ARTIKEL 3. AGRARISCH
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
- niet-grondgebonden bedrijven in de vorm van intensieve
veehouderij, glastuinbouw of champignonkwekerij zijn uitsluitend
toegestaan voorzover deze zijn opgenomen in Bijlage 1;
- landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- extensief recreatief medegebruik;
- landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding “open landschap”;
- poelen en watergangen;
- paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
- voorzieningen van openbaar nut;
- schuilgelegenheden voor dieren;
- ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ is het concentratiegebied glastuinbouw gelegen;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen’ zijn
teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch-containerveld’ zijn containervelden toegestaan zover
deze niet in een bouwvlak liggen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen
– huisvesting buitenlandse werknemers', is de huisvesting van
buitenlandse werknemers toegestaan.
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
- Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- Binnen elk bouwvlak is maximaal één agrarisch
bedrijf toegestaan. Bouwvlakken die met elkaar gekoppeld zijn, worden
tezamen beschouwd als één bouwvlak en dus als
één bedrijf.
- Per bouwvlak is één maximaal 1 bedrijfswoning
toegestaan, tenzij op verbeelding de aanduiding "maximum aantal
wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is op het
desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
- Indien en voorzover de aanduiding ‘0BW’ is
opgenomen, is een bedrijfswoning niet toegestaan. Een en ander met dien
verstande dat wanneer een bedrijfswoning door afsplitsing of
vervreemding niet langer deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf,
daarvoor in de plaats geen nieuwe woning mag worden gebouwd;
- Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van
containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de
vorm van boogkassen en regenkappen zijn toegestaan;
- Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische
ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van
maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2.
Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend
toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op
het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd
en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe
omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt;
- De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn als volgt:
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak
|
Min.
|
Max.
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
Bebouwingshoogte
|
n.v.t.
|
14 m
|
Afstand kassen tot woningen van derden
|
25 m
|
n.v.t.
|
Bedrijfswoningin inclusief aanbouw
|
Min.
|
Max.
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
Bebouwinsghoogte
|
n.v.t.
|
10 m
|
Afstand tot perceelsgrens
|
Min. 5 m
|
Inhoud
|
Max. 1000 m3
|
Bijgebouwen bij bedrijfswoning
|
Min.
|
Max.
|
Bebouwde oppervlakte
|
n.v.t.
|
100 m2
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
3,5 m
|
Bebouwingshoogte
|
n.v.t.
|
5,5 m
|
Kassen ten behoeve van glastuinbouw
|
Min.
|
Max.
|
Bebouwingshoogte
|
n.v.t.
|
7,5 m
|
Afstand tot de perceelsgrens
|
5 m
|
n.v.t.
|
3.2.2. Openbaar nut buiten het bouwvlak
De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag
niet meer mag bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m;
de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15
m2 per gebouw.
3.2.3. Andere bouwwerken
- Op de tot "agrarisch" bestemde gronden zijn uitsluitend
toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
- De maatvoering voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak is als volgt:
Andere bouwwerken
|
Max.
|
Hoogte mestsilo
|
6 m
|
Hoogte overige silo’s en hooibergen
|
15 m
|
Hoogte erfafscheidingen
|
Voor voorgevelrooilijn: 1 m
erfafscheidingen: max. 2 m
|
Schoorstenen
|
14 m
|
Hoogte overige andere bouwwerken
|
6 m
|
- Teeltondersteunende kassen mogen binnen het bouwvlak worden
gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 m. Op een bouwvlak
binnen de aanduiding “waardevol regionaal landschap” is het
oprichten van teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak) van
maximaal 2500 m2 toegestaan; voor de overige bouwvlakken geldt een
maximum van 5000 m2 teeltondersteunende kassen binnen een bouwvlak;
- De maatvoering voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak is als volgt:
- De bebouwingshoogte voor andere bouwwerken ten dienste van
het openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de
goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van bouwwerken
mag niet groter zijn dan 15 m2 per bouwwerk;
- Ten dienste van het agrarisch grondgebruik zijn uitsluitend
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van 2,5 m
en erfafscheidingen toegestaan tot een hoogte van 1,5 m.
- Bouwwerken ten behoeve van de openbare Verkeer mogen maximaal 6 m hoog zijn;
- Het bouwen van schuilgelegenheden voor vee kan uitsluitend
worden toegestaan nadat een omgevingsvergunning op grond van artikel
3.3.1. lid i is verleend.
3.2.4. Bestaande afwijkingen bij gebouwen
Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken
afwijkt van de onder artikel 3.2.1 , 3.2.2. en 3.2.3 genoemde maten,
gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.
3.3. Afwijking van de bouwregels
3.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 3.2.1 onder b ten behoeve van een eerste bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘0BW’ en voor zover:
- alleen bedrijven die voor wat betreft hun toezichthoudende
tak volwaardig zijn en een toekomstperspectief van ten minste tien jaar
hebben, komen in aanmerking voor één bedrijfswoning,
waarbij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
onafhankelijke, agrarisch deskundige dient te worden gehoord.;
- er mag niet eerder een bedrijfswoning voor het betreffende bedrijf gebouwd zijn;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
- de bedrijfswoning mag niet leiden tot extra belemmeringen
voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven
voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
- de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient tenminste 25 m te bedragen;
- voldaan moet worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening;
- lid 3.2.1. onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
- agrarisch verwante/recreatieve bedrijvigheid en
zorgverlening, met een oppervlakte > 200m2 bij een agrarisch
bedrijf, zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen,
kleinschalige horeca, het verzorgen van een pleisterplaats, exposities,
verhuur van fietsen, huifkarren en dergelijke dan wel nevenactiviteiten
in de vorm van zorgverlening, en voor zover:
- de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- indien het betreft logies en ontbijtvoorzieningen (bed
& breakfast), mag per bedrijf maximaal 100 m2 van het
vloeroppervlak worden aangewend voor de nevenactiviteit;
- indien het betreft kleinschalige horeca, mag maximaal 50 m2 voor deze activiteit worden aangewend;
- een dierenasiel of kennel of het anderszins houden van
dieren met een oppervlakte > 200 m2 bij een agrarisch bedrijf, mits
aan voorwaarden zoals genoemd onder lid a is voldaan. Verder is tevens
detailhandel toegestaan als nevenactiviteit voor zover het betreft
detailhandel in dieren die in de kennel / het dierenasiel gehouden
worden.
- inpandige statische opslag met een oppervlakte > 200
m2 bij een agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende
voorwaarden:
- de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
- detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
- lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en
bebouwingshoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met
inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
- de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten behouden blijven;
- het geen IV bedrijf is in een extensiveringsgebied;
- lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het overschrijden van het
bouwvlak bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van
tenminste de volgende voorwaarden:
- het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorziening binnen het bouwvlakop te richten;
- de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 4 m;
- er geen sprake is van een intensieve veehouderij in een extensiveringsgebied;
- lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het vergroten van de
oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak(> 2.500
m2 binnen aanduiding ‘waardevol landschap’ en > 5.000 m2
binnen het kwaliteitsprofiel íntensieve hart’ van
verbeelding 3), met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch
bedrijf;
- van de afwijkingsbevoegdheid mag pas gebruik worden gemaakt na advies van de kwaliteitscommissie;
- lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale
hoogte voor erfafscheidingen buiten het bouwvlaktot maximaal 2 m, met
inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- de grotere hoogte is noodzakelijk in verband met de agrarische bedrijfsvoering;
- de erfafscheidingen mogen niet gesloten zijn;
- lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het plaatsen van andere
bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming
van tenminste de volgende voorwaarden:
- de hagelnetten dienen landschappelijk te worden ingepast.
Dit betekent in ieder geval dat de netten niet mogen doorlopen tot aan
de grond en voorts dat er randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de
zichtbaarheid van de hagelnetten;
- bij het toetsen van de toelaatbaarheid zijn – mede
met het oog op de zichtbaarheid - de volgende aspecten van
belang:
- zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
- beschrijving van de locaties waar de hagelnetten geplaatst worden;
- invloed van het reliëf op de zichtbaarheid;
- het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
- de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
- de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
- de hoogte van hagelnetten mag niet meer bedragen dan 4 m;
- lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het bouwen van
schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende
voorwaarden:
- de schuilgelegenheden voor vee mogen – per
schuilgelegenheid- een bebouwde oppervlakte van maximaal 18 m2 beslaan
per perceel;
- de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- er is een kapconstructie mogelijk evenals een platte afdekking;
- de schuilgelegenheid dient te worden omsloten met tenminste drie wanden;
- er getoetst is of de nieuwe bebouwing voldoet aan de welstandseisen.
- lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van
arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende
voorwaarden:
- een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit het
oogpunt van de tijdelijk grote arbeidsbehoefte in het betreffende
agrarische bedrijf;
- de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die binnen de gemeente Horst werkzaam zijn;
- de huisvesting vindt plaats in de bestaande gebouwen of in
één tot vijf woonunits; waarbij de voorkeur uit gaat naar
verbouw van bestaande gebouwen; pas indien kan worden aangetoond dat er
in de bestaande bebouwing geen ruimten beschikbaar kunnen worden
gemaakt voor het huisvesten van tijdelijke werknemers en een bedrijf
niet langer dan 9 maanden in het jaar moet vertrouwen op de inzet van
(wisselende groepen) buitenlandse werknemers, kan sprake zijn van het
plaatsen van woonunits. Het maximum aantal te huisvesten buitenlandse
werknemers is 20 personen. Dit komt overeen met de plaatsing van
maximaal vijf woonunits;
- opstallen dienen binnen het bestaande bouwblok gerealiseerd te worden.
- Indien er sprake is van een (voormalige) bedrijfswoning mogen er maximaal tien personen gehuisvest worden;
- parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
- er moet sprake zijn van een adequaat beheer;
- er moet een landschappelijke inpassing gerealiseerd worden.
3.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
3.4. Specifieke gebruiksregels
- Voor zover gronden zijn aangeduid als “open
akkercomplex” is omschakeling naar boomteelt, fruitteelt en
intensieve kwekerij niet toegestaan, behoudens voor zover het betreft
omschakeling naar rozenteelt;
- Op gronden met de aanduiding “voormalige
stortplaats” kunnen milieumaatregelen worden getroffen dan wel in
stand worden gehouden;
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
- een volkstuin;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- de bewerking van grondstoffen ten behoeve het produceren van meststoffen;
- een seksinrichting;
- horeca I en horeca II;
- het plaatsen van kampeermiddelen;
- buitenopslag, voor zover het betreft opslag buiten het bouwvlak;
- het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen van derden.
3.5. Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig
kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel
gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op de betreffende agrarische
bouwkavel en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de
bestemming “wonen”, met inachtneming van tenminste de
volgende voorwaarden:
- slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans en dergelijke);
- maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan, waarbij als
voorwaarde geldt dat er geen beperkingen aan de omliggende agrarische
bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
- de kampeermiddelen bij agrarische bedrijven mogen worden
geplaatst binnen een zone van maximaal 50 m gerekend vanaf de grens van
het bouwvlak;
- de kampeermiddelen grenzend aan de gronden met de bestemming
“wonen” mogen worden geplaatst binnen een zone van maximaal
50 m gerekend vanaf de grens van de bestemming “wonen”;
- bij het plaatsen van de kampeermiddelen een minimale afstand
van 25 m tot een - als zodanig bestemde - verharde weg in acht dient te
worden genomen;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke
inpassing dan wel van landschappelijke compensatie; daarbij dient
rekening te worden gehouden met het karakter van het omringende
landschapstype; derhalve is kleinschalig kamperen niet toegestaan
binnen het “open landschap”.
3.6.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden
|
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
|
het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:
- verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2;
- kavelpaden.
|
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn
in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief
medegebruik;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden.
|
het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien
en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een
bestaand boom/fruitteeltbedrijf) binnen de gronden met de
aanduiding “open landschap” en ‘open
akkercomplexen’ op de verbeelding . Bij deze aanvraag wordt meten
de afdekfolies en hagelnetten meegenomen.
|
het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast.
|
Het ophogen van gronden > 100 centimeter
|
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
- indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of
bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te
worden;
- indien de gronden binnen het de ‘overlegzone
Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van
de wegbeheerder.
|
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.
|
- het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden.
|
het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine
oppervlaktewateren en of het egaliseren, vergraven, verlagen of
ophogen van de bodem.
|
- Aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het
kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van
natuur en/of landschapsbeheer;
- de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
- de potentiele waterbergingsfunctie van het beekdal wordt niet onevenredig aangetast;
- de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden;
- er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.
|
3.6.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het
bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk
geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
- die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
- die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
3.6.3. Weigeren omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
3.7. Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
- de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de nieuwvestiging ter plaatse moet noodzakelijk zijn voor
een doelmatige agrarische bedrijfsvoering: dit betekent dat voor zover
de betrokken agrariër elders een agrarisch bedrijf heeft, eerst
dient te worden aangetoond dat op de betreffende locatie geen
reële bedrijfseconomische of planologisch verantwoorde
uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn;
- het dient te gaan om een volwaardig agrarisch bedrijf dan
wel een bedrijf dat naar verwachting binnen redelijke termijn zal
uitgroeien tot een volwaardig bedrijf; hierover dient tevoren een door
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijk, agrarisch
deskundige te worden gehoord;
- nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf
binnen de aanduiding “Ontwikkelingszone groen” is
uitsluitend toegestaan, indien dat leidt tot een verbetering van de
omgevingskwaliteit;
- nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf is
niet toegestaan binnen de aanduiding “beekdal”;
nieuwvestiging binnen de gronden met de aanduiding “open
landschap” kan uitsluitend worden toegestaan indien de openheid
niet onevenredig wordt aangetast;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs KwaliteitsMenu;
- maximaal is één bedrijfswoning toegestaan,
waarbij dient te worden voldaan aan de in artikel 3.2.1 opgenomen
maatvoering voor bedrijfswoningen;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- om te schakelen naar een grondgebonden agrarisch bedrijf mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- omschakeling mag uitsluitend plaatsvinden binnen de
aanduidingen ‘concentratiegebied intensieve veehouderij’ en
‘concentratiegebied glastuinbouw’.
- de grenzen van het bouwvlakte verleggen dan wel te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de vergroting of vormverandering is noodzakelijk voor de
continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf; hierover
dient tevoren een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
onafhankelijke, agrarisch deskundige te worden gehoord;
- er is geen sprake van een intensieve veehouderij binnen het
“extensiveringsgebied” van het Reconstructieplan Noord- en
Midden-Limburg;
- de bebouwing mag niet met de bebouwing van de nabijgelegen functies aaneengesloten raken;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs KwaliteitsMenu;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- bij vergroting van het bouwvlak bedraagt de oppervlakte van
het bouwvlak1,5 ha (referentiemaat). Voor glastuinbouwbedrijven geldt
een referentiemaat van 3 ha, Een en ander met dien verstande dat een
overschrijding van deze maten is toegestaan indien dit leidt tot een
integrale verbetering van de omgevingskwaliteit;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden
voldaan:
- gebouwen en bouwwerken moeten in beginsel binnen het
bebouwde deel van de bestemming agrarisch worden gerealiseerd; voor
zover containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
(in de vorm van regenkappen en boogkassen tot een hoogte van maximaal
2,5 m) niet op het bebouwde deel van de bestemming Agrarisch opgericht
kunnen worden, kan de bestemming zodanig worden gewijzigd, dat op de
verbeelding de aanduiding ‘onbebouwde bouwkavel’ wordt
opgenomen; de containervelden en tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen kunnen worden toegestaan op het als zodanig aangeduide
onbebouwde bouwkavel;
- de wijziging is niet toegestaan binnen de aanduidingen
“open landschap”, “open akkercomplex” of
“Beekdal”;
- het onbebouwde bouwkavel dient in principe direct aansluitend aan het agrarisch bouwkavel te worden gesitueerd;
- Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan
worden dat aansluiting aan het bestaande agrarische bouwkavel
niet mogelijk is, dan kan het onbebouwde bouwkavel ook op verder
gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij geen zelfstandige bouwkavel
mag ontstaan;
- er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs KwaliteitsMenu;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
- tijdelijke regenkappen en tijdelijke boogkassen dienen na
afloop van de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden.
Hiertoe dient er in het kader van de privaatrechtelijke overeenkomst in
het kader van het Limburgs KwaliteitsMenu een bepaling inclusief
boetebeding te worden toegevoegd, welke verwijdering garandeert.
- de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid
als “agrarisch” om te zetten in de bestemming "Bedrijf",
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de omzetting is slechts toegestaan naar:
- een niet agrarisch verwant bedrijf;
- een agrarisch hulp- en/of nevenbedrijf;
- een recreatieve activiteit;
- een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf in maximaal
milieucategorie 1 en 2 van de bij deze regels gevoegde Staat van
bedrijfsactiviteiten dan wel een kleinschalig-ambachtelijk bedrijf dat
daarmee qua aard en milieubelasting vergelijkbaar is;
- er per saldo geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het buitengebied.
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat
redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) dan wel kan worden
gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een
locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst
is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling
van nieuwe natuurwaarden;
- er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering,
bijvoorbeeld door landschappelijke verbetering en afname van het
bouwvolume (sloop van overtollige bebouwing);
- hergebruik is uitsluitend toegestaan binnen de aanwezige gebouwencontour;
- hergebruik voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- uitsluitend zijn toegestaan vakantieappartementen en
groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij/ kamphuis;
kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten en losstaande
recreatiewoningen zijn niet toegestaan;
- er wordt voldaan aan de visie verblijfsrecreatie;
- per bedrijf zijn maximaal 5 vakantieappartementen toegestaan met een vloeroppervlak van maximaal 100 m2 per appartement;
- voor zover het een agrarisch verwant bedrijf betreft, dient
de directe relatie met de aanwezige agrarische bedrijven in directe
omgeving te worden aangetoond; doorgroei naar een bedrijf met een
industrieel karakter is uitgesloten; hiertoe dient een
bedrijfsontwikkelingsplan te worden overgelegd;
- buitenpandige opslag is niet toegestaan; binnenpandige opslag is niet toegestaan binnen kassen;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
- in de benodigde parkeercapaciteit dient geheel op eigen terrein te worden voldaan;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing dan wel van landschappelijke compensatie;
- wonen is uitsluitend toegestaan in het hoofdgebouw; het oprichten van een extra bedrijfswoning is niet toegestaan;
- detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel als
ondergeschikte nevenactiviteit ten dienste van het ter plaatse te
exploiteren bedrijf, maximaal 200 m2;
- er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn
aangeduid als “agrarisch” om te zetten in de bestemming
"wonen", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de agrarische bedrijfsuitoefening is beëindigd;
- er moet sprake zijn van een bedrijfscomplex dat
redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) dan wel kan worden
gemaakt voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering dan wel een
locatie, waar voortzetting van de agrarische bedrijfsvoering ongewenst
is in verband met de belasting van het milieu dan wel de ontwikkeling
van nieuwe natuurwaarden;
- de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden moeten behouden blijven;
- uitsluitend de (voormalige) bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor bewoning;
- het aantal woningen mag uitsluitend worden vermeerderd
indien het een rijks- of gemeentelijke monument betreft of een
cultuurhistorisch waardevol pand. In dat geval is splitsing/inrichting
van het gehele pand in meerdere woningen toegestaan tot een maximum van
3 wooneenheden, waarbij de volgende extra voorwaarden gelden:
- de woningtoevoeging noodzakelijk is in verband met het
herstel, beheer of de verbetering van de te beschermen architectonische
of cultuurhistorische waarden;
- de bestaande inhoud van de woning dan wel het pand mag niet worden vergroot;
- de woningen dienen na splitsing / toevoeging elk een inhoud te hebben van minimaal 350 m3;
- per woning mogen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 100 m2;
- de wijziging moet voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing;
- de te realiseren woning dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de bestemming de bestemming van de gronden die op de
verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” genoemd in
bijlage 1 om te zetten in de bestemming "agrarisch" zonder aanduiding
in bijlage 1, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er zijn geen milieutechnische bezwaren voor zowel het bedrijf als de omgeving;
- de bestaande bebouwing wordt gesloopt of doelmatig hergebruikt;
- er kwalitatieve verbetering plaatsvindt door middel van
toepassing van het Limburgs KwaliteitsMenu, of het weghalen/ bundeling
van bebouwing, of het verbeteren van bebouwing.
- er geen onevenredige toename is van het aantal verkeersbewegingen.
3.8. Nadere eisen
3.8.1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
3.8.2. De in artikel 3.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en;
- in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch
bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van
duurzaam agrarisch grondgebruik.