In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Bemmelstraat 22, Horst' met
identificatienummer NL.IMRO.1507.HOBEMMELSTRAAT22-BPV1 van de gemeente Horst
aan de Maas.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende
regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw en waarbij functionele ondergeschiktheid niet is
vereist.
1.4 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan huis verbonden bedrijf:
Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning
bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij
behorende aan- uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke
uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven. Hieronder worden niet
verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband
houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.7 aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk,
juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon,
dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de
woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling
daarvan behoudt en dat ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 aan huis verbonden bedrijf:
Een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en
dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van
diensten, door de gebruik(st)er van de woning en dat niet krachtens een
milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is, waarbij woning in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan
behoudt en dat ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.9 ander bouwwerk:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.10 arbeidsmigranten:
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
1.10 bebouwing:
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van
het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels
anders is bepaald.
1.13 bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 bestaand:
Ten tijde van de tervisielegging van het
ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.
1.15 bestaand bouwwerk:
Een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, danwel nadien kan worden gebouwd
krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van
terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.16 bestaand gebruik:
Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het
ontwerp van het plan bestaat.
1.17 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag:
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit
ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een
al verleende omgevingsvergunning;
1.20 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een
zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet
tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.21 bijgebouw:
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm
onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
waartoe het behoort, en dat in functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten, indien geen bouwvlak is aangegeven, geldt de bestemming
tevens als bouwvlak;
1.27 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en
duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 bruto-vloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of
bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige
dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept
gelegen) parkeervoorzieningen.
1.29 cultuurhistorische waarde:
De kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der
geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot
uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder
cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.30 detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen
die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 ecologische waarden:
Waarden betreffende de natuurlijke samenhang tussen
organismen en hun milieu.
1.32 erfafscheiding:
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen
erf of perceel, of van de openbare ruimte.
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard,
waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.34 escortbedrijf:
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon
die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie
aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.35 gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat
noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige
bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel
aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 horeca:
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals
bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en
openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in
combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte
vermaaksfunctie.
1.38 huishouden:
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te
stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als
zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een
gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.
1.39 kleinschalige horeca:
Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van
in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol
bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet
plaatsvindt.
1.40 maaiveld:
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk
omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk
maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat
grenst aan de voorgevel van een gebouw.
1.41 mantelzorg:
Het bieden van zorg, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke,
psychische en/of sociale vlak. Degene die mantelzorg ontvangt is (niet
zelfstandig) woonachting in het hoofdgebouw dan wel in een vrijstaande doch
afhankelijke woning.
1.42 natuurwetenschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door
geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel
afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.43 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk,
functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de
ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel
1.44 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of
brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het
bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.45 nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals
transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van
(ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.46 ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de
vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.
1.47 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand
zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.48 overkapping:
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat
strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de
standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen
tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de
voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot
de constructie behoren.
1.49 peil:
a. voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de
afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het
bouwperceel.
1.50 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.51 prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding
1.52 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen
worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een
prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon, al dan
niet in combinatie met elkaar.
1.53 sekswinkel:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin
hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren
plegen te worden verkocht of verhuurd
1.54 uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.55 voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het
een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op
het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als
zodanig diende te worden aangemerkt.
1.56 Water en Waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels,
(infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze
incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn
ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,
hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan
duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.57 wet/wettelijke regelingen:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar
wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden
gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.58 woning:
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de
zelfstandige huisvesting van één huishouden.
1.59 woonunit:
Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, bestaande uit
één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woonverblijf van een of
meer personen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwvlakgrens
Tussen de zijdelingse grens van het bouwvlak en een bepaald
punt van het bouwwerk waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de horizontale diepte van een bouwwerk
De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanuit de gevel
waaraan wordt gebouwd;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.