BIJLAGE 4 BIJ RAADSVOORSTEL

 

 

Herziening Verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2011

ONDERDEEL: PLANREGELS
Inhoud                                                                                                                                                                                 
PARAGRAAF I. Begripsbepalingen.....................................................................................
Artikel 1.             Definities      
Artikel 2.             Wijze van meten        
PARAGRAAF II. Bestemmingen.........................................................................................
Artikel 3.              Agrarisch        
Artikel 4.              Agrarisch met waarden        
Artikel 5.              natuur        
Artikel 6.              bos        
Artikel 7.              Bedrijf – specifieke vorm van bedrijf -agrarisch onderzoekscentrum
Artikel 8.              Recreatie        
Artikel 9.              bedrijf        
Artikel 10.            wonen        
Artikel 11.            Wonen met de aanduiding woonwagenstandplaats (-wp)   
Artikel 12.            Maatschappelijk        
Artikel 13.            Cultuur en ontspanning        
Artikel 14.            Wonen-Landgoed        
Artikel 15.            Bedrijf met de aanduiding nutsbedijf (nb)        
Artikel 16.            Verkeer        
Artikel 17.            Verkeer met de aanduiding railverkeer (rv)        
Artikel 18.            Water        
Artikel 19.            Leiding(dubbelbestemming)        
Artikel 20.            Waterstaat met de aanduiding waterstaatkundige functie(dubbelbestemming)        
Artikel 21.            Vrijwaringszone-molenbiotoop (dubbelbestemming)        
Artikel 22.            Waarde-archeologie (dubbelbestemming)        
Artikel 23.            Waterstaat-Watersysteem        
Artikel 24.            Waterstaat - waterkering(dubbelbestemming)        
Artikel 25.            Waterstaat (dubbelbestemming)        
Artikel 26.            Stroomvoerend rivierbed (dubbelbestemming)        
Artikel 27.            Bergend rivierbed (dubbelbestemming)        
PARAGRAAF III. algemene regels.....................................................................................
Artikel 28.            Antidubbeltelregel        
Artikel 29.            Algemene gebruiksregels        
Artikel 30.            Algemene aanduidingsregels        
Artikel 31.            algemene afwijkingsregels        
Artikel 32.            Algemene wijzigingsregels        
Artikel 33.            Overgangsrecht        
Artikel 34.            Slotbepaling        

 

BIJLAGEN                                                                                                                            
behorend bij artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub en Tabel niet-grondgebonden bedrijven
Behorend bij artikel 3.2 en 4.2
behorend bij artikel 7                                                                                                                                           
behorend bij artikel 8                                                                                                                                           
behorend bij artikel 9                                                                                                                                           
behorend bij artikel 12                                                                                                                                        
behorend bij artikel 13.2.1                                                                                                                                  

 


  1. PARAGRAAF I. Begripsbepalingen
Artikel 1 Defenities

In deze regels wordt verstaan onder:

bestemmingsplan of plan

de Herziening Regels Bestemmingsplan Buitengebied  2011, die bestaat uit deze voorschriften, de toelichting, de bijlagen en de verbeelding NL.IMRO.1507.BPHOHERZBUITENGEB-VA01;

aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met in overwegende mate behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met in overwegende mate behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en waarbij functionele ondergeschiktheid niet is vereist;

adequaat beheer

beheer zoals dit omschreven staat in Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas 2010, zoals dit is vastgesteld op 12 april 2011;

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

  1. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of
  2. het houden van dieren

met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

agrarische bouwkavel

een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen een agrarisch bedrijf is toegestaan;

agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven, of het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten;

agrarisch verwant bedrijf

een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren;

agrarisch verwante nevenactiviteit

een op een agrarische bedrijf aanwezige bedrijfsmatige activiteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen, en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten;

ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

archeologisch monument

een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet;

archeologisch (zeer) waardevol terrein

een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

beekdal

is een lager gelegen gebied in het dekzandgebied, waardoor een beek stroomt;

Besluit Grenswaarden Binnen Zones Langs Wegen

Besluit van 20 november 1981, Stb. 688, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

Besluit Grenswaarden Binnen Zones Rond Industrieterreinen

Besluit van 24 juli 1982, Stb. 465, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

Besluit LPG-tankstations milieubeheer

Besluit van 11 maart 1988, Stb. 95, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

Besluit luchtkwaliteit

het besluit van 3 juni 2005, Stb. 316, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

bestaand

  1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een bouwvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

bestaande intensieve veehouderij

intensieve veehouderij, die op de peildatum een milieuvergunning heeft voor het houden van dieren als genoemd onder de begripsbepaling van intensieve veehouderij;

bestemmingsvlak

een op de verbeelding als zodanig aaneengesloten aangegeven vlak, waaraan  een bepaalde bestemming is toegekend;

boogkas

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 m, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten; tevens een draagluchthal;

boomteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van houtachtige gewassen, zowel in de volle grond als in containers;

bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

Boswet

Wet van 20 juli 1961, Stb. 256, houdende regels ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

bouwvlak

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;

bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;

complexen

gebouw(en) die in het verleden voornamelijk gebruikt zijn geworden voor een ander soort van verblijf voor mensen;

containerveld

werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten;

cultuurhistorisch waardevol pand

de aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienst- of bedrijfswoning

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;

dierenasiel

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan;

erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;

extensief recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte ge­heel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gebouwencontour

de begrenzing die wordt gevormd door de buitenwerkse gevel- en dakvlakken van een gebouw;

gebruiksgerichte paardenhouderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven;

glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;

goede ruimtelijke onderbouwing

een ruimtelijke onderbouwing is een rapport waarin staat waarom een project aanvaardbaar is. Een goede ruimtelijke onderbouwing is nodig om af te kunnen wijken van de regels van een bestemmingsplan; de aspecten bodemkwaliteit, waterhuishouding, flora en fauna, archeologie, geluidsnormen, verkeersbewegingen, cultuurhistorie, externe veiligheid en de financiële afwikkeling van het initiatief dienen erin aan de orde te komen;

grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

hoofdgebouw

een gebouw  dat op een bouwperceel door zijn con­structie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

horeca I

  1. een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
  2. een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca I worden begrepen;

horeca II

  1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  2. inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
  3. een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca II worden begrepen;

houtopstand

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels;

huishouden

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);

intensieve kwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen nagenoeg zonder gebruik te maken van open grond en/of daglicht;

intensieve recreatie

vorm van recreatie, waarbij relatief veel recreanten gedurende langere of kortere tijd binnen een beperkte oppervlakte bijeen verblijven;

intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;

kampeerboerderij

een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een voormalig boerderijpand;

kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een tourcaravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

kas

een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten;

kennel

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten;

kleinschalige horeca

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt;

lawaaisport

een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

manege

een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen;

Limburgs kwaliteitsmenu

is een regeling op het gebied van de ruimtelijke ordening van de provincie Limburg, welke regeling gemeenten een instrument geeft om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit, en waarbij gemeenten geadviseerd worden door een kwaliteitscommissie, die bestaat uit leden met kennis van natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, stedenbouw en financiën/planeconomie/projectontwikkeling;

Milieucategorie

indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu.
De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele
aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6)

nevenactiviteit

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;

niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij;

Nieuw Limburgs Peil

Vertaling van het Nationaal bestuursakkoord water van 2003 met als doelstelling het realiseren en in stand houden van een duurzaam ingericht watersysteem dat voldoende waarborg biedt om toegenkende functies te ondersteunen

nieuwvestiging glastuinbouw:

het vestigen van een glastuinbouwbedrijf, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarische bouwkavel als vestiging op een nieuwe agrarische bouwkavel waar nog geen glastuinbouwbedrijf aanwezig is op de peildatum;

nieuwvestiging intensieve veehouderij

het vestigen van intensieve veehouderij, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarische bouwkavel als vestiging op een nieuwe agrarische bouwkavel waar nog geen intensieve veehouderijtak aanwezig is op de peildatum;

omschakeling

omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype;

onbebouwde bouwkavel

een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;

paardenbak

een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;

peil

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

peildatum

tijdstip van bekendmaking van het Reconstructieplan, te weten 1 juni 2004;

permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

pleisterplaats

rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras;

POL-uitwerking BOM+

de POL uitwerking Bouwkavel op Maat plus, gericht op het mogelijk maken van (agrarische) bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in de omgevingskwaliteit, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 15 juli 2003 en inwerking getreden d.d. 11 september 2003;

praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;

productiegebonden paardenhouderij

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven;

Provinciale archeologische aandachtsgebieden

representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden;

regenkap:

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie;

schuilgelegenheid

Een kleinschalig bouwwerk met maximaal drie muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee;

seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:

  1. voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of
  2. verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van erotische aard plaatsheeft, en/of
  3. tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht;

sportterrein

een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn dan wel bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden;

stacaravan

een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;

standplaats

een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten;

structurele voorziening tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten

woningen/wooneenheden in stedelijk gebied, hotel, pension, logiesgebouw of ander gebouw, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;

teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit;

tuincentrum

een inrichting gericht op de verkoop, al dan niet overdekt, van producten waarin het hoofdaccent gericht is op artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen of daarmee samenhangende producten;

tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;

tijdelijke teeltondersteunende voorziening

voorzieningen/ constructies, zoals hagelnetten, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen of verlaten ten opzichte van normale open teelt en/ of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen en die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is;

recreatiewoning

een woning die ter beschikking wordt gesteld voor recreatieve doeleinden aan steeds wisselende personen of groepen van personen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde vergoeding;

verbeelding

Het GML-bestand NL.IMRO.1507.BPHOHERZBUITENGEB-VS01

verenigingsdoeleinden

een trefpunt voor gezamenlijke beoefening van sport, hobby, en ontspanningsactiviteiten;

vollegrondstuinbouw

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van gewassen, daaronder niet begrepen de boomteelt;

Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

Woningwet

Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, houdende regels inzake het bouwen en de volkshuisvesting, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;

woonboerderij

een voormalig boerderijpand dat in bouwkundig opzicht een boerderijuitstraling heeft en dat wordt gebruikt als woning, zoals een langgevelboerderij;

woonunit:

een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Terug naar inhoudsopgave

 

ARTIKEL 2. WIJZE VAN METEN

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1. bebouwde oppervlakte van een gebouw

horizontaal tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren boven de begane grondvloer, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met de grootste oppervlakte;

 

2. bebouwingshoogte van een bouwwerk

verticaal vanaf het hoogste punt van een bouwwerk tot aan peil, met dien verstande, dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels, windvanen, antennes, daksierelementen en soortgelijke bouwdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;

 

3. goothoogte van een gebouw

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, het boeiboord, de druiplijn of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

 

4. inhoud van een gebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag of woonlagen.

Terug naar inhoudsopgave

 

Paragraaf II. Bestemmingen

ARTIKEL 3.           AGRARISCH
3.1.         Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.

 

3.2.         Bouwregels

3.2.1.      Gebouwen

  1. Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. Binnen elk bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Bouwvlakken die met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bouwvlak en dus als één bedrijf.
  3. Per bouwvlak is één maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
  4. Indien en voorzover de aanduiding ‘0BW’ is opgenomen, is een bedrijfswoning niet toegestaan. Een en ander met dien verstande dat wanneer een bedrijfswoning door afsplitsing of vervreemding niet langer deel uitmaakt van het agrarisch bedrijf, daarvoor in de plaats geen nieuwe woning mag worden gebouwd;
  5. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen zijn toegestaan;
  6. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt;
  7. De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn als volgt:

Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

Min.

Max.

Goothoogte

n.v.t.

6 m

Bebouwingshoogte

n.v.t.

14 m

Afstand kassen tot woningen van derden

25 m

n.v.t.

Bedrijfswoningin inclusief aanbouw

Min.

Max.

Goothoogte

n.v.t.

6 m

Bebouwinsghoogte

n.v.t.

10 m

Afstand tot perceelsgrens

Min. 5 m

Inhoud

Max. 1000 m3

Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Min.

Max.

Bebouwde oppervlakte

 n.v.t.

 100 m2

Goothoogte

 n.v.t.

 3,5 m

Bebouwingshoogte

 n.v.t.

 5,5 m

  Kassen ten behoeve van glastuinbouw

Min.

Max.

Bebouwingshoogte

 n.v.t.

 7,5 m

Afstand tot de perceelsgrens

 5 m

n.v.t.

 

3.2.2.      Openbaar nut buiten het bouwvlak
De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2  per gebouw.

3.2.3.      Andere bouwwerken

  1. Op de tot "agrarisch" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming;
  2. De maatvoering voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak is als volgt:

Andere bouwwerken

Max.

Hoogte mestsilo

6 m

Hoogte overige silo’s en hooibergen

15 m

Hoogte erfafscheidingen

Voor voorgevelrooilijn: 1 m
erfafscheidingen: max. 2 m

Schoorstenen

14 m

Hoogte overige andere bouwwerken

6 m

  1. Teeltondersteunende kassen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 m. Op een bouwvlak binnen de aanduiding “waardevol regionaal landschap” is het oprichten van teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak) van maximaal 2500 m2 toegestaan; voor de overige bouwvlakken geldt een maximum van 5000 m2 teeltondersteunende kassen binnen een bouwvlak;
  2. De maatvoering voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak is als volgt:

3.2.4.      Bestaande afwijkingen bij gebouwen
Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken afwijkt van de onder artikel 3.2.1 , 3.2.2. en 3.2.3 genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.

 

3.3.         Afwijking van de bouwregels

3.3.1.      Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.2.1 onder b ten behoeve van een eerste bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘0BW’ en voor zover:
  2. lid 3.2.1. onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
  3. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en bebouwingshoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  4. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  5. lid 3.2.3. onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak(> 2.500 m2 binnen aanduiding ‘waardevol landschap’ en > 5.000 m2 binnen het kwaliteitsprofiel íntensieve hart’ van verbeelding 3), met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  6. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen buiten het bouwvlaktot maximaal 2 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  7. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het plaatsen van andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  8. lid 3.2.3. onder c ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  9. lid 3.1 juncto 3.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden:

3.3.2.      Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

 

3.4.         Specifieke gebruiksregels

  1. Voor zover gronden zijn aangeduid als “open akkercomplex” is omschakeling naar boomteelt, fruitteelt en intensieve kwekerij niet toegestaan, behoudens voor zover het betreft omschakeling naar rozenteelt;
  2. Op gronden met de aanduiding “voormalige stortplaats” kunnen milieumaatregelen worden getroffen dan wel in stand worden gehouden;
  3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

 

3.5.         Afwijking van de gebruiksregels

3.5.1.      Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op de betreffende agrarische bouwkavel en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming “wonen”, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

 

3.6.         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1.      Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:

  • verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2;
  • kavelpaden.
  • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden.

het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een bestaand boom/fruitteeltbedrijf)  binnen de gronden met de aanduiding “open landschap”  en ‘open akkercomplexen’ op de verbeelding . Bij deze aanvraag wordt meten de afdekfolies en hagelnetten meegenomen.

het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast.

Het ophogen van gronden > 100 centimeter

  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
  • indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
  • indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.

het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen.

  • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden.

het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of  het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem.

  • Aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en/of landschapsbeheer;
  • de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
  • de potentiele waterbergingsfunctie van het beekdal wordt niet onevenredig aangetast;
  • de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden;
  • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.

 

3.6.2.      Uitzondering op verbod
Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
  2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

3.6.3.      Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

 

3.7.         Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:

  1. de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  2. om te schakelen naar een grondgebonden agrarisch bedrijf mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  3. de grenzen van het bouwvlakte verleggen dan wel te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  4. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
  5. de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” om te zetten in de bestemming "Bedrijf", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  6. de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” om te zetten in de bestemming "wonen", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  7. de bestemming de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” genoemd in bijlage 1 om te zetten in de bestemming "agrarisch" zonder aanduiding in bijlage 1, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

3.8.         Nadere eisen

3.8.1.      Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

3.8.2.      De in artikel 3.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

Terug naar inhoudsopgave 

ARTIKEL 4.           AGRARISCH MET WAARDEN

4.1.         Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • duurzaam agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • niet-grondgebonden bedrijven in de vorm van intensieve veehouderij, glastuinbouw of champignonkwekerij zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze zijn opgenomen in Bijlage 1;
  • landschappelijke waarden;
  • cultuurhistorische, architectonische en aardkundige waarden;
  • natuur- en ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding “ontwikkelingszone groen”;
  • landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap”;
  • potentieel waterbergingsgebied ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - potentieel beekdal”;
  • behoud van de monumentale waarde van de boerderij aan de Zwarte Plakweg 33;
  • hydrologische bescherming van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden Mariapeel en Grauwveen ter plaatse van de aanduiding “hydrologische beschermingszone”;
  • poelen en watergangen;
  • recreatief medegebruik;
  • paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
  • voorzieningen van openbaar nut;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen’ (sa-tov) zijn teeltondersteunende voorzieningen toegestaan zover deze niet in een agrarisch bouwvlak liggen;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-containervelden’ (sa-cv) zijn containervelden toegestaan zover deze niet in een bouwvlak liggen;
  • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – huisvesting buitenlandse werknemers' is de huisvesting van buitenlandse werknemers toegestaan.
  • Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.

     

    4.2.         Bouwregels

    4.2.1.      Gebouwen

    1. Agrarische bedrijven en bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    2. Binnen het bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan. Bouwvlakken die met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bouwvlak en dus als één bedrijf;
    3. Per bouwvlak is één maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
    4. Teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen en regenkappen zijn uitsluitend toegestaan buiten het bouwvlak;
    5. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is een niet agrarische ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan tot een vloeroppervlak van maximaal 25% van de bestaande bebouwing maar nooit meer dan 200 m2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit is uitsluitend toegestaan als het gaat om detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten de op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt.
    6. Afhankelijk van de aanduiding op de verbeelding zijn de agrarische bouwkavels uitsluitend de in de bijlage opgenomen bedrijfsmatige nevenactiviteiten toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij maximaal het opgenomen vloeroppervlak is toegestaan (zie bijlage);
    7. De maatvoering voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn als volgt:

     

    Bedrijfsgebouwen per bouwvlak

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    14 m

    Afstand kassen tot woningen van derden

    25 m

    n.v.t.

    Bedrijfswoning inclusief aanbouw

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwinsghoogte

    n.v.t.

    10 m

    Afstand tot perceelsgrens

    Min. 5 m

    Inhoud

    Max. 1000 m3

    Bijgebouwen bij bedrijfswoning

    Min.

    Max.

    Bebouwde oppervlakte

     n.v.t.

     100 m2

    Goothoogte

     n.v.t.

     3,5 m

    Bebouwingshoogte

     n.v.t.

     5,5 m

      Kassen ten behoeve van glastuinbouw

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte

     n.v.t.

     7,5 m

    Afstand tot de perceelsgrens

     5 m

    n.v.t.

    4.2.2.      Openbaar nut buiten het bouwvlak
    De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan
    3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2  per gebouw.

    4.2.3.      Andere bouwwerken

    1. Op de tot "agrarische doeleinden" bestemde gronden zijn uitsluitend toegestaan andere bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming.
    2. De maatvoering voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak is als volgt:

    Andere bouwwerken

    Max.

    Hoogte mestsilo

    6 m

    Hoogte overige silo’s en hooibergen

    15 m

    Hoogte erfafscheidingen

    Voor voorgevelrooilijn: 1 m
    erfafscheidingen: max. 2 m

    Schoorstenen

    14 m

    Hoogte overige andere bouwwerken

    6 m

    1. Teeltondersteunende kassen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd met een bebouwingshoogte van maximaal 3 m. Binnen bouwvlakken binnen de aanduiding “waardevol regionaal landschap” is het oprichten van teeltondersteunende kassen (binnen het bouwvlak) van maximaal 2500 m2 toegestaan; voor de overige bouwvlakken geldt een maximum van 5000 m2 teeltondersteunende kassen binnen een bouwvlak.
    2. De maatvoering voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak is als volgt:

     

    4.2.4.      Bestaande afwijkingen bij gebouwen
    Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken afwijkt van de in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.

     

    4.3.         Afwijking van de bouwregels

    4.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 4.2.1 onder b ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning en voor zover:
    2. lid 4.2.1. onder d ten behoeve van niet agrarische nevenactiviteiten en voor zover het betreft:
    3. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het ophogen van de goot- en bebouwingshoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 20%, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    4. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak bij het plaatsen van een sleufsilo, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    5. lid 4.2.3. onder b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte teeltondersteunende kassen binnen het bouwvlak (> 2.500 m2 binnen aanduiding ‘waardevol landschap’ en > 5.000 m2 binnen het kwaliteitsprofiel íntensieve hart’ van verbeelding 3), met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    6. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het ophogen van de maximale hoogte voor erfafscheidingen buiten het bouwvlak tot maximaal 2 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    7. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het plaatsen van andere bouwwerken, zijnde hagelnetten, buiten het bouwvlak, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    8. lid 4.2.3. onder c ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden voor vee, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
    9. lid 4.1 juncto 4.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden::

    4.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    4.4.         Specifieke gebruiksregels

    1. Nieuwvestiging of omschakeling van een andersoortig agrarisch bedrijf naar een boom- en/of fruitteeltbedrijf is niet toegestaan, tenzij het boom- en/of fruitteelt betreft met een gewashoogte van maximaal 1,50 m; bestaande boom- en/of fruitteeltbedrijven worden geacht te voldoen aan het plan; perceelswisselingen zijn voor bestaande boom- en fruitteeltbedrijven, gelegen binnen de bestemming, toegestaan.
    2. Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijven is niet toegestaan.
    3. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

    4.5.         Afwijking van de gebruiksregels

    4.5.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel gekoppeld aan het agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming “wonen”, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

     

    4.6.         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    4.6.1.      Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:

    • verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2;
    • kavelpaden
    • het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke, natuur en cultuurhistorische waarden

    het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een bestaand boom/fruitteeltbedrijf)  binnen de gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap”  en ‘open akkercomplexen’ op de verbeelding.

    het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast

    Het ophogen van gronden > 100 centimeter

    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
    • indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.

    het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen

    • het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de natuurlijke belangen;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van natuur- en landschapswaarden.

    het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of
    het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem

    • Aangetoond wordt dat de werkzaamheid noodzakelijk is in het kader van de agrarische bedrijfsexploitatie dan wel in het kader van natuur en/of landschapsbeheer;
    • de cultuurhistorische verkaveling mag niet onevenredig worden aangetast;
    • de potentiele waterbergingsfunctie van het  potentieel beekdal wordt niet onevenredig aangetast;
    • de doelstellingen van het Nieuw Limburgs Peil niet aangetast worden;
    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.

     

    4.6.2.      Uitzondering op verbod
    Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:

    1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    2. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    3. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    4.6.3.      Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

     

    4.7.         Wijzigingsbepalingen
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:

    1. de nieuwvestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    2. om te schakelen naar een grondgebonden agrarisch bedrijf mits aan de volgende  voorwaarden wordt voldaan:
    3. de grenzen van het bouwvlak te verleggen dan wel te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    4. om containervelden en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toe te kunnen staan, waarbij aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
    5. de bestemming van gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarisch” om te zetten in de bestemming "Bedrijf", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    6. de bestemming van de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “Argrarisch” om te zetten in de bestemming "wonen", mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    7. de bestemming van (een deel van) de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als “agrarische gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden” om te zetten in de bestemming “natuur” of “bos, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

     

    4.8.         Nadere eisen

    4.8.1.      Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

    een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu.

    4.8.2.      De in artikel 4.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:


    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 5.           NATUUR

    5.1.         Bestemmingsomschrijving
    De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    -              landschappelijke, aardkundige en natuurwaarden;
    -              op natuurbeheer gericht agrarisch grondgebruik;
    -              behoud en herstel van aanwezig reliëf;
    -              poelen en watergangen;
    -              het vrij meanderen van aanwezige beken;
    -              hydrologische bescherming van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden met de aanduiding “hydrologische beschermingszone”;
    -              extensief recreatief medegebruik;
    -              paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
    -              verkeersvoorzieningen;
    -              voorzieningen van openbaar nut;
    Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en  bewegwijzering.

     

    5.2.         Bouwregels

    5.2.1.      Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    5.2.2.      Andere bouwwerken
    Op de voor natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende regels:
    a.            de (bouw)hoogte mag maximaal 2 m bedragen, met uitzondering van hoogzitten die maximaal 3,5 m hoog mogen zijn;
    b.            de inhoud en (bouw)hoogte van een voederberging of voederruif voor wild mag maximaal 3 m3 en 2 m bedragen.

    5.3.         Afwijking van de bouwregels

    5.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken van beperkte omvang voor recreatief medegebruik en voor zover:
    -              voor verstoring en betreding gevoelige levensgemeenschappen moeten worden ontzien; hiertoe wordt een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige gehoord;
    -              de inhoud van bouwwerken niet meer bedraagt dan 24 m3;
    -              de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

    5.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    5.4.         Specifieke gebruiksregels
    Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    -              agrarisch, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden;
    -              het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
    -              een volkstuin;
    -              recreatieve doeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
    -              het beoefenen van lawaaisporten;
    -              paardenbakken;
    -              plaatsen van kampeermiddelen;
    -              dempen en graven van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding van natuurwaarden;
    -              aanleggen van drainage en graven van sloten, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden;
    -              intensief militair gebruik;
    -              ontginnen van gronden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding van natuurwaarden;
    -              winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de instandhouding van natuurwaarden;
    -              houtwinning;
    -              aanleg van boven- en ondergrondse leidingen;
    -              bewoning van opstallen;
    -              (detail)handelsdoeleinden en andere bedrijfsdoeleinden.

     

    5.5.         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    5.5.1.      Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen

    • de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
    • de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige waarden.

    Het ophogen van gronden > 50 centimeter

    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
    • indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.

    het verwijderen van houtopstanden

    de werkzaamheden vinden plaats in het kader van bosbeheer


    5.5.2.      Uitzondering op verbod
    Het in artikel 5.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    5.5.3.      Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 6.           BOS

     

    6.1.         Bestemmingsomschrijving
    De voor “Bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes, bewegwijzering.

     

    6.2.         Bouwregels

    6.2.1.      Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    6.2.2.      Andere bouwwerken
    Op de voor natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Daarbij geldt dat de (bouw)hoogte maximaal 2 m mag bedragen, met uitzondering van hoogzitten die maximaal 3,5 m hoog mogen zijn.

     

    6.3.         Afwijking van de bouwregels

    6.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 ten behoeve van:

    6.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    6.4.         Specifieke gebruiksregels
    Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

     

    6.5.         Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    6.5.1.      Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen

    • de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
    • de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden.

    het verwijderen van houtopstanden

    de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer

    het diepploegen en diepwoelen van de bodem

    de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer

    Het ophogen van gronden > 50 centimeter

    • er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden;
    • indien de gronden gelegen zijn binnen het stroomvoerend of bergend rivierbed, dient de waterbeheerder om toestemming gevraagd te worden;
    • indien de gronden binnen het de ‘overlegzone Rijkswaterstaat’ gelegen zijn, dient er toestemming te zijn van de wegbeheerder.

    het graven en egaliseren van de bodem

    de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer

    6.5.2.      Uitzondering op verbod
    Het in artikel 6.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud;
    d.            de boswet van toepassing is.

    6.5.3.      Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 7.           BEDRIJF – SPECIFIEKE VORM VAN BEDRIJF -AGRARISCH ONDERZOEKSCENTRUM

    7.1.         Bestemmingsomschrijving
    De voor “Bedrijf- specifieke vorm van bedrijf- Agrarisch onderzoekscentrum (sb-ao)”  aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    -              agrarische onderzoekscentra, uitsluitend bedrijven zoals toegestaan in de Staat van agrarische onderzoekscentra zoals opgenomen in bijlage 3;
    -              educatief medegebruik;
    Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

     

    7.2.         Bouwregels
    Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van agrarische onderzoekscentra passende bij de in de Staat van agrarische onderzoekscentra opgenomen specifieke aanduidingen.

    7.2.1.      Gebouwen
    a.            Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal bedrijfswoningen’ maximaal het voor het betreffende bedrijf in de Staat van agrarische onderzoekscentra opgenomen aantal bedrijfswoningen is toegestaan.
    b.            De bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan de voor het betreffende bedrijf in de Staat van agrarisch onderzoekscentra vermelde maat; deze maat is inclusief de toegestane bedrijfswoning;
    c.             De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bebouwingshoogte maximaal 10 m;
    d.            De inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum;
    e.            Elk agrarisch onderzoekscentrum moet op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte, dan wel op andere wijze voorzien in de parkeerbehoefte.

    7.2.2.      Andere bouwwerken
    De bebouwingshoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 m mag bedragen en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.

     

    7.3.         Afwijking van de bouwregels

    7.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c ten behoeve van het ophogen van goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 20%, en voor zover:
    -              de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch onderzoekscentrum;
    -              de architectonische waarden moeten behouden blijven;
    -              de landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

    7.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    7.4.         Specifieke gebruiksregels
    Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    b.            buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    c.             detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    d.            wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
    e.            andere doeleinden dan de in artikel 7.1 vastgelegde en als zodanig op de verbeelding aangeduide activiteit.

    7.5.         Afwijking van de gebruiksregels

    7.5.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4 onder b en buitenopslag toestaan, en voor zover:
    -              aangetoond is dat de buitenopslag noodzakelijk is voor de continuïteit van het agrarisch onderzoekscentrum;
    -              de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
    -              er geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
    -              middels een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

    7.5.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

    Terug naar inhoudsopgave 

    ARTIKEL 8.           RECREATIE

     

    8.1.         Bestemmingsomschrijving
    De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. recreatiebedrijven, uitsluitend bedrijven zoals toegestaan in de Staat van recreatiebedrijven zoals opgenomen in de bijlage en aangeduid op de verbeelding;
    2. evenemententerreinen en tentoonstellingen, uitsluitend toegestaan zoals op de verbeelding aangeduid met ‘evenementen’;
    3. sportterreinen met de bijbehorende voorzieningen;
    4. horeca, indien deze uitsluitend ten dienste staat van de betreffende verblijfsrecreatieve voorziening;
    5. aan de hoofdbestemming ondergeschikte detailhandel;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – camperstandplaats', zijn camperplaatsen toegestaan met dien verstande dat op het recreatieterrein aan de Venloseweg 110 in Horst maximaal 10 camperstandplaatsen zijn toegestaan;
    7. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', een kampeerterrein tot 80 kampeerplaatsen, niet zijnde stacaravans;
    8. op het recreatieterrein aan de Herenboschweg 25b te Melderlo zijn 3 recreatiewoningen toegestaan en op het recreatieterrein aan de Langeveldseweg 9 te Melderlo zijn 2 recreatiewoningen toegestaan;
    9. op het recreatieterrein aan de Horsterweg 23 te Grubbenvorst zijn 2 groepsaccommodaties, 5 veldhutten en 1 chalet toegestaan;
    10. op het recreatieterrein aan de Venloseweg 110 te Horst is 1 groepsaccommodatietoegestaan;

    Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

     

    8.2.         Bouwregels

    8.2.1.      Gebouwen

    1. Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht.
    2. Binnen een bouwvlak is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven; dan is binnen het betreffende bouwvlak het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
    3. Bestemmingsvlakken voor Recreatie die blijkens de verbeelding met elkaar gekoppeld zijn, worden tezamen beschouwd als één bestemmingsvlak en dus als één bedrijf.
    4. De bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan de voor het betreffende bedrijf in de Staat van recreatiebedrijven vermelde maat; in deze maat is de bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning niet meegeteld;
    5. De goothoogte van gebouwen, niet de bedrijfswoning, mag maximaal 6 m bedragen, de bebouwingshoogte maximaal 10 m;
    6. De inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouw mag maximaal 1000 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum, voor de overige maatvoering wordt verwezen naar het artikel ‘wonen’;
    7. De terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat per recreatieve voorziening op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien, tenzij op andere wijze voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.

    Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    5,5 m

    Gezamenlijke oppervlakte

    n.v.t.

    100 m2

    Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan)

    min. 5 m

    n.v.t.

    Afstand zijdelings perceelsgrens

    min. 2,5 m

     

    Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw

    n.v.t.

    40 m

     

     

     

     

     

     

     

     

    8.2.2.      Andere bouwwerken

    De bebouwingshoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen met uitzondering van sport- en spelattributen waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen, lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 m mag bedragen en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.

     

    8.3.         Afwijking van de bouwregels

    8.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder f ten behoeve van het ophogen van de goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 10%, en voor zover:

    8.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    8.4.         Specifieke gebruiksregels

    Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

    1. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    2. buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    3. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    4. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen en de recreatiewoningen voor niet-permanente bewoning;
    5. andere doeleinden dan de in artikel 8.1 vastgelegde en als zodanig op de verbeelding aangeduide activiteit.

     

    8.5.         Afwijking van de gebruiksregels

    8.5.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 onder b en buitenopslag toestaan, en voor zover:

    8.5.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 9.           BEDRIJF
    9.1.         Bestemmingsomschrijving
    De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    a.            niet-agrarische bedrijven, uitsluitend bedrijven zoals aangeduid op de verbeelding;
    b.            horecabedrijven, uitsluitend binnen de aanduiding ‘horeca I’ zijn horecavoorzieningen toegestaan;
    c.             ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘ob’ – overige bedrijvigheid, is bedrijvigheid toegestaan met een maximale milieucategorie van 2, met uitzondering van de locatie aan de Heuvelweg 23 te Melderslo waar een maximale milieucategorie van 3 geldt;
    d.            ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn bedrijven toegestaan waarbij er ter plaatse geen productie of verwerking van producten wordt uitgevoerd;
    e.            ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- pallethandel' zijn bedrijven toegestaan waarbij er ter plaatse handel en opslag van pallets en markkramen met toebehoren zijn toegestaan;
    f.             ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- vleesverwerking' is een bedrijf ter verwerking van vleesproducten toegestaan;
    g.            ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- agrarisch onderzoekscentrum’ is een bedrijf ten behoeve van een agrarisch onderzoekscentrum toegestaan;
    Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

     

    9.2.         Bouwregels

    9.2.1.      Gebouwen
    a.            Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning met bijbehorende voorzieningen toegestaan, tenzij op de verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven, dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan.
    b.            De terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat per bedrijf op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien, tenzij op andere wijze voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
    c.             Bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bestemmingsvlak.
    d.            De bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag in totaal niet meer bedragen dan de voor het betreffende bedrijf in de Staat van niet agrarische bedrijven vermelde maat; deze maat is inclusief de toegestane bedrijfswoning;
    e.            De inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouw mag maximaal 1000 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum.

    Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:

    Bedrijfsgebouwen

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    14 m

    Afstand tussen bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen

    n.v.t.

    15 m

    Bedrijfswoning

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    8 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    10 m

    Afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    Inhoud

    Zie 9.2.1

    Bijgebouwen t.b.v. bedrijfswoning

    Max.

    Afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning

    15 m

    Gezamenlijke oppervlakte

    100 m2

    Goothoogte

    3,5 m

    Bebouwingshoogte

    5,5 m

    9.2.2.      Andere bouwwerken

    Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:

     

      Andere bouwwerken

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevellijn

     n.v.t.

     1 m

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn

     n.v.t.

    2 m

    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de dienstwoning

     n.v.t.

    12 m

    Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken

     n.v.t.

    6 m

     

    9.3.         Afwijking van de bouwregels

    9.3.1.      Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van het ophogen van de goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 20%, en voor zover:
    -              de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling van het niet-agrarisch bedrijf;
    -              de architectonische waarden moeten behouden blijven;
    -              de landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

    9.3.2.      Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    9.4.         Specifieke gebruiksregels
    Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    b.            buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
    c.             detailhandel, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met de bedrijfsactiviteit;
    d.            wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
    e.            andere doeleinden dan de in artikel 9.1 vastgelegde en als zodanig op de verbeelding aangeduide bedrijfsactiviteit.
    Verder geldt dat ‘Horeca I’ niet mag worden omgezet in ‘Horeca II’, terwijl ‘Horeca II’ wel in ‘Horeca I’ mag worden omgezet.

     

    9.5.         Wijzigingsbevoegdheid
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:

    1. een andere vorm van niet-agrarische bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    2. de bedrijfsbestemming om te zetten in een aangrenzende andere bestemming, voor zover het betreft agrarische bestemmingen, waarbij tevens de nadere aanduiding “bouwvlak” wordt toegekend ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    3. De bedrijfsbestemming om te zetten in een woonbestemming, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 10.        WONEN

     

    10.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. wonen;
    2. aan huis verbonden beroepen;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – huisvesting buitenlandse werknemers' is de huisvesting van buitenlandse werknemers toegestaan;

    Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen en erven.

     

    10.2.       Bouwregels
    Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.

    10.2.1.   Gebouwen

    1. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende voorzieningen toegestaan, tenzij op de verbeelding de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven, dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal woningen toegestaan. Dit geldt ook voor de recreatiewoningen. Recreatiewoningen en bijgebouwen mogen niet worden gebruikt als zelfstandige woonruimte;
    2. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen uitgesloten – bebouwing’ zijn geen gebouwen toegestaan;
    3. Bestemmingsvlakken voor burgerwoningen die blijkens de verbeelding met elkaar gekoppeld zijn, worden samen beschouwd als één bestemmingsvlak;
    4. Het aan huis verbonden beroep dient gezien de aard, omvang en intensiteit passend te zijn binnen de woonfunctie. Tevens dient de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige activiteit te ontplooien. Het gebruik mag niet leiden tot verkeersoverlast. De totale vloeroppervlakte voor de aan huis verbonden beroepsactiviteit mag niet meer bedragen dan 100 m2 en nooit meer dan 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing;
    5. De inhoud van een woning mag maximaal 1000 m3 bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum. Voor een woning die deel uitmaakt van een bestaand woonboerderijpand geldt dat de inhoud niet meer mag bedragen dan de totale inhoud van het bestaande woonboerderijpand;

    Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:


    Woning inclusief aanbouw

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    10 m

    Afstand zijdelingse perceelsgrens

    min. 2,5 m

    Inhoud

    zie 10.2.1

    Bijgebouwen bij woningen

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    5,5 m

    Gezamenlijke oppervlakte

    n.v.t.

    100 m2

    Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan)

    min. 5 m

    n.v.t.

    Afstand zijdelings perceelsgrens

    min. 2,5 m

     

    Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw

    n.v.t.

    40 m

     

    10.2.2.   Andere bouwwerken

    Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:


      Andere bouwwerken

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn

     n.v.t.

     1 m

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelgen achter de voorgevellijn

     n.v.t.

    2 m

    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning

    n.v.t.

    12 m

    Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken

    n.v.t.

    3 m

     

    10.3.       Afwijking van de bouwregels

    10.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 10.2.1 onder a ten behoeve van het inrichten van aanbouwen of aangebouwde bijgebouwen als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    2. lid 10.2.1 onder d ten behoeve van het vergroten van de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen en met inachtneming van het volgende:
    3. lid 10.1 juncto 10.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden:
    4. lid 10.1 juncto 10.2 ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten in bestaande complexen , met inachtneming van de tenminste de volgende voorwaarden:

    10.3.2.   Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

     

    10.4.       Specifieke gebruiksregels
    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:

    1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    2. aan huis verbonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
    3. detailhandel;
    4. horeca;
    5. verblijfsrecreatie;
    6. als seksinrichting;
    7. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
    8. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.

     

    10.5.       Afwijking van de gebruiksregels

    10.5.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

    1. lid 10.4 onder b ten behoeve van het verbod om een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    2. lid 10.4 onder d ten behoeve van het verbod om bij een woning kleinschalige horeca toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige horeca is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    3. lid 10.4 onder e om in een woning kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 appartementen toe te staan, dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van kleinschalige verblijfsrecreatie is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    4. Lid 10.4 onder e ten behoeve van het bepaalde in 10.4 onder e om kleinschalig kamperen toe te staan op gronden binnen, of direct grenzend aan een woonbestemming, met dien verstande dat:

     

    10.6.       Wijzigingsbevoegdheid

    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:

    1. de bestemming burgerwoning om te zetten in de aan deze bestemming grenzende andere bestemmingen, voor zover het betreft de in dit plan opgenomen agrarische bestemmingen, waarbij tevens de nadere aanduiding “bouwvlak” wordt toegekend ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    Terug naar inhoudsopgave 

    ARTIKEL 11.        WONEN MET DE AANDUIDING WOONWAGENSTANDPLAATS (-WP)

     

    11.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Wonen met de aanduiding woonwagenstandplaats (-wp)” aangewezen gronden zijn bestemd voor een woonwagencentrum.
    Een standplaats voor een woonwagen is uitsluitend toegestaan op de adressen:

       Adres

    Plaats

    aantal standplaatsen

    Beerendonckerweg 4

    Broekhuizenvorst

    1

    Californischeweg 4

    Grubbenvorst

    1

    Californischeweg 4a

    Grubbenvorst

    1

    Californischeweg 4b

    Grubbenvorst

    1

    Californischeweg 4c

    Grubbenvorst

    1

     

     

     

     

     


    11.2.       Bouwregels
    Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, zoals woonwagens met  bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.

    11.2.1.   Gebouwen
    a.            Bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de als “standplaatsen” aangeduide gronden;
    b.            Per standplaats is maximaal één woonwagen met bijbehorende voorzieningen toegestaan.
    c.             Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:

    Woonwagen

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    Nokhoogte

    n.v.t.

    6 m

    Bijgebouwen bij woonwagens

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    Nokhoogte

    n.v.t.

    3,5 m

    Gezamenlijke oppervlakte

    n.v.t.

    30 m2


    11.2.2.   Andere bouwwerken

    Voor andere bouwwerken geldt de volgende maatvoering:

      Andere bouwwerken

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn

     n.v.t.

     1 m

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn

     n.v.t.

    2 m

    Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken

    n.v.t.

    3,5 m


    11.3.       Specifieke gebruiksregels

    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    b.            aan huis verbonden beroepen dan wel bedrijven, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
    c.             detailhandel;
    d.            verblijfsrecreatie;
    e.            als seksinrichting;
    f.             het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.

     

    11.4.       Afwijking van de gebruiksregels

    11.4.1.   Omgevingsvergunning

    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3 onder b ten behoeve van het verbod om een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf is sprake indien de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    -              maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m2 mag bedragen;
    -              de woonwagen blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de Woningwet;
    -              het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps-/bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
    -              het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
    -              het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
    -              detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep dan wel bedrijf;
    -              het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.

    11.4.2.   Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.

    Terug naar inhoudsopgave 

    ARTIKEL 12.        MAATSCHAPPELIJK

    12.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor een Maatschappelijk in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, (agrarisch)onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

    12.2.       Bouwregels
    Er zijn uitsluitend voorzieningen toegestaan zoals genoemd als genoemd in de Staat van Maatschappelijk als opgenomen in de bijlage 6 en aangeduid op de verbeelding met de in de Staat van Maatschappelijk opgenomen omschrijving.

    12.2.1.   Gebouwen
    a.            Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan met dien verstande dat voor zover op de verbeelding een maximaal aantal bedrijfswoningen is aangeduid, dit aangeduide aantal als maximum geldt.
    b.            De terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat per voorziening op eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien, tenzij op andere wijze voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
    c.             Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van voorzieningen passende bij de in de Staat van Maatschappelijk opgenomen specifieke aanduidingen.
    d.            Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:

    Omschrijving

    Max. goothoogte

    Max. bebouwingshoogte

    gemeentewerf

    5,5 m

    10,5 m

    Waterwinning

    5 m

    10 m

    Kinderdagverblijf

    4,5 m

    6,5 m

    Onderwijsdoeleinden

    5,5 m

    8 m

    Gemeentemuseum

    3,5 m

    8 m

    Clubhuis scouting

    4 m

    7,5 m

    Brandweerkazerne

    5,5 m

    10,5 m

    Bedrijfswoningen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in artikel 10 lid 2 van deze regels.

    12.2.2.   Andere bouwwerken

    Voor andere bouwwerken geldt een maximale bebouwingshoogte van 6 m.

     

    12.3.       Specifieke gebruiksregels
    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    b.            detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    c.             wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen en bijzondere woondoeleinden in verband met de bestemming;
    d.            verblijfsrecreatie;
    e.            als seksinrichting.

    Terug naar inhoudsopgave 

     ARTIKEL 13.        CULTUUR EN ONTSPANNING

    13.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische objecten, zoals wegkruizen, kasteelruïne en kapelletjes.

    13.2.       Bouwregels
    Er zijn uitsluitend voorzieningen toegestaan zoals genoemd als genoemd in de Staat van Cultuur en ontspanning als opgenomen in bijlage 6 en aangeduid op de verbeelding met de in de Staat van Cultuur en ontspanning opgenomen omschrijving.

    13.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    13.2.2.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend zijn toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming in de bestaande omvang.

     

    13.3.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    13.3.1.   Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het verwijderen/verplaatsen van de op de verbeelding aangegeven wegkruizen

    er wordt geen blijvende afbreuk toegebracht aan de cultuurhistorische waarden


    13.3.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel 6.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    13.3.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
    Een vergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde criteria.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 14.        WONEN-LANDGOED

    14.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Wonen-Landgoed” aangegeven gronden zijn bestemd voor woon- en culturele doeleinden alsmede voor:
    -              het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing;
    -              behoud en/of herstel van de (hoge) natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden; de landschappelijke waarden zijn gericht op het ontwikkelen van bossen en een park als onderdeel van de ruimtelijke structuur en dagrecreatief medegebruik van het landgoed;
    -              agrarisch medegebruik;
    -              recreatief medegebruik;
    -              wonen;
    -              cultureel, educatief, of religieusmedegebruik;
    -              kunstzinnige doeleinden.

     

    14.2.       Bouwregels
    Er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere bouwwerken.

    14.2.1.   Gebouwen
    a.            Het aantal woningen bedraagt aan de Broekhuizerweg, Gortmolenweg en de Swolgenseweg slechts één, aan de Borggraaf niet meer dan twee en aan de Venloseweg niet meer dan vier;
    b.            Het landhuis is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken alsmede binnen de vlakken met de aanduiding “Li1” en “Li2”;
    c.             Recreatieverblijven zijn uitsluitend toegelaten binnen het vlak met de aanduiding “Lr” ; hierbij zijn tot maximaal 6 appartementen met bijbehorende voorzieningen zoals een recreatiezaal, keuken, kantoor en bergruimten, alsmede kleinschalige horecavoorzieningen zoals een koffiekamer en eetzaal;
    d.            Een tuin- en theehuis is uitsluitend toegestaan binnen het vlak met de aanduiding “Lt”;
    e.            Een oranjerie is uitsluitend toegestaan binnen het vlak met de aanduiding “Lo”.
    f.             Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering, tenzij de maatvoering op de verbeelding is aangegeven:

    vlakaanduiding

    Li1

    Li2

    Lr

    Lt

    Lo

    Aantal gebouwen

    Niet beperkt

    Niet beperkt

    Niet beperkt

    1

    1

    Goothoogte Gebouwen

    Landhuis max. 7,5 m, overigens max. 4 m

    Max. 5,5 m

    Max. 4 m

    Max. 5 m

    Max. 4 m

    Bebouwingshoogte gebouwen

    Landhuis max. 12 m, overigens max. 8

    Max. 10 m

    Max. 8 m

    Max. 5 m

    Max. 4 m

    Inhoud

    Landhuis max. 3000 m3

    Max. 300 m3 per appartement

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    Oppervlakte gebouwen

    n.v.t.

    Het bestaande bebouwde oppervlak mag niet worden vergroot

    n.v.t.

    Max. 40 m2

    Max. 100 m2

    Dakhelling

    n.v.t.

    Min 12° / Max. 45°

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    Overig

    Kelderruimten beneden peil toegestaan

    Kelderruimten beneden peil toegestaan

    Kelderruimten beneden peil toegestaan

    Kelderruimten beneden peil toegestaan

    Kelderruimten beneden peil toegestaan

     

    14.2.2.   Andere bouwwerken

    Voor andere bouwwerken geldt de volgende maatvoering:

     

    vlakaanduiding

    Li1

    Li2

    Lr

    Lt

    Lo

    Hoogte andere bouwwerken

    Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 10 m

    Terrein- en erfafscheidingen max 2 m, overigens max. 3 m

    Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m

    Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m

    Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m

     

    Voor zover de bestaande maatvoering van bouwwerken naar boven afwijkt van de in de bovenstaande tabellen genoemde maten, gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.

     

    14.3.       Specifieke gebruiksregels
    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    b.            aan huis gebonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand is;
    c.             detailhandel;
    d.            permanente bewoning van verblijfsrecreatieve voorzieningen;
    e.            als seksinrichting;
    f.             het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 15.        BEDRIJF MET DE AANDUIDING NUTSBEDIJF (NB)

    15.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Bedrijf met de aanduiding nutsbedijf (nb)” aangegeven gronden zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut.

    15.2.       Bouwregels

    15.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    15.2.2.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 6 m en een bebouwde oppervlakte ten hoogste 25 m2.

    15.3.       Specifieke gebruiksregels
    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    a.            het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
    b.            verkooppunt voor motorbrandstoffen.

    Terug naar inhoudsopgave 

    ARTIKEL 16.        VERKEER

    16.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Verkeer” aangegeven gronden zijn bestemd voor Verkeer in de vorm van een:
    -              stroomweg (maximaal 4 rijstroken) ter plaatse van de aanduiding “stroomweg” ;
    -              gebiedsontsluitingsweg (maximaal 2 rijstroken) ter plaatse van de aanduiding “gebiedsontsluitingsweg”;
    -              erfontsluitingsweg ( maximaal 2 rijstroken) ter plaatse van de aanduiding “erfontsluitingsweg”;
    -              onverharde weg ter plaatse van de aanduiding “onverharde weg”;
    -              parkeerplaatsen en parkeerterreinen;
    -              met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersregulerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, faunapassages, openbaar nutsvoorzieningen, bermen, watergangen en wegbeplantingen.
    Daar waar wegen en primaire wateren/hoofdwatergangen elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor de waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen.
    Daar waar wegen en spoorwegen elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor het railverkeer met de bijbehorende voorzieningen.

     

    16.2.       Bouwregels

    16.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
    a.            de bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2;
    b.            de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

    16.2.2.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 15 m met dien verstande dat lichtmasten maximaal 18 m hoog mogen zijn.

     

    16.3.       Specifieke gebruiksregels
    Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
    -              het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
    -              verkooppunt voor motorbrandstoffen.

     

    16.4.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    16.4.1.   Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te (doen) voeren: het verharden van de op de verbeelding als zodanig aangegeven onverharde wegen.

    16.4.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel 16.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    16.4.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 wordt slechts verleend indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 17.        VERKEER MET DE AANDUIDING RAILVERKEER (RV)

    17.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Verkeer met de aanduiding railverkeer (rv)” aangegeven gronden zijn bestemd voor verkeers- en vervoersdoeleinden per rail en ter plaatse van de aanduiding “stationsgebouw” tevens voor kleinschalige kantoor- dan wel dienstverlenende activiteiten alsmede voor een bijbehorende bedrijfswoning.
    Daar waar spoorwegen en primaire wateren/hoofdwatergangen elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor de waterhuishouding met bijbehorende voorzieningen.
    Daar waar spoorwegen en wegen elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor wegverkeer.

    17.2.       Bouwregels

    17.2.1.   Gebouwen
    a.            Het vloeroppervlak ten behoeve van kleinschalige kantoor- en dan wel dienstverlenende activiteiten mag in totaal niet meer dan 100 m2 bedragen en geldt ter plekke van de aanduiding ‘stationsgebouw’.
    b.            De bedrijfswoning is uitsluitend inpandig in het stationsgebouw toegestaan.
    c.             Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:

    Stationsgebouw

    Min.

    Max.

    Goothoogte

    n.v.t.

    10,5 m

    Bebouwingshoogte

    n.v.t.

    12,5 m

    Afstand zijdelingse perceelsgrens

    5 m

    n.v.t.

    Bebouwde oppervlakte

    n.v.t.

    380 m2

    Bedrijfswoning

    Min.

    Max.

    Inhoud

    n.v.t.

    750 m3

    Fietsenstallingen en dergelijke

    Max.

    Gezamenlijke oppervlakte

    200 m2

    Goothoogte

    3 m

    Bebouwingshoogte

    5,5 m


    17.2.2.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de volgende maatvoering geldt:

     

      Andere bouwwerken

    Min.

    Max.

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn

     n.v.t.

     1 m

    Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn

     n.v.t.

    2 m

    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de dienstwoning

    n.v.t.

    12 m

    Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken

    n.v.t.

    9 m

     

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 18.        WATER

     

    18.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bescherming, beheer en onderhoud van de betreffende watergang, waterlossing of beek;
    2. de ontvangst, berging en/of afvoer van water;
    3. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden, met name de gronden met de aanduiding “ontwikkelingszone groen”;
    4. haven.

    Op Water is De Keur van toepassing.

     

    18.2.       Bouwregels

    18.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    18.2.2.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend zijn toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.

    Terug naar inhoudsopgave 

    ARTIKEL 19.        LEIDING(DUBBELBESTEMMING)

    19.1.       Bestemmingsomschrijving

    De voor “leiding” aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor (de aanleg, instandhouding en/of bescherming van) leidingen, meer in het bijzonder:
    a.            voor hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding “hoogspanningsleiding en bebouwingsvrije zone”;
    b.            voor leidingstrook, ter plaatse van de aanduiding "leidingstrook";
    c.             voor rioolwatertransportleiding, ter plaatse van de aanduiding “rioolwatertransportleiding", alsmede 2,5 m aan weerszijden uit de betreffende aanduiding;
    d.            voor olietransportleiding, ter plaatse van de aanduiding “olietransportleiding”, alsmede 5 m aan weerszijden van de betreffende aanduiding.

     

    19.2.       Bouwregels

    19.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    19.2.2.   Andere bouwwerken
    Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die noodzakelijk zijn in verband met deze dubbelbestemming zoals meet- en regelkasten, afsluiterputten en hoogspanningsmasten.

     

    19.3.       Afwijking van de bouwregels

    19.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voor de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning door Burgemeester en Wethouders de betrokken beheerder gehoord.

     

    19.4.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    19.4.1.   Verbod
    a.            Het is verboden op de gronden aangeduid met "leidingstrook", “rioolwatertransportleiding" en/of “olietransportleiding”, alsmede met de daarbij behorende zones, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    -              het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    -              het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    -              het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
    -              het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
    -              het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    -              het vellen of rooien van houtgewas.
    b.            Het is verboden op de gronden aangeduid met "hoogspanningsleiding en bebouwingsvrije zone" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    -              het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
    -              het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
    -              het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
    -              het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.

     

    19.4.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel 19.4.1 en 19.4.2 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud

     

    19.4.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 en 19.4.2 wordt slechts verleend indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's (kunnen) ontstaan en de betreffende leiding niet wordt of kan worden aangetast; dienaangaande wordt door Burgemeester en Wethouders de beheerder van de betreffende leiding gehoord.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 20.        WATERSTAAT MET DE AANDUIDING WATERSTAATKUNDIGE FUNCTIE(DUBBELBESTEMMING)

    20.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Waterwingebied” aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor bescherming van de bodem en het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.
    Op de gronden mag aan de in dit plan geboden (afwijkingen van de) bouw- en gebruiksregels, wijzigingsbepalingen en omgevingsvergunningen uitsluitend medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de eisen in of krachtens de Provinciale Milieuverordening Limburg.

     

    20.2.       Bouwregels

    20.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    20.2.2.   Andere bouwwerken
    Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die noodzakelijk zijn in verband met de waterwinning ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening, zoals onder andere pomp- en/of boorputten.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 21.        VRIJWARINGSZONE-MOLENBIOTOOP (DUBBELBESTEMMING)

    21.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Vrijwaringszone-molenbiotoop” aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.

     

    21.2.       Bouwregels

    21.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    21.2.2.   Andere bouwwerken

    De bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken mag:
    a.            binnen een afstand van 100 m uit de molen, niet meer bedragen dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
    b.            binnen een afstand van 100 tot 400 m van de molen, niet meer bedragen dan 1/100 van die afstand tussen bouwwerk en die molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.

     

    21.3.       Afwijking van de bouwregels

    21.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 ten behoeve van het oprichten van hogere bouwwerken overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

     

    21.4.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    21.4.1.   Verbod
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in de tabel genoemde werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

    21.4.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel; 21.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.

    21.4.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de in de tabel opgenomen criteria.


    Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden

    criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;

    indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

    het ophogen van gronden

    indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

     

     

     


     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 22.        WAARDE-ARCHEOLOGIE (DUBBELBESTEMMING)

    22.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Waarde-archeologie” aangewezen gronden, zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor behoud van het ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

     

    22.2.       Bouwregel
    Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
    -              het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
    -              gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
    -              de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2.

    22.2.1.   Andere bouwwerken
    Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de  bestemming, tenzij het plangebied niet groter is dan 2500 m²; dan geldt uitsluitend de onderliggende bestemming.

     

    22.3.       Afwijking van de bouwregels

    22.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voor de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    -              het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    -              het doen van opgravingen;
    -              de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
    -              de aanvrager moet een rapport overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    -              er dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 

     

    22.4.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    22.4.1.   Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    a.            het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
    b.            grondwerkzaamheden op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    c.             bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    d.            het verlagen van het waterpeil;
    e.            het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    f.             het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
    g.            het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    h.            het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    i.              het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

    22.4.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel 22.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            de werkzaamheden betrekking hebben op gronden binnen de aanduiding bouwvlak en/of onbebouwde bouwkavel, dan geldt deze dubbelbestemming niet;
    b.            voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 2500 m2 en deze gronden niet zijn gelegen binnen 50 m van een archeologische vindplaats indien het geen archeologisch aandachtsgebied betreft;
    c.             voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming van artikel 3 en 4 een diepte geldt van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
    d.            voor zover het werkzaamheden in de bodem in een archeologisch aandachtsgebied betreft over een maximale oppervlakte van 100 m2;
    e.            voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    f.             indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    g.            voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden in dit kader is verleend;
    h.            voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde artikel 22.3.
    i.              in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een  deskundige;
    j.              waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
    k.             het normaal onderhoud en beheer betreffen.

    22.4.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 wordt slechts verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    a.            het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    b.            het doen van opgravingen;
    c.             de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    d.            er dient advies ingewonnen te worden van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

     

    22.5.       Wijzigingsbepalingen
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming Waarde-archeologie deels te verwijderen van de verbeelding, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    a.            het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer) bevatten;
    b.            het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de onderliggende bestemming van toepassing is.

     

    22.6.       Nadere eisen
    Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
    De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 23.        WATERSTAAT - WATERSYSTEEM

    23.1.       Bestemmingsomschrijving
    1. De voor Waterstaat-Watersysteem aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.
    2.  Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende bepalingen van toepassing.

     

    23.2.       Bouwregels

    23.2.1.       Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    23.2.2.       Andere bouwwerken
    Op de voor Waterstaat-Watersysteem aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:
    -              bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer, met dien verstande, dat:
    -              het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² mag bedragen;
    -              de hoogte ten hoogste 3.5 meter mag bedragen.

     

    23.3.       Afwijking van de bouwregels

    23.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    23.3.2 Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    a.            het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    b.            het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
    c.             het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
    d.            het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
    e.            het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
    f.             het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.

    23.3.3 Uitzondering op het verbod
    Het bepaalde in artikel 23.3.2 bepaalde is niet van toepassing voor:
    a.            werkzaamheden, normale werkzaamheden zijnde;
    b.            werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    c.             werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
    d.            werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
    e.            het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op dat tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande bodemgebruik.

     

    23.4        Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.3.2 zijn slechts toelaatbaar, indien voor de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 23.1 genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 24.        WATERSTAAT - WATERKERING(DUBBELBESTEMMING)

    24.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “waterkering” aangewezen gronden, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de waterkering, gericht op de kering van het water van de Maas.

     

    24.2.       Bouwregels

    24.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    24.2.2.   Andere bouwwerken
    Op de primair tot “waterkering” bestemde gronden mogen, in afwijking van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de Waterstaat - waterkeringmet een hoogte van maximaal 9 m.

     

    24.3.       Afwijking van de bouwregels

    24.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de bestemming waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de bescherming van de Waterstaat - waterkeringgeen bezwaar bestaat; daartoe dient/dienen vooraf de beheerder(s) van de rivier en de Waterstaat - waterkeringte worden gehoord.

     

    24.4.       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

    24.4.1.   Verbod
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
    a.            het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
    b.            het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    c.             het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, die de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg kunnen hebben voor zover de Boswet niet van toepassing is;
    d.            het bebossen of het aanleggen van kruitachtige of houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het plan niet met een dergelijke vegetatie begroeid waren;
    e.            het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
    f.             het graven van sleuven.

    24.4.2.   Uitzondering op verbod
    Het in artikel 24.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
    a.            waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
    b.            die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    c.             die betreffen het normale onderhoud en beheer van gronden;
    d.            waarvoor een onherroepelijke vergunning is verkregen op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken

    24.4.3.   Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Een vergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 wordt slechts verleend indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de waterstaatkundige en waterkerende functies niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt/worden de beheerder(s) van de rivier en Waterstaat - waterkeringgehoord.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 25.        WATERSTAAT

     

    25.1.       Bestemmingsomschrijving
    De voor “Waterstaat” aangewezen gronden, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening.

     

    25.2.       Bouwregels

    25.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    25.2.2.   Andere bouwwerken
    Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die noodzakelijk zijn in verband met de waterbescherming. Er mag uitsluitend medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de eisen in of krachtens de Provinciale milieuverordening Limburg.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 26.        STROOMVOEREND RIVIERBED (DUBBELBESTEMMING)

    26.1.       Bestemmingsomschrijving
    a.            De voor ‘stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de bergingscapaciteit van het rivierbed.
    b.            Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelstemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

     

    26.2.       Bouwregels

    26.2.1.   Gebouwen
    Gebouwen zijn niet toegestaan.

    26.2.2.   Andere bouwwerken
    Andere bouwwerken zijn niet toegestaan.

     

    26.3.       Afwijking van de bouwregels

    26.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 indien de rivierbeheerder is gehoord en ten behoeve van:
    a.  Het een uitbreiding betreft van bestaande bouwwerken en het bestaande bebouwde oppervlak met dezelfde functie niet meer dan 10% wordt vergroot.
    b.  Het een nieuwe ontwikkeling betreft dan wel vergroting van bestaande bouwwerken met dezelfde functie groter dan 10% betreft, met dien verstande dat:
    1. de uitbreiding / ontwikkeling uit bedrijfseconomisch oogpunt / continuïteit dan wel anderszins een
    zwaarwegend maatschappelijk belang betreft;
    2. er geen alternatief buiten het rivierbed is;
    3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van
    het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    4. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of
    de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en de resterende waterstandseffecten of
    de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

    Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 27.        BERGEND RIVIERBED (DUBBELBESTEMMING)

    27.1.       Bestemmingsomschrijving
    De als “bergend rivierbed” aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de berging van Maaswater.

     

    27.2.       Bouwregels

    27.2.1.   Bouwverbod
    Op de voor “Bergend Riviergebied’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

     

    27.3.       Afwijking van de bouwregels

    27.3.1.   Omgevingsvergunning
    Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen.

    27.3.2.   Afwegingskader
    Een in artikel 27.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    a.            de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
    b.            geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
    c.             de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    d.            de resterende waterstandeffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
    e.            de rivierbeheerder gehoord en akkoord is met het verlenen van de voorgenomen ontheffing.

     Terug naar inhoudsopgave

    PARAGRAAF III. ALGEMENE REGELS

    ARTIKEL 28.        ANTIDUBBELTELREGEL
    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 29.        ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
    Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 30.        ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

    30.1.       Vrijwaringszone weg
    a.            Binnen een zone van 50 m gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van een aangegeven “stroomweg” en de “bebouwingsvrije zone Rijkswaterstaat”, de A67, de A73 en de bijbehorende toe- en afritten, mag niet worden gebouwd.
    b.            Binnen een zone tussen de 50 m en 100 m gemeten uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van een aangegeven “stroomweg” en “overlegzone Rijkswaterstaat” is bebouwing slechts toegestaan met instemming van de wegbeheerder.
    Dit verbod geldt niet voor bouwwerken ingevolge artikel 16 (“Verkeer”) van deze regels.

    30.2.       Externe veiligheid LPG
    Woonbebouwing en bijzondere objecten categorie I en II als bedoeld in het Besluit LPG-tankstations Milieubeheer mogen – onverminderd het bepaalde in de bebouwingsregels per bestemming – niet worden opgericht binnen de op verbeelding aangegeven “zone LPG”.

    30.3.       Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing te situeren binnen een afstand van:
    a.            25 m langs wegen met de aanduiding “gebiedsontsluitingsweg” op de verbeelding;
    b.            10 m langs wegen met de aanduiding “erfontsluitingsweg” op de verbeelding;
    De afstand wordt gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de betreffende weg.
    Dit verbod geldt niet voor bouwwerken en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ingevolge artikel 16  (“Verkeer”) van deze regels.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 31.        ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS

    31.1.       Afwijkingsbevoegdheid
    Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de regels in paragraaf II op de volgende punten:
    a.            van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover dit nog niet reeds in paragraaf II is opgenomen;
    b.            van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    c.             om de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
    d.            van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    e.            van de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, schutterspalen, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten,  wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
    f.             van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

     

    31.2.       Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid

    31.2.1.   Afwegingskader
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij betrokken worden de mate waarin:
    a.            de waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
    b.            de aanwezige archeologische waarden beschermd worden;
    c.             de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
    d.            het gebruik leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    e.            de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur;
    f.             het woon- en leefklimaat wordt aangetast;
    g.            de milieubelasting toeneemt;
    h.            de omliggende waarden en functies worden aangetast.

    31.2.2.   Weigering omgevingsvergunning
    Indien de belangen als genoemd in artikel 31.2.1. sub a t/m h onevenredig worden geschaad dan wel aangetast, dan vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.

     

    31.3.       Afwegingskader Kwaliteitsmenu
    Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenweging plaats waarbij het Limburgs Kwaliteitsmenu betrokken wordt.

    Terug naar inhoudsopgave


    ARTIKEL 32.        ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

    32.1.       Verschuiven bestemmingsgrenzen
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen om de op de plankaart ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    a.            er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredige worden geschaad;
    b.            er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of natuurwaarden;
    c.             de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    d.            de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
    e.            er geen sprake is van een archeologisch aandachtsgebied. 

    32.2.       Wijzigen ontwikkelingszone groen naar natuur
    Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om de gronden gelegen binnen de op de plankaart 1 aangegeven aanduiding “ontwikkelingszone groen” om te zetten in de bestemming “natuur”, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    a.            de inrichting dient zodanig te zijn dat de belendende agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling en het grondgebruik;
    b.            de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
    c.             de eigenaar is bereid en in staat om het terrein als natuurgebied in te richten;
    d.            uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
    a.            de regels van artikel 5 (“natuur”) worden van toepassing verklaard.

     Terug naar inhoudsopgave

    ARTIKEL 33.        OVERGANGSRECHT

    33.1.       Overgangsrecht bouwwerken

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    a.            gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    b.            na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

    33.2.       Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
    Het bepaalde in artikel 33 lid 1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

    33.3.       Overgangsrecht gebruik
    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

    33.4.       Strijdig gebruik
    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 33 lid 3,  te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

    33.5.       Onderbroken gebruik
    Indien het gebruik, bedoeld in artikel 33 lid 3, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

    33.6.       Uitzondering overgangsrecht gebruik
    Het bepaalde in artikel 33 lid 3. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

    33.7.       Hardheidsclausule
    Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

    Terug naar inhoudsopgave


    ARTIKEL 34.        SLOTBEPALING
    De regels worden aangehaald als: Herziening Verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2011

     

    Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van
    …………………………………………… tot vaststelling van het bestemmingsplan ' Herziening Regels Bestemmingsplan Buitengebied 2011'

     

    Mij bekend,
    de griffier.

    Terug naar inhoudsopgave

    BIJLAGEN

     

    Behorend bij artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub en Tabel niet-grondgebonden bedrijven

     

    Champignonkwekerijen

    type

    Adres

    nr.

    Woonplaats

    Glastuinbouwbedrijven

    type

    Adres

    nr.

    woonplaats

    gl

    Hillenweg

    9

    Hegelsom

    gl

    Hoogheide

    10

    Melderslo

    gl

    Horsterdijk

    101-103

    Lottum

    gl

    Nieuwe Peeldijk

    51

    America

     

    Intensieve veehouderijen

    type

    Adres

    nr.

    woonplaats

    ivh

    Beerendonckerweg

    3

    Broekhuizenvorst

    Ivh

    Crommentuynstraat

    44

    Meterik

    ivh

    Dijkerheideweg

    9

    Horst

    ivh

    Dorperpeelweg

    8

    Àmerica

    ivh

    Eickhorsterweg

    52

    Meterik

    ivh

    Hazenkampweg

    Horst, sectie L, nr 1311 en 1313

    Meterik

    ivh

    Herenbosweg

    14

    Melderslo

    ivh

    Nieuwe Peeldijk

    26

    America

    ivh

    Nieuwe Peeldijk

    40

    America

    ivh

    Nieuwe Peeldijk

    55b

    America

    ivh

    Reindonkerweg

    11

    Meterik

    Ivh

    Tienrayseweg

    19

    Horst

    Terug naar inhoudsopgave

    Behorend bij artikel 3.2 en 4.2

    Tabel: nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven binnen de bestemming “Agrarisch” en “agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarden”.

    Adres

    nr.

    woonplaats

    nevenactiviteit

    Kreuzelweg

    13,19 en 21

    Horst

    Huisvesting buitenlandse werknemers

    Venrayseweg

    115

    Horst

    veldschuur

    Terug naar inhoudsopgave

    Behorend bij artikel 7

    Staat van bedrijf- specifieke vorm van bedrijf-agrarische onderzoekscentra

    Adres

    Woonplaats

    max. bebouwde
    oppervlakte (m2)

    Bergsteeg 5/7/9/11

    Mik

    1870

    Past. Deijbenstraat 64/ Stationsstraat 104

    Hegelsom

    7700

    Dr. Droesenweg 9

    Horst

    17520

    Kreuzelweg 49-53

    Horst

    9800

    Veld-Oostenrijk 13/15

    Horst

    38400

    Terug naar inhoudsopgave

    Behorend bij artikel 8

    Staat van recreatiebedrijven

    Adres

    nr.

    toev.

    Woonplaats

    max. bebouwd opp. (m2)

    Herenbosweg

    25

    b

    Melderslo

    850

    Horsterweg

    23

     

    Grubbenvorst

    4000

    Langevenseweg

    9

     

    Melderslo

    350

    Meerlosebaan

    7

     

    Grubbenvorst

    1140

    Venloseweg

    110

     

    Horst

    2900

     Terug naar inhoudsopgave


    Behorend bij artikel 9

    Staat van niet-agrarische bedrijven

    Adres

    nr.

    plaats

    max. beb. opp. (m2)

    Blaktweg

    87

    Melderslo

    790

    Boomsweg

    2a

    Melderslo

    910

    Kreuzelweg

    53

    Horst

    9800

    Vlasvenstraat

    51

    Melderslo

    1400

     Terug naar inhoudsopgave

     


    Behorend bij artikel 12

    Staat van Maatschappelijk

    Adres

    nr.

    woonplaats

    omschrijving

    max. beb. opp. (m2)

    Terug naar inhoudsopgave

    Behorend bij artikel 13.2.1

    Staat van Cultuur en ontspanning

    Adres

    nr.

    woonplaats

    omschrijving

    Max. beb. opp. (m2)