Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1    Inleidende regels    
Artikel 1    Begrippen    
Artikel 2    Wijze van meten   

Hoofdstuk 2    Bestemmingsregels   
Artikel 3    Groen    
Artikel 4    Recreatie    

Hoofdstuk 3    Algemene regels    
Artikel 5    Anti-dubbeltelregel    
Artikel 6    Algemene gebruiksregels    
Artikel 7    Algemene afwijkingsregels   

Hoofdstuk 4.    Overgangs- en slotregels    
Artikel 8    Overgangsrecht    
Artikel 9    Slotregel    



 
Hoofdstuk 1.    Inleidende regels

Artikel 1.    Begrippen

1.1    plan:
Het bestemmingsplan Camping Venloseweg 110, Horst met identificatienummer NL.IMRO.1507.BPHOVENLOSEWEG110-VA01 van de gemeente Horst aan de Maas.

1.2    bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3    aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4    aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5    aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6    aan huis verbonden beroep:
Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7    ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8    ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.9    arbeidsmigranten
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.

1.10    bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11    bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.12    bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen

1.13    bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.14    bedrijfswoning/dienstwoning:
Een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de
bedrijfsgebouwen.

1.15    bestaand:
Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan aanwezig.

1.16    bestaand bouwwerk:
Een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.17    bestaand gebruik:
Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.

1.18    bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.

1.19    bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20    bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21    bijgebouw:
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.22    bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23    bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.

1.24    bouwkavel:
Een door bouwgrenzen op de kaart omgeven oppervlak, waarbinnen volgens deze regels een gebouw of complex van gebouwen mag worden gebouwd.

1.25    bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26    bouwperceelsgrens:
De grens van een bouwperceel.

1.27    bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28    bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29    bruto-vloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.30    dagrecreatie:
Een vorm van recreatie waarbij gebruik gemaakt wordt van al dan niet daarvoor aangelegde dan wel gebouwde voorzieningen, zonder dat daarbij sprake is van overnachten.

1.31    detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32    dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals reis- en uitzendbureaus, stomerijen, wasserettes, makelaars, kappers en pedicures.

1.33    eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond.

1.34    erfafscheiding:
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.

1.35    erotisch getinte vermaaksfunctie:
Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of
vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub
en een seksautomatenhal.

1.36    escortbedrijf
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.37    extensieve dagrecreatie:
Die vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.38    gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39    hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40    horeca:
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie

1.41    houtopstand:
Begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de
Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels.

1.42    huishouden:
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.

1.43    huisvesting arbeidsmigranten:
Tijdelijke dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden.

1.44    inpandige statische opslag
Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals een (seizoen)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

1.45    intensieve recreatie:
Vorm van recreatie, waarbij relatief veel recreanten gedurende langere of kortere tijd binnen een
beperkte oppervlakte bijeen verblijven.

1.46    kampeerboerderij:
Een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een
voormalig boerderijpand.

1.47    kampeermiddel:
a.    een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
b.    enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.48    kantoor:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.49    kleinschalige horeca
Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren
al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van
volledige maaltijden niet plaatsvindt.

1.50    landschapselement:
Een element dat samenhangt met de ondergrond en de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap en het oorspronkelijke landgebruik, zoals een bossage, houtwal, houtsingel of steilrandbeplanting.

1.51    lichte horeca:
Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.52    maaiveld
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.53    nevenactiviteit:
Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht
duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een
bouwperceel.

1.54    normaal onderhoud, gebruik en beheer:
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.55    ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.56    overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.57    overkapping
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.58    pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.59    peil:
a.    voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
b.    voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel

1.60    prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.61     (extensief) recreatief medegebruik:
Vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.

1.62    recreatiewoning:
Een gebouw dat bedoeld is als tijdelijk recreatieverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.63    seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64    sekswinkel:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd

1.65    speelvoorziening
Voorzieningen gericht op sportieve activiteiten zoals multifunctionele verharde speelvelden, trapvelden, sport- en spelattributen zoals doelpalen, basketbalpalen, ballenvangers, etc.

1.66    sportterein:
Een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of
wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn dan wel bevorderd worden en waarvoor
bepaalde regels gelden.

1.67    uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.68    verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf door (groepen van) personen die hun vaste woon- of verblijfsplaats elders hebben.

1.69    verkoopvloeroppervlakte (vvo):
De totale vloeroppervlakte van een detailhandelsvestiging, welke bestemd is voor de verkoop en uitstalling van goederen.

1.70    voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.71    wet/wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.72    woning:
Een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.73    zware horeca:
Een bedrijf waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
 

Artikel 2.    Wijze van meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1    de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2    de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3    de goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4    de hoogte van een windturbine:
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.5    de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6    de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7    de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.


 
Hoofdstuk 2.    Bestemmingsregels


Artikel 3.    Groen

3.1    Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
b.    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers.

3.2    Bouwregels
Op zodanig bestemde gronden mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter bedraagt.


 
Artikel 4.    Recreatie

4.1    Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.    een kampeerterrein met 80 kampeerplaatsen waarvan maximaal 10 camperstandplaatsen en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie;
b.    een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
c.    sportterreinen met de bijbehorende voorzieningen;
d.    de huisvesting van arbeidsmigranten;
e.    horeca, ten dienste van de bestemming;
f.    aan de bestemming ondergeschikte detailhandel;
g.    groenvoorzieningen;
h.    geluidwallen;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen waaronder parkeerplaatsen.

4.2    Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a.    gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning,  erf- en terreinafscheidingen, sanitaire voorzieningen en gebouwen bestemd voor opslag die zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
b.    overigens geldt het volgende:

 

max. aantal

totaal max. oppervlak

tot. max. inhoud

max. goot-hoogte

max. bouw-hoogte

min. afstand tot

bedrijfswoning inclusief aanbouwen

1

-

1.000m³

6m

10m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m

bijgebouwen en overkappingen behorende bij de bedrijfswoning

-

100m²

-

3,5m

5,5m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m;

voorgevel bedrijfswoning 5m

gebouwen tbv verblijfs-recreatie

-

600m²

-

6m

10m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m;

gemeenschap-pelijk sanitair-gebouw

2

95m²

-

3m

6m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m;

sanitaire unit op kampeerplaats

1 per kampeer-plaats

9m²

-

2m

2,5m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m;

opslaggebouw

2

664m²

-

6m

10m

zijdelingse perceelsgrens 2,5m;

erf- of terrein- afscheidingen

-

-

-

-

2m

-

sport- en spelattributen

-

-

-

-

8m

-

lichtmasten

-

-

-

-

12m

-

overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

-

-

-

-

4m

-

   

4.3    Specifieke gebruiksregels

4.3.1    Huisvesting arbeidsmigranten
Huisvesting van arbeidsmigranten is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a.    huisvesting is slechts toegestaan binnen het op de planverbeelding aangeduide bouwvlak;
b.    er is een bedrijfswoning op het perceel aanwezig waar de eigenaar van het recreatiebedrijf of gedelegeerde bedrijfsleider woont;
c.    er dient een fysieke scheiding te worden aangebracht tussen het recreatieve product (de camping/het park met al haar voorzieningen, standplaatsen en –accommodaties) en de huisvesting van arbeidsmigranten;
d.    het moet gaan om huisvesting van arbeidsmigranten die (grotendeels) binnen de gemeente Horst aan de Maas werkzaam zijn;
e.    er dient een goedgekeurd inrichtingsplan te zijn ingediend en uitgevoerd, waarin aandacht is besteed aan een goede fysieke afscheiding tussen de recreatieve standplaatsen, parkeercapaciteit en de standplaatsen ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten.


4.3.2    Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.    het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b.    buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
c.    detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
d.    wonen, met uitzondering van de huisvesting van arbeidsmigranten, de toegestane bedrijfswoning en de gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatie voor niet-permanente bewoning;
e.    het permanent plaatsen van een kampeermiddel.
 
4.4    Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3 onder b en buitenopslag toestaan, en voor zover:
-    aangetoond is dat de buitenopslag noodzakelijk is voor de continuïteit van de recreatieve voorziening;
-    de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
-    er geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
-    middels een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.


 
Hoofdstuk 3.    Algemene regels


Artikel 5.    Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.


Artikel 6.    Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.


Artikel 7.    Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de regels uit hoofdstuk 2 op de volgende punten:
a.    van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages;
b.    van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.



 
Hoofdstuk 4.    Overgangs- en slotregels


Artikel 8.    Overgangsrecht

8.1    Overgangsrecht bouwwerken
1.    een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het  bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    a.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.    het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.    het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2    Overgangsrecht gebruik
1.    het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.    het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.    indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.    het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 9.    Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Camping Venloseweg 110, Horst’.