3.1Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
- een glastuinbouwbedrijf met containerveld;
- landschappelijke waarden;
- hydrologische bescherming van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden Mariapeel en Grauwveen ter plaatse van de aanduiding “hydrologische beschermingszone”;
- wonen met bijbehorende tuin in een bedrijfswoning door een derde ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’;
- poelen en watergangen;
- recreatief medegebruik;
- paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
- voorzieningen van openbaar nut.
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en
bewegwijzering.
a.Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht;
b. Binnen het bouwvlak zijn twee agrarische bedrijfswoningen toegestaan;
c. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘onbebouwde agrarische bouwkavel’;
d. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt.
e.ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - plattelandswoning’ mag de bedrijfswoning tevens worden gebruikt als plattelandswoning;
f. bedrijfswoningen (waaronder een plattelandswoning) mogen tevens worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen. Het gebruik dient gezien aard, omvang en intensiteit te passen binnen de woonfunctie en mag niet leiden tot verkeersoverlast. Er geldt een maximum van 100m2 en maximaal 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing mag voor een aan-huis-verbonden beroep worden gebruikt.
g. De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak is als volgt:
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak | | |
Goothoogte | n.v.t. | 6 m |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 14 m |
Afstand kassen tot woningen van derden | 25 m | n.v.t. |
| | |
Bedrijfswoning of plattelandswoning inclusief aanbouw | | |
Goothoogte | n.v.t. | 6 m |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 10 m |
Afstand tot perceelsgrens | Min. 5 m |
Inhoud | Max. 1000 m3 |
| | |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning of plattelandswoning | | |
Bebouwde oppervlakte | n.v.t. | 100 m2 |
Goothoogte | n.v.t. | 3,5 m |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 5,5 m |
| | |
Kassen ten behoeve van glastuinbouw | | |
Bebouwingshoogte | n.v.t. | 7,5 m |
Afstand tot de perceelsgrens | 5 m | n.v.t. |
3.2.2. Openbaar nut buiten het bouwvlak
De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2 per gebouw.
a. Op de tot "agrarische doeleinden" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
b. De maatvoering voor andere bouwwerken binnen de agrarische bouwkavel is als volgt:
| |
Hoogte mestsilo | 6 m |
Hoogte overige silo’s en hooibergen | 15 m |
Hoogte erfafscheidingen | Voor voorgevelrooilijn: 1 m erfafscheidingen: max. 2 m |
Schoorstenen | 14 m |
Hoogte overige andere bouwwerken | 6 m |
c. Teeltondersteunende kassen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 m.
Op agrarische bouwkavels geldt een maximum van 5000 m2 teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak.
d. De maatvoering voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak is als volgt:
- De bebouwingshoogte voor andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag niet meer
bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van bouwwerken mag niet groter zijn dan 15 m2 per bouwwerk.
- Ten dienste van het agrarisch grondgebruik zijn uitsluitend tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van 2,5 m en erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1,5 m.
Bouwwerken ten behoeve van de openbare verkeersdoeleinden mogen maximaal 6 m hoog zijn.
- Het bouwen van schuilgelegenheden voor vee kan uitsluitend worden toegestaan nadat een omgevingsvergunning ex 3.3.1. lid h is verleend.
3.2.4. Bestaande afwijkingen bij gebouwen
Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken afwijkt van de in artikel 3.2.1, 3.2.2 en 3.2.3 genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.
3.3. Afwijking van de bouwregels
3.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1. onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
- agrarisch verwante/recreatieve bedrijvigheid en zorgverlening, met een oppervlakte > 200m2 bij een agrarisch bedrijf, zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen, kleinschalige horeca, het verzorgen van een pleisterplaats, exposities, verhuur van fietsen, huifkarren en dergelijke dan wel nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening, en voor zover:
- de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- indien het betreft logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), mag per bedrijf maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak worden aangewend voor de nevenactiviteit;
- indien het betreft kleinschalige horeca, mag maximaal 50 m2 voor deze activiteit worden aangewend;
- een dierenasiel of kennel of het anderszins houden van dieren met een oppervlakte > 200m2 bij een agrarisch bedrijf, mits aan voorwaarden zoals genoemd onder lid a is voldaan. Verder is tevens detailhandel toegestaan als nevenactiviteit voor zover het betreft detailhandel in dieren die in de kennel / het dierenasiel gehouden worden.
- inpandige statische opslag met een oppervlakte > 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
- detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
b. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en bebouwingshoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
- de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten behouden blijven;
- het geen IV bedrijf is in een extensiveringsgebied;
c. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het overschrijden van de agrarische bouwkavel bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorziening binnen de agrarische bouwkavel op te richten;
- de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 4 m;
- er geen sprake is van een intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied;
d. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen de agrarische bouwkavel (> 2.500 m2 binnen aanduiding ‘waardevol landschap’ en > 5.000 m2 binnen het kwaliteitsprofiel íntensieve hart’ van verbeelding 3 van het bestemmingsplan Buitengebied 2011), met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
- van de afwijkingsbevoegdheid mag pas gebruik worden gemaakt na advies van de kwaliteitscommissie;
e. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen buiten de agrarische bouwkavel tot maximaal 2 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
- de erfafscheidingen mogen niet gesloten zijn;
f. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het plaatsen van andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten de agrarische bouwkavel, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de hagelnetten dienen landschappelijk te worden ingepast. Dit betekent in ieder geval dat de netten niet mogen doorlopen tot aan de grond en voorts dat er randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de zichtbaarheid van de hagelnetten;
- bij het toetsen van de toelaatbaarheid zijn – mede met het oog op de zichtbaarheid - de volgende aspecten van belang:
- zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
- beschrijving van de locaties waar de hagelnetten geplaatst worden;
- invloed van het reliëf op de zichtbaarheid;
- het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
- de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
- de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
- de hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4 m;
g. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de schuilgelegenheden voor vee mogen – per schuilgelegenheid- een bebouwde oppervlakte van maximaal 18 m2 beslaan per perceel;
- de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- er is een kapconstructie mogelijk evenals een platte afdekking;
- de schuilgelegenheid dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
- er getoetst is of de nieuwe bebouwing voldoet aan de welstandseisen.
h. lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden::
- een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit het oogpunt van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf;
- de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die binnen de gemeente Horst werkzaam zijn;
- de huisvesting vindt plaats in de bestaande gebouwen of in één tot vijf woonunits; voorkeur gaat uit naar verbouw van bestaande gebouwen; pas indien kan worden aangetoond dat er in de bestaande bebouwing geen ruimten beschikbaar kan worden gemaakt voor het huisvesten van tijdelijke werknemers, kan sprake zijn van het plaatsen van woonunits;
- woonunits zijn niet toegestaan indien de ondernemer langer dan 9 maanden in het jaar moet vertrouwen op de inzet van (wisselende groepen) buitenlandse werknemers;
- het maximum aantal te huisvesten buitenlandse werknemers is 20 personen. Dit komt overeen met de plaatsing van maximaal 5 woonunits;
- Indien er sprake is van een (voormalige) bedrijfswoning mogen er maximaal 10 personen gehuisvest worden;
- parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- er moet sprake zijn van een adequaat beheer;
- er moet een landschappelijke inpassing gerealiseerd worden.
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als
bedoeld in artikel 10 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.
3.4. Specifieke gebruiksregels
a. Nieuwvestiging of omschakeling van een andersoortig agrarisch bedrijf naar een boom- en/of
fruitteeltbedrijf is niet toegestaan, tenzij het boom- en/of fruitteelt betreft met een gewashoogte van
maximaal 1,50 m; bestaande boom- en/of fruitteeltbedrijven worden geacht te voldoen aan het plan;
perceelswisselingen zijn voor bestaande boom- en fruitteeltbedrijven, gelegen binnen de bestemming,
toegestaan.
b. Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven is niet toegestaan.
c. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
- een volkstuin;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
- een seksinrichting;
- horeca I en horeca II;
- het plaatsen van kampeermiddelen;
- permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, behouden de bedrijfswoning(en) of plattelandswoning;
- buitenopslag;
- het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden;
- paardenbakken buiten de agrarische bouwkavel.
3.5. Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel
3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een
agrarische bouwkavel en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op de betreffende agrarische
bouwkavel en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming “woondoeleinden”, met
inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
- de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de agrarische bouwkavel;
- de kampeermiddelen grenzend aan de gronden met de bestemming “woondoeleinden” mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de bestemming “woondoeleinden”;
- bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende landschapstype; derhalve is kleinschalig kamperen niet toegestaan binnen het “open landschap”.
3.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden | criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van: |
het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van: - verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2; - kavelpaden | - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden. |
Het ophogen van gronden > 100 centimeter | - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden; - indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden; - indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder. |
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen | - het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de natuurlijke belangen; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden. |
het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem. | - Aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en/of landschapsbeheer; - de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast; - de waterbergingsfunctie van het beekdal wordt niet onevenredig aangetast; - de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden; - er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden; - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding. |
3.6.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
3.6.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.
3.7. Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
a. de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
- de nieuwvestiging ter plaatse moet noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering: dit betekent dat voor zover de betrokken agrariër elders een agrarisch bedrijf heeft, eerst dient te worden aangetoond dat op de betreffende locatie geen reële bedrijfseconomische of planologisch verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn;
- het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren een door het Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijk, agrarisch deskundige te worden gehoord;
- nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf binnen de aanduiding “Ontwikkelingszone groen” is uitsluitend toegestaan, indien dat leidt tot een verbetering van de omgevingskwaliteit;
- nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan binnen de aanduiding “beekdal”; nieuwvestiging binnen de gronden met de aanduiding “open landschap” kan uitsluitend worden toegestaan indien de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
- maximaal is één bedrijfswoning toegestaan, waarbij dient te worden voldaan aan de in artikel 4.2. opgenomen maatvoering voor bedrijfswoningen;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
b. de grenzen van de agrarische bouwkavel te verleggen dan wel te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; hierover dient tevoren een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige te worden gehoord;
- er is geen sprake van een intensieve veehouderij binnen het “extensiveringsgebied” van het Reconstructieplan Noord- en Midden- Limburg;
- de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- er een landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd;
- bij agrarische bouwkavelvergroting bedraagt de oppervlakte van de agrarische bouwkavel 1,5 ha (referentiemaat). Voor glastuinbouwbedrijven geldt een referentiemaat van 3 ha, Een en ander met dien verstande dat een overschrijding van deze maten is toegestaan indien dit leidt tot een integrale verbetering van de omgevingskwaliteit;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
c. om containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te kunnen staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
- gebouwen en bouwwerken moeten in beginsel binnen het bebouwde deel van de bestemming agrarisch bouwkavel worden gerealiseerd; voor zover containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen tot een hoogte van maximaal 2,5 m) niet op het bebouwde deel van de bestemming agrarisch bouwkavel opgericht kunnen worden, kan de bestemming zodanig worden gewijzigd, dat op de verbeelding de aanduiding ‘onbebouwde bouwkavel’ wordt opgenomen; de containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden toegestaan op het als zodanig aangeduide onbebouwde bouwkavel;
- de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduidingen “open landschap”;
- het onbebouwde bouwkavel dient in principe direct aansluitend aan het agrarisch bouwkavel te worden gesitueerd
- Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, dan kan het onbebouwde bouwkavel ook op verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na afloop van de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
d. de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarische bouwkavel” om te zetten in de bestemming "Bedrijfsdoeleinden", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de omzetting is slechts toegestaan naar:
- een niet agrarisch verwant bedrijf;
- een agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf;
- een recreatieve activiteit;
- een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf in maximaal milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf dat daarmee qua aard en milieubelasting vergelijkbaar is;
- er per saldo geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het buitengebied.
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) dan wel kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden;
- er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume (sloop van overtollige bebouwing);
- hergebruik is uitsluitend toegestaan binnen de aanwezige gebouwencontour;
- hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
- er voldaan wordt aan de visie verblijfsrecreatie;
- per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 100 m2 per appartement;
- voor zover het een agrarisch verwant bedrijf betreft, dient de directe relatie met de aanwezige agrarische bedrijven in directe omgeving te worden aangetoond; doorgroei naar een bedrijf met een industrieel karakter is uitgesloten; hiertoe dient een bedrijfsontwikkelingsplan te worden overgelegd;
- buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie;
- wonen is uitsluitend toegestaan in de bestaande bedrijfswoning; het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van het ter plaatse te exploiteren bedrijf, maximaal 200 m2;
- er een landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
e. de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarische bouwkavel” om te zetten in de bestemming "woondoeleinden", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) dan wel kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
-het aantal woningen mag uitsluitend worden vermeerderd indien het een rijks- of gemeentelijke monument betreft, of een cultuurhistorisch waardevol pand. In dat geval is splitsing/inrichting van het gehele monumentale pand in meerdere woningen toegestaan tot een maximum van drie wooneenheden, waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:
· de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel, beheer of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
· de bestaande inhoud van de woning dan wel het pand mag niet worden vergroot;
· de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
· per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
· de wijziging moet voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing;
· de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
f. de bestemming van (een deel van) de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarische gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden” om te zetten in de bestemming “natuur” of bos, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is sprake van een ‘ontwikkelingszone groen’;
- er is sprake van een gebied dat, ten behoeve van ontwikkelingen elders, ingezet wordt voor natuurcompensatie;
- er sprake is van aanwezige of te ontwikkelen natuurlijke waarden;
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, de hoogte en de situering van erfafscheidingen;
- de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met
inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu.
De in artikel 3.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.