweg. Dit betekent dat de omgevingsvergunning de procedure van het bestemmingsplan zal doorlopen. De omgevingsvergunning wordt verleend op het moment dat dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, waarna beroep mogelijk is bij de Afdelingsbestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen plankaart), daarbij behorende regels en een onderbouwing van het bestemmingsplan: deze toelichting.

  • Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat de gebiedsvisie waarin wordt ingegaan op de bestaande en beoogde situatie, het programma(onderbouwing) en de manier waarop de gestelde ambities worden gerealiseerd (duurzaam).
  • Hoofdstuk 3 beschrijft de beleidsmatige (ruimtelijke) onderbouwing van de ontwikkeling van Klaver 8.
  • Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van het milieuonderzoek (MER en passende beoordeling) dat is uitgevoerd voor dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de conclusies ten aanzien van de milieuaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Voor een nadere onderbouwing van de conclusie wordt verwezen naar het MER en onderliggende (separate) onderzoeksrapportages.
  • Hoofdstuk 5 bevat de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt ten aanzien van de juridische regeling.
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en procedure.
  • Hoofdstuk 7 geeft inzicht in de gevolgde procedure en verwijst naar de samenvatting van de overlegreacties.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie en programma

2.1 Bestaande situatie

Omgeving van het plangebied

De ontwikkeling van Klaver 8 maakt deel uit van de gebiedsontwikkeling Greenport Venlo en ligt op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas. Het gebied wordt begrensd door de Venloseweg in het noorden, de Tradeportsloot (Trade Port West) in het oosten, de grens met de gemeente Peel en Maas in het zuiden en het agrarische gebied richting Sevenum in het westen. Het plangebied sluit aan op het bestaande gemende bedrijventerrein Trade Port West. Ten zuiden van het plangebied liggen TrafficPort en de A67. Ten noorden van het plangebied is in 2012 de Greenportlane aangelegd, die ter hoogte van het plangebied op de Venloseweg is aangesloten door middel van een rotonde.

Op circa 210 m ten westen van Klaver 8 bevindt zich één bedrijfsgebonden woning, die van de nertsenfokker aan de Romerweg 28. De overige woningen in de omgeving van het terrein bevinden zich op een afstand van circa 440 m of meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0002.png"

Figuur 2.1 Ligging plangebied (Bron: google 2005)

Bestaand gebruik van het plangebied

Midden door Klaver 8 loopt de Romerweg, die vroeger als belangrijke verbinding tussen Sevenum en Venlo fungeerde. In het plangebied zijn twee percelen aanwezig van voormalige veehouderijen. Het gebied bestaat deels uit grasland (noordelijk deel) en deels uit akkerland (maïs, zuidelijk deel). In het plangebied heeft in 2007 natuurcompensatie plaats gevonden als gevolg van ontwikkelingen elders (TPN/Greenpark). De natuurcompensatie bestaat uit bos, ruigte en twee poelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0003.png"

Figuur 2.2 Foto's bestaande situatie (nummers corresponderen met nummers in figuur 2.1)

2.2 Beoogde situatie

Klaver 8 vormt de afronding van het zuidwestelijke deel van het bestaande bedrijventerrein Trade Port West. Het plangebied zal ruimte bieden aan de realisatie van een tankstation, vrachtwagenparkeerterrein en bedrijvigheid. Het terrein wordt landschappelijk ingepast door groene manchetten (grondwallen), die oplopen van nul tot circa 5 m hoog. Daarnaast wordt er rekening gehouden met een eventuele doortrekking van de Greenportlane richting de A67 en een mogelijke verlegging van de Tradeportsloot.

2.2.1 Functies

Tankstation

In de noordwest hoek van Klaver 8 wordt een tankstation mogelijk gemaakt, waardoor een concreet initiatief kan worden gefacilieerd. Het tankstation zal naast de 'reguliere' brandstoffen ook de relatief nieuwe brandstoffen CNG (aardgas onder druk) en LNG (vloeibaar aardgas) gaan aanbieden. De doorzet bedraagt circa 1.200 m3 per jaar voor CNG en bedraagt en 15.500 m3 per jaar voor LNG. Daarnaast zal dit bestemmingsplan ook mogelijkheden bieden voor het aanbieden van LPG (tot maximaal 300 m3).

Naast het tanken zal het tankstation ook beschikken over een horecavoorziening en een tankshop. Gezamenlijk zullen de horeca en de shop een oppervlak beslaan van maximaal 1.000 m2. De realisatie van het tankstation staat op relatief korte termijn gepland (start bouw 2015). De procedure van de benodigde omgevingsvergunning voor realisatie van het tankstation is daarom gekoppeld aan de procedure van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat op het moment dat dit bestemmingsplan wordt vastgesteld, ook de omgevingsvergunning wordt verleend.

Vrachtwagenparkeerterrein

Aanvullend op het tankstation zal Klaver 8 ruimte bieden aan een vrachtwagenparkeerterrein. Het terrein kan een capaciteit van maximaal 725 vrachtwagens faciliteren. Mogelijk aanvullende voorzieningen zijn sanitaire voorzieningen (toiletten, douches), een wasserette, beveiliging en communicatiefaciliteiten. Uiteraard kunnen de toekomstige gebruikers van het vrachtwagenparkeerterrein ook gebruik maken van de horecavoorziening bij het tankstation. Door de juridisch-planologische mogelijkheden te bieden voor voornoemde voorzieningen kan een full-service vrachtwagenparkeerterrein worden gefaciliteerd.

Bedrijvigheid

Zoals beschreven vormt Klaver 8 de afronding van Trade Port West. Op verzoek van enkele bedrijven biedt Klaver 8 mogelijkheden voor uitbreiding van aangrenzende bedrijven vanuit Trade Port West. De bedrijvigheid die zich in Klaver 8 zal gaan vestigen valt in maximaal categorie 4.2. Het gaat om zware bedrijvigheid, waarbinnen in ieder geval de primaire doelgroep van Greenport Venlo ((agro) logistiek) en uitbreiding van aangrenzende bedrijven mogelijk is.

2.2.2 Verkeer

Autoverkeer

Klaver 8 zal door een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg worden aangesloten op de rotonde Greenportlane-Venloseweg. De ontsluitingsweg zal bestaan uit 2x1 rijstroken. De Greenportlane en de Venloseweg/ Eindhovenseweg geven vervolgens aansluiting op de A67 (richting Eindhoven-Duisburg) en A73 (richting Nijmegen-Maastricht). Vooralsnog wordt niet voorzien in een directe autoverbinding met Trade Port West. Dit om extra (onnodige) verkeersbewegingen door Trade Port West te voorkomen.

Verlengde Greenportlane

Aanleg van de Verlengde Greenportlane richting de A67 is binnen de bestemmingsplanperiode niet aan de orde. Deze eventueel noodzakelijke autoverbinding is in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied opgenomen om eventuele knelpunten op de route Greenportlane- Eindhovenseweg-aansluiting A67 op te kunnen vangen. Door de recent aangelegde rotonde en de geplande capaciteitsverruimende maatregelen op de Eindhovenseweg zijn er voorlopig geen knelpunten in de verkeersafwikkeling te verwachten. Aanleg van de Verlengde Greenportlane is dan ook nog niet aan de orde. Om deze in de toekomst niet onmogelijk te maken wordt er in Klaver 8 rekening gehouden met een strook waar geen bebouwing mag worden gerealiseerd.

Uitbreiding rotonde

Afhankelijk van de groei van het verkeer op de rotonde Greenportlane-Venloseweg kan het nodig zijn de capaciteit van de rotonde uit te breiden. In dat geval wordt de rotonde uitgebreid naar een superrotonde met meer opstelstroken en (fysiek) gescheiden rijstroken (zoals de rotonde in de Doenkade, Rotterdam). Uitbreiding van de huidige rotonde vormt geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

Fietsverkeer

De Venloseweg en Eindhovenseweg hebben een belangrijke functie voor fietsverkeer. Langs beide zijden van deze wegen ligt dan ook een vrijliggend fietspad. Bij de ontwikkeling van Klaver 8 en de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg blijft het fietspad gehandhaafd.

In het geval de capaciteit van de rotonde moet worden uitgebreid (zie hiervoor), moet het fietspad aan de zuidkant van de Venloseweg worden verlegd. Dit is nodig omdat het aantal rijstroken (drie opstelstroken en een rijstrook in tegengestelde richting) dat door fietsers moet worden gekruist in dat geval te groot wordt. Als dit aan de orde is, zal er een alternatieve kruising voor fietsers worden gerealiseerd. Opwaardering van de rotonde en daarmee ook de ongelijkvloerse kruising vormen geen onderdeel van dit bestemmingsplan. In de bestemmingslegging is er wel rekening mee gehouden, waardoor er in de toekomst ruimte over blijft voor de maatregelen.

Afhankelijk van de uiteindelijke verkaveling van Klaver 8 kan het zijn dat de Romerweg komt te vervallen, ook als fietsverbinding. Als dit het geval is wordt het fietsverkeer omgeleid via het vrijliggende fietspad langs de Venloseweg en Eindhovenseweg.

2.2.3 Landschappelijke inpassing

Met de ontwikkeling van Klaver 8 ontstaat een nieuwe stedelijke rand. Het is belangrijk deze kwalitatief hoogwaardig vorm te geven. Hier wordt invulling aan gegeven door groene manchetten aan te leggen rondom het gebied dat wordt bestemd als bedrijventerrein. De manchetten zorgen voor:

  • een visuele (groene) verbinding tussen de gebouwen/functies;
  • een aantrekkelijker landschapsbeeld doordat de meest dynamische activiteiten (verkeer, expeditie en logistiek) door de manchet aan het landschapsbeeld worden onttrokken;
  • verhoging van de verblijfskwaliteit voor werknemers, bezoekers en omwonenden.
  • afscherming/vermindering van industrielawaai en licht.

De manchetten kunnen ook voor andere doeleinden worden gebruikt, zoals vollegrondteelt of boomteelt. De aanleg van de manchetten is verplicht voorgeschreven in dit bestemmingsplan zodra de bedrijfspercelen worden bebouwd.

2.2.4 Tradeportsloot

Op het grondgebied van de gemeente Venlo - tussen Klaver 8 en Trade Port West - ligt de Tradeportsloot. Deze waterloop verbindt twee waterbergingen in Trade Port West (buiten het plangebied) met de Everlose beek ter hoogte van knooppunt Zaarderheiken.

Onderdeel van de ontwikkeling van Klaver 8 is ook ruimte te bieden aan aangrenzende bedrijven in Trade Port West. Dit betekent dat uitbreiding van deze bedrijven over de Tradeportsloot wenselijk wordt geacht. Omlegging van de Tradeportsloot kan in dit geval aan de orde zijn. De zone van de Tradeportsloot wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De opties voor eventuele verlegging van de sloot zijn wel verkend:

  • 1. omlegging richting Glastuinbouwgebied Siberië, en
  • 2. omlegging via de gereserveerde zone voor de Verlengde Greenportlane.

In het tweede geval zal de Tradeportsloot in het plangebied eindigen bij de Venloseweg. Vanaf daar zijn er drie opties voor het verdere verloop van de watergang:

  • 1. aansluiting op het huidige watergang langs Trade Port West (ten noorden van de Eindhovenseweg);
  • 2. aansluiting op een nieuw aan te leggen watergang langs de Greenportlane (deze afweging zal worden gemaakt in samenhang met de planvorming voor Klaver 6);
  • 3. aansluiting op een nieuw te graven waterloop langs de Venloseweg richting het dal van de Groote Molenbeek.

2.3 Programma

Deze paragraaf geeft een nadere onderbouwing van de functies die het bestemmingsplan mogelijk maakt.

2.3.1 Economisch perspectief Greenport Venlo / Klavertje 4-gebied

Klaver 8 ligt in het Klavertje 4-gebied; het geografische hart van Greenport Venlo. Het Klavertje 4-gebied ligt strategisch – aan belangrijke logistieke verbindingen – tussen de mainports in het westen en het afzetgebied in het oosten (Duitsland en verder). Daarnaast heeft de regio (Venlo) een relatief groot productiegebied voor agrarische producten en een actief bedrijfsleven dat alle bedrijfssectoren uit het agro-complex vertegenwoordigt. Bovendien beschikt de regio - met de aanwijzing van het Klavertje 4-gebied als ontwikkelingsgebied - over ruimte voor ontwikkelingen. Door de aanwezigheid van productie, kennis, infrastructuur en ruimte leent het gebied zich bij uitstek voor complementaire (agro)keten- en kennisontwikkeling (Structuurvisie Klavertje 4-gebied, 2012). De primaire economische doelgroepen zijn Agro & Food en Trade & Logistics. In dit bestemmingsplan wordt vooral ingezoomd op Trade & Logistics, aangezien dit (op termijn) de primaire doelgroep zal zijn voor Klaver 8.

2.3.2 Trade & Logistics

Venlo is een topregio op logistiek gebied in Nederland en in Europa. Bij de jaarlijkse nationale verkiezing van logistieke hotspot voor Nederland door de website www.logistiek.nl eindigde de regio de laatste jaren steevast op de eerste of tweede plaats. De Europese toppositie blijkt uit de vestigingen van internationale bedrijven (verladers en vervoerders) die Venlo als hub kiezen voor hun Europese distributie (BCI, 23 november 2012).

Perspectief Trade & Logistics

Economische duurzaamheid (lagere ketenkosten) door gebruik te maken van multimodaliteit

De aandacht voor duurzaamheid in ketens groeit, waarbij het voor internationale logistieke dienstverleners en verladers steeds belangrijker wordt dat zij voor hun aan- en afvoer van goederenstromen gebruik kunnen maken van meerdere modaliteiten. Greenport Venlo kan met binnenvaart, meerdere spoorterminals en diverse internationale wegverbindingen (en een goede aansluiting op internationale glasvezelnetwerken) een uitstekende en duurzame propositie aanbieden.

Bovendien zijn bedrijven in de Greenport Venlo in staat om goederenstromen van meerdere bedrijven te bundelen zodat de bezettingsgraad van voertuigen en warehouses kan worden geoptimaliseerd. Vestiging in Greenport Venlo betekent dus ook economische duurzaamheid (lagere ketenkosten).

Waarde toevoegende functies koppelen aan logistieke functie van bedrijven

Het gaat in de sector Trade & Logistics zowel om logistiek (opslag en transport) als om waarde toevoegende taken in de supply chains (Value Adding Services of Beyond Logistics). Venlo heeft een sterke positie als knooppunt tussen productiefuncties (elders in de wereld en Europa) aan de ene kant en het efficiënt bedienen van de markt aan de andere kant. De positie van Venlo als logistieke hub in combinatie met de trend van Beyond Logistics heeft in de regio Venlo geleid tot de aanwezigheid van waardetoevoegende activiteiten en kantoorfuncties in warehouses. Te denken valt aan assemblage, verpakkingen, testen, reparatie, recycling en kantoorfuncties voor sales, administratie, klantenservice, etc. (BCI september en november 2012). Het bieden van ruimte voor menging van logistieke functie met waarde toevoegende activiteiten biedt dan ook kansen voor verdere versterking van de economische functie van Greenport Venlo.

Groeiend containervervoer

Verwacht wordt dat het huidige logistieke complex in Venlo verder door zal groeien, mede door:

  • de verwachte groei in containervervoer door aanleg van een railterminal in Klaver 6, realisatie van de Tweede Maasvlakte en groeiende handel via internet. Daar komt bij dat vervoer van foodproducten (en zelfs versproducten) via containers een steeds een hogere vlucht neemt. Dit geeft Greenport Venlo een gunstige uitgangspositie in het aantrekken van agrologistieke bedrijven (BCI, september 2012);
  • de groei van aanwezige grote logistieke dienstverleners (en hun logistieke vastgoedleveranciers) en nieuwvestigingen van internationale ondernemingen (verladers) die zelf hun internationale distributie en aanvullende dienstverlening aan klanten vanuit de regio Venlo willen organiseren. De logistieke kracht van Venlo is met name interessant voor verladers uit meerdere sectoren zoals Electronics, Fashion, Health en Agro & Food (BCI, september en november 2012);
  • dat investeringen zich steeds meer richten op de logistieke hotspots zoals Greenport Venlo (BCI, september 2012).

Doelgroep Klaver 8: Trade & Logistics en maakindustrie

Om in te kunnen spelen op de beschreven marktontwikkelingen is het belangrijk dat het bestemmingsplan naast logistieke functies (opslag en transport) ook ruimte biedt aan aanvullende activiteiten en aanvullende dienstverlening die waarde toevoegen.

Aanvullend op Trade & Logistics zal Klaver 8 (op termijn) ook ruimte bieden aan de maakindustrie. De maakindustrie is van belang voor doorgroei van bestaande industriële bedrijven in de regio en innovatie in vrijwel alle ketens die voor Greenport Venlo van belang zijn (BCI, november 2012). Zo is de maakindustrie onder andere belangrijk voor de eindassemblage van producten, het ontwikkelen en produceren van nieuwe foodproducten en recycling van producten.

Vraag- aanbodanalyse

Relatie met Trade Port Noord

Voor onder andere de doelgroepen Trade & Logistics en maakindustrie is op 31 oktober 2012 het bestemmingsplan Trade Port Noord (TPN) vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo. TPN richt zich voor een belangrijk deel dus op dezelfde doelgroep als Klaver 8 en ligt ook in het Klavertje 4-gebied. Met het bestemmingsplan TPN wordt een gebied van 192 ha netto bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Op basis van het bij het bestemmingsplan TPN behorende markttoets (DTZ, september 2011) is een marktbehoefte geraamd van 190 tot 225 ha netto bedrijventerrein. In het geval van een aantrekkende economie kan het zijn dat voordat de planperiode van het bestemmingsplan TPN is verstreken alle gronden zijn uitgegeven. Dit is echter geen reden om bij voorbaat extra gronden te bestemmen in het Klavertje 4-gebied voor Trade & Logistics en maakindustrie.

Concrete behoefte aangrenzende bedrijven

Er blijkt concrete behoefte te bestaan aan ontwikkelingsruimte voor bedrijvigheid in het plangebied van Klaver 8. Het gaat om bedrijven in de doelgroep Trade & Logistics en maakindustrie die gevestigd zijn op het aangrenzende Trade Port West (gemeente Venlo). Uitbreiding aansluitend op het huidige perceel is noodzakelijk vanwege de bedrijfsvoering / productieproces.

Vertaling van behoefte naar regeling

Gezien het voorgaande is er in dit bestemmingsplan voor gekozen de concrete behoefte die er op korte termijn bestaat van aangrenzende bedrijven op Trade Port West mogelijk te maken. Om ruimte te kunnen blijven bieden aan bedrijven bij een aantrekkende economie (vroegtijdige uitgifte TPN) bevat dit bestemmingsplan een afwijkingsbepaling voor het vestigen van andere (nieuwe) bedrijvigheid. Door voorwaarden te verbinden aan de afwijkingsbevoegdheid wordt voorkomen dat er overcapaciteit ontstaat aan bedrijfskavels.

2.3.3 Vrachtwagenparkeerterrein

Als logistieke hotspot dient Greenport Venlo over een compleet pakket aan (huidige en toekomstige) services voor vrachtwagenchauffeurs te beschikken, waarvan een vrachtwagenparkeerterrein een belangrijk onderdeel uitmaakt. Op dit moment zijn er twee parkeerplaatsen aanwezig in het Klavertje 4-gebied: de Truckstop Trade Port West en de parkeervoorziening op TrafficPort. De vrachtwagenparkeerplaats op TrafficPort betreft een tijdelijke voorziening voor maximaal 2 jaar.

Vraag naar vrachtwagenparkeerplaatsen

Het aantal vrachtwagens op het wegennet blijft zeker tot 2020 groeien (Nota Mobiliteit). Dit geldt voor zowel het nationale als het internationale goederenvervoer. Dit resulteert in een toenemende vraag naar parkeerlocaties voor vrachtverkeer (BCI september 2012). Dit wordt bevestigd door Rijkswaterstaat (marktconsultatie, 16 mei 2011). Niet alleen langs de corridor A67 is een tekort aan parkeerplaatsen voor vrachtwagens, dit probleem speelt landelijk. Volgens Rijkswaterstaat ontstaat het tekort enerzijds door groei van het (vracht)verkeer en anderzijds door een tekort aan parkeerplaatsen. Het tekort aan parkeerplaatsen resulteert in overvolle parkeerplaatsen en onveilige situaties langs de snelwegen (parkeren op vluchtstroken). Uit onderzoek blijkt dat deze problematiek naar verwachting tot 2020 toe zal nemen (marktconsultatie, 16 mei 2011).

Vertaling van behoefte naar regeling

In het plangebied kan een vrachtwagenparkeerterrein van maximaal 725 vrachtwagens worden gerealiseerd. Daarbij is rekening gehouden met ruimte die nodig is voor aanvullende faciliteiten. Deze zijn nodig om het gewenste voorzieningen- en beveiligingsniveau te kunnen bieden. Naast een veilige parkeerplaats is het binnen het plangebied onder andere mogelijk horeca, sanitaire voorzieningen en een tankstation te realiseren.

2.3.4 Tankstation

In het plangebied is sprake van een concreet initiatief voor realisatie van een tankstation met horeca. Het gaat om verplaatsing van een bestaande tanklocatie aan de Groot Egtenrayseweg in Trade Port West naar de locatie in Klaver 8. De locatie aan de Groot Egtenrayseweg wordt momenteel gehuurd door de exploitant van het toekomstige tankstation in Klaver 8. Om in te kunnen spelen op de groeiende vraag naar nieuwe (duurzame) brandstoffen (CNG/LNG) wil het tankstation verplaatsen naar Klaver 8 om daar een multifuel tankstation te kunnen realiseren. Uitbreiding van het aanbod op de huidige locatie is namelijk niet mogelijk. Met de verplaatsing zal de bestaande locatie aan de Groot Egtenrayseweg worden onttrokken aan de publieksfunctie.

Het initiatief past in de logistieke functie van het Klavertje 4-gebied en kan - zeker met de beoogde horecafunctie - een waardevolle toevoeging zijn voor het voorzieningenniveau van een vrachtwagenparkeerterrein.

De ontwikkelingslokatie ligt in de meest noordwestelijke hoek van de bestemming 'Bedrijventerrein' dicht bij de hoofdinfrastructuur van het Klavertje 4-gebied: de Greenportring(-lane). Het initiatief wordt voor rekening en risico van een particuliere exploitant gerealiseerd.

2.4 Duurzame ontwikkeling van Klaver 8

De ontwikkeling van Klaver 8 is beleidsmatig verankerd in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. Voor de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied is een aantal ambities geformuleerd met betrekking tot duurzaamheid. Deze ambities zijn als rode draad door de Structuurvisie en voorliggend plan heen verweven. In deze paragraaf worden drie onderwerpen nader belicht: water, energie en continue materiaal- en grondstofkringlopen / afval.

2.4.1 Water

De ambitie is om het gehele Klavertje 4-gebied maximaal zelfvoorzienend te laten zijn, in ieder geval voor wat betreft de aspecten water en energie. In het plangebied van Klaver 8 zijn voor invulling hiervan kansen aanwezig. Ten aanzien van water is hier uitwerking aan gegeven bij het thema Water. Een uitgebreidere toelichting is te vinden in de separate Waterparagraaf (Arcadis, 2013). Vooral de mogelijkheid in Klaver 8 zo veel mogelijk water te infiltreren is kansrijk. Meerwaarde op gebiedsniveau is dat het glastuinbouwgebied Siberië minder water hoeft te infiltreren en dit dus kan gebruiken in de teelt van gewassen.

2.4.2 Energie

Ten aanzien van energie zijn verschillende mogelijkheden aanwezig. Realisatie is sterk afhankelijk van het type bedrijf en de energievraag van deze bedrijven in Klaver 8 De segmentering en het uitgiftetempo zijn immers sterk dynamisch en ingestoken op de individuele klantvraag. Er is niet één 'standaard' energieprofiel voor dit plangebied te bepalen.

Het energiebedrijf van Greenport Venlo gaat met de individuele ondernemers aan de slag om een interessante propositie te ontwikkelen ten aanzien van energie. Daarbij wordt ingezet op de drie stappen uit de Trias Energetica:

  • Besparen;
  • Maximaal gebruik maken van hernieuwbare energie en deze ook opwekken;
  • Zo efficiënt mogelijke inzet van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien.

Hieronder worden de drie stappen beschreven.

Ad 1 Besparen
Vanuit de bedrijfsvoering van de individuele bedrijven wordt getracht om besparingsmogelijkheden te realiseren. Daarbij wordt het productieproces van het bedrijf geanalyseerd en wordt verkend waar de mogelijkheden liggen. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • Hogere isolatie van gevels en daken, zodat er minder warmte- of koudeverlies optreedt;
  • Gebruik van daglicht door lichtstraten op daken of ramen in de gevels. Hierdoor is minder verlichting nodig;
  • Inzet van natuurlijke ventilatie in plaats van mechanische ventilatie;
  • Toepassen van adaptieve verlichting, naar gelang de benodigde vraag (bewegingsmelders, dimmen indien meer daglicht) en LED-verlichting. Zowel binnen de gebouwen als op de buitenterreinen;
  • Bomen/ hagen op de overheersende windrichting plaatsen, waardoor er langs gebouwen minder wind is en hierdoor een hogere isolatiewaarde wordt bereikt.

Naar verwachting kan met bovenstaande maatregelen circa 25% reductie van de primaire energievraag worden behaald.

Ad 2 Hernieuwbare energie
Ten aanzien van hernieuwbare energie zijn de volgende kansen geïdentificeerd:

  • Glastuinbouwgebied Siberië heeft mogelijk (rest)warmte over uit de al aanwezige WKK's. Het kunnen verschillende soorten warmte zijn met verschillende temperaturen. Met name in de zomerperiode zal er (hoogwaardige) warmte over zijn, die mogelijk omgezet kan worden in koude of in productieprocessen van Klaver 8 gebruikt kan worden. Dit zal meer specifiek per bedrijf worden verkend.
  • Gebouwen binnen het plangebied worden zoveel als mogelijk georiënteerd op de zon. Hierdoor is het realiseren van zonnecellen op daken zo optimaal als mogelijk. Bedrijven worden gestimuleerd, met medewerking van het energiebedrijf, om bij vestiging zonnepanelen te realiseren op daken. Mochten bedrijven dat nog niet wensen c.q. mocht realisatie van zonnepanelen niet rendabel zijn, dan worden zij gestimuleerd om een zwaardere dakconstructie te realiseren zodat zonnepanelen in een latere fase gerealiseerd kunnen worden.
  • Bij de ontwikkeling van Klaver 8 wordt zo min mogelijk aangesloten op de bestaande gas-infrastructuur. Op deze wijze wordt getracht om bedrijven op andere manieren te verwarmen, bijvoorbeeld door restwarmte of WKO. Deze systemen zullen voor bedrijven op termijn zeker goedkoper zijn dan een 'traditionele' manier met gas. Bedrijven zullen met lagere temperatuursystemen gaan werken (vloer- en wandverwarming) waardoor ze in de toekomst meer adaptief zijn op technische en duurzame ontwikkelingen.

Ad 3 Efficiënt inzetten van fossiele brandstoffen
Voor het zo efficiënt mogelijk inzetten van fossiele brandstoffen, zijn de volgende mogelijkheden aanwezig:

  • het cascaderen van warmte en / of koude in het gebied. dit houdt in dat bedrijven warmte en / of koude met elkaar uitwisselen, bijvoorbeeld een bedrijf dat warmte nodig heeft kan warmte ontvangen van een bedrijf dat warmte over heeft.
  • Met bedrijven verkennen of er efficiëntere manieren van koelen, verwarmen of verlichten zijn. Insteek zal met name op gebouwniveau zijn.
2.4.3 Continue materiaal- & grondstofkringlopen / afval

Duurzaam materiaalgebruik is eveneens een kansrijk element voor de ontwikkeling van Klaver 8. Daarbij wordt aangesloten op de 'roadmap materiaalgebruik' van Greenport Venlo. De roadmap materiaalgebruik is één van de uitwerkingen van de duurzame ambities uit de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. Binnen het Klavertje 4-gebied wordt het toepassen van Cradle to Cradle®-materialen (of gelijkwaardig) gestimuleerd. Hiermee ontstaan biologische- en technologische kringlopen, waarmee reststoffen grondstoffen worden voor een continue kringloop in de keten. Dit thema wordt zowel op gebiedsniveau als op gebouw- en terrein niveau ingestoken.

Gebiedsniveau

  • Binnen het plangebied wordt gewerkt met een gesloten grondbalans voor wat betreft teelaarde. De overtollige teelaarde wordt verwerkt in een aarden wallen aan de buitenzijde van het plangebied. Tevens is hier de mogelijkheid aanwezig om teelaarde uit andere deelgebieden van het Klavertje 4-gebied te storten. Benodigde gele grond vindt zoveel als mogelijk zijn oorsprong in het Klavertje 4-gebied.
  • De te slopen gebouwen en voorzieningen in het gebied worden zoveel als mogelijk hergebruikt, idealiter in het gebied en als dat niet mogelijk is elders. Denk daarbij aan puin dat kan worden gebruikt als funderingsmateriaal voor wegen.
  • Bij de realisatie van het plangebied (het bouw- en woonrijp maken), wordt aan het volgende materiaalgebruik gedacht:
    • 1. GRES riolering: een rioolbuis van biologisch materiaal (klei);
    • 2. Idealiter wordt er een duurzaam verhardingsconcept gebruikt dat over de totale Life Cycle van een weg het meest duurzaam is. Denk daarbij aan concepten als herbruikbaar asfalt, lage temperatuur-asfalt, duurzame verhardingsmaterialen zoals granulaat dat in de regio gewonnen wordt, verwarming/ koelconcepten in wegen (zoals ModieSlab e.a.);
    • 3. Terreinomheiningen die een natuurlijk karakter/ element zijn (aarden wal, waterpartijen, doornige hagen, e.d.) en anders hekwerken vanuit duurzame houtsoorten;
    • 4. Beschoeiing waterpartijen op natuurlijke wijze, dat betekent idealiter zonder beschoeiing;
    • 5. Banken en lantaarnpalen e.d. van zoveel mogelijk natuurlijk materiaal (bijvoorbeeld hout) of een ander recyclebaar materiaal.
    • 6. Funderen zoveel als mogelijk op staal.
    • 7. Duurzame lantaarnpalen, idealiter zelfvoorzienend (PV-paneel) anders LED en/of groen licht.
  • Vanuit de civieltechnische uitwerking en bij de realisatie zal verkend worden welke mogelijkheden er nog meer zullen zijn om toe te passen in dit gebied.

Gebouw/ terreinniveau
Samen met te vestigen bedrijven wordt getracht om zoveel als mogelijk duurzame en hernieuwbare materialen in de gebouwen en terreininrichting te gebruiken. Bovenstaande voorbeelden zijn ook toepasbaar op de bedrijfsterreinen/ gebouwen. Daarnaast is het kansrijk om met bedrijven te verkennen op welke wijze het mogelijk is om zoveel mogelijk afval (vanuit het productieproces) te voorkomen. Indien er toch afval ontstaat, kan deze mogelijk zodanig worden gescheiden dat het bij andere bedrijven gebruikt kan worden als grondstof. Mocht dat niet mogelijk zijn dan wordt het gescheiden afval afgevoerd naar een verwerkingsbedrijf.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Rijk heeft haar beleid ten aanzien van infrastructuur en ruimtelijke ordening vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en daarmee samenhangende algemene regels: het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Greenport Venlo heeft zich als regio afgelopen jaren ontwikkeld tot een sterk cluster van (vers)productie, handel en logistieke dienstverlening en is in omvang het tweede kassengebied van Nederland. Tevens vormt de regio in de nabijheid van belangrijke afzetmarkten een logistieke hotspot voor handelsbedrijven en logistieke dienstverleners. Mede hierom heeft het Rijk Greenport Venlo aangewezen als één van de belangrijke en onderscheidende Greenports (met een clustering van agrofood, tuinbouw en logistiek). Samen met de Mainports (haven van Rotterdam en Schiphol), Brainports (o.a. Eindhoven) en andere Greenports (Westland, Aalsmeer, e.a.) vormt Greenport Venlo de ruimtelijk-economische hoofdstructuur van Nederland. Versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland staat hier centraal door te investeren in een aantrekkelijk vestigingsklimaat en goede internationale bereikbaarheid van concentraties van (economische) topsectoren.

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Barro. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:

nationaal belang nr.   van toepassing op plangebied?  
1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.   ja, het plangebied maakt deel uit van Greenport Venlo, waar concentratie en ontwikkeling van de topsectoren tuinbouw en uitgangsmaterialen, agrofood, logistiek centraal staan.  
5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.   ja, de A67 ligt nabij het plangebied klaver 8 Er ligt een ambitie tot verbreding naar 2x3.  
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.   ja, het plangebied maakt onderdeel uit van een gebied dat multimodaal is ontsloten.  
13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.   ja.  

Voorgaande nationale belangen zijn volwaardig meegenomen in dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten om die reden een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Dit vereiste is met ingang van 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Achtereenvolgens moet worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3). Onderstaand volgt een toelichting op de drie stappen. Voor een nadere onderbouwing van het programma wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

Actuele regionale behoefte (trede 1)

Een uitgebreide vraag- aanbodanalyse is opgenomen in paragraaf 2.3 van deze toelichting. Hieruit blijkt dat er sprake is van een actuele regionale behoefte.

Behoefte opvangen in bestaand stedelijk gebied (trede 2)

Aanvullend op paragraaf 2.3 wordt opgemerkt dat Klaver 8 zich richt op grootschalige bedrijven in Trade & Logistics en de maakindustrie (vanaf 5 – 10 ha). Voor dergelijk grote bedrijven is geen plek in het bestaand stedelijk gebied. Het Klavertje 4-gebied is aangewezen als concentratiegebied voor de ontwikkeling van deze grootschalige bedrijven. Op die manier wordt ruimte geboden voor de vestiging van dergelijke bedrijvigheid, waarbij ervoor wordt gezorgd dat door de concentratie van deze bedrijven, geen sprake is van onwenselijke verspreiding en andere gebieden gevrijwaard blijven van verstedelijking als gevolg van (individuele) bedrijven. Benodigde voorzieningen voor de betreffende bedrijven kunnen hierdoor ook worden geconcentreerd, denk hierbij aan de Greenportlane.

Multimodale ontsluiting (trede 3)

Klaver 8 wordt ontsloten door de Greenportlane. Via de Greenportlane zijn de snelwegen A67 en A73 snel te bereiken. Daarnaast verbindt de Greenportlane het plangebied met de bestaande en geplande railterminals en de bargeterminal aan de Maas. Er is dan ook sprake van een multimodale ontsluiting van het plangebied.

Crisis- en herstelwet (2010)

Sinds 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet van kracht. De wet zorgt voor kortere procedures, waardoor bouwprojecten sneller kunnen worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de aanleg van wegen en bedrijventerreinen en de bouw van woningen en windmolenparken. Met de Crisis- en herstelwet streeft de overheid er in deze economisch zware tijden naar dat positieve effecten en impulsen worden gecreëerd om de Nederlandse economie te versterken en negatieve effecten, zoals faillissementen en ontslagen, worden voorkomen.

In de wet zijn al 70 projecten opgenomen waaronder het aanleggen van bedrijventerreinen in het Klavertje 4-gebied in de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo. Het Klavertje 4-gebied moet de komende jaren uitgroeien tot een agro, industrieel en logistiek centrum. Dit gebied is de achtertuin van de Randstad en de voortuin van het Ruhrgebied. Het gebied tussen de A73 en de A67 is in de Nota Ruimte aangewezen tot Greenport. Hiermee rust er ook een nationaal ruimtelijk belang op het gebied.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2011

Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL 2006) vastgesteld. Specifiek voor het Klavertje 4-gebied is een POL-aanvulling opgesteld in 2009, omdat niet alle voorgenomen ontwikkelingen in het Klavertje 4-gebied binnen de randvoorwaarden van het POL (2006) passen. Beide stukken zijn samengevoegd in het POL 2011.

Het POL heeft de juridische status van structuurvisie en vormt tevens de uitvoeringsparagraaf, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In het POL is de gebiedsontwikkeling Klavertje 4 met daarin de verschillende ruimteclaims vastgelegd, namelijk bedrijvigheid, agribusiness, glastuinbouw, een provinciale weg, landschap en natuur.

Het plangebied van klaver 8 ligt volgens de kaarten van de POL-aanvulling binnen de 'Grens stedelijke dynamiek'. Het plangebied is aangewezen als 'Werklandschap en 'Voorkeursgebied Greenportlane'. De principes voor Cradle to Cradle (ruimtelijk, technisch en architectonisch) staan centraal bij de ontwikkeling en invulling op zowel bedrijfsniveau als ook op gebiedsniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0004.png"

Figuur 3.1 Uitsnede POL aanvulling Klavertje Vier – Plangebied, nieuwe situatie (Kaart 2)

Op dit moment is een actualisatie van het POL in voorbereiding. De herziening van het POL leidt niet tot een beleidsmatige wijziging van de invulling van het Klavertje 4-gebied en het plangebied Klaver 8.

Omgevingsverordening Limburg (2011)

Per 1 januari 2011 is de Omgevingsverordening Limburg in werking getreden. De Omgevingsverordening Limburg heeft de Provinciale Milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening vervangen, die met de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingetrokken. Ten aanzien van het plangebied Klaver 8 zijn er geen specifieke aandachtspunten.

Gebiedsvisie Klavertje 4 (2006)

In januari 2006 hebben de gemeenten Venlo en de voormalige gemeenten Maasbree, Horst en Sevenum en de provincie Limburg met een intentieverklaring ingestemd met de uitwerking van de Gebiedsvisie Klavertje 4. Klaver 8 vormt een onderdeel van deze gebiedsvisie Klavertje 4.

Masterplan & Strategisch Businessplan Klavertje 4/Greenport Venlo (2009)

In navolging van de gebiedsvisie hebben de gemeenten en de provincie gezamenlijk een masterplan en strategisch businessplan opgesteld. Het Masterplan beschrijft en verbeeldt de ontwikkelingsrichting van het Klavertje 4-gebied. Het schetst het perspectief voor de ruimtelijk-economische structuurversterking en vertaalt dit in (kwalitatieve en ruimtelijke) ontwerpeisen voor het gebied. In het Masterplan en Strategisch Businessplan hebben de toenmalige gemeenten Horst, Maasbree, Sevenum en Venlo en de provincie Limburg afgesproken een gemeenschappelijke NV op te richten om de regie op de ontwikkeling vorm te geven. Beide documenten fungeren als bestuursakkoord tussen de deelnemende gemeenten en de provincie, dit bindt de partijen onderling en is het taakstellende kader voor de NV. Het is geschreven met het oog op ontwikkelingen op de korte èn op de langere termijn en geeft een oriëntatie op de uitwerkingen; het biedt ruimte voor keuzes en veranderingen, maar is niet vrijblijvend.

Klaver 8 is in het Masterplan opgenomen als onderdeel van Trade Port West opgenomen als 'Werklandschap', waar ruimte wordt geboden aan bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0005.png"

Figuur 3.2 Uitsnede Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo - Indicatief toekomstbeeld 2015-2020

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Klavertje 4-gebied (2012)

Algemeen

Om planologisch sturing te geven aan de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied hebben de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. De gemeenteraad Horst aan de Maas heeft de structuurvisie op 11 september 2012 vastgesteld. Hiermee is de beleidsmatige basis gelegd voor uitwerking van (delen van) het Klavertje 4-gebied in bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

Gekoppeld aan de structuurvisie is een milieueffectrapport (planMER) opgesteld. Doel van het planMER is overwegingen van milieu en duurzaamheid volwaardig te betrekken bij het opstellen van de structuurvisie en de daaropvolgende plannen en projecten.

Om de mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen in het Klavertje 4-gebied voor Natura2000-gebieden in de omgeving in beeld te brengen is een passende beoordeling opgesteld. De effecten op de gezondheid zijn onderzocht in de GezondheidsEffectScreening (GES).

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0006.png"

Figuur 3.3 Uitwerking ruimtelijk beleid klaver 1 t/m 8 (Bron: Structuurvisie Klavertje 4-gebied)

Klaver 8

Van belang zijnde onderwerpen in de structuurvisie ten aanzien van Klaver 8 zijn:

  • Klaver 8 vormt de ruimtelijke afronding van Trade Port West en de overgang naar de werklandschappen met de nummers 1 t/m 8. Deze gebieden zijn fysiek te herkennen aan de configuratie in klavers, zie figuur 3.3. Dit ruimtelijke concept draagt in belangrijke mate bij aan duurzame ontwikkeling van het werklandschap, door onder andere efficiënte verkeersstromen en zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn met het oog op water, energie en afval-/grondstoffen. Belangrijke factor hierbij is de te realiseren Greenportlane (als onderdeel van de Greenportring) die zorgt voor een gebundelde afwikkeling van verkeer en vermindering van de totale transportbehoefte.
  • Door aanleg van de Greenportring zijn de klavers - waaronder klaver 8 - goed bereikbaar, waardoor de klavers geschikt zijn voor vestiging van verkeersintensievere functies.
  • De klavers worden landschappelijk ingepast door aanleg van groene manchetten, die zorgen voor verbetering van de landschapskwaliteit en verhoging van de verblijfskwaliteit op en in de omgeving van de klaver. Vanuit het landschap zorgt de manchet voor een visuele (groene) verbinding tussen de bedrijven.
  • Eventuele Bevi-inrichtingen (Besluit externe veiligheid inrichtingen) worden bij voorkeur alleen toegelaten in de klavers grenzend aan de Greenportring, zodat de afstand tot gevoelige functies (in vooral het buitengebied) groot genoeg is. Hierbij geldt dat voorzieningen met minder zelfredzame personen als extra kwetsbaar worden gezien. Deze mogen niet worden gerealiseerd binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting.
  • Optimaal ruimtegebruik is wenselijk en wordt ondersteund door een standaard bouwhoogte op te nemen van 25 m.

Geldend bestemmingsplan

De vigerende regeling ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Sevenum, vastgesteld op 2 maart 1998.

De voornaamste bestemmingen zijn de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijk en/of natuurlijke waarden - aln -' en 'Levensgemeenschappen van vochtige voedselarme graslanden'. In het bestemmingsplan zijn twee bouwblokken aanwezig van agrarische bedrijven. Beide bedrijven zijn inmiddels gesaneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0007.png"

Figuur 3.4 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

3.4 Conclusie

De ontwikkeling van klaver 8 als Werklandschap maakt onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling Greenport Venlo. De gebiedsontwikkeling - en daarmee ook de ontwikkeling van Klaver 8 - is opgenomen in de diverse beleidsstukken op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. De beoogde ontwikkeling van het Werklandschap in klaver 8 past dan ook binnen het geldende ruimtelijke beleidskader.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie moet de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan worden aangetoond en moet in het plan worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor het bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Per omgevingsaspect zijn aanbevelingen opgenomen ter verbetering van de duurzaamheid van het plan, die verder gaan dan wettelijk verplicht. Het gaat hier expliciet om aanbevelingen en niet om verplichtingen. Bij de planuitvoering dienen de aanbevelingen wel waar mogelijk en haalbaar in acht te worden genomen.

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

4.1.1 Toetsingskader

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het relevant toetsingskader voor archeologie bestaat uit de Monumentenwet 1988, Verdrag van Malta 1992, Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 (WAMz), Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2), nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), provinciaal beleid, gemeentelijk beleid.

Het archeologisch bureauonderzoek richt zich op archeologische bronnen als de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de archeologische database Archis2 van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE), het provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid. Ook wordt gebruik gemaakt van de topografische kaart, de geomorfologische kaart, de hoogtekaart (AHN) en de bodemkaart. Ten slotte is historisch kaartmateriaal gebruikt om de bestemming van het plangebied in het verleden vast te stellen.

4.1.2 Conclusies onderzoek

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied bevinden zich nauwelijks cultuurhistorische waarden, enkel een aantal lijnelementen die gevormd worden door oude wegen (zie figuur 4.1). Het betreft de grote weg naar Venlo (huidige Romerweg). De zuidelijke plangrens ligt op de oude gemeentegrens tussen Sevenum en Maasbree. Geadviseerd wordt om waar mogelijk deze lijnelementen in te passen in de nieuwe inrichting van het gebied. Het plangebied staat verder aangemerkt als 'nieuw cultuurland' dat pas na 1890 is ontgonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0008.png"

Figuur 4.1 Cultuurhistorische waardenkaart (CHW)

Archeologisch bureauonderzoek

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek (separate bijlage) is een verkennend booronderzoek uitgevoerd voor de niet verstoorde delen van het plangebied.

Daar waar bebouwing heeft gestaan en daar waar twee poelen zijn gegraven, is geadviseerd om geen veldonderzoek uit te voeren. Dit advies sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.

Verkennend booronderzoek archeologie

Uit het verkennend booronderzoek (separate bijlage) is gebleken dat de zuidelijke helft van het plangebied en een deel van de noordelijke helft verstoord is geraakt als gevolg van agrarische werkzaamheden (ploegen, diepwoelen en egalisatie) en tot in de C-horizont is geroerd en/of afgetopt. Voor deze zone kan de archeologische verwachting naar 'zeer laag' worden bijgesteld. De zone is in figuur 4.2 weergegeven met een zeer lage verwachting (geel).

Uit het verkennend booronderzoek is ook gebleken dat er in het plangebied ook zones voorkomen waar de bodem nog wel intact (genoeg) is voor de aanwezigheid van archeologische resten. Van deze bodems is de B-horizont intact of is in ieder geval de basis van deze horizont nog intact. Plaatselijk is zelfs de bovenliggende E-horizont nog aanwezig. In totaal heeft circa de helft van het plangebied een groten(deels) intacte bodemopbouw. Binnen dit gebied kan een onderscheid gemaakt worden tussen de hogere zone rond de Romerweg (veldpodzolgronden met grondwatertrap VI) waarvoor een hoge verwachting geldt en de lagere zones (veldpodzolgronden met grondwatertrap V) waarvoor een middelhoge verwachting geldt. De zones met een hoge en middelhoge archeologische verwachting zijn in (donker oranje resp. oranje).

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0009.png"

Figuur 4.2 Verwachtingskaart op basis van de boorresultaten

Aanbeveling

Geadviseerd wordt om in het bestemmingsplan de zone met intact bodemprofiel op te nemen ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische resten. Indien het niet mogelijk/wenselijk is om dit op te nemen in het bestemmingsplan, of indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd om in de delen met de hoge archeologische verwachting een karterend onderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren conform de Leidraad Karterend Proefsleufonderzoek. Dat is de donkeroranje gekleurde zone in figuur 4.3.

Voor de hoger gelegen zone met hoge archeologische verwachting geldt een verwachting op de aanwezigheid van nederzettingsresten, op de lager gelegen zones met middelhoge archeologische verwachting geldt met name een verwachting op de aanwezigheid van off-site activiteiten die te relateren zijn op nabij gelegen nederzettingen. Daarom wordt geadviseerd om in het geval er archeologische resten worden aangetroffen op de hoger gelegen delen met hoge archeologische verwachting, met het bevoegde gezag te overleggen om het proefsleufonderzoek al dan niet uit te breiden in de zones met een middelhoge archeologische verwachting (de lichtoranje zones in figuur 4.3). Indien er geen archeologische resten worden aangetroffen op de hoger gelegen delen met hoge archeologische verwachting, wordt geadviseerd om het gehele plangebied vrij te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0010.png"

Figuur 4.3 Advies vervolgonderzoek (in geval dubbelbestemming niet wenselijk is)

Een karterend booronderzoek wordt niet aanbevolen, omdat het oorspronkelijk loopoppervlak (de oorspronkelijke A-horizont) veelal is opgenomen in de moderne ploeglaag en een vondststrooiing afwezig zal zijn en ook niet met een karterend booronderzoek opgespoord zal kunnen worden.

Waar de B-horizont ontbreekt ligt onder de A(a)p-horizont direct de A/C- en C-horizont. Hoeveel van de oorspronkelijk bodem hier verdwenen is, is onbekend. De zone met de niet-intacte bodem is geel gekleurd in (zie figuur 4.2). Eventuele diep reikende archeologische sporen zouden hier nog voor kunnen komen, maar de verwachting daarvoor is zeer laag. Voor deze zone wordt dan ook geen vervolgonderzoek aanbevolen.

Bovenstaand advies sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.

De verrichte onderzoeken zijn ter advisering voorgelegd aan Vestigia. Zij onderschrijven dat vervolgonderzoek nodig is voor bepaalde delen van het plangebied. (Bijlage 1 Advies archeologisch bureauonderzoek en Bijlage 2 Advies verkennend archeologisch onderzoek). Vestigia adviseert hierbij vervolgonderzoek in de vorm van ofwel karterend booronderzoek ofwel door middel van proefsleuven, afhankelijk van de aard en omvang van de bodemingreep.

4.1.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn lijnelementen aanwezig. Het betreft de Romerweg. Daarnaast ligt de zuidelijke plangrens op de oude gemeentegrens tussen de oude gemeenten Sevenum en Maasbree. Geadviseerd wordt om waar mogelijk deze lijnelementen in te passen in de nieuwe inrichting van het gebied. Waar mogelijk kan zelfs versterking van de lijnelementen plaatsvinden door de lijnelementen een prominente plek in de inrichting van het plangebied te geven. Op basis van cultuurhistorische waarden is dan versterking van bestaande lijnelementen mogelijk in Klaver 8 mogelijk.

Archeologie

De zones met intact bodemprofiel (oranje en donker oranje vlakken in figuur 4.3) krijgen de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Aan deze dubbelbestemming worden planregels verbonden ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische resten. Conform het concept gemeentelijk beleid is bepaald dat er geen archeologische beperkingen gelden indien men niet dieper dan 50 cm verstoord. Voor de uitleg van de regeling wordt verwezen naar paragraaf 5.4.2.

In de verdere planvorming kan rekening worden gehouden met deze planregel door op deze locaties functies te leggen die de bodem niet dieper dan 50 cm verstoren, hierbij kan gedacht worden aan parkeerplaatsen, groenstroken en ondiep gefundeerde functies.

Duurzaamheid

In het kader van duurzame gebiedsontwikkeling is het behoud van archeologische waarden van belang. Conform het landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid en conform de structuurvisie voor het Klavertje 4-gebied dient ernaar gestreefd te worden om archeologische resten in de bodem te behouden. Om nog een stap verder te gaan richting duurzaamheid is het aan te bevelen eventuele archeologische vondsten te versterken en een volwaardige plek te geven in de invulling van het plangebied.

4.2 Bodem

4.2.1 Toetsingskader

Ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing dient (volgens het Besluit bodemkwaliteit) inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit ten einde de geschiktheid van de beoogde (nieuwe) bestemming te kunnen aantonen, alsmede de consequenties voor de uitvoerbaarheid van het plan te kunnen beoordelen. Bij een bestemmingswijziging is het van belang dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Een optimale afstemming tussen bodemkwaliteit en functie is belangrijk om het opleggen van gebruiksbeperkingen te voorkomen.

Het vooronderzoek is uitgevoerd conform NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, en nader onderzoek, Nederlands Normalisatie-instituut, 2009).

In het kader van het vooronderzoek zijn voor de onderzoekslocatie de volgende bronnen geraadpleegd:

  • Aanwezige hinderwet- of milieuvergunningen.
  • Aanwezige bouwvergunningen.
  • Uitgevoerde bodemonderzoeken op de onderzoekslocatie en in de directe omgeving.
  • Archief boven- en ondergrondse tanks.
  • Informatie betreffende stortplaatsen, ophogingen, slootdempingen.

Daarnaast zijn historische topografische kaarten geraadpleegd. Tevens is er op de onderzoekslocatie een visuele terreininspectie uitgevoerd.

Aansluitend op het vooronderzoek is voor de hele locatie ook een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Tevens is voor de aanwezige waterpartijen een waterbodemonderzoek uitgevoerd.

4.2.2 Conclusies onderzoeken

Historisch onderzoek

Uit de resultaten van het vooronderzoek blijkt dat op het grootste gedeelte van de locatie geen bedrijfsmatige, bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Uit de luchtfoto en de veldinspectie komen 2 mogelijk bodembedreigende activiteiten naar voren, te weten de gesloopte boerderijen aan de Romerweg 23 en 34. De resultaten van het vooronderzoek geven dan ook geen aanleiding om de locatie als 'verdacht' aan te merken, met uitzondering van twee de verdachte deellocaties:

  • De voormalige erflocaties van de boerderijen Romerweg 23 en 34 zijn verdacht op asbest, aangezien asbest is aangetroffen in de gebouwen voorafgaand aan de sloop (bron: sloopvergunningen). De asbest is conform de geldende richtlijnen ten tijde van de sloop van de gebouwen verwijderd. Tijdens het verkennende bodemonderzoek dat is uitgevoerd voor dit bestemmingsplan (ter plaatse van Romerweg 23 en 34, zie hierna) is geen asbest aangetroffen in de bodem. Verder hebben er, met uitzondering van de bovengrondse opslag van olie/brandstof, geen andere bodem-bedreigende activiteiten op de percelen plaatsgevonden. Indien er zich bodemvreemde bijmengingen in de boven- en/of ondergrond bevinden of andere zintuiglijke waarnemingen worden gedaan, waardoor aanleiding bestaat om de locatie met betrekking tot andere bodemverontreinigende parameters dan asbest als verdachte locatie aan te merken, kan het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 alsnog noodzakelijk zijn.
  • Op de locaties Romerweg 23 en 34 zijn in het verleden één of meerdere boven- en ondergrondse olie/dieseltanks aanwezig geweest. Hieraan zal in het verkennend bodemonderzoek nadere aandacht moeten worden besteed.

In het verleden is door Syncera/De Straat in opdracht van de gemeente Horst aan de Maas een bodemkwaliteitskaart uitgewerkt volgens de Interimrichtlijn bodemkwaliteitskaarten 1999. De diffuse bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond van het buitengebied is daarbij als “schoon” gekwalificeerd. Verder is bekend dat over de gehele locatie zware metalen in licht tot sterk verhoogde concentraties in het grondwater voorkomen. Het voorkomen van deze diffuse verontreinigen is een bekend verschijnsel voor noord- en midden Limburg (zie paragraaf 6.6 van het Beleidskader Bodem, provincie Limburg, 2010) en het gaat dan ook om een gebiedseigen verontreiniging.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek naar het onderzoeksgebied bestaat er geen aanleiding te vermoeden, dat de diffuse bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied afwijkt van de hierboven beschreven diffuse bodemkwaliteit in het buitengebied van de gemeente Horst aan de Maas. Aangenomen kan worden dat de diffuse bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied daarmee geschikt is voor de beoogde nieuwe functie en de daarbij behorende bodemkwaliteitsdoelstellingen.

Mogelijke uitzondering hierop zijn de twee potentieel verdachte deellocaties aan de Romerweg 23 en 34.

Verkennend bodemonderzoek en waterbodemonderzoek

Op basis van signalen uit de omgeving van het plangebied bestaat er het vermoeden dat delen van de bodem van het plangebied toch verontreinigd zouden kunnen zijn. Ondanks de conclusie van het historisch onderzoek - dat de bodemkwaliteit grotendeels geschikt is voor de beoogde functie – is daarom alsnog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Arcadis, maart 2013).

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, lood en zink.
  • De ondergrond is, met uitzondering van een plaatselijk licht verhoogd gehalte aan kwik boven de achtergrondwaarde, niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
  • Het grondwater is diffuus licht verontreinigd met enkele zware metalen (met name barium en plaatselijk cadmium, koper, kwik, molybdeen en zink). Plaatselijk zijn enkele matige verontreinigingen aan koper en kwik in het grondwater aangetoond.
  • Aangezien zware metalen inclusief barium nagenoeg over de gehele onderzoekslocatie in het grondwater worden aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde, kan er redelijkerwijs van uitgegaan worden dat er sprake is van verhoogde achtergrondconcentraties die waarschijnlijk niet direct te herleiden zijn naar een puntbron.

Uit het uitgevoerde waterbodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Er is geen sliblaag aangetroffen.
  • De waterbodem ter plaatse van de 2 poelen in het plangebied is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters.
  • De vaste waterbodem is vrij toepasbaar op landbodem en in oppervlaktewater en verspreidbaar op aangrenzende percelen en in zoet oppervlaktewater.
  • Er zijn geen belemmeringen voor de geplande herinrichting.

Algemene eindconclusies:

  • Op basis van de gemeten gehaltes in grond en grondwater dient de hypothese “onverdacht” te worden verworpen voor de onderzoekslocatie.
  • Aangezien er enkel sprake is van licht verhoogde gehalten in de grond is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen. De licht verhoogde concentraties aan zware metalen in de grond vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het voorgenomen gebruik.
  • De licht en matig verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het voorgenomen gebruik. Echter, wanneer men voornemens is freatisch grondwater te onttrekken dient men rekening te houden met verhoogde concentraties aan zware metalen, met name barium, kwik en koper.
  • De grondwaterverontreiniging heeft een diffuus karakter. Formeel dienen de stoffen met een tussenwaarde overschrijding nader onderzocht te worden. Gegeven het diffuse karakter van de verontreiniging wordt dit niet doelmatig geacht.

Conclusie 

Ter plaatse van het onderzochte gedeelte van het plangebied vormen de gevonden gehaltes zware metalen in de grond en het grondwater geen milieuhygiënische belemmering voor het voorgenomen gebruik.

Daarnaast geldt dat bij alle grondwerkzaamheden rekening gehouden moet worden met het

vrijkomen van verontreinigde grond waarmee conform de geldende wet- en regelgeving (Besluit Bodemkwaliteit) op milieuhygiënisch verantwoorde wijze mee moet worden omgegaan.

Verkennend bodemonderzoek percelen Romerweg 23 en 34

Voor de voormalige agrarische percelen aan de Romerweg 23 en 34 is apart verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (IDDS, maart 2013). Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd:

  • In de bovengrond zijn zeer plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De bovengrond is zeer plaatselijk licht verontreinigd met zink en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie.
  • In de ondergrond zijn zeer plaatselijk bijmengingen met bodemvreemd materiaal waargenomen. In het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie.
  • Het grondwater is zeer plaatselijk licht verontreinigd met barium en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie.

Conclusie

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen), alsmede de voortzetting van het huidige bodemgebruik, worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

4.2.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Dit aspect heeft geen gevolgen voor de verbeelding en de planregels.

Duurzaamheid

Ten aanzien van het aspect bodem is beoordeeld wat mogelijkheden op het gebied van duurzaamheid zijn. Bij de ontwikkeling van Klaver 8 komen grondstoffen vrij. Het verdient de aanbeveling om de van het terrein vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen het terrein te hergebruiken. De aan te leggen groenwallen aan de buitenzijde van Klaver 8 dienen zoveel mogelijk met vrijkomende grond van Klaver 8 gerealiseerd te worden. Indien er meer grond overblijft kan dit ook worden toegepast bij andere ontwikkelingen binnen het klavertje 4-gebied. Hiermee worden de aan- en afvoer van grond en daarmee de totale transportbewegingen ook zo zoveel mogelijk beperkt mogelijk houden.

4.3 Water

4.3.1 Toetsingskader

Voor het bestemmingsplan is de watertoets van toepassing, een procedure waarin de initiatiefnemer, in dit geval DCGV en de gemeente Horst aan de Maas, in een vroeg stadium overleg voeren met de waterbeheerder over het voorgenomen ruimtelijke plan. Sinds 1 november 2003 is het wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een watertoets dient te worden uitgevoerd. In de waterparagraaf wordt met name ingegaan op de gevolgen van een plan voor de waterhuishouding en de beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om het gewenste watersysteem te creëren. Deze waterparagraaf richt zich primair op het bestemmingsplan en de ruimtelijke implicaties van het watersysteem, maar bekijkt ook de kansen en mogelijkheden vanuit in de omgeving liggende gebieden en projecten.

De gebiedsontwikkeling Greenport Venlo biedt een inhoudelijk kader bij het invullen van dit bestemmingsplan, geïnspireerd door de Cradle to Cradle-principes (C2C). Specifiek voor water is dit uitgewerkt in het Blauwplan Klavertje 4/Greenport Venlo1 (2009). Het Blauwplan geeft hiermee sturing aan de inrichting van het toekomstige watersysteem voor Klaver 8, zoals in de waterparagraaf beschreven.

De uitwerking van de toekomstige waterhuishouding is gebaseerd op de uitgangspunten van het waterschap zoals benoemd in het 'Praktisch handboek Watertoets, 26 oktober 2005'. Daarnaast is in de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied, waar Klaver 8 deel van uitmaakt, water een belangrijk onderwerp. De uitgangspunten zoals benoemd in het Blauwplan Klavertje 4, zijn in deze Watertoets meegenomen.

4.3.2 Conclusies onderzoek

Toekomstig watersysteem

Van het totale oppervlakte van Klaver 8 (circa 20 ha) is circa 1200 m2 in de huidige situatie verhard (Romerweg). Het uitgangspunt in deze paragraaf voor de percelen met toekomstige bestemming 'Bedrijventerrein' is dat deze voor 100% worden verhard (bebouwing en overige verharding). Ook de toekomstige ontsluitingsweg (2x1 rijstroken) is meegenomen als verharding. Op basis hiervan is uitgegaan van een toename van de verharding met 17,0 ha. Het bestemmingsplan biedt in alle bestemmingen ruimte voor bergings- en infiltratievijvers en een collectieve decentrale zuivering waarin afvalwater gezuiverd kan worden.

Waterkringloop Klaver 8

Het watersysteem van het Klavertje 4-gebied, zoals het Blauwplan (2009) schetst, functioneert alleen als iedere individuele deelontwikkeling zijn bijdrage levert aan het systeem. Geïnspireerd op de C2C-principes ligt er voor water de ambitie om het Klavertje 4-gebied als geheel waterneutraal te krijgen. De waterkringloop van Klaver 8 sluit aan op deze ambitie en het Blauwplan.

Klaver 8 wordt een werklandschap en is daarmee, binnen de filosofie van het Blauwplan, een waterleverancier. Dat wil zeggen dat bij de inrichting van het watersysteem van Klaver 8 zoveel mogelijk water wordt geïnfiltreerd in de bodem om een positieve bijdrage te leveren aan de totale waterbalans van het Klavertje 4-gebied. Hierbij wordt gemiddeld 250 mm per jaar geïnfiltreerd ter compensatie van de afgenomen grondwateraanvulling als gevolg van de toegenomen verharding in Klaver 8. Het streven is echter om méér dan die 250 mm per jaar te infiltreren en waterkringlopen te sluiten. Het infiltratieoverschot boven de 250 mm per jaar komt ten goede aan de watervraag van glastuinbouwgebied Siberië of eventuele toekomstige ontwikkeling ten westen van Klaver 8.

Het drinkwater wordt vooralsnog geleverd via het drinkwaternet. Natuurlijk zal er al wel getracht worden om waar mogelijk hemelwater te gaan gebruiken in de bedrijfsprocessen zoals in de glastuinbouw al regelmatig gebeurt.

Het toepassen van een grijswatersysteem op kavelniveau behoort tot de mogelijkheden en wordt nader onderzocht. Om het waterverbruik te minimaliseren en zoveel mogelijk water te kunnen infiltreren worden op uitgebreide schaal waterbesparende maatregelen toegepast. In het gebied wordt het gebruik van waterbesparende toiletten en/of waterloze urinoirs gestimuleerd.

Bluswater

Op een bedrijventerrein zijn primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen nodig. Het primaire bluswaternet moet binnen 40 meter nabij bouwwerken aanwezig zijn. Op het moment dat het drinkwaternet wordt aangelegd op het bedrijventerrein kan hiervan gebruik worden gemaakt als primair bluswaternet. Indien er (nog) geen drinkwaternet aanwezig is zal een andere voorziening worden aangelegd.

Voor secundaire en tertiaire voorzieningen worden bluswaterputten gegraven, of worden de sloten die om het plangebied heen liggen dieper uitgegraven (tot onder GLG) zodat deze te allen tijde watervoerend zijn .

Waterzuivering

De intentie is om het afvalwater centraal te zuiveren via een decentrale biologische waterzuivering. Daarbij wordt uitgegaan van 'droge bedrijven', bedrijven die maar zeer beperkt proceswater gebruiken. Bedrijven die wel proceswater nodig hebben en een hoger effluent hebben, dienen mogelijk een aanvullende decentrale zuivering op het eigen perceel te realiseren. Deze bedrijven worden daarmee deels verantwoordelijk voor de eigen waterzuivering.

Bruin (feces) en geel (urine) water wordt gescheiden aangeboden op de perceelsgrens, zodat het mogelijk blijft om in een later stadium vuilwaterstromen gescheiden af te nemen en te gebruiken als grondstof.

In het Blauwplan Klavertje 4 wordt een 'Living Machine' genoemd als verschijningsvorm van de waterzuivering. Een Living Machine is een waterzuiveringsinstallatie waarbij afvalwater op een ecologische wijze wordt gezuiverd. Na biologische zuivering wordt het gezuiverde water naar een infiltratievijver in het Klaver 8, dan wel afgevoerd naar oppervlaktewater of geschikt gemaakt voor hergebruik. Er zijn verschillende mogelijkheden om biologische zuiveringen te realiseren.

Inzameling van afvalwater

Het afvalwater van bedrijven wordt naar de decentrale zuivering getransporteerd. Daarom is er binnen het plangebied een beperkte rioleringstructuur nodig. Omdat dit enkel transport van vuil water over korte afstanden betreft, kan dit naar verwachting met rioolbuizen met relatief kleine diameters en onder natuurlijk verval plaatsvinden, idealiter van het materiaal Gres of vergelijkbaar duurzaam materiaal.

Afstromend water van parkeerplaats en weg

Om mogelijke verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater te voorkomen, wordt het afstromende hemelwater van wegen en grote parkeerplaatsen via een zuiverende voorziening geleid, alvorens het hemelwater wordt geïnfiltreerd of afgevoerd naar oppervlaktewater.

Inzameling van hemelwater bij bedrijfspercelen

De inzameling van hemelwater bij bedrijfspercelen gaat uit van drie principes:

  • Water van daken wordt afgevoerd naar de infiltratiezones in het openbaar gebied.
  • Hemelwater op bedrijfsverharding (bv. parkeerplaatsen) wordt op eigen terrein ingezameld. Infiltratie in openbaar gebied vindt enkel plaats als het water een kwaliteit heeft vergelijkbaar met hemelwaterkwaliteit. Naast het toepassen van een beperkte berging op particulier terrein (6 mm) kan het inhouden dat een voorzuivering op particulier terrein vereist is voordat afstroming plaatsvindt.
  • Hemelwater op sterk vervuilde oppervlaktes, bijvoorbeeld laadkuilen van vrachtwagens, zal in overleg met de gemeente en DCGV worden aangesloten op de vuilwatervoorziening, zodat het water naar een zuiverende voorziening wordt afgevoerd. Het is ook mogelijk om dit water met voorzuivering op eigen terrein te infiltreren.

Bij de planuitwerking zal in overleg met de waterkwaliteitsbeheerder worden bezien of op basis van deze principes voorschriften voor bedrijven worden opgesteld, of dat op een andere manier invulling wordt gegeven aan bovenstaande principes.

Afstromend water van het tankstation

Hemelwater vanaf de overkapping van het tankstation wordt net zoals het overige dakwater zoveel als mogelijk direct geïnfiltreerd in de bodem.

Ter plaatse van het tankstation (onder de overkapping) dient een bodembeschermende voorziening te worden aangelegd. Vuil water dat hiervan afstroomt kan (na toepassen van zuivering) op drie manieren worden geloosd:

  • Lozing van afvalwater op een vuilwatersysteem.
  • Lozing van afvalwater op of in de bodem of in een hemelwaterriool.
  • Lozing van afvalwater in het oppervlaktewater.

Mits dit voldoende duurzaam te realiseren is heeft infiltratie in de bodem de voorkeur.

Gevolgen voor het grondwatersysteem

De grondwaterhuishouding in het plangebied zal deels veranderen als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • Verandering van de grondwateraanvulling als gevolg van centrale infiltratie van hemelwater. Ter plaatse van de verharding zal minder grondwateraanvulling plaatsvinden, ter plaatse van de infiltratievoorzieningen meer.
  • Afname van de (gewas) verdamping.
  • Dempen van poelen in het plangebied, afname van de verdamping

Voorgaande ontwikkelingen leiden naar verwachting tot een netto toename van de grondwaterstand.

Lokaal zullen er gevolgen voor het grondwater optreden. In het gebied wordt een infiltratievoorziening aangelegd. Ter plaatse van deze voorziening zal de grondwaterstand, met name in natte perioden, iets toenemen ten opzichte van de huidige grondwaterstanden. Daar waar de verharding toeneemt zal de grondwaterstand enigszins afnemen. In de infiltratievoorziening zal naar verwachting meer dan de benodigde 250 mm / jaar infiltreren, zie onder 'Toekomstig watersysteem'.

Op een aantal plaatsen in het plangebied ligt de GHG tussen de 80-100 cm beneden maaiveld. Voor gebouwen dient een ontwatering van 70 cm te bestaan. Bij kruipruimteloos bouwen is dit 30 cm. Er is daarmee voldoende ontwatering aanwezig. Dit betekent dat, zonder aanvullende maatregelen, voor bebouwing met kruipruimtes en wegen aan de randen van het bedrijventerrein de grondwaterstand niet meer dan 10 cm mag toenemen. De grondwaterstand zal iets toenemen ter plaatse van de infiltratievoorziening. In de noordwestelijke punt van het plangebied komen nu volgens modelberekeningen met IBRAHYM grondwaterstanden van 80-100 cm voor. Bij de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg moet hiermee rekening worden gehouden.

Gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem

Bij de aanleg van het tankstation en vrachtwagenparkeerterrein worden geen veranderingen aangebracht in het watersysteem, anders dan voor berging, infiltratie en zuivering. In een vervolgfase wordt de Tradeportsloot (ten oosten van het plangebied) mogelijk omgelegd, als gevolg van uitbreiding van bedrijven vanuit Trade Port West. Indien nodig zal de sloot worden aangesloten op de nog aan te leggen sloot langs de Greenportlane of een bestaande sloot ten westen van het plangebied. Hiervoor dient een watervergunning te worden aangevraagd bij Waterschap Peel en Maasvallei. Uit een quick scan blijkt dat er vooralsnog zijn geen problemen te verwachten door het verleggen van de sloot, die niet met maatregelen op te lossen zijn.

Er is voldoende ruimte voor water gereserveerd in het plan voor eventuele verlegging van de sloot, aangezien water in het hele bestemmingsplangebied mogelijk is.

Gevolgen voor de waterketen van Klaver 8

De waterketen van Klaver 8 bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een biologische zuivering in Klaver 8 al dan niet in combinatie met Klaver 7.
  • Aansluiten van het gezuiverde afvalwater van bedrijfspercelen op de infiltratievoorziening van Klaver 8.
  • Afvoer van hemelwater dat afstroomt van de duurzame verharding wordt duurzaam opgelost (bij voorkeur lozen op oppervlakte water). Indien de best beschikbare techniek onvoldoende duurzaam is, wordt aangesloten op een vuilwaterriool.
  • Hemelwaterriolen en sloten waarmee het water van de meest intensief bereden wegen naar infiltratievijvers wordt geleid.
  • Afvoer van dakwater naar infiltratievoorzieningen in openbaar gebied.
  • Aansluiting op het bestaande drinkwaternet van Waterleidingmaatschappij Limburg. Waar mogelijk wordt hemelwater gebruikt voor bedrijfsprocessen.
4.3.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Op basis van een bergings- en infiltratieberekening is het benodigde ruimtebeslag voor het watersysteem bepaald.

Biologische zuivering

Voor biologische zuivering wordt extra ruimte gereserveerd. De locatie van deze zuivering is niet bekend en wordt mogelijk met meerdere klavers (voornamelijk Klaver 7) samen opgepakt.

Daarnaast kan het zijn dat een nieuw te vestigen bedrijf binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' (veel) proceswater gebruikt dat niet verwerkt kan worden ter plaatse van de biologische zuivering van Klaver 8.

Voor het bestemmingsplan Trade Port Noord is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid vuilwater eenheden en de ruimtereservering die nodig is voor het zuiveren van dit vuile water. Op basis van de inschatting van Trade Port Noord is in Klaver 8 een ruimtereservering nodig van 0,1 á 0,2 ha. Het bestemmingsplan staat overal (biologische) waterzuivering toe.

Berging en infiltratie

Er is gekozen voor het realiseren van droogvallende voorzieningen die leeg raken door infiltratie naar de ondergrond, om zoveel mogelijk water te kunnen infilteren. Een droogvallende voorziening betekent dat het bodemniveau boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) moet worden aangelegd. Binnen het bestemmingsplan varieert de GHG van (zeer plaatselijk) 0,8 tot > 2,5 m – mv. Voor het bestemmingsplan is rekening gehouden met een gemiddelde ontwateringsdiepte (verschil bodemniveau van de voorziening en toekomstig maaiveld) van 1 m. Het maaiveld is niet vlak, hierom wordt de infiltratie voorziening in compartimenten aangelegd.

Om bij een T=100 neerslagsituatie een maximale peilstijging van = 1 m te realiseren bedraagt het benodigde oppervlak afhankelijk van de lengte van de voorziening tussen de circa 1,7 en 1,8 ha. Als wordt gekozen voor een voorziening met afvoer van 1 l/s/ha, is een bergingsvoorziening van circa 1,4 tot 1,5 ha nodig. Door het realiseren van droogvallende bergings- en infiltratievoorzieningen waar binnen alles wordt vastgehouden tot T=100, wordt de infiltratie volledig gemaximaliseerd.

Voor de realisatie van het tankstation en de ontsluitingsweg wordt langs de Venloseweg en de nieuwe ontsluitingsweg een infiltratievoorziening aangelegd. Met overige infiltratievoorzieningen wordt in de ruimtelijke uitwerking van het gebied rekening gehouden. Deze zijn in elke bestemming mogelijk en worden idealiter aan de zuidkant van het plangebied aangelegd, in verband met het infiltratietekort van Siberië. Daarnaast zorgt deze ligging (vanwege de grondwaterstroming) voor een zo minimaal mogelijke verhoging van de grondwaterstand in Klaver 8.

Verlenging Greenportlane

Of en op welke wijze de verlenging van de Greenportlane vorm krijgt is nog onbekend. Daarom is de benodigde waterberging voor deze nieuwe infrastructuur niet meegenomen in deze waterparagraaf. Als de weg wordt aangelegd dan zullen de in deze paragraaf vermelde uitgangspunten worden gehanteerd ten aanzien van de benodigde waterberging/-infiltratue. Hiervoor dient hier voldoende ruimte beschikbaar te blijven.

Omlegging Tradeportsloot

Als bedrijven vanuit Trade Port West uitbreiden in Klaver 8 zal de bestaande Tradeportsloot omgelegd moeten worden. In de Waterparagraaf (separate bijlage) zijn de mogelijkheden voor omlegging in beeld gebracht. Het meest voor de hand liggend is de sloot om te leggen via de zuidelijke groenbestemming richting het mogelijke tracé van de Greenportlane (westzijde van het plangebied). Vanaf daar zal de sloot richting het noorden kunnen lopen waar deze aan kan takken op de oude loop van de Tradeportsloot.

Binnen de bestemmingen Groen en Verkeer is rekening gehouden met de mogelijk verlegging van de Tradeportsloot. Het profiel van de bestemming is voldoende breed voor het aanleggen van een sloot.

Duurzaamheid

Voor het thema water is een visiedocument opgesteld, het Blauwplan Klavertje 4. Er liggen plannen om het Blauwplan te actualiseren/een stap verder te brengen, Blauwplan 2.0. Bij Blauwplan 2.0 zou een focus per Klaver een betere aansluiting geven op het ruimtelijk vastleggen van wateropgave per klaver. Zo kan dit aansluitend worden vastgelegd in bestemmingsplannen.

Een van de belangrijkste peilers uit het Blauwplan voor wat betreft duurzaamheid is het sluiten van kringlopen.

4.4 Flora en fauna

4.4.1 Toetsingskader

In het kader van planontwikkeling dient onderzocht te worden of de uitvoering van het plan vergunbaar is op grond van de Flora- en faunawet. Het uitgangspunt van de toetsing aan de Flora- en faunawet is om wettelijke overtredingen te voorkomen, al dan niet door middel van mitigatiemaatregelen en/of planaanpassingen. Indien dit niet mogelijk is, zal een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet worden aangevraagd.

4.4.2 Conclusies onderzoek

Natuurcompensatie plangebied

In het plangebied heeft in 2007 natuurcompensatie plaats gevonden als gevolg van ontwikkelingen elders (Trade Port Noord/Greenpark). De natuurcompensatie bestaat uit bos, ruigte en twee poelen.

Met de ontwikkeling van Klaver 8 komt gerealiseerde natuurcompensatie te vervallen. Deze natuur moet opnieuw worden gecompenseerd buiten het plangebied. In overleg met de provincie Limburg en Staatsbosbeheer is gekozen voor het aanleggen van nieuwe natuur in Kraijelheide. Om de natuurfunctie planologisch te borgen is een wijzigingsplan opgesteld, dat voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan voor Klaver 8 is vastgesteld. Met de natuurbeheerders zijn afspraken gemaakt over beheer van de reeds gerealiseerde natuur.

Flora- en faunawet

Als gevolg van de voorgenomen planontwikkeling voor Klaver 8 vinden mogelijk overtredingen plaats in het kader van de Flora- en faunawet. Hiertoe is, op basis van bronnenonderzoek en een veldbezoek met habitatgeschiktheidsbeoordeling, het voorkomen van beschermde plant- en diersoorten nagegaan. Binnen het projectgebied komen de volgende beschermde soorten voor: steenanjer, algemene amfibieënsoorten, algemene vogelsoorten, grondgebonden zoogdiersoorten, gewone dwergvleermuis en mogelijk andere soorten vleermuizen.

Eindconclusie is dat er geen ontheffing nodig is in het kader van de Flora- en faunawet. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet, zodat voor deze (algemene) amfibieën- en zoogdiersoorten geen ontheffing van de Flora- en faunawet is vereist. Wel dienen maatregelen te worden getroffen op basis van de zorgplicht en dienen specifieke mitigerende maatregelen te worden getroffen.

Algemene zorgplicht

Er treden tijdelijke effecten op voor binnen het projectgebied voorkomende soorten (doden, vernietiging voortplantings- en verblijfplaatsen, verstoring) en permanente effecten (verdwijnen leefgebied, foerageergebied en vliegroutes). Op basis van de zorgplicht dienen deze tijdelijke effecten zoveel mogelijk te worden voorkomen. Tevens zijn mitigerende maatregelen mogelijk en noodzakelijk om effecten te verminderen.

De algemene zorgplicht houdt in, dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de fauna ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. De zorgplicht geldt ook voor de soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet, in dit geval algemene soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren. Dit zijn algemene soorten waarvoor in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Maatregelen op basis van de algemene zorgplicht zijn:

  • Bij mogelijke demping van de sloot langs deelgebied 1, dient rekening te worden gehouden met algemene amfibieënsoorten. De sloot dient voor demping te worden leeggepompt. Aangetroffen soorten dienen zorgvuldig verplaatst te worden naar een geschikte locatie buiten het projectgebied. De meest geschikte locatie is de sloot aan de westkant van het projectgebied.

Specifieke maatregelen

  • De groeiplaats van de steenanjer in de berm van de Vasco Da Gamaweg dient te worden ontzien, in die zin dat vrachtwagens die voor aan- en afvoer zorgen de groeiplaats niet overrijden.
  • Algemene vogelsoorten: het verwijderen van vegetatie dient plaats te vinden buiten het broedseizoen (globaal 15 maart-15 augustus). Voor het kappen van bomen geldt hetzelfde. Wanneer deze werkzaamheden plaatsvinden binnen het broedseizoen, dient vooraf inspectie plaats te vinden van aanwezige nesten door een deskundige ecoloog. Wanneer broedende vogels worden aangetroffen, dienen de werkzaamheden in de directe omgeving van het nest te worden opgeschort.
  • Voor vleermuizen verdwijnen foerageergebied en vliegroutes, echter zonder dat de functionaliteit van het leefgebied wordt aangetast. Voorgesteld wordt in het definitieve ontwerp groene lijnelementen (houtsingels) op te nemen, die aansluiten op de te handhaven groene lijnelementen (bomenrij Eindhovenseweg) en sloten (sloot op de grens met Trade Port West), zodat deze functies worden versterkt. Voorgesteld wordt de groenstructuur in het planontwerp aansluitend te maken dan wel van een zogenaamde 'hop-over' te voorzien (hogere bomen bij kruising weg), zodat een aansluitende vliegroute ontstaat.
4.4.3 Vertaling bestemmingsplan

De hiervoor genoemde mitigerende maatregelen dienen in acht te worden genomen.

De te vervallen natuurcompensatie als gevolg van de ontwikkeling van Klaver 8 dient opnieuw te worden gecompenseerd buiten het plangebied. Deze nieuwe natuur wordt aangelegd in Kraijelheide. Om de natuurfunctie planologisch te borgen is wijzigingsplan vastgesteld.

Duurzaamheid

Duurzaamheid hangt samen met een gebruik van aanwezige bronnen en grondstoffen op een zodanige manier dat deze ook voor de toekomst in voldoende mate aanwezig blijven. Zoals hier gesteld lijkt duurzaamheid dan ook gericht op productie, maar hangt ook samen met het behoud van natuur en milieu. Vanuit dit oogpunt dragen de volgende maatregelen bij aan een duurzame invulling van Klaver 8:

  • Behoud zoveel mogelijk van de huidige waarden. Het is meer duurzaam om huidige natuurwaarden te behouden, dan om nieuwe soortgelijke omstandigheden proberen te creëren. Dit kost namelijk energie en materiaal met wisselend resultaat.
  • Stimuleer (bio)diversiteit in de nieuwe “natuurlijk” in te richten delen. Cruciaal bij het verhogen van diversiteit is het aanbrengen van gradiënten. Voorbeelden zijn:
    • 1. Maak hoge en lage delen in de in te richten delen. Hierdoor ontstaan droge delen en natte delen, delen die op verschillende manieren geëxposeerd zijn aan wind, regen en de zon. Hierdoor ontstaan voor planten verschillende groeiomstandigheden. Verschillende plantensoorten trekken weer verschillende diersoorten aan.
    • 2. Pas verschralingsbeheer toe. Door maaisel en ander organisch afval af te voeren worden de omstandigheden voedselarmer. Voedselarmere systemen horen in Nederland tot de soortenrijkste vegetaties (die weer verschillende diersoorten aantrekken). Dit komt omdat in voedselrijke systemen over het algemeen één of twee soorten domineren, ten koste van veel andere soorten.
    • 3. Faseer beheer in ruimte en tijd. Maai en kap delen van gebieden in plaats van grote oppervlaktes tegelijk. Hierdoor ontstaat een afwisseling in recent gemaaide, langere tijd geleden gemaaid en mogelijk niet gemaaide delen over een relatief kleine afstand. Deze afwisseling zorgt voor behoud van dieren, die niet meer van de percelen hoeven te vluchten bij grootschalig beheer.

4.5 Passende beoordeling

4.5.1 Toetsingskader

In Nederland hebben veel natuurgebieden een beschermde status onder de Natuurbeschermingswet 1998 gekregen. Daarbij worden twee categorieën beschermingsgebieden onderscheiden:

  • Natura 2000-gebieden.
  • Beschermde Natuurmonumenten.

Als er sprake is of kan zijn van significante verstoring van soorten en/of significante verslechtering van de kwaliteit van habitats, moet een Passende Beoordeling worden uitgevoerd. Bij de Passende Beoordeling wordt gedetailleerd in kaart gebracht wat de effecten (kunnen) zijn van de activiteit op de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied en welke verzachtende (mitigerende) maatregelen de initiatiefnemer van plan is te nemen. Hierbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen. De significantie van de gevolgen moet met name worden beoordeeld in het licht van de specifieke milieukenmerken en omstandigheden van het gebied. Omkeerbare en tijdelijke effecten kunnen ook significant zijn.

De ontwikkeling van Klaver 8 leidt niet tot ruimtebeslag op de Natura 2000-gebieden. Wel zijn er mogelijk indirecte effecten. Als gevolg van externe werking zijn negatieve effecten vanuit Klaver 8 'niet op voorhand uit te sluiten' uitgaande van de toetsing die is uitgevoerd voor het Klavertje 4-gebied. Door de ontwikkelingen in Klaver 8 kunnen mogelijk (significant) negatieve effecten optreden in de nabijgelegen Natura 2000-gebieden (Nederland en Duitsland).

4.5.2 Conclusies onderzoek

De ontwikkeling van Klaver 8 ligt buiten de grenzen van Natura 2000-gebieden. Ruimtebeslag op Natura 2000-gebieden is dan ook uitgesloten. De voorziene ontwikkelingen in het plangebied leiden mogelijk wel tot de volgende effecten op omliggende Natura 2000-gebieden:

  • Effecten als gevolg van stikstofdepositie: deze effecten kunnen tot op tientallen kilometers afstand merkbaar zijn. Stikstofdepositie leidt tot vermesting en dat leidt mogelijk tot kwaliteitsvermindering van aanwezige habitattypen. Kwaliteitsvermindering kan verlies aan habitattypen tot gevolg hebben. Effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn niet uit te sluiten en dienen daarom nader te worden onderzocht.
  • Effecten als gevolg van veranderingen in hydrologie, geluid of licht: het Natura 2000-gebied Maasduinen ligt het dichtst bij het plangebied (ongeveer 4,4 km). Deze effecten zijn kort besproken (§ 4.3 en 4.4). De overige Natura 2000-gebieden liggen alle op meer dan 10 km, effecten als gevolg van grondwaterveranderingen zijn voor deze gebieden uitgesloten, omdat veranderingen van grondwater op deze afstand op voorhand worden uitgesloten.

Achtereenvolgens komen de aspecten stiktofdepositie, waterstandsverlagingen, geluid en licht aan de orde.

Stikstofdepositie

Klaver 8 ligt in de nabijheid van diverse Natura 2000-gebieden. De gebieden 'Maasduinen', 'Boschhuizerbergen', 'Deurnsche Peel & Mariapeel' en 'Groote Peel' zijn aangemeld bij de Europese Unie als speciale beschermingszone (SBZ). Deurnsche Peel & Mariapeel en Groote Peel zijn definitief aangewezen, Maasduinen en Boschhuizerbergen nog niet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0011.png"

Figuur 4.4 Ligging Klaver 8 (rood) binnen het Klavertje 4-gebied (zwarte lijn) ten opzichte van omliggende Natura 2000-gebieden en het Beschermde Natuurmonument Rouwkuilen.

Uit het onderzoek blijkt dat in de meeste Natura 2000-gebieden voor het grootste deel van de habitattypen sprake is van een overbelaste situatie: de kritische depositiewaarde voor stikstofgevoelige habitattypen wordt overschreden. De kritische depositiewaarde is de stikstofdepositie waarboven effecten mogelijk zijn op het habitattype en deze verschillen dan ook per habitattype. Wanneer de kritische depositiewaarde al door de achtergronddepositie wordt overschreden, leidt iedere toename mogelijk tot een significant effect.

De stikstofdepositie voor de totale ontwikkeling neemt in de toekomstige situatie per saldo af ten opzichte van de huidige situatie. Ten aanzien van de autonome ontwikkeling is echter een verminderde afname voorzien.

Voor de toekomst is er wel een afname van de stikstofdepositie voorzien, maar voor veel gebieden blijft de achtergronddepositie boven de kritische depositiewaarde van stikstofgevoelige habitattypen. Daar komt bij dat als gevolg van de ontwikkeling van Klaver 8 de stikstofdepositie minder snel afneemt dan voorzien was in de autonome ontwikkeling zonder ontwikkeling van het gehele Klaver 4-gebied. Het verschil is echter klein en ligt onder de 1 mol N/ha/jr (i.c. max. 0,8 mol N/ha/jaar).

In de volgende punten is het aandeel van de verschillende functies van het plangebied uitgesplitst:

  • Verkeer: het effect van de toename van stikstofdepositie door extra verkeer is aanzienlijk kleiner dan de verwachte afname door verandering van de bestaande emissies. Ten opzichte van de huidige situatie wordt daarom per saldo een afname van de stikstofdepositie verwacht. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling (geen referentiekader voor de Natuurbeschermingswet) is er wel sprake van een verminderde afname van de stikstofdepositie door het extra verkeer.
  • Industrie: de toename van de depositie op Natura 2000-gebieden is beperkt. Significante effecten op de Natura 2000-gebieden zijn echter niet bij voorbaat uitgesloten (als enkel naar de effecten van de bedrijven wordt gekeken). Op basis van het onderzoek blijkt het effect echter beperkt en ecologisch verwaarloosbaar.
  • Veehouderij: Binnen het Klaver 8-gebied liggen geen veehouderijen, planvorming leidt dan ook niet tot veranderingen in de stikstofdepositie door veehouderijen.

Ecologisch is geen effect van de stikstofdepositie voorzien. De verwachte verminderde autonome afname is in het algemeen minder dan 1 mol N/ha/jr. Dit is ecologisch gezien een verwaarloosbare hoeveelheid voor alle habitattypen die hier bekend zijn, zeker in het licht van de huidige problematiek van natuurontwikkeling van de habitattypen in de betrokken Natura 2000-gebieden. Desondanks is in de beheerplannen aangegeven dat de depositie wel één van de beperkende factoren is en voor het doorzetten van de voorziene natuurontwikkeling is een verminderde autonome afname van de stikstofdepositie derhalve niet wenselijk. Zeker niet omdat de situatie de komende jaren nog overbelast is qua stikstofdepositie. Vanuit juridisch oogpunt dienen maatregelen te worden genomen om het effect van de verminderde autonome afname ongedaan te maken. In dat geval is een effect op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten. Ten behoeve van het gehele Klavertje-4-gebied is een mitigatieplan opgesteld waarin mitigerende maatregelen zijn geborgd. De mitigerende maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 8 maken onderdeel uit van dit mitigatieplan.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De effecten door extra bedrijven en extra verkeer als gevolg van de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied (en dus ook van Klaver 8) zullen in het kader van de Programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS) op nationaal/provinciaal niveau op termijn worden gesaldeerd. DCGV heeft de provincie Limburg verzocht om in de in voorbereiding zijnde Programmatische Aanpak Stikstofdioxide (PAS) ontwikkelruimte op te nemen ten behoeve van de ontwikkeling van het Klavertje 4-gebied.

Indien noodzakelijk kan voor individuele bedrijven alsnog worden overgegaan tot het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning om gebruik te kunnen maken van de dan beschikbare ontwikkelruimte ten gevolge van maatregelen uit de PAS.

Zolang Klaver 8 nog niet is opgenomen in de PAS, is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om de effecten van de verminderde autonome afname tegen te gaan. Deze maatregelen zijn voorzien in het mitigatieplan.

Waterstandsverlagingen

Er zijn geen gevolgen voor het areaal en de kwaliteit van verdrogingsgevoelige habitattypen, en voor (de leefgebieden van) verdrogingsgevoelige Habitatrichtlijnsoorten. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden, voor zover verbonden aan verdrogingsgevoelige habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten worden derhalve niet aangetast.

Geluid en licht

Voor de Natura 2000-gebieden is er, door de grote afstand tot Klavertje 8, geen negatief effect als gevolg van geluidsverstoring of verlichting. De natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebieden (geen effecten op de instandhoudingsdoelstellingen) blijven onaangetast.

4.5.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Maatregelen

Zolang Klaver 8 nog niet is opgenomen in de PAS, is het noodzakelijk om maatregelen te nemen om de effecten van de verminderde autonome afname tegen te gaan. Het nemen van bron- en effectgerichte maatregelen leidt tot een verdere reducering van effecten van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden. Dit vindt op gebiedsniveau plaats op middels een overkoepelend mitigatieplan voor het Klavertje 4-gebied. Het mitigatieplan en intentieverklaringen en samenwerkingsovereenkomsten worden aan bestemmingsplan gevoegd om voldoende zekerheid te verkrijgen voor uitvoering van maatregelen. Voor vergunningverlening van concrete inrichting worden de maatregelen op dit moment verder uitgewerkt (locaties en uitvoering van maatregelen) en samenwerkingsovereenkomsten met de terreinbeheerders gesloten.

Duurzaamheid

In de Passende beoordeling van Klavertje 4, het Mitigatieplan Klavertje 4 en de Passende beoordeling Klaver 8 is rekening gehouden met de maximale uitstoot ten aanzien van stikstof vanuit het gebied en haar functies. Het minimaliseren van deze uitstoot is een duurzame maatregel, die op de volgende wijzen ingevuld kan worden:

  • Het ondersteunen van bedrijven die zich mogelijk willen vestigen om de potentieel aanwezige uitstoot van stikstof te minimaliseren. Denk daarbij aan het aanbieden van duurzame energie (in plaats van verbranding van fossiele brandstoffen), of het verschonen van de uitstoot. Het is niet mogelijk dit via de publiekrechtelijke weg te regelen. Wel kan dit privaatrechtelijk worden vastgelegd in overeenkomsten.
  • Inzetten op het minimaliseren van verkeersbewegingen door faciliteren van openbaar vervoer, collectief bedrijfsvervoer en stimuleren van fietsgebruik. Deze elementen worden geconcretiseerd in het mobiliteitsplan Klavertje 4.

4.6 Verkeer

4.6.1 Toetsingskader

Het ontwikkelen van een bestaande of nieuwe locatie vraagt naast een goede ruimtelijke afweging over functie, vormgeving en inpassing ook het in beeld brengen van de verkeerseffecten. Bij een nieuw bestemmingsplan moeten de effecten van de ontwikkeling voor verkeer goed worden onderbouwd. De onderbouwing van de verkeersaspecten speelt mee bij de beoordeling van het plan. Hierbinnen ligt nadruk op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersstructuur (bereikbaarheid), verkeersgeneratie (effecten op omliggend wegennet) en effecten op langzaam verkeer, openbaar vervoer en hulpdiensten.

Referentiesituatie

Bij de in deze rapportage beschreven aspectbeoordelingen is uitgegaan van een vergelijking tussen de plansituatie en de referentiesituatie. De referentiesituatie is de autonome situatie over 10 jaar waarbij binnen Klaver 8 geen ontwikkelingen plaatsvinden, maar andere reeds vastgestelde plannen in de omgeving wel worden uitgevoerd/ ingevuld. In de autonome situatie is daarmee sprake van een groot aantal ontwikkelingen in het gehele Klavertje 4-gebied waaronder een volledig uitgegeven, Trade Port Oost, Fresh Park Venlo, Venlo GreenPark, Trade Port Noord, Californië (met uitzondering van Californië West) en Siberië. Ook wordt bij de autonome situatie reeds uitgegaan van een gerealiseerde en volledig toegankelijke Greenportlane (GPL).

4.6.2 Conclusies onderzoek

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

  • Ontsluiting omliggende wegennet

Klaver 8 zal ontsloten worden via de rotonde van de GPL met de N556 (Eindhovenseweg/Venloseweg). In de toekomst zal de weg ook gebruikt gaan worden als ontsluiting van het te ontwikkelen Klaver 7. Het uitgangspunt is deze ontsluitingsweg vorm te geven met 2x1 rijstrook en een snelheidsregime van 50 km/uur.

In verband met de ontwikkeling van Greenport Venlo en de realisatie van de GPL wordt de capaciteit van de Eindhovenseweg tussen de GPL en de A67 vergroot. Deze reconstructie valt buiten het plangebied van Klaver 8.

  • Ontsluiting rijkswegennet

Via de rotonde en de GPL wordt Klaver 8 snel ontsloten richting de A73 in noordelijke richting (richting Nijmegen). Daarnaast is de Venloseweg/Eindhovenseweg aangesloten op de A67 (aansluiting Trade Port West) direct ten westen van knooppunt Zaarderheiken, waardoor Klaver 8 een snelle ontsluiting richting de diverse snelwegen heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0012.png"

Figuur 4.5 Weergave locatie Klaver 8 met belangrijkste omliggende infrastructuur.

Volgens de Structuurvisie Klavertje 4-gebied kunnen op langere termijn (na 2022) knelpunten ontstaan in de verkeersafwikkeling op de route Greenportlane-Venloseweg-Eindhovenseweg-aansluiting A67. In de structuurvisie worden twee oplossingsrichtingen genoemd:

  • het treffen van capaciteitsverruimende maatregelen op de bestaande route en de aansluiting op de A67;
  • het verlengen van de Greenportlane (2e fase) vanaf de Eindhovenseweg direct naar de A67 als robuuste vervanging van de bestaande aansluiting.

Beide genoemde oplossingsrichtingen zijn in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied meegenomen als mogelijke alternatieven. De exacte manier waarop Klaver 8 op de doorgetrokken GPL wordt aangesloten dient bij aanleg van de 2e fase van de GPL nader uitgewerkt te worden.

Daarnaast zal de rotonde van de Greenportlane met de Venloseweg / Eindhovenseweg (mogelijk) opgewaardeerd worden naar een turboverkeersplein op het moment dat de intensiteiten te hoog worden om met een turborotonde afgewikkeld te worden. De reconstructie van de rotonde is niet onderzocht in dit bestemmingsplan. Onderzoek zal alsnog plaatsvinden op het moment dat reconstructie aan de orde is.

Fietsverkeer

De kernen van onder andere Horst, Sevenum, Grubbenvorst, Maasbree en Blerick vallen binnen het gebied waaruit werknemers mogelijk met de fiets naar Klaver 8 kunnen. Daarnaast liggen de stations Blerick, Venlo en Horst-Sevenum op fietsafstand. Klaver 8 wordt ontsloten op diverse aangrenzende fietsroutes.

Hulpdiensten

In principe gaan hulpdiensten gebruik maken van de nieuwe ontsluitingsweg van Klaver 8. Daarnaast kan de verbinding tussen de Hudsonweg (Trade Port West) en de Romerweg ingericht worden als calamiteitentoegang. Bij een calamiteit op de nieuwe toegangsweg van Klaver 8 is de bereikbaarheid daardoor gegarandeerd. Deze tweede toegang is in verband met de vestiging van het tankstation wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0013.png"

Figuur 4.6 Weergave toegangen voor hulpdiensten

Openbaar vervoer

Bij de ontwikkeling van Klaver 8 is het wenselijk Klaver 8 ook met het openbaar vervoer te ontsluiten.

Verkeerseffecten bouwprogramma

Het bestemmingsplan voor Klaver 8 biedt ruimte voor grofweg twee functionele scenario's. De verkeersgeneratie per scenario verschilt.

  • 1. Tankstation met vrachtwagenparkeerterrein: 2.194 mvt/etmaal.
  • 2. Tankstation met bedrijventerrein: 2.424 mvt/etmaal.

In de worst case scenario dat is doorgerekend in het kader van de Structuurvisie Klavertje 4-gebied is rekening gehouden met een verkeersgeneratie van 2.434 mvt/per etmaal). Beide scenario's passen binnen de bandbreedte die is onderzocht in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied. Capaciteitsverruimende maatregelen die nodig worden geacht in de Structuurvisie Klavertje 4-gebied zullen de verkeersafwikkeling van (onder andere) Klaver 8 garanderen.

Parkeren

Het is voor de gebruiker het meest logisch wanneer het parkeerregime binnen Klaver 8 aansluit bij het huidige parkeerregime van het naastgelegen Trade Port West. Daarom wordt geadviseerd de parkeerverbodszone voor voertuigen langer dan 6 meter en hoger dan 2,4 meter inclusief uitzonderingen ook voor Klaver 8 in te stellen. Dit geldt uiteraard niet voor de functie van het gebied als vrachtwagenparkeerterrein. Daarnaast geldt dat het parkeren voor de nieuw op te richten bedrijven in principe plaats te vinden op het eigen terrein, tenzij wordt voorzien in een gezamenlijke parkeervoorziening.

4.6.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Ten behoeve van het functioneren van het verkeerssysteem zijn geen mitigerende en compenserende maatregelen nodig. Na verwachting kan de omliggende infrastructuur het verkeer van Klaver 8 goed verwerken.

Ontsluiting rijkswegennet

In verband met mogelijke knelpunten op langere termijn (na 2022) op de route Greenportlane-Venloseweg-Eindhovenseweg-aansluiting A67 dienen de in de structuurvisie Klavertje 4-gebied genoemde oplossingsrichtingen mogelijk te blijven. Voor een deel van de bestemming 'Bedrijventerrein' is daarom een bouwbeperking opgenomen. Dit betekent dat het bestemmingsplan hier geen (definitieve) bebouwing toestaat.

Daarnaast zal de bestaande rotonde Greenportlane-Venloseweg op termijn opgewaardeerd worden naar een turboverkeersplein om de groeiende verkeersintensiteit te kunnen faciliteren. Hier is ruimte voor gereserveerd in de bestemming 'Verkeer'.

Duurzaamheid

Door slimme keuzes te maken in het gehele verkeer- en vervoerssysteem in Greenport Venlo is er winst te behalen op het gebied van duurzaamheid. Op het gebied van verkeer en vervoer kan duurzaamheid met name gezocht worden in het terugdringen van individuele verplaatsingen, het slim beperken van de benodigde fysieke ruimte voor verkeersdoeleinden en mogelijk het verduurzamen van materiaalgebruik. Hieronder worden enkele suggesties gegeven voor maatregelen die kunnen bijdragen aan verduurzamen van het bedrijventerrein.

  • Geadviseerd wordt buslijn 60 via Trade Port West en Klaver 8 te laten rijden. Hiermee wordt de bereikbaarheid van het bedrijventerrein voor openbaar vervoer verbeterd. Verbeteren van de OV-bereikbaarheid zorgt voor een vestigingsklimaat waarin het voor bedrijven mogelijk is om in het mobiliteitsplan alternatieven op te nemen voor uitsluitend woon-werkverkeer met de auto.
  • Naast het aanleggen van goede fietsinfrastructuur in de regio kan binnen Klaver 8 gedacht worden aan het realiseren van een leenfietssysteem. Dit systeem kan gebruikt worden door bijvoorbeeld de vrachtwagenchauffeurs die Klaver 8 bezoeken en die 's avonds gebruik willen maken van voorzieningen in Sevenum of Blerick.
  • Het vrachtwagenparkeerterrein wordt waarschijnlijk met name 's nachts gebruikt als overnachtingslocatie. Het terrein staat daardoor overdag vrijwel leeg. Er wordt geadviseerd de mogelijkheid te onderzoek of de beschikbare capaciteit overdag ingezet kan worden als collectieve parkeercapaciteit voor medewerkers van bedrijvigheid in Klaver 8 of mogelijk Trade Port West. Hierdoor wordt beter gebruik gemaakt van de aanwezige parkeerplaatsen en is minder ruimtegebruik nodig voor parkeren direct rondom de bedrijfspanden.
  • Wanneer het parkeerterrein een uitgebreidere functie krijgt dan slechts het parkeren van vrachtverkeer, is het wenselijk te overwegen of er een behoefte kan bestaan aan oplaadpunten voor elektrische voertuigen (voor zowel auto's als fietsen).

4.7 Geluid en luchtkwaliteit

4.7.1 Relevant toetsingskader

Geluid

Door de vaststelling en invulling van het bestemmingsplan zijn effecten ten aanzien van geluid te verwachten. In het kader van de wettelijke onderzoeksplicht en een goede ruimtelijke onderbouwing zijn de effecten wegverkeerslawaai en industrielawaai onderzocht en is onderbouwd in hoeverre deze effecten acceptabel zijn.

Wegverkeerslawaai

De geluidwetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. De geluidwetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zone van een weg.

Zolang er geen sprake is van de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, een nieuwe weg of een fysieke wijziging van een bestaande weg hoeft er niet getoetst te worden aan de Wet geluidhinder. Het vrachtwagenparkeerterrein wordt mogelijk gemaakt middels een verkeersbestemming. De verkeerstoename (door met name vrachtwagens) is inzichtelijk gemaakt en beschouwd als aanleg van een nieuwe weg. Zodoende wordt het effect inzichtelijk op de bestaande woningen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het tevens relevant de effecten op het bestaande wegennet te onderzoeken. Door de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan kan er sprake zijn van een toename van het verkeerslawaai op de bestaande wegen naar en rond het bestemmingsplan. Om het effect van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan inzichtelijk te maken wordt op enkele maatgevende punten de geluidsbelasting langs de bestaande wegen rond het bestemmingsplan berekend voor zowel de huidige, de toekomstige autonome situatie als de toekomstige plansituatie. Op basis van deze berekeningen wordt bepaald of en hoeveel de geluidsbelasting toeneemt ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Indien er sprake is van een relevante verslechtering (2 dB) wordt kwalitatief ingegaan op de mogelijkheden van maatregelen.

Daarnaast worden binnen het plangebied in de bedrijfsbestemming wegen mogelijk gemaakt. Deze wegen dienen als ontsluiting van het plangebied naar de omliggende wegenstructuur. Deze wegen kunnen worden uitgevoerd als gezoneerde wegen, waardoor toetsing aan de Wet geluidhinder in het kader van nieuwe wegaanleg noodzakelijk zou zijn. Voor deze wegen wordt uitgegaan van een binnenstedelijke ligging, 2x1 rijstroken en een maximumsnelheid van 50 km/h, waardoor de geluidszone 200 m bedraagt. De meest nabijgelegen woning aan de Romerweg ligt echter op een grotere afstand dan 200 m. Akoestisch onderzoek naar aanleg van nieuwe wegen kan achterwege blijven, omdat geen geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone aanwezig zijn.

Industrielawaai

Het bestemmingsplan wordt niet gezoneerd ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder. Op het terrein wordt de vestiging van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, namelijk niet toegestaan. De Wet geluidhinder is dus niet van toepassing en er gelden geen wettelijke eisen ten aanzien van de cumulatieve geluidbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter van belang om ook de cumulatieve geluidbelasting te beschouwen. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat voor de woningen op en nabij het bedrijventerrein is aansluiting gezocht bij de geluidnormen van de Wet geluidhinder, ofschoon deze formeel niet van toepassing is. De ambitie is om voor de geluidsbelasting op de woningen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder.

De Wet geluidhinder kent voor woningen in de zone van een industrieterrein een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (artikel 44 Wgh). Daarnaast kent de Wet geluidhinder de mogelijkheid (artikel 45 Wgh) om voor aanwezige woningen een hogere waarde van maximaal 60 dB(A) vast te stellen. Een voorwaarde hiervoor is dat maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein onvoldoende doeltreffend zullen zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Voor de vaststelling/invulling van het bestemmingsplan hoeven formeel geen hogere waarden te worden vastgesteld, maar vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk om een vergelijkbaar afwegingsproces te volgen.

Lucht

Om de gezondheidseffecten zoveel mogelijk te beperken zijn er in de Wet milieubeheer voor een aantal luchtverontreinigende stoffen normen gesteld. Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Deze wet implementeert de EU-kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de daarbij behorende 1e en 2e EU-dochterrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Bijlage 2 bij de Wet milieubeheer, behorende bij Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, geeft grenswaarden voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of “fijn stof”), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO).

De luchtverontreiniging is in het algemeen het hoogste in de buurt van een bron (boerderij, bedrijf, verkeer) en neemt af naarmate men verder van de bron komt. Verder van de bron neemt de invloed af en bepaalt de achtergrondconcentratie in grote(re) mate de luchtkwaliteit. Op plaatsen nabij bronnen, bijvoorbeeld op of direct (binnen 25 meter) langs de weg, is de grootste kans op blootstelling aan te hoge concentraties luchtverontreiniging. Locaties nabij de bronnen zijn dus maatgevend voor de toetsing van de luchtkwaliteit. Die locaties zijn in dit onderzoek dan ook bepalend voor de bepaling van de individuele en cumulatieve luchtverontreiniging en de toetsing aan de grenswaarden.

4.7.2 Conclusies onderzoek

Wegverkeerslawaai

Op basis van een vergelijking van de geluidsbelasting in de huidige situatie, de toekomstige autonome situatie en de toekomstige situatie volgens de plansituatie is het effect van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan onderzocht.

Tevens is het effect op de geluidsbelasting in beeld gebracht van het verkeer dat gebruik gaat maken van het plangebied. Hierbij zijn twee varianten denkbaar: een invulling met een vrachtwagenparkeerterrein en tankstation of een invulling met bedrijventerrein en tankstation. De situatie met vrachtwagenparkeerterrein en tankstation is in het geval van wegverkeerslawaai de worst case situatie, vanwege het grotere aandeel zwaar vrachtverkeer (produceert meer geluid). De gehanteerde verkeersgegevens zijn afkomstig uit de verkeersmodellen die zijn opgesteld voor het in 2011 uitgevoerde plan-MER Klavertje 4. In deze verkeersmodellen is niet alleen de verkeersaantrekkende werking van Klaver 8 verwerkt maar ook van de andere ontwikkelingen binnen het Klavertje 4-gebied. Derhalve is de verkeersaantrekkende werking vanuit Klaver 8 lager dan in het onderzoek benoemd (worst case is uitgangspunt).

Voor de bestaande woning aan de Romerweg bedraagt de geluidsbelasting maximaal 38 dB vanwege het toekomstig verkeer wat gebruik gaat maken van het vrachtwagen parkeerterrein en het tankstation. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Uit de rekenresultaten blijkt tevens dat langs de Eindhovenseweg/Venloseweg in de autonome situatie ten opzichte van de huidige situatie een grote toename optreedt (afgerond 3 dB). Deze toename treedt op in de autonome situatie en is niet toe te schrijven aan de ontwikkeling van Klaver 8. De toename langs de betreffende wegen ten gevolge van het bestemmingsplan bedraagt langs alle wegen minder dan 1 dB. Een toename van de geluidsbelasting minder dan 2 dB ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van het bestemmingsplan kan als acceptabel beschouwd worden. Omdat er geen sprake is van een fysieke wijziging van de betreffende weg is er in ieder geval geen wettelijke verplichting tot het treffen van maatregelen (geen sprake van een reconstructie conform de Wet geluidhinder). Daarentegen neemt de geluidsbelasting wel sterk toe ten gevolge van de autonome verkeersgroei in de omgeving van Klaver 8.

Nadat het geluidsonderzoek was uitgevoerd, wijzigden de uitgangspunten. Dit betrof het aantal motorvoertuigen dat door het tankstation naar verwachting genereerd wordt. De toename hiervan van 360 naar 744 is aanvullend onderzocht. Door de geringe toename van de geluidsbelasting (max 1 dB) blijven de conclusies ongewijzigd, zie rapportage lucht- en geluidsonderzoek.

Industrielawaai

Het bestemmingsplan wordt niet gezoneerd ingevolge artikel 40 van de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder is dus niet van toepassing en er gelden geen wettelijke eisen ten aanzien van de cumulatieve geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter van belang om ook de cumulatieve geluidsbelasting te beschouwen. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat voor de woningen nabij het bedrijventerrein is aansluiting gezocht bij de geluidsnormen van de Wet geluidhinder, ofschoon deze formeel niet van toepassing is.

De Wet geluidhinder kent voor woningen in de zone van een bedrijventerrein een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) (artikel 44 Wgh). Daarnaast kent de Wet geluidhinder de mogelijkheid (artikel 45 Wgh) om voor aanwezige woningen een hogere waarde van maximaal 60 dB(A) vast te stellen. Een voorwaarde hiervoor is dat maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein onvoldoende doeltreffend zullen zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Voor de realisatie van het bedrijventerrein hoeft formeel de cumulatieve geluidsbelasting niet getoetst te worden, maar vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk om een vergelijkbaar afwegingsproces te volgen.

Met de opgenomen milieuzonering in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 4.8) is reeds zo veel mogelijk gezorgd dat geen hinder zal optreden bij woningen door individuele bedrijven. In het geluidsonderzoek naar de cumulatieve geluidsbelasting is rekening gehouden met de opgenomen milieuzonering (Voor het bedrijventerrein wordt uitgegaan van een toelaatbaar bronvermogen van 67 dB(A) per m2 voor het grootste deel van het terrein en 64 dB(A) per m2 voor een klein gedeelte van het terrein aan de westzijde. Dit komt overeen met respectievelijk maximaal milieucategorie 4.1 en 4.2 voor het aspect geluid).

Uit het onderzoek blijkt dat de cumulatieve geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein 50 dB(A) etmaalwaarde bedraagt bij één, bedrijfsgebonden woning. Bij de overige woningen is de geluidsbelasting 44 dB(A) of lager. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan op basis van een toegestane invulling van maximaal milieucategorie 4.1 en 4.2 bedraagt de hoogste cumulatieve geluidsbelasting derhalve 50 dB(A) ter plaatse van één bestaande woning nabij het plangebied.

Er wordt hiermee voldaan aan de voorkeursgrenswaarde (die formeel niet aan de orde is). Bovendien heeft deze hoogste geluidsbelasting slechts betrekking op één bedrijfsgebonden woning. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening. De kans is overigens reëel dat de toekomstige gecumuleerde geluidsbelasting in werkelijkheid lager zal zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0014.png"

Figuur 4.7 Geluidscontouren industrie

Luchtkwaliteit

Uit de rekenresultaten blijkt dat de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie NO2 in de toekomstige situatie na realisatie van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan 36,6 µg/m³ bedraagt, en de hoogst berekende jaargemiddelde concentratie PM10 26,2 µg/m³. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving.

De berekeningsresultaten laten zien dat ten gevolge van het bestemmingsplan de concentraties NO2 en PM10 toenemen. Deze toename wordt veroorzaakt door enerzijds een stijging van het verkeer op de omliggende wegen en anderzijds door de bedrijvigheid die door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.

Er worden dus geen overschrijdingen van grenswaarden berekend op de immissiepunten waar toetsing aan de normen uit de wetgeving verplicht is. Er zijn dan ook geen belemmeringen ten aanzien van het milieuaspect luchtkwaliteit.

Overigens zijn de berekeningsresultaten als worst case situatie te beschouwen: de achtergrondconcentraties en emissiefactoren van het jaar 2014 zijn gehanteerd in combinatie met de verkeersintensiteiten voor het jaar 2023. Dit is worst case omdat de emissies per voertuig in 2014 hoger zijn dan in 2023. Daarbij zijn de verkeersintensiteiten in 2023 juist hoger dan 2014 wat samen dus een worst case situatie vormt.

Nadat het luchtkwaliteitsonderzoek was uitgevoerd, wijzigden de uitgangspunten. Dit betrof het aantal motorvoertuigen dat door het tankstation naar verwachting genereerd wordt. De toename hiervan van 360 naar 744 is aanvullend onderzocht. Door de geringe toename hiervan in de concentraties NO2 en PM10 blijven de conclusies ongewijzigd.

4.7.3 Vertaling naar bestemmingsplan

De onderzoeken geluid en luchtkwaliteit hebben geen gevolgen voor de regels of de verbeelding.

Duurzaamheid

Hieronder worden enkele maatregelen genoemd die getroffen kunnen worden om de effecten van wegverkeerslawaai, industrielawaai en de luchtkwaliteit te verkleinen. Deze maatregelen zijn niet nodig vanuit de normen gesteld in wetgeving, maar kunnen worden uitgevoerd uit oogpunt van duurzaamheid.

Wegverkeerslawaai

  • Toepassen van stille wegdekken (bijvoorbeeld dunnen deklagen);
  • Toepassen van schermen of wallen. Geluidswallen hebben een relatief groot ruimtebeslag en zullen daardoor in veel gevallen niet haalbaar/wenselijk zijn. In de planvorming is het de bedoeling om in de bestemming Groen grondwallen aan te leggen;
  • Het verlagen van de snelheid ter plaatse, bijvoorbeeld van 80 km/h naar 60 km/h op de Eindhovenseweg/Venloseweg.
  • Het verminderen van de verkeersbewegingen. Dat kan door aan te sluiten bij het mobiliteitsplan ten behoeve van het totale Klavertje 4-gebied.

Industrielawaai

  • Rekening houden met de geluidsuitstraling naar de woning aan de Romerweg 28. Dit zou bij de uiteindelijke inrichting van het gebied gedaan kunnen worden door het projecteren van afschermende bebouwing of door het toewijzen van kavels in de richting van de Romerweg 28 aan bedrijven met een lagere milieucategorie dan maximaal is toegestaan.
  • Treffen van elektriciteitsvoorzieningen (zogenaamde Reefers) om de geluidsemissie van het vrachtwagenparkeerterrein te beperken. Hier kunnen vrachtwagens met gekoelde vracht de koelinstallatie op aansluiten. Hierdoor hoeft de (diesel)motor van de koeling niet aan te blijven staan, wanneer de vrachtwagens geparkeerd staan. Indien er ook geladen en gelost wordt op het terrein kan de eis opgesteld worden dat deze vrachtwagens een Piek-Keur hebben, waardoor geborgd is dat het geluid van het laden en lossen zoveel mogelijk beperkt is.

Luchtkwaliteit

  • Verlaging van de maximumsnelheid op omliggende wegen;
  • Het vooraf stellen van voorwaarden aan bedrijven. Zo kan bijvoorbeeld ook bij de verdere uitwerking opgelegd worden dat het materieel dat buiten op het terrein van een bedrijf rijdt voldoet aan de laatste normen (Fase IIIB of IV) uit de richtlijn 2004/26/EG van het Europees parlement.
  • Om de emissie vanwege het vrachtwagenparkeerterrein te beperken zijn elektriciteitsvoorzieningen ook nuttig. De koelinstallatie emitteren naast geluid ook stoffen. Omdat een koelinstallatie vaak continu in bedrijf is gedurende een lange periode, kunnen elektriciteitsvoorzieningen een sterk positief effect hebben om het beperken van de emissies.

4.8 Milieuzonering

4.8.1 Toetsingskader

Doelstelling van de milieuzonering is om in het ruimtelijk spoor de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies te maken, rekening houdend met de richtafstanden (geluid, geur, stof, gevaar) die van invloed kunnen zijn op de mogelijke ontwikkeling van het plangebied (en andersom). Bij het bepalen van de richtafstanden wordt gebruik gemaakt van de publicatie ”Bedrijven en Milieuzonering 2009” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze publicatie dient als hulpmiddel om de mogelijke invloed van bedrijvigheid op (toekomstige) woningen en andere gevoelige functies concreet voor een locatie inzichtelijk te maken. Nadrukkelijk zij vermeld dat deze publicatie richtafstanden geeft (indicatief), welke niet wettelijk zijn verankerd.

Het ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies (het voorkomen van onaanvaardbare milieusituaties);
  • het tegelijkertijd daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen (blijven) uitoefenen.

De milieuhinder wordt op twee manier inzichtelijk gemaakt.

  • Ligging van gevoelige functies in de omgeving ten opzichte van het plangebied (om te kunnen beoordelen welke milieucategorie maximaal kan worden toegestaan zonder dat er sprake is van milieuhinder). Feitelijk wordt vanuit de bestaande woningen 'teruggerekend' naar het plangebied, zogenaamde inwaartse zonering;
  • Ligging van milieucontouren van bestaande bedrijvigheid in de omgeving ten opzichte van het plangebied (om te bepalen binnen welke delen van het plangebied de realisatie van gevoelige functies in principe niet is toegestaan). In geval van overlap, kan middels nader onderzoek (bijvoorbeeld de exacte grens van het bouwblok, of specifieke voorschriften uit de milieuvergunning) de werkelijk optredende milieuhinder worden bepaald, indien ter plaatse milieugevoelige functies worden gerealiseerd..

Agrarische geurhinder en externe veiligheid zijn twee thema's die, in tegenstelling tot stof en geluid, wel een wettelijk vastgelegd kader hebben, op basis waarvan de afstand van milieucontouren bepaald wordt (respectievelijk de Wet geurhinder en veehouderij en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)). De VNG-publicatie hanteert richtafstanden voor de thema's geur en gevaar. De wettelijk vastgelegde afstanden volgen uit de genoemde wettelijke kaders.

Voor externe veiligheid wordt verwezen naar paragraaf 4.10 en voor geurhinder naar paragraaf 4.9.

4.8.2 Conclusies onderzoek

Milieuhinder vanuit de omgeving op het plangebied

In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van de bedrijven waarvan de milieucontour overlap vertoont met het plangebied. Tevens is de bijbehorende (maatgevende) richtafstand weergegeven op basis van het Groene Boekje of volgens informatie van de gemeente.

Nummer   Bedrijfsnaam   Adres   Richtafstand (m) ten opzichte van een rustig buitengebied   Maatgevend thema  
6   Nertsenfokkerij v/d Horst B.V.
(zie paragraaf 4.9)  
Romerweg 28, Sevenum   200   Geur  
8 - 35   Trade Port West categorie 5
(5.1 tot 5.3)  
Jan van Riebeek-, Hudson- en Vasca da Gammaweg   1.000   Geur, geluid, stof en gevaar  

Tabel 4.1 Overzicht bedrijven waarvan milieucontour overlapt met plangebied Klaver 8 (inclusief maatgevende richtafstand en thema).

Voor de nerstenfokkerij geldt, zoals reeds eerder vermeld, een specifiek toetsingskader dat gericht is op geurhinder van agrarische bedrijven. Dit aspect is verder getoetst in paragraaf 4.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0015.png"

Figuur 4.8 Ligging milieuhindercontouren vanuit omgeving op plangebied (plangebied in zwart weergegeven)

De bestaande bedrijvigheid op het aangrenzende bedrijventerrein Trade Port West valt momenteel binnen maximaal milieucategorie 3.2: deze bedrijven hebben een richtafstand van 100 meter. Op basis van de richtafstanden van de momenteel aanwezige bedrijven is nauwelijks sprake van overlap van de bestaande hindercontouren met het plangebied Klaver 8. Echter, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Trade Port West-Oost', is op dit gehele deel van het bedrijventerrein bedrijvigheid tot en met milieucategorie 5 (5.1, 5.2 en 5.3) toegestaan. Er dient dan ook uitgegaan te worden van de maximale milieucategorie 5, om mogelijke toekomstige ruimtelijke knelpunten te voorkomen. Dit komt overeen met een contour van 1.000 meter rondom het bedrijventerrein. Deze contour ligt over het gehele plangebied Klaver 8. Het is zodoende niet zonder meer toegestaan nieuwe milieugevoelige objecten binnen het plangebied Klaver 8 te realiseren. Dit om toekomstige milieuhinder te voorkomen en de bestaande bedrijven in de omgeving niet in hun (vergunde) milieuruimte aan te tasten. Binnen het plangebied worden dan ook geen milieugevoelige functies zoals woningen toegestaan.

De richtafstand voor de nertsenfokkerij (bedrijf #6 in figuur 4.8) vertoont een overlap met het plangebied. Op de gronden die binnen de contour van de nertsenfokkerij vallen worden geen geurgevoelige objecten toegestaan. De bij de varkenshouderij (bedrijf #99 in figuur 4.8) behorende richtafstand is 200 m. De afstand tot de grens van het plangebied bedraagt 210 m. Deze fokkerij heeft zodoende geen gevolgen voor de mogelijkheden in het plangebied. De vergunning van de kalkoenhouderij (#5 in figuur 4.8) is in 2014 ingetrokken. Deze contour is daarmee komen te vervallen.

Milieuhinder vanuit het plangebied op de omgeving

In de milieuzonering van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanwezige gevoelige functies in de omgeving. In het plangebied zelf zijn geen gevoelige functies aanwezig of geprojecteerd waarmee rekening moet worden gehouden. Ten opzichte van de enkele (agrarische bedrijfs)woningen in de omgeving worden de richtafstanden conform omgevingstype 'rustig buitengebied' aangehouden.

In figuur 4.9 is per milieucategorie aangegeven welke gevoelige objecten binnen de hindercontouren van het plangebied zijn gelegen. Op ruim 200 meter van het plangebied bevindt zich een agrarische woning (Romerweg 28). Deze agrarische woning bepaalt de maximale toegestane milieucategorie binnen het plangebied. Deze woning ligt in een gebied dat op dit moment gekarakteriseerd wordt als rustig buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0016.png"

Figuur 4.9 Milieuhindercontouren vanuit Klaver 8 op de omgeving

4.8.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Gevoelige functies in het bestemmingsplan

Binnen het op te stellen bestemmingsplan zijn geen gevoelige functies (zoals woningen) aanwezig en die worden eveneens niet mogelijk gemaakt. Klaver 8 werkt daardoor niet beperkend voor de bedrijven in Trade Port West.

Mogelijke milieucategorieën binnen het plangebied

In deze paragraaf is bepaald welke milieucategorieën maximaal in het bestemmingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt, uitgaande van de richtafstanden ten opzichte van een rustig buitengebied voor bestaande gevoelige functies in de omgeving ('inwaartse zonering'). Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke maximale milieucategorie binnen bepaalde delen van het plangebied kan worden toegestaan, zonder dat dit tot onoverkomelijke milieuknelpunten leidt ten opzichte van bestaande gevoelige objecten in de omgeving.

Uit figuur 4.10 blijkt dat in grote delen van het plangebied Klaver 8 bedrijven uit maximaal categorie 4.2 en 5.1 mogelijk zijn. De maximale milieuzonering zoals opgenomen in figuur 4.10 is niet opgenomen in het bestemmingsplan: de milieuzonering is ingeperkt tot maximaal milieucategorie 4.1 (westelijk deel) en milieucategorie 4.2 (oostelijk deel). Dit is gedaan om in de milieuzonering reeds te bewerkstelligen dat de cumulatieve geluidsbelasting van de bedrijven gezamenlijk (die formeel overigens niet getoetst hoeft te worden) voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. Verwezen wordt naar paragraaf 4.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0017.png"

Figuur 4.10 Maximale inwaartse zonering Klaver 8, vanuit bestaande gevoelige objecten. In het bestemmingsplan is dit ingeperkt om een aanvaardbaar geluidsklimaat te realiseren.

4.9 Geur

4.9.1 Toetsingskader

In en rondom het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich diverse veehouderijen. Dit zijn mogelijke bronnen voor geurhinder en daarom gelden voor veehouderijen regels met betrekking tot aan te houden afstanden tot voor geurhinder gevoelige objecten zoals woningen en bedrijven. Omgekeerd hebben deze bestaande veehouderijen ook gevolgen voor het realiseren van nieuwe geurhindergevoelige objecten, zoals nieuwe bedrijven. Dit wordt ook wel de omgekeerde werking genoemd. De relevante wettelijke kaders zijn de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit (waarin het Besluit landbouw milieubeheer per 1 januari 2013 is opgegaan).

De geurhinder wordt bepaald op basis van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij die de meeste geurbelasting op een voor geurhinder gevoelig object veroorzaakt. De achtergrondbelasting wordt veroorzaakt door alle veehouderijen die rondom een geurgevoelig object zijn gelegen. De achtergrondbelasting is een goede maat om de effecten van geurhinder op het woon- en leefmilieu te kunnen beoordelen.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor het verlenen van een milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Dit geldt alleen voor dieren (zoals varkens en pluimvee) waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor (zoals melkkoeien, paarden en pelsdieren) gelden minimaal aan te houden afstanden.

Geurgevoelig object en de Wgv

Enkel geurgevoelige objecten worden beschermd tegen overmatige stankhinder. De Wgv geeft de volgende definitie voor een geurgevoelig object: 'Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.'

Op basis van deze definitie vallen bijvoorbeeld woningen, appartementen, kantoren en bedrijven onder de definitie van geurgevoelig object, maar een speeltuin of voetbalveld niet.

Wettelijke normen

De geldende normen voor dieren die met een geuremissiefactor opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij zijn opgenomen in tabel 4.2, 4.3 en 4.4.

Bij een gemeentelijke verordening kunnen gemeenten overigens afwijken van de wettelijke normen. Ook de in de Wgv opgenomen vaste afstanden kunnen bij een gemeentelijke verordening worden aangepast. De gemeente Horst aan de Maas heeft geen eigen gemeentelijke geurnormering vastgesteld. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met de in tabel 4.2, 4.3 en 4.4 vermelde wettelijke normen.

Gebiedstypering    Wettelijke geurnorm (ou/m3 98 percentiel)  
Binnen de bebouwde kom   3 Ou  
Buiten de bebouwde kom   14 Ou  

Tabel 4.2 Wettelijke normen Wgv, concentratiegebieden, geldend in Klaver 8

De vaste afstanden voor veehouderijen met dieren die geen geuremissiefactor hebben zijn opgenomen in tabel 4.3. Voor pelsdieren zoals nertsen gelden specifiek de afstanden zoals vermeld in tabel 4.4.

Gebiedstypering   Vaste afstand  
Binnen de bebouwde kom   100 meter  
Buiten de bebouwde kom   50 meter  

Tabel 4.3 Wettelijke vaste afstanden Wgv

Diercategorie   Aantel fokteven  
H1 Nertsen   1-1.000   1.001-1.500   1.501-3.000   3.001-6.000   6.001-9.00  
Binnen bebouwde kom   175   200   225   250   275  
Buiten de bebouwde kom   100   125   150   175   200  
Indien meer dan 9.000 fokteven worden gehouden, wordt de afstand voor elke extra 3.000 fokteven met 25 meter vergroot.  

Tabel 4.4 Wettelijke vaste afstanden Wgv voor fokteven

De normen dienen in de eerste plaats voor de vaststelling of voor een veehouderij een omgevingsvergunning voor de inrichting kan worden verleend. De eisen ten aanzien van de maximale geurbelasting of minimaal aan te houden afstanden zijn echter ook van belang bij de beoordeling van de vraag of een bepaalde geurgevoelige bestemming kan worden gerealiseerd nabij een veehouderij. Deze zogenaamde 'omgekeerde werking' heeft dus betrekking op ruimtelijke ordeningsbesluiten, zoals bestemmingsplannen en vrijstellingen. Vaste rechtspraak bij dit soort besluiten is dat er geen sprake mag zijn van een aantasting van de bestaande rechten van de omliggende veehouderijen én dat er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Achtergrondbelasting

Bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat gaat het – in tegenstelling tot de 'omgekeerde werking' – om een beoordeling van de achtergrondbelasting. Dit wil zeggen een beoordeling op basis van de cumulatieve geurbelasting (gezamenlijke geurbelasting van bedrijven in de omgeving).

Voor het beoordelen of op basis van de geursituatie een acceptabel woon- en leefklimaat te garanderen is, kan gebruik worden gemaakt van de onderstaande 'milieukwaliteitscriteria'. Deze criteria zijn opgesteld door de RIVM en opgenomen in de toelichting van de Wgv. Op basis van overleg met de gemeente Horst aan de Maas wordt gemeld dat de gemeente streeft naar een zeer goed tot redelijk goed leefklimaat voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom streeft de gemeente naar minimaal een redelijk goed leefklimaat.

Achtergrondbelasting
Geur in ou/m³  
Mogelijke kans op geurhinder (%)   Beoordeling Leefklimaat  
1-3   <5   Zeer goed  
4-8   5-10   Goed  
9-13   10-15   Redelijk goed  
14-20   15-30   Matig  
21-28   20-25   Tamelijk slecht  
29-38   25-30   Slecht  
39-50   30-35   Zeer slecht  
51-65   35-40   Extreem slecht  

Tabel 4.5 Classificatie RIVM

4.9.2 Conclusie onderzoek

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een geuronderzoek uitgevoerd. Voor de uitgangspunten van het uitgevoerde onderzoek wordt verwezen naar de separate bijlage: Geuronderzoek Klaver 8, d.d. 17 juni 2014. Onderstaand volgen de conclusies van het onderzoek.

Binnen of buiten de bebouwde kom

Door het vaststellen van het bestemmingsplan Klaver 8 kunnen er geurgevoelige objecten (in dit geval bedrijfsgebouwen) worden gerealiseerd. Dit betekent dat dient te worden aangetoond dat omliggende veehouderijen door het bestemmingsplan Klaver 8 niet in de bedrijfsvoering worden beperkt en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de toetsing aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij is van belang te weten of het plangebied wordt aangemerkt als gelegen binnen of buiten de bebouwde kom. De Wgv maakt onderscheid in bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. Het begrip 'bebouwde kom' is niet gedefinieerd in de Wgv. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel is vermeld:

'De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar evenals in de ruimtelijke ordening door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur.' Ook is opgenomen: 'De bebouwde kom kan namelijk worden omschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven.'

Met het vaststellen van het bestemmingsplan Klaver 8 zal het plangebied zich ontwikkelen als bedrijventerrein. Het plangebied zal daarmee onderdeel gaan vormen van het Klavertje 4-gebied en een ruimtelijke eenheid gaan vormen met het bestaande bedrijventerrein Trade Port West. Om deze reden en de op basis van de voorgaande citaten uit de memorie van toelichting bij de Wgv wordt het plangebied in het kader van de Wgv als bebouwde kom aangemerkt. Dit betekent dat geldende geurnormering na het vaststellen van het bestemmingsplan 3 ou/m3 98 percentiel bedraagt. De vaste afstandsnorm is 100 meter en voor pelsdieren 175 tot 275 meter (zie ook tabellen 4.2, 4.3 en 4.4).

Voorgrondbelasting

Ten behoeve van de ontwikkeling van Klaver 8 is de voorgrondbelasting (geurcontouren) van de nabijgelegen veehouderijen in beeld gebracht. In figuur 4.11 is een uitsnede opgenomen van het gebied van en rond Klaver 8.

De geurcontouren zijn berekend door interpolatie van het resultaatgrid uit V Stacks-gebied. Omdat een veehouder het recht heeft om zijn emissiepunten binnen zijn bouwblok te verplaatsen, worden bij het bepalen van de voorgrondbelasting de contouren ingetekend vanaf de randen van het agrarische bouwvlak. Echter, ter plaatse van de veehouderijen rondom het plangebied gelden op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Sevenum 1998 geen bouwvlakken. In het besluit van 20 oktober 1998 heeft GS goedkeuring onthouden aan de agrarische bouwkavels. In het vervolg van deze paragraaf is per veehouderij aangegeven welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij het projecteren van de geurcontouren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0018.png"

Figuur 4.11 Contourenkaart voorgrondbelasting, nummers in de kaart komen overeen met adressen van veehouderijen (bron: Geuronderzoek Klaver 8, d.d. 17 juni 2014)

Rondom het plangebied Klaver 8 liggen twee bedrijven die effect hebben op de ontwikkeling van Klaver 8 (en vice versa). Ofwel deze bedrijven hebben een geurcontour over het plangebied. Het gaat om de bedrijven die zijn aangeduid met '21' en '28'. Voor andere bedrijven in de omgeving van het plangebied is dit niet aan de orde vanwege de grotere afstand tot het plangebied. Deze vormen geen belemmering voor Klaver 8. Overigens vormt ook de (voormalige) veehouderij – die in figuur 4.11 is aangeduid met '19' – geen belemmering voor het plangebied. De milieuvergunning van dit bedrijf is reeds ingetrokken waardoor het bedrijf geen dieren meer mag houden. Onderstaand wordt dan ook alleen ingegaan op de bedrijven die zijn aangeduid met '21' en '28'.

Romerweg 21: varkenshouderij

Vanwege het ontbreken van geldende bouwvlakken is in de berekening van de geurcontour van het bedrijf aan de Romerweg 21 uitgegaan van de stalkenmerken zoals die onlangs zijn vergund (berekening vanaf emissiepunt en niet vanaf de bouwgrens).

In figuur 4.11 zijn de 3 ou (rood) en 14 ou (oranje) contouren. Vanwege de ligging van Klaver 8 binnen de bebouwde kom is de 3 ou contour maatgevend. Een deel van de 3 ou contour heeft een overlap met de bestemming BT. Binnen deze bestemming zijn in beginsel geurgevoelige objecten toegestaan. Door de aanduiding 'milieuzone – geur' op te nemen in de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat – binnen het deel van de 3 ou contour dat overlapt met de bestemming BT – geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Hierdoor wordt de veehouderij niet in zijn rechten aangetast.

Een concrete ontwikkeling binnen de 3 ou contour is de realisatie van een tankstation met restaurant waarvoor gekoppeld aan dit bestemmingsplanprocedure een omgevingsvergunning is aangevraagd. De beoogde (geurgevoelige) gebouwen van het tankstation (volgens de vergunning) vallen echter buiten de 3 ou contour. De geur contour vormt dan ook geen belemmering voor het tankstation en vice versa.

Romerweg 28: nertsenfokkerij

Voor het bedrijf aan de Romerweg 28 gelden vaste afstanden, zie tabel 4.4. Ook dit bedrijf beschikt niet over een geldend bouwvlak. Het bedrijf aan de Romerweg 28 heeft een zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan Klaver 8. De begrenzing van de stallen van de nertsenfokker komen nagenoeg overeen met de eigendomsgrenzen (zeker aan de kant van het plangebied). Om misverstanden te voorkomen is ervoor gekozen de vaste afstand van het bedrijf te projecteren vanaf de grens van het eigendom in plaats vanaf de stallen. Hierdoor worden de maximale effecten in beeld gebracht.

In figuur 4.11 zijn de vaste afstanden bij ligging binnen de bebouwde kom (donker blauw) en buiten de bebouwde kom (licht blauw) weergegeven. Vanwege de ligging van Klaver 8 binnen de bebouwde kom is de donker blauwe contour maatgevend. De vaste afstand die samenhangt met de donker blauwe contour bedraagt 250 m. Dit mede op basis van het aantal vergunde fokteven (4.014), zie ook tabel 4.4. De donker blauwe contour ligt over een deel van de bestemming BT. Binnen deze bestemming zijn in beginsel geurgevoelige objecten toegestaan. Door de aanduiding 'milieuzone – geur' op te nemen in de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat – binnen het deel van de donker blauwe contour dat overlapt met de bestemming BT – geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Hierdoor wordt de veehouderij niet in zijn rechten aangetast.

Achtergrondbelasting - aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Met het vaststellen van het bestemmingsplan Klaver 8 wordt het mogelijk geurgevoelige objecten te realiseren in het plangebied. Dit is alleen mogelijk wanneer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om het woon- en leefklimaat te beoordelen is de toekomstige achtergrondbelasting berekend. Het resultaat is weergegeven in figuur 4.12 en 4.13.

Voor de berekeningen van de achtergrondbelasting is de emissie van alle bedrijven binnen een straal van 3 km meegenomen. Voor de bedrijven aan de Romerweg 21 en 28 zijn hiervoor de werkelijke emissieparameters gebruikt, voor de overige (verder weg gelegen) bedrijven zijn default V stacks parameters gebruikt.

Voor nertsenhouderijen zijn geen emissiefactoren opgenomen in de Wgv. Het is dan ook niet verplicht nertsenhouderijen mee te nemen in de berekening van de achtergrondbelasting. Op basis van voortschrijdend inzicht zijn wel emissiefactoren beschikbaar voor nersten ('Fijnstofemissie uit stallen: nertsen; Wageningen UR', januari 2011). Mede op verzoek van de nertsenhouderij is een berekening uitgevoerd waarin de nertsenhouderij is meegenomen met een emissiefactor 4,9 ou per nerts.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0019.png"

Figuur 4.12 Beoordeling toekomstig leefklimaat zonder nertsenhouderij (bron: Geuronderzoek Klaver 8, d.d. 17 juni 2014)

Uit figuur 4.12 is af te lezen dat in de toekomstige situatie – na ontwikkeling van Klaver 8 exclusief de nertsenhouderij – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Binnen de bebouwde kom wordt gestreefd naar een zeer goed tot redelijk goed leefklimaat (zie paragraaf hiervoor). De toekomstige situatie voldoet hieraan. Het woon- en leefklimaat vormt dan ook geen belemmering voor het oprichten van nieuwe geur gevoelige objecten in Klaver 8.


afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0020.png"

Figuur 4.13 Beoordeling toekomstig leefklimaat met nertsenhouderij (bron: Geuronderzoek Klaver 8, d.d. 17 juni 2014)

Uit figuur 4.13 is af te lezen dat in de toekomstige situatie – na ontwikkeling van Klaver 8 – sprake is van een goed tot redelijk goed woon- en leefklimaat. In de berekening is ook de emissie van de nertsenhouderij meegenomen. Zoals beschreven is dit niet verplicht.

Binnen de bebouwde kom wordt gestreefd naar een zeer goed tot redelijk goed leefklimaat (zie hiervoor). Ook met de emissie van de nertsenhouderij is hier sprake van. Vanwege de toekomstige functie van Klaver 8 als bedrijventerrein en het feit dat er sprake is van een goed tot redelijk goed woon- en leefklimaat wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare situatie. Het woon- en leefklimaat vormt dan ook geen belemmering voor het oprichten van nieuwe geurgevoelige objecten in Klaver 8.

4.9.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Om te voorkomen dat veehouderijen rondom het plangebied in hun rechten worden aangetast wordt een 'milieuzone – geur' opgenomen in de verbeelding en regels van het bestemmingsplan. Deze zone komt overeen met het gebied dat ligt binnen de:

  • 3 ou contour behorend bij de varkenshouderij aan de Romerweg 21;
  • vaste afstand behorend bij de nertsenfokkerij aan de Romerweg 28, uitgaande van een ligging van het plangebied Klaver 8 binnen de bebouwde kom.

Door geurgevoelige objecten uit te sluiten in de milieuzone wordt voldaan aan de normen uit de Wgv.

Binnen het plangebied is sprake van een goed tot redelijk goed leefklimaat. Vanwege de toekomstige functie van Klaver 8 als bedrijventerrein en het feit dat er sprake is van een goed tot redelijk goed woon- en leefklimaat wordt geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare situatie. Het woon- en leefklimaat vormt dan ook geen belemmering voor het oprichten van nieuwe geurgevoelige objecten in Klaver 8.

Het aspect geur staat uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Externe veiligheid

4.10.1 Toetsingskader

De externe veiligheidsregelgeving stelt de verplichting om het risico te bepalen en te beschouwen. Voor externe veiligheid is een aantal besluiten van toepassing. De besluiten zijn op hoofdlijnen gelijk, maar kennen per bron specifieke aandachtspunten. Op transportassen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Risicovolle inrichtingen vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Om te bepalen wat de risico's en effecten zijn van een tankstation in het plangebied is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld, zie bijlage. Voor het bestemmingsplan is in dit onderzoek een QRA opgesteld voor het maximaal mogelijke, namelijk het tanken van zowel LPG, LNG en CNG bij het tankstation.

Over de nabijgelegen transportroute de Greenportlane worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat deze risicobron grenst aan het plangebied is ook hiervoor een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Voor overige omliggende risicobronnen kan worden volstaan met een kwalitatieve beschouwing (dus zonder berekening). Dit omdat het effect van het plan op het risico van de bron minimaal wordt verwacht. Een berekening heeft dan geen meerwaarde.

De normen waar externe veiligheid aan getoetst wordt, zijn het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico houdt dit in dat voor nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mag worden. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het groepsrisico gemotiveerd dient te worden. In de volgende paragrafen worden deze normen verder toegelicht.

4.10.2 Conclusies onderzoek

Tankstation

Binnen het bestemmingsplan wordt de vestiging van een tankstation mogelijk gemaakt met de brandstoffen LNG, LPG en CNG. Een tankstation met LPG is een inrichting die onder het Bevi valt. Onder andere om deze reden dienen de risico's van de vestiging van het tankstation in beeld te worden gebracht. Dit bestemmingsplan maakt een maximale doorzet van 300 m3 LPG per jaar mogelijk.

De vaste afstand van het PR is afhankelijk van de doorzet. In dit geval ligt voor de PR 10-6 voor LPG op 45 meter (bij een doorzet van maximaal 300 m3) vanaf het LPG vulpunt. De PR 10-6 contour vanaf het ondergronds reservoir en de afleverzuil is respectievelijk 25 meter en 15 meter.

Voor CNG geldt een maximale veiligheidsafstand van 20 meter vanaf de opslagtank tot 10 m3. Voor LNG bestaan er op dit moment geen specifieke toetsingskaders. In de toekomst wordt LNG waarschijnlijk opgenomen als categoriale activiteit in het Bevi. Daarom wordt in dit onderzoek voor LNG aangesloten bij de algemene toetsingskaders voor externe veiligheidsberekeningen van inrichtingen (Bevi).

Op basis van de genoemde uitgangspunten (en overige uitgangspunten, zie separaat onderzoek) is het groepsrisico voor LNG en LPG berekend voor het toekomstige tankstation met toekomstige bebouwing. Het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde. Op grond van het Bevi is een verantwoording van het groepsrisico verplicht.

Greenportlane

Langs Klaver 8 ligt de Venloseweg waar de Greenportlane (GPL) op aansluit. Over deze wegen vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats waarvan de externe veiligheidsrisico's beperkingen kunnen leveren aan de ontwikkeling van Klaver 8. Door de realisatie van het bedrijventerrein zal sprake zijn van een toename van het aantal personen in Klaver 8, aangezien het plangebied in de huidige situatie als agrarische grond in gebruik is.

De PR 10-6 contour is niet aanwezig. Er wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico.

De bestemmingen waarbinnen bebouwing mogelijk is, liggen op een afstand van meer dan 30 meter van deze weg waardoor het plangebied niet binnen het invloedsgebied van het transport van brandbare vloeistoffen valt. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het transport van toxische vloeistoffen en brandbare gassen. Daarom is een risicoberekening uitgevoerd voor het vervoer van deze stoffen.

Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk bij een toename van het groepsrisico onder de 10% van de oriëntatiewaarde (0,100). In dit geval is daarom geen verantwoording verplicht.

Overige risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied liggen diverse risicovolle inrichtingen. De plaatsgebonden risicocontour en invloedsgebieden van deze inrichtingen reiken niet tot het plangebied.

Transport van gevaarlijke stoffen over de A67

Nabij het plangebied ligt aan de zuidzijde de Rijksweg A67. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Gelet op de ruime afstand tussen het plangebied en de Rijksweg A67 (250 meter) vormen de veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied geen belemmering voor het plangebied. In de MER bij de Structuurvisie Klavertje 4-gebied is aangegeven dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt. De bebouwing die mogelijk wordt gemaakt voor Klaver 8 ligt buiten het invloedsgebied van brandbaar gas. Het plan heeft daardoor rekenkundig geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Een verdere beschouwing van het groepsrisico is daardoor niet nodig. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van het vervoer van toxische gassen en vloeistoffen.

Omdat het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt en omdat het groepsrisico door de ontwikkeling niet toe neemt is een verantwoording van het groepsrisico niet wettelijk verplicht.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Over het spoortraject Eindhoven Oost-Venlo wordt brandbaar gas vervoerd. Deze spoorlijn bevindt zich op een afstand van ruim 750 meter van het plangebied. Omdat het invloedsgebied niet tot het plangebied reikt, heeft het spoor geen invloed op het plangebied.

Vrachtwagenparkeerterrein

Het bestemmingsplan maakt een vrachtwagenparkeerterrein mogelijk. Omdat het terrein waarschijnlijk beveiligd zal worden met een hekwerk en een toegangspoort zal sprake zijn van een inrichting zoals genoemd in de Wet milieubeheer. Wanneer het wenselijk is om binnen het terrein vrachtwagens met ADR stoffen toe te laten, dan is sprake van een type C –inrichting en zal een omgevingsvergunning onderdeel milieu aangevraagd moeten worden. In het traject van de omgevingsvergunning zullen de risico' s vanuit externe veiligheid dan beschouwd moeten worden.

4.10.3 Vertaling naar bestemmingsplan

Tankstation

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zal tevens een omgevingsvergunning verleend worden voor een tankstation met de verkoop van LNG. Voor het onderzoek externe veiligheid is uitgegaan van gegevens in deze omgevingsvergunning ten aanzien van LNG.

 

Plaatsgebonden risico

De PR 10-6 contour van het tankstation is afhankelijk van de doorzet van LPG. In het bestemmingsplan wordt maximaal een doorzet van 300 m3 LPG per jaar toegestaan in Klaver 8. Voor CNG geldt een maximale veiligheidsafstand van 20 meter vanaf de opslagtank tot 10 m3. De plaatsgebonden risicocontouren van LNG zijn weergegeven in figuur 4.13 (uitsnede van het rekenmodel).

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0021.png"

Figuur 4.13 PR contouren LNG

Voor een zorgvuldige afweging van externe veiligheid worden binnen het bestemmingsplan geen kwetsbare objecten toegestaan. Gelet op de definities uit het Bevi wordt het vrachtwagenparkeerterrein niet als kwetsbaar, maar als beperkt kwetsbaar object beschouwd. Er wordt wel een wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van kwetsbare objecten opgenomen, mits de beoogde locatie buiten PR-contour(en) van de risicovolle inrichting liggen 2 .

Binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6) van de risicovolle inrichting zijn beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Dit gelet op de aard van het gebied en de beperkt kwetsbare objecten (bedrijventerrein: hier wil de gemeente de milieuhinderlijke functies concentreren die niet nabij een woongebied passen), de wens om optimaal ruimtegebruik en de wens om een toekomstgericht, robuust en flexibel bestemmingsplan dat zo veel mogelijk ruimte biedt aan dynamische gebiedsontwikkelingen.

Groepsrisico

Verantwoording groepsrisico

Voor het tankstation is op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een verantwoording van het groepsrisico vereist. Aan de hand van het onderzoek externe veiligheid heeft de Veiligheidsregio Limburg Noord een concept advies uitgebracht ('Rapportage advies externe veiligheid, Bestemmingsplan Klaver 8, aanvraag omgevingsvergunning LNG station Venlo, Klaver 8b' 4 maart 2013). Op basis van dit advies is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Samenvattend worden voor de optimalisatie van externe veiligheid o.a. de volgende maatregelen binnen het bestemmingsplan genomen:

  • Nieuwe Bevi-inrichtingen worden enkel via een afwijkingsbevoegdheid toegestaan onder strikte voorwaarden.
  • Uitwerking van het plangebied in een verkavelingsplan en civieltechnisch plan vindt plaats in overleg met de brandweer. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan verdere uitwerking van bereikbaarheid, bestrijdbaarheid, bluswatervoorzieningen en vluchtmogelijkheden. In geval van een omgevingsvergunning wordt getoetst aan het Bouwbesluit en de Exploitatieverordening.
  • Kwetsbare objecten zijn in beginsel niet toegestaan maar alleen via een wijzigingsbevoegdheid met een toets aan het plaatsgebonden risico.
  • In de ontwikkeling is rekening gehouden met een goede bereikbaarheid en ontsluiting.
  • Vluchtmogelijkheden zijn van de risicobron (tankstation) af gesitueerd.
  • Binnen het ontwerp zoals deze wordt ingediend bij de aanvraag omgevingsvergunning van het tankstation zijn de volgende maatregelen getroffen:
      • a. Aan de risicozijde zijn geen verblijfsgebouwen gepland.
      • b. Ter verbetering van de zelfredzaamheid van de gebruikers van het tankstation wordt het scenario 'ontruiming' opgenomen in het bedrijfsnoodplan.
      • c. Van de gevels aan de risicobron zijde is zo veel mogelijk met blinde gevels gewerkt en het beperken van glasoppervlak.

Het advies van de Veiligheidsregio voor het bijplaatsen van één of meerdere WAS-palen is vooralsnog niet meegenomen. Dit is een gemeentelijk aandachtspunt en overstijgt de ontwikkeling van Klaver 8.

Ten behoeve van de vaststelling van dit bestemmingsplan is – naar mening van de gemeente en met inachtneming de aspecten van de verantwoording van het groepsrisico – het groepsrisico voldoende verantwoord en zijn de restrisico's aanvaardbaar.

Nieuwe Bevi-inrichtingen

Nieuwe Bevi-inrichtingen (op het tankstation na) worden niet direct mogelijk gemaakt. Echter wel via een afwijking, onder de volgende voorwaarden:

  • de PR 10-6-contour valt binnen het bouwperceel of op verkeers- of groen/waterbestemming;
  • het groepsrisico wordt verantwoord.

4.11 Licht

In verband met ligging van het plangebied nabij een nertsenfokkerij met woning (Romerweg 28) is onderzoek uitgevoerd naar de huidige en toekomstige lichtemissie als gevolg van het de ontwikkeling van Klaver 8. Voor het volledige lichtonderzoek wordt verwezen naar de separate bijlagen: Lichtonderzoek Klaver 8 Deel 1 en Deel 2.

4.11.1 Toetsingskader

Het doel van het lichtonderzoek is vast te stellen of er sprake is van grensoverschrijdende lichthinder. Voor de behandeling van lichthinder en de grenswaarden zijn in de toelichting van het Activiteitenbesluit de richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) vermeld. De NSVV richtlijnen zijn het geëigende middel waarmee lichthinder en bescherming van het donkere landschap worden gereguleerd (o.b.v. art. 2.1 van het Activiteitenbesluit). Lichthinder wordt in de NSVV omschreven als: "Het ten gevolge van een buitenverlichtingsinstallatie ontstaan van ongewenste visuele neveneffecten, bij meer dan een nader bepaald percentage van personen, buiten de groep van personen waarvoor de verlichtingsinstallatie oorspronkelijk bedoeld is". De richtlijnen geven criteria voor het bepalen van lichthinder op mensen die in de omgeving verblijven, zijde:

Maximum toegestane verticale verlichtingssterkte op het venster van de gehinderde:

  • 's avonds tot 23.00 uur: Ev = 5 lux
  • 's nachts na 23.00 uur: Ev = 1 lux

Grenswaarde voor lichtsterkte van elk armatuur is:

  • 's avonds tot 23.00 uur: l = 7.500 candela
  • 's nachts na 23.00 uur: l = 500 candela

In het onderzoek is uitgegaan van de toegestane waarden ten opzichte van ecologie-zone E2. Dit betreffen gebieden met een lage omgevingshelderheid, in het algemeen buiten stedelijke en landelijke woongebieden. De omgeving van het plangebied waar dit onderzoek betrekking op heeft wordt als zodanig beschouwd. Voor stedelijke woongebieden en bedrijventerreinen gelden hogere toegestane waarden.

Lichthinder voor flora en fauna - waaronder veehouderij feitelijk valt - wordt in de in de NSVV wel genoemd, maar er worden geen grenswaarden voor gegeven. Er zijn geen publicaties bekend die daar wel enige duiding aan geven. Daarom is in het onderzoek terug gegrepen op de algemene richtlijnen uit het NSVV voor omwonenden.

4.11.2 Conclusie onderzoek

Lichtconsult.nl heeft een lichthinderonderzoek uitgevoerd om het effect van de ontwikkeling van Klaver 8 op de nertsenfokkerij. Het onderzoek bestaat uit een meting van de huidige situatie (nulmeting) en een prognose door middel van een lichthinderberekening. Aangezien dit bestemmingsplan zowel een bedrijventerrein als een vrachtwagenparkeerterrein mogelijk maakt is de lichtberekening uitgevoerd voor twee scenario's:

  • 1. Ontwikkeling van het plangebied met tankstation en vrachtwagenparkeerterrein.
  • 2. Ontwikkeling van het plangebied met tankstation en bedrijventerrein.

In het onderzoek is onderscheid gemaakt in de hoeveelheid licht van alle hinderbronnen samen dat op een verticaal vlak valt (in lux) en de lichtsterkte uit één enkel armatuur dat één gehinderde bereikt (in candela).

Lichtmeting (huidige situatie: nulmeting)

De zichtbare lichtstraling van schijnwerpers (lichtbronnen) ten oosten en zuiden van de nertsenfokkerij is gemeten vanaf relevante posities op de erfgrens van de nertsenfokkerij. De meetgegevens zijn verwerkt en getoetst aan de NSVV richtlijnen. De meetresultaten tonen aan dat:

  • de grenswaarden voor de verticale verlichtingssterkte (Ev) voor dag, avond en nacht niet worden overschreden;
  • de grenswaarden voor de lichtsterkte (l) in de huidige situatie niet in de dag en avond worden overschreden, maar wel in de nacht. Het gaat om twee lichtbronnen (A en M/N: het betreft een schijnwerper en lichtbronnen bij bestaande bedrijfsbebouwing), waarvan één een overschrijding van 361% laat zien en de andere een overschrijding van 193%). Deze lichtbronnen zullen in de toekomstige situatie worden afgeschermd door de ontwikkeling van Klaver 8.

Lichtberekening (toekomstige situatie)

De lichtberekeningen zijn gemaakt op basis van twee virtuele scenario's: één met vrachtwagenparkeerterrein en één met bedrijventerrein. In de berekeningen is voor de hoofdinfrastructuur en de ontsluitingsstructuur van het plangebied gekozen voor dezelfde verlichtingsarmaturen als die op Trade Port Noord zijn toegepast. In het onderzoeksmodel zijn de lichtbronnen (onder andere) langs de grens van het bedrijventerrein geplaatst aan de zijde van de nertsenfokker. Ook is geen rekening gehouden met obstakels, zoals bomen, groenvoorzieningen of bebouwing (vlak veld zonder verticale belemmeringen). In de praktijk zullen er wel obstakels aanwezig zijn – zoals bedrijfsgebouwen – die het licht vanaf het bedrijventerrein zullen onderbreken. Gezien de positionering van lichtbronnen langs de grens van het bedrijventerrein en de vrije veldsituatie die als uitgangspunt zijn genomen, kan de berekening beschouwd worden als worst-case situatie. De verticale verlichtingssterkte en lichtsterkte zijn voor verschillende lichthinderposities op de erfgrens van de nertsenfokkerij berekend.

Op basis van de berekeningen worden de volgende conclusies getrokken:

  • De verticale verlichtingssterkte (Ev) is voor het totaal van alle verlichtingsarmaturen berekend. De grenswaarden voor de verticale verlichtingssterkte worden in dag-, avond- en nachtsituatie in beide scenario's op geen van de berekeningspunten overschreden. In het scenario 'bedrijventerrein' bedraagt de verticale verlichtingssterkte als gevolg van Klaver 8 maximaal 0,2 lux. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de toegestane waarden. Overigens kunnen de berekende waarden als gevolg van Klaver 8 niet bij de gemeten waarden in de referentiesituatie worden opgeteld. De lichtpunten die in de referentiesituatie gemeten zijn, zullen in de nieuwe situatie verscholen liggen achter de nieuwe bebouwing en de landschappelijke inrichting. De berekende waarden voor de toekomstige situatie blijven ruim onder de in 2009 en 2013 gemeten waarden. Er wordt dan ook verondersteld dat de verticale lichthinder in de worst case situatie hooguit slechts beperkt toeneemt.
  • De lichtsterkte (l) is voor elke afzonderlijke verlichtingsarmatuur berekend. De grenswaarde voor de lichtsterkte wordt in de dag- en avondsituatie in beide scenario's niet overschreden. De grenswaarde voor de nachtsituatie wordt - op verschillende berekeningspunten - alleen in het scenario met het bedrijventerrein overschreden. De overschrijdingen bedragen maximaal 14% ten opzichte van de toegestane waarde (bij het merendeel bedraagt de overschrijding slechts 3%). De overschrijdingen worden allen veroorzaakt door gevelverlichting van bedrijven. Overigens kunnen de berekende waarden als gevolg van Klaver 8 niet bij de gemeten waarden in de referentiesituatie worden opgeteld. De lichtpunten die in de referentiesituatie gemeten zijn, zullen in de nieuwe situatie verscholen liggen achter de nieuwe bebouwing en de landschappelijke inrichting. De berekende waarden voor de toekomstige situatie als gevolg van Klaver 8 blijven ruim onder de in 2009 en 2013 gemeten waarden. Deze overschrijdingen als gevolg van Klaver 8 worden als beperkt beschouwd, zeker gezien de overschrijdingen van de grenswaarde in de huidige situatie (361% en 195%).
4.11.3 Vertaling naar bestemmingsplan

In de toekomstige situatie zal sprake zijn van een kleine overschrijding van de grenswaarden voor omwonenden. Vanwege het worst-case karakter van het onderzoek zal de lichthinder vanaf het bedrijventerrein naar verwachting minder zijn dan in het onderzoek is berekend.

De overschrijding wordt verkleind door aanleg van de manchetten rondom het plangebied. De manchetten zijn mogelijk gemaakt in de bestemming 'Groen'.

Om lichtemissie naar de omgeving te beperken of minimaal te houden is in de bestemming 'Bedrijventerrein' daarnaast een nadere eisen-regeling opgenomen ten aanzien van het ontwerp van verlichting.

4.12 Laagvliegroute

4.12.1 Toetsingskader

Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (2010)

Het plangebied ligt binnen het laagvlieggebied De Peel (GLV-VIII), zoals vastgelegd in het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT). Dit is een planologische kernbeslissing (PKB) die de hoofdlijnen bevat van het rijksbeleid voor militaire terreinen en complexen. Alle PKB's hebben onder de Wro de status van structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen.

In het SMT zijn laagvliegroutes opgenomen. De laagvlieggebieden dienen voldoende ruim te zijn om te voorkomen dat laagvliegen de lokale bevolking onevenredig hindert. Onder de laagvliegroutes voor vliegtuigen dient het bestemmingsplan zeer terughoudend te zijn in het voorzien van bouwmogelijkheden voor masten, windmolens en andere hoge objecten onder de route. In het SMT worden geen maximale bouwhoogtes gekoppeld aan het laagvlieggebied. Volgens opgaaf van defensie geldt een maximale bouwhoogte van 35 m.

AMvB Ruimte (2011)

Het Structuurschema Militaire terreinen is opgenomen in de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte bevat een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van de bestaande ruimtelijke kaders uit de eerder vastgestelde PKB's, onder andere het Structuurschema Militaire Terreinen. Een klein deel van de militaire gebieden en objecten worden in de AMvB Ruimte begrensd. Militaire objecten dienen een militaire bestemming te krijgen en de opgenomen bestemmingen en gebruiksregels mogen geen belemmering vormen voor de functionele bruikbaarheid van het object en de uitoefening van de defensietaak.

Daarnaast geldt rond een aantal militaire objecten een maximale bouwhoogte. Ook voor

laagvliegroutes voor jachtvliegtuigen gelden hoogtebeperkingen. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden onder een laagvliegroute voor jachtvliegtuigen bevat over een breedte van 3.704 m (2 nautische mijlen) geen bestemmingen of regels omtrent het gebruik van die gronden die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m mogelijk maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1507.BPHMKlaver8-VA02_0022.png"

Figuur 4.14 Begrenzing laagvlieggebied

4.12.2 Conclusies onderzoek

Het plangebied ligt in het laagvlieggebied De Peel (GLVVIII), zie figuur 4.14. In het plangebied wordt bebouwing mogelijk gemaakt tot een hoogte van 25 m. Het is mogelijk om van deze bouwhoogte af te wijken tot ten hoogste 30 m (afwijkingsmogelijkheid). Beide bouwhoogten passen binnen de maximaal toegestane bouwhoogte van 40 m op basis van de AMvB Ruimte.

4.12.3 Vertaling naar het bestemmingsplan

Het laagvlieggebied heeft geen gevolgen voor de regels of de verbeelding.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt de uitleg bij de juridische regeling van het bestemmingsplan (de regels en de verbeelding). Allereerst wordt uitleg gegeven bij de gekozen planvorm. Vervolgens volgt een beschrijving van de plansystematiek. Paragraaf 5.4.2 bevat de uitleg bij de belangrijkste regels.

5.2 Planvorm

Type planvorm

Het bestemmingsplan Klaver 8 betreft een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan. Er is gekozen voor een globale en flexibele regeling. Hiermee kunnen de ambities ten aanzien van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling zo goed mogelijk tot stand worden gebracht. De bestemmingsregeling stelt uiterste ruimtelijke- en planologische grenzen om daarmee zo min mogelijk beperkend te zijn voor nieuwe - op dit moment nog niet bekende - technologieën op het gebied van duurzaamheid. De wijze waarop duurzame ontwikkeling wordt geborgd zal - naast het kader dat dit bestemmingsplan biedt - voor een belangrijk deel zijn beslag krijgen in privaatrechtelijke spoor. Bijvoorbeeld in de gronduitgiftevoorwaarden en het op te zetten parkmanagement voor het Klavertje 4-gebied. De bestemmingsregeling laat efficiënt gebruik van de gronden toe, houdt rekening met mogelijk wijzigende marktomstandigheden en biedt mogelijkheden tot meervoudig grondgebruik.

Kaderregeling

Het bestemmingsplan biedt de publiekrechtelijke basis voor de omgevingsvergunningen. De regeling in het bestemmingsplan is gebaseerd op de Structuurvisie Klavertje 4-gebied en het Masterplan Klavertje 4/Greenport Venlo. Het bestemmingsplan richt zich op de ruimtelijke hoofdzaken van de gebiedsontwikkeling, te weten: de indeling van het plangebied, de groene inpassing van het terrein (grondlichamen en groengebieden) en de toelaatbaarheid van de milieucategorieën.

Borging van ruimtelijke kwaliteit

Uitgangspunt is om voor het hele gebied dezelfde ruimtelijke kwaliteit vast te leggen.

De ruimtelijke kwaliteit in de vorm van de groenstructuur en de openbare ruimte is door middel van directe bestemmingslegging op de verbeelding en in de regels vastgelegd (bestemmingen Bedrijventerrein en Groen). Dimensionering en verbinding (en dus een belangrijk deel van de ruimtelijke kwaliteit) zijn op deze wijze geborgd.

5.3 Plansystematiek

Wettelijke vereisten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder andere) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. De wettelijke vereisten vormen de leidraad bij deze nieuwe bestemmingsregeling voor het plangebied.

Verbeelding

Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen digitaal worden ingezien. Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien (de toelichting, regels en de plankaarten).

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

Bestemmingen 

Op de verbeelding worden verschillende soorten vlakken gebruikt. Het bestemmingsvlak is erop gericht het toegestane gebruik duidelijk te maken. In de regeling bij de (enkel)bestemming is vervolgens bepaald of en zo ja, waar en op welke wijze de gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Over een bestemmingsvlak kan een dubbelbestemming liggen waar aanvullende regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en bebouwing voor zowel de functie van de dubbelbestemming als de enkelbestemming.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt tussen verschillende aanduidingen en figuren:

  • functieaanduidingen: hiermee wordt nader gespecificeerd welk gebruik in de verschillende deelgebieden is toegestaan; de in dit plan gebruikte functieaanduidingen betreft o.a. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • maatvoeringsaanduidingen: dit zijn aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik; op de verbeelding is sprake van de maatvoeringsaanduiding ten behoeve van de bouwhoogte.

Nadere uitleg bij deze aanduidingen is te lezen bij de bespreking van de betreffende bestemmingen en/of artikelen waarin de aanduidingen zijn opgenomen.

Regels

De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen. Door middel van deze regels biedt het plan flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen. Ook biedt de regeling burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere eisen te stellen. Hiermee kan de in het plan opgenomen regeling in een aantal gevallen worden gespecificeerd. Dit zal met name gaan om eisen bij concrete bouwaanvragen.

5.4 Uitleg van de regels

5.4.1 Inleidende regels

Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. De begrippen zijn afgestemd op het Handboek voor bestemmingsplannen van de gemeente en de bepalingen zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Trade Port Noord.

Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

Voor ondergeschikte bouwdelen (zoals luifels en overstekende daken) geldt een specifieke regeling. Deze worden namelijk niet mee berekend zolang bouw- en of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m worden overschreden.

De bepalingen zijn afgestemd op die van het bestemmingsplan Trade Port Noord, zodat een uniforme regeling ontstaat binnen het Klavertje 4-gebied, ten aanzien van de wijze van meten.

5.4.2 Bestemmingsregels

Bedrijventerrein (artikel 3)

Gebruik

De regeling binnen bestemming 'Bedrijventerrein' is op een flexibele wijze opgezet, maar biedt waar nodig waarborgen ter bescherming van gevoelige functies. De volgende functies zijn toegestaan:

  • 1. Tankstation:

Het tankstation is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG (vml)'. Binnen deze aanduiding dient alles wat samenhangt met het tankstation te worden gerealiseerd, denk hierbij aan de opslagtanken, het vulpunten, horeca- en detailhandelfuncties. Voor de laatste twee functies bevat de regeling een maximum gezamenlijk vloeroppervlak van 1.000 m2.
Vanuit externe veiligheidsoverwegingen is de doorzet van LPG beperkt tot 300 m³ per jaar. Hierdoor wordt (indirect) de PR 10-6 (veiligheids)contour vastgelegd. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Door de grootte van de contour vast te leggen (max. 300 m3) wordt voorkomen dat een groter gebied slechts beperkt ontwikkeld kan worden. Ook is bepaald dat de 10-6 PR contour niet buiten het plangebied mag liggen. Dit is gedaan om te voorkomen dat - bij wijziging van de omgevingsvergunning - beperkingen worden gecreëerd voor de toekomstige ontwikkeling van Klaver 7.

  • 2. Vrachtwagenparkeerterrein:

Het vrachtwagenparkeerterrein is overal binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk. Daarnaast zijn ook voorzieningen ten behoeve van het vrachtwagenparkeerterrein en de gebruikers mogelijk, zoals sanitaire voorzieningen. Afgezien van voorzieningen voor de chauffeurs, biedt het plan ook de mogelijkheid voor vestiging van - aan het vrachtwagenparkeerterrein gerelateerde - bedrijvigheid. Hierbij kan worden gedacht aan een bandenservicepunt en een truckwash.

  • 3. Bedrijvigheid:

Voor de bedrijven aangrenzend aan het plangebied (in Trade Port West) wordt in dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om uit te breiden in Klaver 8. Ondanks dat er op het moment van vaststelling van dit plan geen marktruimte is voor extra bedrijventerrein (zie paragraaf 2.3.3), blijft uitbreiding voor deze bedrijven in de directe nabijheid van hun huidige kavel mogelijk. Bedrijfsactiviteiten dienen maximaal binnen de milieucategorie 4.1 of 4.2 (afhankelijk van de locatie binnen het plangebied) te vallen.
Om te voorkomen dat een overaanbod aan bedrijfskavels ontstaat, is in de gebruiksregels expliciet bepaald dat gebruik van de gronden uitsluitend ten behoeve van bedrijven uit het aangrenzende Trade Port West is toegestaan. Het bouwen is om die reden ook alleen in die gevallen toegestaan. Pas als blijkt dat er marktbehoefte bestaat om andere bedrijvigheid in Klaver 8 te faciliteren, kan het bevoegd gezag door middel van een afwijkingsbesluit andere bedrijvigheid toestaan. Om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken, moet door middel van een markt-toets worden aangetoond dat vestiging op een andere locatie - die is bestemd voor bedrijventerrein - binnen het Klavertje 4-gebied niet mogelijk is. Deze markt-toets houdt in dat bij een concreet verzoek wordt bezien of het betreffende bedrijf zich niet elders in het Klavertje 4-gebied kan vestigen. Pas wanneer vestiging elders niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld vanwege gebrek aan beschikbare kavels, benodigde kavelomvang of kavelvorm of vanwege de milieuzonering, kan toepassing worden gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid.

  • 4. Kwetsbare en risicovolle functies:

Vanwege het tankstation zijn kwetsbare objecten niet toegestaan. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen of kantoor- en horecafuncties groter dan 1.500 m2. Ook risicovolle inrichtingen – anders dan het tankstation - zijn niet toegestaan in het plangebied (bijvoorbeeld opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk). Door kwetsbare en risicovolle functies (in beginsel) niet toe te staan wordt de ontwikkelingsruimte van voornoemde toegestane functies zo min mogelijk beperkt.
In het geval het toch wenselijk blijkt een kwetsbare of risicovolle functie in het plangebied toe te staan voorziet het bestemmingsplan in flexibiliteitsbepalingen.

  • Via een binnenplans afwijkingsbesluit kunnen risicovolle inrichtingen worden toegestaan, mits aan een aantal externe veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
  • Voor het toestaan van kwetsbare objecten geldt de procedure van een wijzigingsplan. Door voorwaarden in de wijzigingsregels op te nemen wordt de veiligheid geborgd.

Bouwen

  • 1. Bouwhoogte gebouwen:

Ten aanzien van de bouwhoogte geldt een maximale bouwhoogte van 25 m voor gebouwen. Deze bouwhoogte is afgestemd op de primaire doelgroep logistiek en maakindustrie en komt overeen met de maximale bouwhoogte zoals die in het bestemmingsplan Trade Port Noord is vastgelegd. In het zuidelijke deel van het plangebied is de bouwhoogte voor gebouwen beperkt in verband met de aanvliegroute van het vliegveld.

Op het naastliggende Trade Port West is het mogelijk tot maximaal 30 m te bouwen via een afwijkingsbevoegdheid. Omwille van flexibiliteit en stedenbouwkundige samenhang met Trade Port West is de afwijkingsbevoegdheid overgenomen in dit bestemmingsplan. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk.

  • 2. Bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijne:

Voor erfafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 2,5 m, voor vlaggenmasten maximaal 9 m. Voor hijsinstallaties en silo's geldt een maximale bouwhoogte van 5 m hoger dan de bouwhoogte die op de plankaart is aangegeven (dus bijvoorbeeld 25 + 5).

Een hogere bouwhoogte van erfafscheidingen kan nodig zijn in verband met de eisen die gesteld worden aan het vrachtwagenparkeerterrein en bedrijven. Bijvoorbeeld omwille van verzekeringstechnische redenen. Daarom is voor erfafscheidingen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een hogere bouwhoogte; maximaal 6 m.

  • 3. Geen gebouwen toegestaan (sba - 1):

Binnen de 'specifieke bouwaanduiding - 1 (sba - 1)' zijn gebouwen niet toegestaan. Deze beperking is opgenomen om te voorkomen dat de mogelijk noodzakelijke doortrekking van de Greenportlane richting de A67 onmogelijk wordt. Bebouwing zou immers de aanleg van infrastructuur belemmeren (kapitaalvernietiging). Pas wanneer uit onderzoek blijkt dat doortrekking van de Greenportlane niet noodzakelijk is voor een goede afwikkeling van het verkeer in het Klavertje 4-gebied mogen de gronden binnen de aanduiding worden bebouwd.

  • 4. Grondwal

Rondom het bedrijventerrein worden manchetten aangelegd ten behoeve van de landschappelijke inpassing van Klaver 8. De manchetten zorgen ervoor dat de activiteiten op het terrein in enige mate visueel worden afgeschermd. De manchetten worden glooiend (van 1 m tot circa 5-6 m) aangelegd. Voor bedrijfspercelen die direct aan de bestemming Groen grenzen geldt een voorwaarde. Hier geldt namelijk dat binnen één jaar nadat de bouwwerkzaamheden op het bedrijfsperceel zijn gestart, de manchet moet zijn aangelegd. Het gaat hierbij niet om de hele manchet, maar minimaal om de aanleg van de manchet op de gronden binnen de bestemming Groen die grenzen aan het betreffende bedrijfsperceel.

 

Groen (artikel 4)

Langs de randen van het plangebied is ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein de bestemming 'Groen' gelegd. De met 'Groen' bestemde gronden zijn in ieder geval bedoeld voor de realisatie en instandhouding van een grondwal, al dan niet met kleinschalige agrarische functies, zoals boomteelt. De grondwal wordt over de gehele 'lengte' van de groenbestemming aangelegd, dus rondom het bedrijventerrein. Ook de aanleg van water is mogelijk binnen de bestemming 'Groen'. Op deze manier is de aanleg van de benodigde waterbergingscapaciteit - en eventueel verlegging van de Tradeportsloot - mogelijk.

Binnen de bestemming 'Groen' is een functieaanduiding opgenomen voor het realiseren van een (tijdelijke) ontsluitingsweg voor het tankstation. Naar mate de bestemming 'Bedrijventerrein' verder wordt ingevuld, zal het terrein en het tankstation vanaf een centraal punt verder naar het zuiden worden ontsloten. Op dat moment komt de tijdelijke ontsluiting te vervallen. Dit is privaatrechtelijk geborgd (overeenkomst met tankstation).

Verkeer (5)

De bestemming Verkeer is bedoeld voor de aanleg van de (hoofd)ontsluiting van het plangebied. Toekomstige verkeersbewegingen als gevolg van activiteiten in de bestemming 'Bedrijventerrein' worden centraal via de infrastructuur in de bestemming Verkeer afgewikkeld naar de Greenportring(-lane). In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van 2x1 rijstoken. Binnen de bestemming 'Verkeer' is ook de realisatie van voorzieningen ten behoeve van het watersysteem mogelijk.

Waarde - Archeologie

Ter bescherming van archeologische waarden zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen. Dit leidt ertoe dat op verschillende gronden in het plangebied naast de regels uit de enkelbestemming (BT, G of V), ook de regels van de dubbelbestemming in acht moeten worden genomen. De regeling is afgestemd op het verrichte onderzoek en de adviezen van Vestigia.

In de zone die in het archeologisch onderzoek (zie paragraaf 4.1) is gekwalificeerd als gebied met hoge verwachtingswaarde geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1'. De zone die is gekwalificeerd als gebied met middelhoge verwachtingswaarde geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Als het bevoegd gezag van oordeel is dat in voldoende mate is aangetoond dat archeologische waarden niet aanwezig zijn, kan het gebied worden vrijgegeven. In het andere geval geldt een vergunningplicht voor grondwerkzaamheden ter bescherming van eventueel aanwezige waarden. Aanvullend is in 'Waarde - Archeologie - 2' geregeld dat gronden binnen deze bestemming vrijgegeven kunnen worden als is aangetoond dat op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' geen waarden aanwezig zijn. De motivering hiervoor is te vinden in paragraaf 4.1.

5.4.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels

Ondanks een zorgvuldige inventarisatie van de bestaande legale situatie, kan zich het geval voordoen, dat legale bebouwing niet binnen de bouwregels uit hoofdstuk 2 past. Indien zich deze situatie voordoet, regelt de bestaande maten regeling dat bebouwing die rechtsgeldig tot stand is gekomen of via een verleende vergunning nog rechtsgeldig kan worden opgericht, in alle gevallen positief is bestemd.

Algemene aanduidingsregels

Een klein deel van het plangebied valt binnen de geurcontour van een nertsenfokkerij en de varkenshouderij. Voor deze gronden is op de verbeelding de aanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen en is in de regels bepaald dat ter plaatse geen geurgevoelige objecten zijn toegestaan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van de bouwregels. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages.

De omgevingsvergunning kan overigens alleen worden verleend wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.

Voor het gedeelte van het plangebied dat binnen het beperkingengebied van TrafficPort is gelegen (op de verbeelding aangeduid met 'luchtvaartverkeerzone'), geldt bovendien dat een afwijkingsbesluit voor een hogere bouwhoogte alleen is toegestaan indien dit de belangen van de luchtvaart niet benadeelt.

Algemene procedureregel

Voor de nadere eisenregeling schrijft het bestemmingsplan de te volgen procedure voor. De voorgenomen nadere eis(en) worden twee weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbenden hun zienswijze bij het college kenbaar maken. Voor het overige gelden de voorwaarden die in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen.

Een procedureregel voor een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan is niet in dit plan opgenomen, omdat de Wro verplicht de procedure voorschrijft. Kort gezegd komt dit erop neer dat het ontwerpwijzigingsbesluit of het ontwerpuitwerkingsbesluit 6 weken ter inzage ligt en belanghebbenden gedurende deze termijn een zienswijze kunnen indienen. Ook kent het plan geen procedureregel voor afwijkingsbesluiten. Deze procedure wordt namelijk in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voorgeschreven. Het besluit wordt binnen 8 weken na aanvraag genomen, waarna het voor belanghebbenden mogelijk is bezwaar aan te tekenen.

Overige regels

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Werking wettelijke regels

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

5.4.4 Overgangs- en slotregel

Overgangsrecht

Het overgangsrecht ziet zowel op bouwwerken als op gebruik die op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig zijn, c.q. bestaat. Gedurende de werking van dit bestemmingsplan is het toegestaan bouwwerken die legaal zijn gebouwd, of nog kunnen worden gebouwd, in stand te houden en ook gedeeltelijk te vernieuwen (mits de maatvoering gelijk blijft). Ook het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals dit bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mag worden voortgezet, mits dit gebruik na inwerkingtreding van het plan niet meer dan een jaar wordt onderbroken. Wijziging van het gebruik is alleen toegestaan indien hierdoor de strijd met de nieuwe bestemming wordt verkleind.

De bescherming van het overgangsrecht zoals hierboven beschreven vervalt op het moment dat een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden wordt vastgesteld.

Slotregel

Deze regel benoemt op welke wijze naar de regels van dit bestemmingsplan moet worden verwezen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een grondexploitatie opgesteld. Hieruit blijkt dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond, waarmee de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Klaver 8 gewaarborgd is. De gemeenteraad is voorafgaand aan de besluitvorming over dit bestemmingsplan in kennis gesteld van de opgestelde grondexploitatie en het feit dat deze in ieder geval sluitend kan worden afgerond.

6.2 Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan

Hoewel de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is, zijn niet alle percelen binnen het plangebied in eigendom verworven. Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

Binnen het plangebied zijn percelen in privaat eigendom. Het bestemmingsplan voorziet op betreffende percelen in de realisering van bedrijfsgebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen zijn vereist.

Tussen de gemeente en de private partij(en) is een anterieure overeenkomst (realisatieovereenkomst) gesloten. Hiermee is het kostenverhaal (anderzins) verzekerd en is het opstellen en vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Een vergoeding van de door de gemeente gemaakte kosten ten behoeve van dit bestemmingsplan maken onderdeel uit van de anterieure overeenkomst. Hierdoor hoeven van gemeentewege geen kosten te worden gemaakt.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan en de MER zijn verzonden naar overlegpartners. Voor de wijze waarop is omgegaan met de vooroverlegreacties wordt verwezen naar Hoofdstuk 7.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpplan is zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze ter inzage termijn kon door een ieder zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een reactie in de Reactienota ontwerpbestemmingsplan Klaver 8. Deze nota is separaat bijgevoegd.

Vaststelling bestemmingsplan

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen kan het ontwerpbestemmingsplan worden aangepast. De gemeenteraad beslist hierover bij het besluit omtrent vaststelling van het bestemmingsplan.

Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2015 zijn de regels conform uitspraak aangepast. Dit houdt in dat het inrichtingsplan voor de manchetten als bijlage aan de regels is toegevoegd en in de regels is geborgd dat de manchetten conform dat plan worden uitgevoerd. De volledige uitspraak is opgenomen in bijlage 25.

Hoofdstuk 7 Overleg

Kennisgeving van voornemen

Op 11 oktober 2012 heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 7.11c Wet milieubeheer (oud) c.q. artikel 7.9 Wet milieubeheer plaatsgevonden (zie ook artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening). De kennisgeving - alsmede de Notitie Reikwijdte en Detailniveau - hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn heeft een ieder zienswijze kunnen indienen ten aanzien van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau en het voornemen tot het opstellen van een bestemmingsplan voor Klaver 8. Voor de beantwoording van de binnengekomen zienswijzen wordt verwezen naar bijlage 1 van de MER.

Vooroverleg

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan en de MER met de daarbij behorende bijlagen zijn op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening op 13 maart 2013 voor vooroverleg verzonden aan diverse (overheids)instanties conform navolgende verzendlijst.

  reactie?  
Gemeente Venlo   nee  
Gemeente Peel en Maas   nee  
Provincie Limburg   ja  
Rijkswaterstaat   ja  
Waterschap Peel en Maasvallei   ja  
Veiligheidsregio Limburg-Noord   ja  

Beantwoording overlegreacties

Provincie Limburg

De beoordeling van het plan geeft voor de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

Uit Passende Beoordeling blijkt dat mogelijk een (significant) negatief effect optreedt (door verminderde autonome afname stikstofdepositie) op Natura 2000-gebieden. Ook al is berekende verminderde afname beperkt, door overbelaste situatie blijkt uit jurisprudentie dat geen enkele toename dan wel verminderde afname wordt toegestaan. Saldering/mitigatie is noodzakelijk. De Passende Beoordeling spreekt van een mitigatieplan waarin mitigerende maatregelen zijn opgenomen. Het mitigatieplan is echter niet aanwezig. De provincie verzoekt het mitigatieplan alsnog te overleggen bij ontwerpbestemmingsplan.

Het mitigatieplan is zo goed als gereed en zal aan als (separate) bijlage aan het ontwerpbestemmingsplan worden toegevoegd.

Ten aanzien van externe veiligheid merkt de provincie op dat het bestemmingsplan uitgaat van het Besluit LPG-tankstations dat in 2013 in werking zal treden. De provincie geeft aan dat de Staatsecretaris het ontwerpbesluit zal intrekken.

Het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast.

Aangegeven wordt dat er voor LNG geen specifiek toetsingskader is. De provincie verwijst naar de PGS 33 'Aardgas afleverinstallaties van vloeibaar aardgas (LNG) voor motorvoertuigen' (2012, concept versie 0.1) en verzoekt deze publicatie mee te nemen in het bestemmingsplan.

De bedoelde publicatie is van toepassing in het kader van de omgevingsvergunning. De LNG-installatie waarvoor een omgevingsvergunning zal worden aangevraagd voldoet aan de voorschriften uit de concept PGS 33.

Rijkswaterstaat

Het concept ontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding voor Rijkswaterstaat tot het maken van opmerkingen.

Waterschap Peel en Maasvallei

Het Waterschap dat het bestemmingsplan zich voornamelijk richt op de ontwikkelingen binnen de plangrenzen en geen bijdrage levert aan de ontwikkeling en optimalisatie van omliggende percelen. Daarnaast vreest het Waterschap dat de benodigde hemelwatervoorzieningen een ruimtelijke knelpunt kunnen vormen bij toekomstige ontwikkelingen in het gebied.

De voorkeur van het Waterschap gaat uit naar een robuuste groen/blauwe zone langs het tracé van de Greenportlane. Hierin kan de ook de Tradeportsloot worden verlegd, waardoor het plangebied en het bestaande bedrijventerrein Trade Port West niet langer meer gescheiden worden.

Het bestemmingsplan concentreert zich op de ontwikkelingen binnen het plangebied houdt rekening gehouden met functies in de omgeving, zoals de Tradeportsloot. Of verlegging van de Tradeportsloot aan de orde zal zijn, hangt in sterke mate af van de uiteindelijke uitwerking van het bedrijventerrein en bedrijfsuitbreiding vanuit Trade Port West in Klaver 8. In het bestemmingsplan is de voorkeur uitgesproken dat als de Tradeportsloot wordt verlegd, deze te koppelen aan het toekomstige tracé van de Greenportlane. Of de Greenportlane daadwerkelijk gerealiseerd zal worden is de vraag. Om deze reden is het tracé niet direct bestemd en zijn water- en groenvoorzieningen in alle bestemmingen mogelijk gemaakt. In het vervolgproces zal het watersysteem van het plangebied verder worden uitgewerkt. Hierbij zal het Waterschap uiteraard betrokken worden.

Veiligheidsregio Limburg-Noord

Voor het advies van de Veiligheidsregio en de wijze waarop hiermee is omgegaan in het onderzoek naar externe veiligheid en de Verantwoording groepsrisico wordt verwezen naar paragraaf 4.10.