ARTIKEL 4.           AGRARISCH MET WAARDEN

4.1.         Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • niet-grondgebonden bedrijven in de vorm van intensieve veehouderij, glastuinbouw of champignonkwekerij zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze zijn opgenomen in Bijlage 1;
  • landschappelijke waarden;
  • cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
  • natuur- en ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding “ontwikkelingszone groen”;
  • landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap”;
  • potentieel waterbergingsgebied ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - potentieel beekdal”;
  • behoud van de monumentale waarde van de boerderij aan de Zwarte Plakweg 33;
  • hydrologische bescherming van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden Mariapeel en Grauwveen ter plaatse van de aanduiding “hydrologische beschermingszone”;
  • poelen en watergangen;
  • recreatief medegebruik;
  • paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
  • voorzieningen van openbaar nut;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen’ (sa-tov) zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan zover deze niet in een agrarisch bouwvlak liggen;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-containervelden’ (sa-cv) zijn containervelden toegestaan zover deze niet in een bouwvlak liggen;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting buitenlandse werknemers' is de huisvesting van buitenlandse werknemers toegestaan.
  • Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.

     

    4.2.         Bouwregels

    4.2.1.      Gebouwen

    1. Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    2. Binnen het bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Bouwvlakken die met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bouwvlak en dus als één bedrijf;
    3. Per bouwvlak is één maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
    4. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen zijn uitsluitend toegestaan buiten het bouwvlak;
    5. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt.
    6. Afhankelijk van de aanduiding op de verbeelding zijn de agrarische bouwkavels uitsluitend de in de bijlage opgenomen bedrijfsmatige nevenactiviteiten toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij maximaal het opgenomen vloeroppervlak is toegestaan (zie bijlage);
    7. De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn als volgt:

     

    Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    14 m

    Afstand kassen tot woningen van derden

    25 m

    n.v.t.

    Bedrijfswoning inclusief aanbouw

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwinsghoogte

    n.v.t.

    10 m

    Afstand tot perceelsgrens

    Min. 5 m

    Inhoud

    Max. 1000 m3

    Bijgebouwen bij bedrijfswoning

    Min.

    Max.

    Bebouwde oppervlakte

     n.v.t.

     100 m2

    Goothoogte

     n.v.t.

     3,5 m

    Bebouwingshoogte

     n.v.t.

     5,5 m

      Kassen ten behoeve van glastuinbouw

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte

     n.v.t.

     7,5 m

    Afstand tot de perceelsgrens

     5 m

    n.v.t.

    4.2.2.      Openbaar nut buiten het bouwvlak
    De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan
    3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2  per gebouw.

    4.2.3.      Andere bouwwerken

    1. Op de tot "agrarische doeleinden" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
    2. De maatvoering voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak is als volgt:

    Andere bouwwerken

    Max.

    Hoogte mestsilo

    6 m

    Hoogte overige silo’s en hooibergen

    15 m

    Hoogte erfafscheidingen

    Voor voorgevelrooilijn: 1 m
    erfafscheidingen: max. 2 m

    Schoorstenen

    14 m

    Hoogte overige andere bouwwerken

    6 m

    1. Teeltondersteunende kassen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 m. Binnen bouwvlakken binnen de aanduiding “waardevol regionaal landschap” is het oprichten van teeltondersteunende kassen (binnen het bouwvlak) van maximaal 2500 m2 toegestaan; voor de overige bouwvlakken geldt een maximum van 5000 m2 teeltondersteunende kassen binnen een bouwvlak.
    2. De maatvoering voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak is als volgt:

     

    4.2.4.      Bestaande afwijkingen bij gebouwen
    Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken afwijkt van de in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.

     

    4.3.         Afwijking van de bouwregels

    4.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 4.2.1 onder b ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning en voor zover:
    2. lid 4.2.1. onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
    3. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en bebouwingshoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    4. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    5. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak (> 2.500 m2 binnen aanduiding ‘waardevol landschap’ en > 5.000 m2 binnen het kwaliteitsprofiel íntensieve hart’ van verbeelding 3), met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    6. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen buiten het bouwvlak tot maximaal 2 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    7. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het plaatsen van andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    8. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    9. lid 4.1 juncto 4.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden::

    4.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    4.4.         Specifieke gebruiksregels

    1. Nieuwvestiging of omschakeling van een andersoortig agrarisch bedrijf naar een boom- en/of fruitteeltbedrijf is niet toegestaan, tenzij het boom- en/of fruitteelt betreft met een gewashoogte van maximaal 1,50 m; bestaande boom- en/of fruitteeltbedrijven worden geacht te voldoen aan het plan; perceelswisselingen zijn voor bestaande boom- en fruitteeltbedrijven, gelegen binnen de bestemming, toegestaan.
    2. Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven is niet toegestaan.
    3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

    4.5.         Afwijking van de gebruiksregels

    4.5.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming “wonen”, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

     

    4.6.         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    4.6.1.      Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:

    • verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2;
    • kavelpaden
    • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden

    het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een bestaand boom/fruitteeltbedrijf)  binnen de gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap”  en ‘open akkercomplexen’ op de verbeelding.

    het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast

    Het ophogen van gronden > 100 centimeter

    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
    • indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.

    het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen

    • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de natuurlijke belangen;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden.

    het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of
    het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem

    • Aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en/of landschapsbeheer;
    • de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
    • de potentiele waterbergingsfunctie van het  potentieel beekdal wordt niet onevenredig aangetast;
    • de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.

     

    4.6.2.      Uitzondering op verbod
    Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:

    1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    3. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    4.6.3.      Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

     

    4.7.         Wijzigingsbepalingen
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:

    1. de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    2. om te schakelen naar een grondgebonden agrarisch bedrijf mits aan de volgende  voorwaarden wordt voldaan:
    3. de grenzen van het bouwvlak te verleggen dan wel te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    4. om containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te kunnen staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
    5. de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” om te zetten in de bestemming "Bedrijf", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    6. de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “Argrarisch” om te zetten in de bestemming "wonen", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    7. de bestemming van (een deel van) de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarische gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden” om te zetten in de bestemming “natuur” of “bos, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

     

    4.8.         Nadere eisen

    4.8.1.      Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

    een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu.

    4.8.2.      De in artikel 4.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld: