Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: bestemmingsplan ‘MiddenPeelweg 6-8’
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1507.AMMIDDENPEELWG6EN8-BPV1

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

  • plan
    het bestemmingsplan bestemmingsplan ‘MiddenPeelweg 6-8’ van de Gemeente Horst aan de Maas
  • bestemmingsplan
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1507.AMMIDDENPEELWG6EN8-BPV1 .gml met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
  • aanduiding
    en geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
  • aanduidingsgrens
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
  • adequaat beheer
    beheer zoals dit omschreven staat in Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten
    Gemeente Horst aan de Maas 2010, zoals dit is vastgesteld op 12 april 2011.
  • agrarisch bedrijf
  • een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
    -       het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of
    -       het houden van dieren
    met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
  • agrarische bouwkavel
    een als zodanig op de verbeelding aangegeven vlak waarbinnen een agrarisch bedrijf is toegestaan.
  • agrarisch verwant bedrijf
    een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren.
  • bebouwing
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  • bestaand
    -    bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvan de aanvraag voordat tijdstip is ingediend.
    -       bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
  • bestemmingsgrens
    de grens van een bestemmingsvlak.
  • bestemmingsvlak
    een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
  • bijbehorend bouwwerk
    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
  • bijgebouw
    een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
  • boogkas
    een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.
  • bos
    elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
  • boswet
    Wet van 20 juli 1961 (Stb. 256), houdende regels ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, zoals deze luidt ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerp van dit plan.
  • bouwen
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
  • bouwgrens
    de grens van een bouwvlak.
  • bouwperceel
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
  • bouwperceelgrens
    de grens van een bouwperceel.
  • bouwvlak
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
  • bouwwerk
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
  • containerveld
    werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
  • detailhandel
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps - of bedrijfsactiviteit.
  • dierenasiel
    een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan.
  • erfafscheiding
    Een ander bouwwerk dat door zijn situering aan de randen van het bouwperceel bedoeld is om dat bouwperceel af te bakenen.
  • gebouw
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
  • gebouwencontour
    de begrenzing die wordt gevormd door de buitenwerkse gevel- en dakvlakken van een gebouw.
  • glastuinbouwbedrijf
    een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.
  • grondgebonden agrarisch bedrijf
    een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
  • hoofdgebouw
    een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
  • horeca I:
    een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

    een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca I worden begrepen.
  • horeca II
    -       elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
    -       inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
    een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca II worden begrepen.
  • huisvesting van arbeidsmigranten
    het huisvesten in tijdelijke dan wel (semi-)permanente voorzieningen van buitenlandse werknemers, die in verband met een grote (tijdelijke dan wel structurele) arbeidsbehoefte gedurende een periode werkzaam zijn op een agrarisch bedrijf, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.
  • intensieve veehouderij
    het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit plan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
  • kampeerboerderij
    een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een voormalig boerderijpand.
  • kampeermiddel:
    a.    een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan.
    b.    enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
  • kas
    een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten hoger dan 3 meter.
  • kennel
    een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten.
  • kleinschalige horeca
    inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt.
  • lawaaisport
    een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
  • nevenactiviteit
    een bedrijfs - of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
  • omschakeling
    omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
  • onbebouwde bouwkavel
    een als zodanig op de verbeelding aangegeven vlak waarbinnen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan.
  • overig bouwwerk
    een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
  • paardenbak
    een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende
    voorzieningen.
  • pand
    de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
  • peil
    a)    voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
    b)    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • pleisterplaats
    rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras.
  • regenkap
    een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
  • schuilgelegenheid
    een kleinschalig bouwwerk met maximaal 3 muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee.
  • seksinrichting
    een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig: voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht.
  • stacaravan
    een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken.
  • teeltondersteunende voorzieningen
    voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit.
  • tijdelijke teeltondersteunende voorziening
    teeltondersteunende voorziening die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
  • recreatiewoning
    een woning die ter beschikking wordt gesteld voor recreatieve doeleinden aan steeds wisselende personen of groepen van personen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde vergoeding.
  • verbeelding
    de verbeelding.
  • woning
    een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • de dakhelling
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • de goothoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • de inhoud van een bouwwerk
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • de bouwhoogte van een bouwwerk
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • de oppervlakte van een bouwwerk
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • de hoogte van een windturbine
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
- poelen en watergangen;
- recreatief medegebruik;
- paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
- voorzieningen van openbaar nut.
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes, bewegwijzering e.d.;

3.2 Bouwregels

     
3.2.1 Gebouwen
a. Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘agrarische bouwkavel’;
b. Op elke agrarische bouwkavel is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan, met dien verstande dat voor zover op de verbeelding een maximaal aantal bedrijfswoningen is aangeduid dit aangeduide aantal als maximum geldt. Agrarische bouwkavels die met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bouwkavel en dus als één bedrijf. Een en ander met dien verstande dat wanneer een bedrijfswoning door afsplitsing of vervreemding niet langer deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf, daarvoor in de plaats geen nieuwe woning mag worden gebouwd.
c. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt.
d. De maatvoering voor gebouwen binnen de agrarische bouwkavel zijn als volgt:
 
Bedrijfsgebouwen per bouwkavel
Min.
Max.
Goothoogte
n.v.t.
6 m
Bebouwingshoogte
n.v.t.
14 m
Afstand kassen tot woningen van derden
25 m
n.v.t.
   
Bedrijfswoning
Min.
Max.
Goothoogte
n.v.t
6 m.
Bebouwingshoogte
n.v.t.
10 m.
Afstand tot perceelsgrens
5 meter
Inhoud
Max 1.000 m3, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximaal volume (m3)' anders is aangeduid.
   
Bijgebouwen bij bedrijfswoning
Min.
Max
Bebouwde oppervlakte
n.v.t.
100 m2
Goothoogte
n.v.t.
3.5 m.
Bebouwingshoogte
n.v.t.
5.5 m.
   
Kassen ten behoeve van glastuinbouw
Min.
Max.
Bebouwingshoogte
n.v.t.
7,5 m.
Afstand tot de perceelsgrens
5 m.
n.v.t.
3.2.2 Andere bouwwerken
a. Op de tot ‘agrarische doeleinden’ bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
b. De maatvoering voor andere bouwwerken binnen de agrarische bouwkavel is als volgt:
 
Andere bouwwerken Max.
Hoogte mestsilo 6 m
Hoogte overige silo´s en hooibergen 15m
Hoogte erfafscheidingen
 Voor voorgevelrooilijn: 1m;
 Open erfafscheidingen: max. 2 m
Schoorstenen 14m
Hoogte overige andere bouwwerken 6 m
 
c. Teeltondersteunende kassen mogen op het agrarisch bouwkavel worden gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 meter.
d. De maatvoering voor andere bouwwerken buiten de agrarische bouwkavel is als volgt:
- de bebouwingshoogte voor andere bouwwerken ten dienste van het openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m;
- de bebouwde oppervlakte van bouwwerken mag niet groter zijn dan 15 m2 per bouwwerk.
- ten dienste van het agrarisch grondgebruik zijn uitsluitend tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van 2,5 m en erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1,5 m.
- bouwwerken ten behoeve van de openbare verkeersdoeleinden mogen max. 6 m hoog zijn.
- het bouwen van schuilgelegenheden voor vee kan uitsluitend worden toegestaan nadat een omgevingsvergunning ex 3.3.1. lid h is verleend.
e. Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken afwijkt van de onder artikel 3 lid 2.1  en artikel 3 lid 3.2  genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.

3.3 Nadere eisen

 
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-       de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
-       de aard, de hoogte en de situering van erfafscheidingen;
-       de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;
 Een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (opgenomen in de Structuurvisie Horst aan de Maas vastgesteld d.d. 9 april 2013).
3.3.2 Afwijkingen
De onder artikel 3 lid 3.1  genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.

3.4 Afwijken van de bouwregels

 
3.4.1 Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. artikel 3 lid 2.1 onder b ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning en voor zover:
- alleen bedrijven die voor wat betreft hun toezichthoudende tak volwaardig zijn en een toekomstperspectief van ten minste tien jaar hebben, komen in aanmerking voor één bedrijfswoning, waarbij een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige dient te worden gehoord.;
- er mag niet eerder een bedrijfswoning voor het betreffende bedrijf gebouwd zijn;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1.000 m3;
- de bedrijfswoning mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient tenminste 25 meter te bedragen;
- voldaan moet worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening;
b. artikel 3 lid 2.1 onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
- agrarisch verwante/recreatieve bedrijvigheid en zorgverlening, met een oppervlakte > 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen, kleinschalige horeca (horeca I), het verzorgen van een pleisterplaats, exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d. dan wel nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening, en voor zover:
- de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- de vloeroppervlakte van aanwezige bebouwing welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 500 m2;
- indien het betreft logies en ontbijtvoorzieningen (bed&breakfast), mag per bedrijf maximaal 100 m2 van het vloeroppervlak worden aangewend voor de nevenactiviteit;
- indien het betreft kleinschalige horeca, mag maximaal 50 m2 voor deze activiteit worden aangewend;
- een dierenasiel of kennel of het anderszins houden van dieren met een oppervlakte > 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, mits aan voorwaarden zoals genoemd onder lid a is voldaan. Verder is tevens detailhandel toegestaan als nevenactiviteit voor zover het betreft detailhandel in dieren die in de kennel / het dierenasiel gehouden worden.
- inpandige statische opslag met een oppervlakte > 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
- detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
c. artikel 3 lid 2.2 onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en bebouwingshoogte vanbedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
- de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten behouden blijven;
d. artikel 3 lid 2.2 onder b ten behoeve van het overschrijden van de agrarische bouwkavel bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorziening binnen de agrarische bouwkavel op te richten;
- de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 4 m;
- er geen sprake is van een extensiveringsgebied;
e. artikel 3 lid 2.2 onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen buiten de agrarische bouwkavel tot maximaal 2 meter, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
- de erfafscheidingen mogen niet gesloten zijn;
f. artikel 3 lid 2.2 onder c ten behoeve van het plaatsen van andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten de agrarische bouwkavel, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de hagelnetten dienen landschappelijk te worden ingepast. Dit betekent in ieder geval dat de netten niet mogen doorlopen tot aan de grond en voorts dat er randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de zichtbaarheid van de hagelnetten;
- bij het toetsen van de toelaatbaarheid zijn – mede met het oog op de zichtbaarheid - de volgende aspecten van belang:
- zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
- beschrijving van de locaties waar de hagelnetten geplaatst worden;
- invloed van het reliëf op de zichtbaarheid;
- het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
- de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
- de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
- de hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4 m;
g. artikel 3 lid 2.2 onder c ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de schuilgelegenheden voor vee mogen – per schuilgelegenheid- een bebouwde oppervlakte van max. 18 m2 beslaan per perceel;
- de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- er is een kapconstructie mogelijk evenals een platte afdekking;
- de schuilgelegenheid dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
- er getoetst is of de nieuwe bebouwing voldoet aan de welstandseisen.
3.4.2 Omgevingsvergunning kamperen
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4.1 onder b ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een agrarische bouwkavel en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op de betreffende agrarische bouwkavel en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming ‘woondoeleinden’, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
- de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de agrarische bouwkavel;
- de kampeermiddelen grenzend aan de gronden met de bestemming ‘woondoeleinden’ mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van de bestemming ‘woondoeleinden’;
- bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te worden genomen;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende landschapstype; derhalve is kleinschalig kamperen niet toegestaan binnen het ‘open landschap’.
3.4.3 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als
bedoeld in artikel 8 lid 1.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 
3.5.1 Nieuwvestiging of omschakeling naar boom - en/of fruitteeltbedrijf
Nieuwvestiging of omschakeling van een andersoortig agrarisch bedrijf naar een boom - en/of fruitteeltbedrijf is niet toegestaan, tenzij het boom - en/of fruitteelt betreft met een gewashoogte van maximaal 1,50 meter; bestaande boom - en/of fruitteeltbedrijven worden geacht te voldoen aan het plan; perceelswisselingen zijn voor bestaande boom - en fruitteeltbedrijven, gelegen binnen de bestemming, toegestaan.
3.5.2 Omschakeling naar niet-grondgebonden bedrijf
Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven is niet toegestaan.
3.5.3 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
- een volkstuin;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
- een seksinrichting;
- horeca I en horeca II;
- kleinschalig kamperen;
- permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, behouden de bedrijfswoning(en);
- buitenopslag;
- het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden;
- paardenbakken buiten de agrarische bouwkavel.
3.5.4 Huisvesting agrarische arbeidsmigranten
In agrarische bedrijfsgebouwen is structurele huisvesting van agrarische arbeidsmigranten
toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. Er sprake is van een volwaardig en als zodanig bestemd agrarisch bedrijf;
b. De huisvesting plaatsvindt in bestaande dan wel nieuw te bouwen bedrijfsgebouwen binnen
het agrarische bouwblok niet zijnde tijdelijke woonunits, kampeermiddelen en stacaravans;
c. In combinatie met structurele huisvesting is tijdelijke huisvesting (in de vorm van woonunits)
wel toegestaan mits aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:
- De woonunits worden alleen toegestaan als er sprake is van noodzaak tot
piekopvang;
- Er mogen pas woonunits op het bedrijf geplaatst worden als de ondernemer zelf al
een structurele huisvestingsvoorziening heeft;
- De woonunits mogen maximaal 4 maanden per 12 maanden geplaatst worden;
- De woonunits zullen op passende wijze op de bouwkavel in het landschap worden
ingepast;
- Als er een gecombineerd gebruik binnen de periode van 4 maanden op één bedrijf
mogelijk is verdient dit de voorkeur t.o.v. woonunits op meerderde bedrijven.
d. De eigenaar van het bedrijf dient aan te tonen dat structurele huisvesting noodzakelijk is voor
de bedrijfsbehoefte van het agrarische bedrijf. Indien nodig wordt advies ingewonnen bij een
onafhankelijke derde partij;
e. Het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die op het bestaande bedrijf werkzaam
zijn. In afwijking hiervan mogen de structurele huisvestingsmogelijkheden van één bedrijf die
gedimensioneerd zijn op een pieksituatie van dat bedrijf in de dalsituatie ingezet worden voor
de huisvesting van arbeidsmigranten in de “omgeving”;
f. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.5.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels
Van artikel 3 lid 5.4 onder f, kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat in de nabijheid voorzien
kan worden van voldoende parkeergelegenheid.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

        
3.6.1 Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.

het ophogen van gronden > 100 centimeter
-       er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden.
3.6.2 Uitzondering op verbod
Het onder artikel 3 lid 6  genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden: waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
a. die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
b. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
3.6.3 Weigeren omgevingsvergunning
Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 6  mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
a. de grenzen van de agrarische bouwkavel te verleggen c.q. te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; hierover dient tevoren een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke, agrarisch deskundige te worden gehoord;
- uitbreiding van een intensieve veehouderij is niet toegestaan binnen de aanduiding ‘extensiveringsgebied’;
- de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Gemeentelijk KwaliteitsMenu (GKM);
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening;
- bij agrarische bouwkavelvergroting bedraagt de oppervlakte van de agrarische bouwkavel 1,5 ha (referentiemaat);
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
b. om containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te kunnen staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
- gebouwen en bouwwerken moeten in beginsel binnen het bebouwde deel van de bestemming agrarisch bouwkavel worden gerealiseerd; voor zover containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in de vorm van regenkappen en boogkassen tot een hoogte van maximaal 2,5 m) niet op het bebouwde deel van de bestemming agrarisch bouwkavel opgericht kunnen worden, kan de bestemming zodanig worden gewijzigd, dat op de verbeelding de aanduiding ‘onbebouwde bouwkavel’ wordt opgenomen; de containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen kunnen worden toegestaan op het als zodanig aangeduide onbebouwde bouwkavel;
- de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduidingen ‘open landschap’;
- het onbebouwde bouwkavel dient in principe direct aansluitend aan het agrarisch bouwkavel teworden gesitueerd
- indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande agrarische bouwkavel niet mogelijk is, dan kan het onbebouwde bouwkavel ook op verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs KwaliteitsMenu (LKM);
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na afloop van de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst in het kader van het Gemeentelijk KwaliteitsMenu een bepaling inclusief boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
c. de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als ‘agrarische bouwkavel’ om te zetten in de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. De omzetting is slechts toegestaan naar:
- een niet agrarisch verwant bedrijf;
- een agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf;
- een recreatieve activiteit;
- een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf in maximaal milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf dat daarmee qua aard en milieubelasting vergelijkbaar is;
- er per saldo geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het buitengebied.
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden;
- er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume (sloop van overtollige bebouwing);
- hergebruik is uitsluitend toegestaan binnen de aanwezige gebouwencontour;
- hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan onder de volgende eisen:
- uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis; kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
- per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 100 m 2 per appartement;
- voor zover het een agrarisch verwant bedrijf betreft, dient de directe relatie met de aanwezige agrarische bedrijven in directe omgeving te worden aangetoond; doorgroei naar een bedrijf met een industrieel karakter is uitgesloten; hiertoe dient een bedrijfsontwikkelingsplan te worden overgelegd;
- buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie;
- wonen is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw; het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van het ter plaatse te exploiteren bedrijf, maximaal 200 m2;
- er een landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening;
- herbouw is mogelijk indien de bebouwing geclusterd wordt en er maximaal 2/3 van de te slopen oppervlakte wordt teruggebouwd met een maximum van 400 m2 en een nokhoogte van 4,5 m.
d. de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als ‘agrarische bouwkavel’ om te zetten in de bestemming ‘woondoeleinden’, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
- het aantal woningen mag uitsluitend worden vermeerderd indien het een rijks - of gemeentelijke monument betreft. In dat geval is splitsing/inrichting van het gehele monumentale pand in meerdere woningen toegestaan tot een maximum van 3 wooneenheden, waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:
- de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het herstel, beheer of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
- de bestaande inhoud van de woning c.q. het pand mag niet worden vergroot;
- de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
- per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
- de wijziging moet voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen bedraagt per nieuw bouwperceel maximaal 250 m2. Voor zover de bebouwde oppervlakte van bijgebouwen meer bedraagt, zal aan deze wijziging slechts kunnen worden meegewerkt indien deze overmaat wordt gesloopt; sloop behoeft niet plaats te vinden voor zover het cultuurhistorische bebouwing betreft of wanneer slechts sprake is van één bijgebouw;
e. de bestemming van (een deel van) de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als ‘agrarische gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden’ om te zetten in de bestemming ‘natuur’ of ‘bos’, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er is sprake van een POG gebied;
- er is sprake van een gebied dat, ten behoeve van ontwikkelingen elders, ingezet wordt voor natuurcompensatie;
- er sprake is van aanwezige of te ontwikkelen natuurlijke waarden.

3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing te situeren binnen een afstand van:
  1. 25 meter langs wegen met de aanduiding ‘gebiedsontsluitingsweg’ op de verbeelding;
  2. 10 meter langs wegen met de aanduiding ‘erfontsluitingsweg’ op de verbeelding;
De afstand wordt gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de betreffende weg. Dit verbod geldt niet voor bouwwerken en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

   

7.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen om de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
c. de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast.

Artikel 8 Algemene procedureregels

 

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels op de volgende
punten:
a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages , voor zover dit nog niet reeds in de regels is opgenomen;
b. van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. om de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter te verschuiven;
d. van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e. van de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, schutterspalen, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
f. van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

8.2 Afwegingskader Kwaliteitsmenu

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Limburgs Kwaliteitsmenu betrokken wordt.

8.3 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid

 
8.3.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin:
a. de waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
b. de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
c. het gebruik leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
e. het woon- en leefklimaat wordt aangetast;
f. de milieubelasting toeneemt;
g. de omliggende waarden en functies worden aangetast.
8.3.2 Weigering omgevingsvergunning
Indien de belangen als genoemd onder artikel 3 lid 4.1  sub a t/m g onevenredig worden geschaad c.q. aangetast, dan vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.

8.4 Afwegingskader Kwaliteitsmenu

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Limburgs Kwaliteitsmenu betrokken wordt.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in artikel 8 lid 1  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.3 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.4 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 8 lid 3 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.5 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 8 lid 3 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.6 Uitzondering overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in artikel 8 lid 3  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.7 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘MiddenPeelweg 6-8’ 
 
Behoort bij besluit van de raad van de Gemeente Horst aan de Maas d.d.
……………………tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘MiddenPeelweg 6-8’
 
Mij bekend,
de griffier.