BIJLAGE 4 BIJ RAADSVOORSTEL
Herziening Verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2011
ONDERDEEL: PLANREGELS
Inhoud
PARAGRAAF I. Begripsbepalingen.....................................................................................
Artikel 1. Definities
Artikel 2. Wijze van meten
PARAGRAAF II. Bestemmingen.........................................................................................
Artikel 3. Agrarisch
Artikel 4. Agrarisch met waarden
Artikel 5. natuur
Artikel 6. bos
Artikel 7. Bedrijf – specifieke vorm van bedrijf -agrarisch onderzoekscentrum
Artikel 8. Recreatie
Artikel 9. bedrijf
Artikel 10. wonen
Artikel 11. Wonen met de aanduiding woonwagenstandplaats (-wp)
Artikel 12. Maatschappelijk
Artikel 13. Cultuur en ontspanning
Artikel 14. Wonen-Landgoed
Artikel 15. Bedrijf met de aanduiding nutsbedijf (nb)
Artikel 16. Verkeer
Artikel 17. Verkeer met de aanduiding railverkeer (rv)
Artikel 18. Water
Artikel 19. Leiding(dubbelbestemming)
Artikel 20. Waterstaat met de aanduiding waterstaatkundige functie(dubbelbestemming)
Artikel 21. Vrijwaringszone-molenbiotoop (dubbelbestemming)
Artikel 22. Waarde-archeologie (dubbelbestemming)
Artikel 23. Waterstaat-Watersysteem
Artikel 24. Waterstaat - waterkering(dubbelbestemming)
Artikel 25. Waterstaat (dubbelbestemming)
Artikel 26. Stroomvoerend rivierbed (dubbelbestemming)
Artikel 27. Bergend rivierbed (dubbelbestemming)
PARAGRAAF III. algemene regels.....................................................................................
Artikel 28. Antidubbeltelregel
Artikel 29. Algemene gebruiksregels
Artikel
30. Algemene
aanduidingsregels
Artikel
31. algemene
afwijkingsregels
Artikel
32. Algemene
wijzigingsregels
Artikel
33. Overgangsrecht
Artikel
34. Slotbepaling
BIJLAGEN
behorend bij artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub en Tabel niet-grondgebonden bedrijven
Behorend bij artikel 3.2 en
4.2
behorend bij artikel
7
behorend bij artikel
8
behorend bij artikel
9
behorend bij artikel
12
behorend bij artikel
13.2.1
In deze regels wordt verstaan onder:
de Herziening Regels Bestemmingsplan Buitengebied 2011, die bestaat uit deze voorschriften, de toelichting, de bijlagen en de verbeelding NL.IMRO.1507.BPHOHERZBUITENGEB-VA01;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met in overwegende mate behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijgebouwen, met in overwegende mate behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en waarbij functionele ondergeschiktheid niet is vereist;
beheer zoals dit omschreven staat in Beleidskader Huisvesting Arbeidsmigranten gemeente Horst aan de Maas 2010, zoals dit is vastgesteld op 12 april 2011;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;
een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen een agrarisch bedrijf is toegestaan;
een bedrijf dat is gericht op het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven, of het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten;
een aan het buitengebied verbonden bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren;
een op een agrarische bedrijf aanwezige bedrijfsmatige activiteit die gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van werktuigen, en/of het leveren van dieren/goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, verwerken, vervoeren en/of verhandelen van door agrarische bedrijven afgeleverde producten;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
een terrein zoals bedoeld in artikel 1 onder c van de Monumentenwet;
een gebied dat ingevolge dit plan beschermd wordt in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
is een lager gelegen gebied in het dekzandgebied, waardoor een beek stroomt;
Besluit van 20 november 1981, Stb. 688, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
Besluit van 24 juli 1982, Stb. 465, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
Besluit van 11 maart 1988, Stb. 95, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
het besluit van 3 juni 2005, Stb. 316, zoals dit luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
intensieve veehouderij, die op de peildatum een milieuvergunning heeft voor het houden van dieren als genoemd onder de begripsbepaling van intensieve veehouderij;
een op de verbeelding als zodanig aaneengesloten aangegeven vlak, waaraan een bepaalde bestemming is toegekend;
een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2,5 m, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten; tevens een draagluchthal;
een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van houtachtige gewassen, zowel in de volle grond als in containers;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
Wet van 20 juli 1961, Stb. 256, houdende regels ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
gebouw(en) die in het verleden voornamelijk gebruikt zijn geworden voor een ander soort van verblijf voor mensen;
werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen, op welke afdeklaag de gewassen worden geteeld in potten;
de aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen;
een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het tijdelijk opvangen en verzorgen van dieren om deze vervolgens weer te herplaatsen bij een derde, waaronder mede begrepen wordt het terugplaatsen bij degene die het dier tijdelijk heeft afgestaan;
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de begrenzing die wordt gevormd door de buitenwerkse gevel- en dakvlakken van een gebouw;
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven;
een bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;
een ruimtelijke onderbouwing is een rapport waarin staat waarom een project aanvaardbaar is. Een goede ruimtelijke onderbouwing is nodig om af te kunnen wijken van de regels van een bestemmingsplan; de aspecten bodemkwaliteit, waterhuishouding, flora en fauna, archeologie, geluidsnormen, verkeersbewegingen, cultuurhistorie, externe veiligheid en de financiële afwikkeling van het initiatief dienen erin aan de orde te komen;
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels;
een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen nagenoeg zonder gebruik te maken van open grond en/of daglicht;
vorm van recreatie, waarbij relatief veel recreanten gedurende langere of kortere tijd binnen een beperkte oppervlakte bijeen verblijven;
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het bieden van recreatief nachtverblijf in een voormalig boerderijpand;
één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten;
een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het fokken, verzorgen en verhandelen van honden en/of katten;
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van in hoofdzaak kleine etenswaren al dan niet in combinatie met niet- alcohol bevattende drank en waar de verstrekking van volledige maaltijden niet plaatsvindt;
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;
een niet-agrarisch bedrijf, dat is gericht op het verzorgen en dresseren en trainen van paarden voor de ruitersport alsmede het geven van paardrijlessen;
is een regeling op het gebied van de ruimtelijke ordening van de provincie Limburg, welke regeling gemeenten een instrument geeft om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit, en waarbij gemeenten geadviseerd worden door een kwaliteitscommissie, die bestaat uit leden met kennis van natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, stedenbouw en financiën/planeconomie/projectontwikkeling;
indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu.
De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele
aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6)
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel;
een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij;
Vertaling van het Nationaal bestuursakkoord water van 2003 met als doelstelling het realiseren en in stand houden van een duurzaam ingericht watersysteem dat voldoende waarborg biedt om toegenkende functies te ondersteunen
het vestigen van een glastuinbouwbedrijf, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarische bouwkavel als vestiging op een nieuwe agrarische bouwkavel waar nog geen glastuinbouwbedrijf aanwezig is op de peildatum;
het vestigen van intensieve veehouderij, waaronder begrepen zowel vestiging op een bestaand agrarische bouwkavel als vestiging op een nieuwe agrarische bouwkavel waar nog geen intensieve veehouderijtak aanwezig is op de peildatum;
omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype;
een als zodanig op de plankaart aangegeven vlak waarbinnen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen;
tijdstip van bekendmaking van het Reconstructieplan, te weten 1 juni 2004;
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
rustplaats voor wandelaars, fietsers en ruiters in de vorm van een buitenterras;
de POL uitwerking Bouwkavel op Maat plus, gericht op het mogelijk maken van (agrarische) bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in de omgevingskwaliteit, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 15 juli 2003 en inwerking getreden d.d. 11 september 2003;
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen; onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan (para)medische, juridische, therapeutische, ontwerp-technische, administratieve, kunstzinnige en daarmee gelijk te stellen beroepen;
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht fok- en/of africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals (op)fokbedrijven, hengstenstations, africhtings- en trainingsbedrijven;
representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden;
een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie;
Een kleinschalig bouwwerk met maximaal drie muren dat buiten het bouwblok geplaatst wordt ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid voor vee;
een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig:
een terrein ten behoeve van lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn dan wel bevorderd worden en waarvoor bepaalde regels gelden;
een caravan, die ook als hij niet bouwvergunningsplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken;
een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten;
woningen/wooneenheden in stedelijk gebied, hotel, pension, logiesgebouw of ander gebouw, als zodanig bestemd en tevens geschikt en ingericht ten behoeve van tijdelijke bewoning;
voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit;
een inrichting gericht op de verkoop, al dan niet overdekt, van producten waarin het hoofdaccent gericht is op artikelen die dienen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen of daarmee samenhangende producten;
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten;
voorzieningen/ constructies, zoals hagelnetten, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen of verlaten ten opzichte van normale open teelt en/ of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen en die maximaal 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is;
een woning die ter beschikking wordt gesteld voor recreatieve doeleinden aan steeds wisselende personen of groepen van personen voor een bepaalde duur en tegen een bepaalde vergoeding;
Het GML-bestand NL.IMRO.1507.BPHOHERZBUITENGEB-VS01
een trefpunt voor gezamenlijke beoefening van sport, hobby, en ontspanningsactiviteiten;
een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond ten behoeve van het telen van gewassen, daaronder niet begrepen de boomteelt;
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
Wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, houdende regels inzake het bouwen en de volkshuisvesting, zoals deze luidt ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan;
een voormalig boerderijpand dat in bouwkundig opzicht een boerderijuitstraling heeft en dat wordt gebruikt als woning, zoals een langgevelboerderij;
een te verplaatsen/ verwijderen bouwwerk, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
ARTIKEL 2. WIJZE VAN METEN
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. bebouwde oppervlakte van een gebouw
horizontaal tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren boven de begane grondvloer, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met de grootste oppervlakte;
2. bebouwingshoogte van een bouwwerk
verticaal vanaf het hoogste punt van een bouwwerk tot aan peil, met dien verstande, dat schoorstenen, liftschachten, lichtkoepels, windvanen, antennes, daksierelementen en soortgelijke bouwdelen van een bouwwerk buiten beschouwing blijven;
3. goothoogte van een gebouw
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, het boeiboord, de druiplijn of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
4. inhoud van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag of woonlagen.
Paragraaf II. Bestemmingen
ARTIKEL 3. AGRARISCH
3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
14 m |
Afstand kassen tot woningen van derden |
25 m |
n.v.t. |
Bedrijfswoningin inclusief aanbouw |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwinsghoogte |
n.v.t. |
10 m |
Afstand tot perceelsgrens |
Min. 5 m |
|
Inhoud |
Max. 1000 m3 |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
Bebouwde oppervlakte |
n.v.t. |
100 m2 |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
Kassen ten behoeve van glastuinbouw |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
7,5 m |
Afstand tot de perceelsgrens |
5 m |
n.v.t. |
3.2.2. Openbaar nut buiten het bouwvlak
De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag
niet meer mag bedragen dan 3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m;
de bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15
m2 per gebouw.
3.2.3. Andere bouwwerken
Andere bouwwerken |
Max. |
Hoogte mestsilo |
6 m |
Hoogte overige silo’s en hooibergen |
15 m |
Hoogte erfafscheidingen |
Voor voorgevelrooilijn: 1 m |
Schoorstenen |
14 m |
Hoogte overige andere bouwwerken |
6 m |
3.2.4. Bestaande afwijkingen bij gebouwen
Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken
afwijkt van de onder artikel 3.2.1 , 3.2.2. en 3.2.3 genoemde maten,
gelden deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.
3.3. Afwijking van de bouwregels
3.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
3.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
3.4. Specifieke gebruiksregels
3.5. Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig
kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel
gekoppeld aan het agrarisch bedrijf op de betreffende agrarische
bouwkavel en/of op gronden direct grenzend aan gronden met de
bestemming “wonen”, met inachtneming van tenminste de
volgende voorwaarden:
3.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:
|
|
het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een bestaand boom/fruitteeltbedrijf) binnen de gronden met de aanduiding “open landschap” en ‘open akkercomplexen’ op de verbeelding . Bij deze aanvraag wordt meten de afdekfolies en hagelnetten meegenomen. |
het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast. |
Het ophogen van gronden > 100 centimeter |
|
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen. |
|
het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of het egaliseren, vergraven, verlagen of ophogen van de bodem. |
|
3.6.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
3.6.3. Weigeren omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
3.7. Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
3.8. Nadere eisen
3.8.1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs KwaliteitsMenu.
3.8.2. De in artikel 3.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
ARTIKEL 4. AGRARISCH MET WAARDEN
4.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch met waarden” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.
4.2. Bouwregels
4.2.1. Gebouwen
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
14 m |
Afstand kassen tot woningen van derden |
25 m |
n.v.t. |
Bedrijfswoning inclusief aanbouw |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwinsghoogte |
n.v.t. |
10 m |
Afstand tot perceelsgrens |
Min. 5 m |
|
Inhoud |
Max. 1000 m3 |
Bijgebouwen bij bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
Bebouwde oppervlakte |
n.v.t. |
100 m2 |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
Kassen ten behoeve van glastuinbouw |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
7,5 m |
Afstand tot de perceelsgrens |
5 m |
n.v.t. |
4.2.2. Openbaar nut buiten het bouwvlak
De bebouwingshoogte van gebouwen ten dienste van het openbaar nut mag niet meer mag bedragen dan
3,5 m en de goothoogte niet meer dan 2,7 m; de bebouwde oppervlakte van
gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2 per gebouw.
4.2.3. Andere bouwwerken
Andere bouwwerken |
Max. |
Hoogte mestsilo |
6 m |
Hoogte overige silo’s en hooibergen |
15 m |
Hoogte erfafscheidingen |
Voor voorgevelrooilijn: 1 m |
Schoorstenen |
14 m |
Hoogte overige andere bouwwerken |
6 m |
4.2.4. Bestaande afwijkingen bij gebouwen
Voor zover de bestaande maatvoering van gebouwen en/of bouwwerken
afwijkt van de in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 genoemde maten, gelden
deze bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.
4.3. Afwijking van de bouwregels
4.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
4.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
4.4. Specifieke gebruiksregels
4.5. Afwijking van de gebruiksregels
4.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 3.4 onder c ten behoeve van kleinschalig
kamperen op gronden op of direct grenzend aan een bouwvlak en wel
gekoppeld aan het agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak en/of op
gronden direct grenzend aan gronden met de bestemming
“wonen”, met inachtneming van tenminste de volgende
voorwaarden:
4.6. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanbrengen van verhardingen buiten het bouwvlak, met uitzondering van:
|
|
het aanplanten van houtopstanden (hoger dan 1,50 m, en indien en voorzover deze houtopstanden geen onderdeel uitmaken van een bestaand boom/fruitteeltbedrijf) binnen de gronden met de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap” en ‘open akkercomplexen’ op de verbeelding. |
het grootschalige, open karakter van de gebieden wordt niet onevenredig aangetast |
Het ophogen van gronden > 100 centimeter |
|
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen |
|
het graven, dempen of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren en of |
|
4.6.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 3.6.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
4.6.3. Weigeren omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
4.7. Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
4.8. Nadere eisen
4.8.1. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels zoals deze gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu.
4.8.2. De in artikel 4.8.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
5.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Natuur” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
landschappelijke, aardkundige en natuurwaarden;
-
op natuurbeheer gericht agrarisch grondgebruik;
- behoud en herstel van aanwezig reliëf;
- poelen en watergangen;
- het vrij meanderen van aanwezige beken;
-
hydrologische bescherming van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden
met de aanduiding “hydrologische beschermingszone”;
- extensief recreatief medegebruik;
-
paden, landwegen en ontsluiting van afzonderlijke percelen;
- verkeersvoorzieningen;
- voorzieningen van openbaar nut;
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes en bewegwijzering.
5.2. Bouwregels
5.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
5.2.2. Andere bouwwerken
Op de voor natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend andere
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hierbij gelden
de volgende regels:
a. de
(bouw)hoogte mag maximaal 2 m bedragen, met uitzondering van hoogzitten
die maximaal 3,5 m hoog mogen zijn;
b. de
inhoud en (bouw)hoogte van een voederberging of voederruif voor wild
mag maximaal 3 m3 en 2 m bedragen.
5.3. Afwijking van de bouwregels
5.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van het oprichten van
bouwwerken van beperkte omvang voor recreatief medegebruik en voor
zover:
-
voor verstoring en betreding gevoelige levensgemeenschappen moeten
worden ontzien; hiertoe wordt een door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen onafhankelijke terzake deskundige gehoord;
-
de inhoud van bouwwerken niet meer bedraagt dan 24 m3;
- de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
5.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
5.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
-
agrarisch, behoudens voor zover dat ten dienste staat van de
instandhouding of ontwikkeling van natuurwaarden;
-
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
- een volkstuin;
-
recreatieve doeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
- het beoefenen van lawaaisporten;
- paardenbakken;
- plaatsen van kampeermiddelen;
-
dempen en graven van wateren, behoudens voor zover dat ten dienste
staat van de instandhouding van natuurwaarden;
-
aanleggen van drainage en graven van sloten, behoudens voor zover dat
ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van
natuurwaarden;
- intensief militair gebruik;
-
ontginnen van gronden, behoudens voor zover dat ten dienste staat van
de instandhouding van natuurwaarden;
-
winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dat ten dienste
staat van de instandhouding van natuurwaarden;
- houtwinning;
- aanleg van boven- en ondergrondse leidingen;
- bewoning van opstallen;
-
(detail)handelsdoeleinden en andere bedrijfsdoeleinden.
5.5.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen |
|
Het ophogen van gronden > 50 centimeter |
|
het verwijderen van houtopstanden |
de werkzaamheden vinden plaats in het kader van bosbeheer |
5.5.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 5.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
5.5.3. Weigeren omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
6.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Bos” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals picknicktafels, bankjes, bewegwijzering.
6.2. Bouwregels
6.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
6.2.2. Andere bouwwerken
Op de voor natuur aangewezen gronden mogen uitsluitend andere
bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Daarbij geldt
dat de (bouw)hoogte maximaal 2 m mag bedragen, met uitzondering van
hoogzitten die maximaal 3,5 m hoog mogen zijn.
6.3. Afwijking van de bouwregels
6.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 ten behoeve van:
6.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
6.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
6.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen |
|
het verwijderen van houtopstanden |
de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem |
de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer |
Het ophogen van gronden > 50 centimeter |
|
het graven en egaliseren van de bodem |
de werkzaamheden vinden plaats in het kader van natuurbeheer |
6.5.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 6.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud;
d. de boswet van toepassing is.
6.5.3. Weigeren omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
ARTIKEL
7. BEDRIJF
– SPECIFIEKE VORM VAN BEDRIJF -AGRARISCH ONDERZOEKSCENTRUM
7.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf- specifieke vorm van bedrijf- Agrarisch
onderzoekscentrum (sb-ao)” aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
-
agrarische onderzoekscentra, uitsluitend bedrijven zoals toegestaan in
de Staat van agrarische onderzoekscentra zoals opgenomen in bijlage 3;
- educatief medegebruik;
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
7.2. Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van
agrarische onderzoekscentra passende bij de in de Staat van agrarische
onderzoekscentra opgenomen specifieke aanduidingen.
7.2.1. Gebouwen
a.
Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning met
bijbehorende bijgebouwen toegestaan met dien verstande dat ter plaatse
van de aanduiding ‘maximaal aantal bedrijfswoningen’
maximaal het voor het betreffende bedrijf in de Staat van agrarische
onderzoekscentra opgenomen aantal bedrijfswoningen is toegestaan.
b. De
bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag in totaal niet meer
bedragen dan de voor het betreffende bedrijf in de Staat van agrarisch
onderzoekscentra vermelde maat; deze maat is inclusief de toegestane
bedrijfswoning;
c.
De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de
bebouwingshoogte maximaal 10 m;
d. De
inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen; indien de
inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan
meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum;
e.
Elk agrarisch onderzoekscentrum moet op eigen terrein voorzien in de
parkeerbehoefte, dan wel op andere wijze voorzien in de parkeerbehoefte.
7.2.2. Andere bouwwerken
De bebouwingshoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen,
met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 m mag
bedragen en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag
bedragen.
7.3. Afwijking van de bouwregels
7.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c ten behoeve van het ophogen van
goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 20%, en
voor zover:
-
de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling
van het agrarisch onderzoekscentrum;
-
de architectonische waarden moeten behouden blijven;
-
de landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
7.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
7.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van
goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit
noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b.
buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik;
c.
detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik;
d.
wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
e.
andere doeleinden dan de in artikel 7.1 vastgelegde en als zodanig op
de verbeelding aangeduide activiteit.
7.5. Afwijking van de gebruiksregels
7.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 7.4 onder b en buitenopslag toestaan, en voor
zover:
-
aangetoond is dat de buitenopslag noodzakelijk is voor de
continuïteit van het agrarisch onderzoekscentrum;
-
de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere
functies worden niet onevenredig aangetast;
-
er geen toename van de milieubelasting plaatsvindt;
-
middels een inrichtingsplan is aangetoond dat zorg gedragen wordt voor
een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
7.5.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
8.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Recreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
8.2. Bouwregels
8.2.1. Gebouwen
Bijgebouwen bij bedrijfswoningen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
Gezamenlijke oppervlakte |
n.v.t. |
100 m2 |
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) |
min. 5 m |
n.v.t. |
Afstand zijdelings perceelsgrens |
min. 2,5 m |
|
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw |
n.v.t. |
40 m |
8.2.2. Andere bouwwerken
De bebouwingshoogte van andere bouwwerken mag maximaal 4 m bedragen met uitzondering van sport- en spelattributen waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen, lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 m mag bedragen en erfafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen.
8.3. Afwijking van de bouwregels
8.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 8.2.1 onder f ten behoeve van het ophogen van
de goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 10%, en
voor zover:
8.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
8.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
8.5. Afwijking van de gebruiksregels
8.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 8.4 onder b en buitenopslag toestaan, en voor
zover:
8.5.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
ARTIKEL 9. BEDRIJF
9.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
niet-agrarische bedrijven, uitsluitend bedrijven zoals aangeduid op de
verbeelding;
b.
horecabedrijven, uitsluitend binnen de aanduiding ‘horeca
I’ zijn horecavoorzieningen toegestaan;
c.
ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding
‘ob’ – overige bedrijvigheid, is bedrijvigheid
toegestaan met een maximale milieucategorie van 2, met uitzondering van
de locatie aan de Heuvelweg 23 te Melderslo waar een maximale
milieucategorie van 3 geldt;
d.
ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' zijn bedrijven
toegestaan waarbij er ter plaatse geen productie of verwerking van
producten wordt uitgevoerd;
e.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-
pallethandel' zijn bedrijven toegestaan waarbij er ter plaatse handel
en opslag van pallets en markkramen met toebehoren zijn toegestaan;
f.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-
vleesverwerking' is een bedrijf ter verwerking van vleesproducten
toegestaan;
g.
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- agrarisch
onderzoekscentrum’ is een bedrijf ten behoeve van een agrarisch
onderzoekscentrum toegestaan;
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
9.2. Bouwregels
9.2.1. Gebouwen
a.
Per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning met
bijbehorende voorzieningen toegestaan, tenzij op de verbeelding de
aanduiding "maximum aantal wooneenheden" op een perceel is weergegeven,
dan is op het desbetreffende perceel het aangeduid maximum aantal
woningen toegestaan.
b. De
terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat per bedrijf op eigen
terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien, tenzij op andere
wijze voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
c.
Bouwwerken mogen uitsluitend worden opgericht binnen het
bestemmingsvlak.
d. De
bebouwde oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag in totaal niet meer
bedragen dan de voor het betreffende bedrijf in de Staat van niet
agrarische bedrijven vermelde maat; deze maat is inclusief de
toegestane bedrijfswoning;
e. De
inhoud van een bedrijfswoning inclusief aanbouw mag maximaal 1000 m3
bedragen; indien de inhoud ten tijde van het ter inzage leggen van het
ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als
maximum.
Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Bedrijfsgebouwen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
14 m |
Afstand tussen bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen |
n.v.t. |
15 m |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
8 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
10 m |
Afstand zijdelingse perceelsgrens |
5 m |
n.v.t. |
Inhoud |
Zie 9.2.1 |
Bijgebouwen t.b.v. bedrijfswoning |
Max. |
Afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning |
15 m |
Gezamenlijke oppervlakte |
100 m2 |
Goothoogte |
3,5 m |
Bebouwingshoogte |
5,5 m |
9.2.2. Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
Andere bouwwerken |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevellijn |
n.v.t. |
1 m |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn |
n.v.t. |
2 m |
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de dienstwoning |
n.v.t. |
12 m |
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken |
n.v.t. |
6 m |
9.3. Afwijking van de bouwregels
9.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 9.2.1 ten behoeve van het ophogen van de
goothoogte en/of bebouwingshoogte van gebouwen met maximaal 20%, en
voor zover:
-
de verhoging is noodzakelijk voor de continuïteit of ontwikkeling
van het niet-agrarisch bedrijf;
-
de architectonische waarden moeten behouden blijven;
-
de landschappelijke en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
9.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
9.4. Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van
goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit
noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
b.
buitenopslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik;
c.
detailhandel, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als
nevenactiviteit dat direct verband houdt met de bedrijfsactiviteit;
d.
wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
e.
andere doeleinden dan de in artikel 9.1 vastgelegde en als zodanig op
de verbeelding aangeduide bedrijfsactiviteit.
Verder geldt dat ‘Horeca I’ niet mag worden omgezet in
‘Horeca II’, terwijl ‘Horeca II’ wel in
‘Horeca I’ mag worden omgezet.
9.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
10.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals tuinen en erven.
10.2. Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de
bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere
bouwwerken.
10.2.1. Gebouwen
Voor de gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen:
Woning inclusief aanbouw |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
10 m |
Afstand zijdelingse perceelsgrens |
min. 2,5 m |
|
Inhoud |
zie 10.2.1 |
Bijgebouwen bij woningen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
5,5 m |
Gezamenlijke oppervlakte |
n.v.t. |
100 m2 |
Bijgebouwen zijn alleen toegestaan achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw; daarbij geldt de volgende afstand (gemeten vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan) |
min. 5 m |
n.v.t. |
Afstand zijdelings perceelsgrens |
min. 2,5 m |
|
Afstand van meest nabijgelegen gevel van vrijstaande bijgebouwen tot het hoofdgebouw |
n.v.t. |
40 m |
10.2.2. Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken gelden de volgende maatvoeringseisen:
Andere bouwwerken |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn |
n.v.t. |
1 m |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelgen achter de voorgevellijn |
n.v.t. |
2 m |
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning |
n.v.t. |
12 m |
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken |
n.v.t. |
3 m |
10.3. Afwijking van de bouwregels
10.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
10.3.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
10.4. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
10.5. Afwijking van de gebruiksregels
10.5.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
10.6. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om:
ARTIKEL 11. WONEN MET DE AANDUIDING WOONWAGENSTANDPLAATS (-WP)
11.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen met de aanduiding woonwagenstandplaats
(-wp)” aangewezen gronden zijn bestemd voor een woonwagencentrum.
Een standplaats voor een woonwagen is uitsluitend toegestaan op de adressen:
Adres |
Plaats |
aantal standplaatsen |
Beerendonckerweg 4 |
Broekhuizenvorst |
1 |
Californischeweg 4 |
Grubbenvorst |
1 |
Californischeweg 4a |
Grubbenvorst |
1 |
Californischeweg 4b |
Grubbenvorst |
1 |
Californischeweg 4c |
Grubbenvorst |
1 |
11.2. Bouwregels
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten dienste van de
bestemming, zoals woonwagens met bijgebouwen en bijbehorende
andere bouwwerken.
11.2.1. Gebouwen
a.
Bouwwerken mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de als
“standplaatsen” aangeduide gronden;
b.
Per standplaats is maximaal één woonwagen met
bijbehorende voorzieningen toegestaan.
c. Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:
Woonwagen |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Nokhoogte |
n.v.t. |
6 m |
Bijgebouwen bij woonwagens |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Nokhoogte |
n.v.t. |
3,5 m |
Gezamenlijke oppervlakte |
n.v.t. |
30 m2 |
11.2.2. Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken geldt de volgende maatvoering:
Andere bouwwerken |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn |
n.v.t. |
1 m |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn |
n.v.t. |
2 m |
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken |
n.v.t. |
3,5 m |
11.3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest,
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming
gerichte gebruik van de grond;
b.
aan huis verbonden beroepen dan wel bedrijven, behoudens voor zover
deze functie bestaand is;
c. detailhandel;
d. verblijfsrecreatie;
e. als seksinrichting;
f.
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van
goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
11.4. Afwijking van de gebruiksregels
11.4.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken
van het bepaalde in artikel 11.3 onder b ten behoeve van het verbod om
een aan huis verbonden bedrijf toe te staan dat gezien de aard, omvang
en intensiteit passend is binnen de woonfunctie. Van een dergelijk aan
huis verbonden beroep dan wel bedrijf is sprake indien de woonfunctie
in overwegende mate behouden blijft. Dat is het geval indien wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige
bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep
dan wel bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden
vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m2 mag bedragen;
-
de woonwagen blijft voldoen aan de bepalingen ingevolge of krachtens de
Woningwet;
-
het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker
van de woning ook de beroeps-/bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
-
het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en
mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de
belendende percelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat het geen activiteit
mag zijn waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van de
milieuwetgeving verplicht is. Ook mag de activiteit geen
industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting
toegestaan;
-
het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor
de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
-
detailhandel mag niet plaatsvinden tenzij het gaat om ondergeschikte
detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan
huis verbonden beroep dan wel bedrijf;
-
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling
en de parkeerbalans.
11.4.2. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige
belangenafweging plaats als bedoeld in artikel 31 Afwegingskader
afwijkingsbevoegdheid.
12.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd
voor een Maatschappelijk in de vorm van openbaar bestuur, openbare
dienstverlening, religie, verenigingsleven, (agrarisch)onderwijs,
opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid met
bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
12.2. Bouwregels
Er zijn uitsluitend voorzieningen toegestaan zoals genoemd als genoemd
in de Staat van Maatschappelijk als opgenomen in de bijlage 6 en
aangeduid op de verbeelding met de in de Staat van Maatschappelijk
opgenomen omschrijving.
12.2.1. Gebouwen
a.
Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan met dien verstande dat voor zover
op de verbeelding een maximaal aantal bedrijfswoningen is aangeduid,
dit aangeduide aantal als maximum geldt.
b. De
terreinen dienen zodanig te worden ingericht dat per voorziening op
eigen terrein in de parkeerbehoefte kan worden voorzien, tenzij op
andere wijze voldoende in de parkeerbehoefte kan worden voorzien.
c.
Er mogen uitsluitend bouwwerken worden opgericht ten behoeve van
voorzieningen passende bij de in de Staat van Maatschappelijk opgenomen
specifieke aanduidingen.
d. Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:
Omschrijving |
Max. goothoogte |
Max. bebouwingshoogte |
gemeentewerf |
5,5 m |
10,5 m |
Waterwinning |
5 m |
10 m |
Kinderdagverblijf |
4,5 m |
6,5 m |
Onderwijsdoeleinden |
5,5 m |
8 m |
Gemeentemuseum |
3,5 m |
8 m |
Clubhuis scouting |
4 m |
7,5 m |
Brandweerkazerne |
5,5 m |
10,5 m |
Bedrijfswoningen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in artikel 10 lid 2 van deze regels.
12.2.2. Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken geldt een maximale bebouwingshoogte van 6 m.
12.3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens
voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
b.
detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
c.
wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen en
bijzondere woondoeleinden in verband met de bestemming;
d. verblijfsrecreatie;
e. als seksinrichting.
ARTIKEL 13. CULTUUR EN ONTSPANNING
13.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn
bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige
cultuurhistorische objecten, zoals wegkruizen, kasteelruïne en
kapelletjes.
13.2. Bouwregels
Er zijn uitsluitend voorzieningen toegestaan zoals genoemd als genoemd
in de Staat van Cultuur en ontspanning als opgenomen in bijlage 6 en
aangeduid op de verbeelding met de in de Staat van Cultuur en
ontspanning opgenomen omschrijving.
13.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
13.2.2. Andere bouwwerken
Uitsluitend zijn toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming in de bestaande omvang.
13.3. Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de volgende tabel vermelde
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het verwijderen/verplaatsen van de op de verbeelding aangegeven wegkruizen |
er wordt geen blijvende afbreuk toegebracht aan de cultuurhistorische waarden |
13.3.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 6.5.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
13.3.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Een vergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 mag alleen en moet worden
geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in de tabel genoemde
criteria.
14.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen-Landgoed” aangegeven gronden zijn bestemd voor woon- en culturele doeleinden alsmede voor:
-
het behoud en/of herstel van de bestaande bebouwing;
-
behoud en/of herstel van de (hoge) natuurwetenschappelijke,
landschappelijke en cultuurhistorische waarden; de landschappelijke
waarden zijn gericht op het ontwikkelen van bossen en een park als
onderdeel van de ruimtelijke structuur en dagrecreatief medegebruik van
het landgoed;
- agrarisch medegebruik;
- recreatief medegebruik;
- wonen;
- cultureel, educatief, of religieusmedegebruik;
- kunstzinnige doeleinden.
14.2. Bouwregels
Er zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van de
bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende andere
bouwwerken.
14.2.1. Gebouwen
a.
Het aantal woningen bedraagt aan de Broekhuizerweg, Gortmolenweg en de Swolgenseweg slechts één, aan de Borggraaf niet meer dan twee en aan de Venloseweg niet meer dan vier;
b.
Het landhuis is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken alsmede
binnen de vlakken met de aanduiding “Li1” en
“Li2”;
c.
Recreatieverblijven zijn uitsluitend toegelaten binnen het vlak met de
aanduiding “Lr” ; hierbij zijn tot maximaal 6 appartementen
met bijbehorende voorzieningen zoals een recreatiezaal, keuken, kantoor
en bergruimten, alsmede kleinschalige horecavoorzieningen zoals een
koffiekamer en eetzaal;
d.
Een tuin- en theehuis is uitsluitend toegestaan binnen het vlak met de
aanduiding “Lt”;
e.
Een oranjerie is uitsluitend toegestaan binnen het vlak met de
aanduiding “Lo”.
f.
Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering, tenzij de maatvoering op
de verbeelding is aangegeven:
vlakaanduiding |
Li1 |
Li2 |
Lr |
Lt |
Lo |
Aantal gebouwen |
Niet beperkt |
Niet beperkt |
Niet beperkt |
1 |
1 |
Goothoogte Gebouwen |
Landhuis max. 7,5 m, overigens max. 4 m |
Max. 5,5 m |
Max. 4 m |
Max. 5 m |
Max. 4 m |
Bebouwingshoogte gebouwen |
Landhuis max. 12 m, overigens max. 8 |
Max. 10 m |
Max. 8 m |
Max. 5 m |
Max. 4 m |
Inhoud |
Landhuis max. 3000 m3 |
Max. 300 m3 per appartement |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Oppervlakte gebouwen |
n.v.t. |
Het bestaande bebouwde oppervlak mag niet worden vergroot |
n.v.t. |
Max. 40 m2 |
Max. 100 m2 |
Dakhelling |
n.v.t. |
Min 12° / Max. 45° |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
Overig |
Kelderruimten beneden peil toegestaan |
Kelderruimten beneden peil toegestaan |
Kelderruimten beneden peil toegestaan |
Kelderruimten beneden peil toegestaan |
Kelderruimten beneden peil toegestaan |
14.2.2. Andere bouwwerken
Voor andere bouwwerken geldt de volgende maatvoering:
vlakaanduiding |
Li1 |
Li2 |
Lr |
Lt |
Lo |
Hoogte andere bouwwerken |
Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 10 m |
Terrein- en erfafscheidingen max 2 m, overigens max. 3 m |
Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m |
Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m |
Buiten de vlakken max. 1 m; binnen het vlak max. 4 m |
Voor zover de bestaande maatvoering van bouwwerken naar boven
afwijkt van de in de bovenstaande tabellen genoemde maten, gelden deze
bestaande maten voor die betreffende bouwwerken als maxima.
14.3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest,
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming
gerichte gebruik van de grond;
b.
aan huis gebonden bedrijf, behoudens voor zover deze functie bestaand
is;
c. detailhandel;
d.
permanente bewoning van verblijfsrecreatieve voorzieningen;
e. als seksinrichting;
f.
het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van
goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten.
ARTIKEL 15. BEDRIJF MET DE AANDUIDING NUTSBEDIJF (NB)
15.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Bedrijf met de aanduiding nutsbedijf (nb)”
aangegeven gronden zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut.
15.2. Bouwregels
15.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
15.2.2. Andere bouwwerken
Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de
bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 6 m en een bebouwde
oppervlakte ten hoogste 25 m2.
15.3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
a.
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
b. verkooppunt voor motorbrandstoffen.
16.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” aangegeven gronden zijn bestemd voor Verkeer in de vorm van een:
-
stroomweg (maximaal 4 rijstroken) ter plaatse van de aanduiding
“stroomweg” ;
-
gebiedsontsluitingsweg (maximaal 2 rijstroken) ter plaatse van de
aanduiding “gebiedsontsluitingsweg”;
-
erfontsluitingsweg ( maximaal 2 rijstroken) ter plaatse van de
aanduiding “erfontsluitingsweg”;
-
onverharde weg ter plaatse van de aanduiding “onverharde
weg”;
- parkeerplaatsen en parkeerterreinen;
-
met de bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen,
geluidswerende voorzieningen, verkeersregulerende voorzieningen,
parkeervoorzieningen, wandel- en/of fietspaden, faunapassages, openbaar
nutsvoorzieningen, bermen, watergangen en wegbeplantingen.
Daar waar wegen en primaire wateren/hoofdwatergangen elkaar kruisen,
zijn de gronden mede bestemd voor de waterhuishouding met bijbehorende
voorzieningen.
Daar waar wegen en spoorwegen elkaar kruisen, zijn de gronden mede
bestemd voor het railverkeer met de bijbehorende voorzieningen.
16.2. Bouwregels
16.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering gebouwen ten behoeve
van openbare nutsvoorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:
a. de
bebouwde oppervlakte mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2;
b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
16.2.2. Andere bouwwerken
Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de
bestemming met een maximale bebouwingshoogte van 15 m met dien
verstande dat lichtmasten maximaal 18 m hoog mogen zijn.
16.3. Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor:
-
het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
- verkooppunt voor motorbrandstoffen.
16.4. Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te
(doen) voeren: het verharden van de op de verbeelding als zodanig
aangegeven onverharde wegen.
16.4.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 16.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
16.4.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 16.4.1 wordt slechts verleend
indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de
daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de
landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve en natuurwaarden niet
onevenredig worden aangetast.
ARTIKEL 17. VERKEER MET DE AANDUIDING RAILVERKEER (RV)
17.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer met de aanduiding railverkeer (rv)”
aangegeven gronden zijn bestemd voor verkeers- en vervoersdoeleinden
per rail en ter plaatse van de aanduiding “stationsgebouw”
tevens voor kleinschalige kantoor- dan wel dienstverlenende
activiteiten alsmede voor een bijbehorende bedrijfswoning.
Daar waar spoorwegen en primaire wateren/hoofdwatergangen elkaar
kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor de waterhuishouding met
bijbehorende voorzieningen.
Daar waar spoorwegen en wegen elkaar kruisen, zijn de gronden mede bestemd voor wegverkeer.
17.2. Bouwregels
17.2.1. Gebouwen
a.
Het vloeroppervlak ten behoeve van kleinschalige kantoor- en dan wel
dienstverlenende activiteiten mag in totaal niet meer dan 100 m2
bedragen en geldt ter plekke van de aanduiding
‘stationsgebouw’.
b. De
bedrijfswoning is uitsluitend inpandig in het stationsgebouw toegestaan.
c. Voor gebouwen geldt de volgende maatvoering:
Stationsgebouw |
Min. |
Max. |
Goothoogte |
n.v.t. |
10,5 m |
Bebouwingshoogte |
n.v.t. |
12,5 m |
Afstand zijdelingse perceelsgrens |
5 m |
n.v.t. |
Bebouwde oppervlakte |
n.v.t. |
380 m2 |
Bedrijfswoning |
Min. |
Max. |
Inhoud |
n.v.t. |
750 m3 |
Fietsenstallingen en dergelijke |
Max. |
Gezamenlijke oppervlakte |
200 m2 |
Goothoogte |
3 m |
Bebouwingshoogte |
5,5 m |
17.2.2. Andere bouwwerken
Uitsluitend mogen worden opgericht andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, waarbij de volgende maatvoering geldt:
Andere bouwwerken |
Min. |
Max. |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn |
n.v.t. |
1 m |
Bebouwingshoogte erfafscheidingen gelegen achter de voorgevellijn |
n.v.t. |
2 m |
Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de dienstwoning |
n.v.t. |
12 m |
Bebouwingshoogte overige andere bouwwerken |
n.v.t. |
9 m |
18.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op Water is De Keur van toepassing.
18.2. Bouwregels
18.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
18.2.2. Andere bouwwerken
Uitsluitend zijn toegestaan andere bouwwerken ten dienste van de bestemming.
ARTIKEL 19. LEIDING(DUBBELBESTEMMING)
19.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “leiding” aangewezen gronden zijn, behalve voor
de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor (de
aanleg, instandhouding en/of bescherming van) leidingen, meer in het
bijzonder:
a.
voor hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding
“hoogspanningsleiding en bebouwingsvrije zone”;
b.
voor leidingstrook, ter plaatse van de aanduiding "leidingstrook";
c.
voor rioolwatertransportleiding, ter plaatse van de aanduiding
“rioolwatertransportleiding", alsmede 2,5 m aan weerszijden uit
de betreffende aanduiding;
d.
voor olietransportleiding, ter plaatse van de aanduiding
“olietransportleiding”, alsmede 5 m aan weerszijden van de
betreffende aanduiding.
19.2. Bouwregels
19.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
19.2.2. Andere bouwwerken
Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden
toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die
noodzakelijk zijn in verband met deze dubbelbestemming zoals meet- en
regelkasten, afsluiterputten en hoogspanningsmasten.
19.3. Afwijking van de bouwregels
19.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 19.2 ten behoeve van het oprichten van
bouwwerken voor de op deze gronden liggende hoofdbestemmingen, mits
hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar
bestaat; dienaangaande wordt voor de verlening van de bouwvergunning
door Burgemeester en Wethouders de betrokken beheerder gehoord.
19.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1. Verbod
a.
Het is verboden op de gronden aangeduid met "leidingstrook",
“rioolwatertransportleiding" en/of
“olietransportleiding”, alsmede met de daarbij behorende
zones, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende
werkzaamheden uit te (doen) voeren:
-
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
- het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
-
het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
- het vellen of rooien van houtgewas.
b.
Het is verboden op de gronden aangeduid met "hoogspanningsleiding en
bebouwingsvrije zone" zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te (doen) voeren:
-
het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
-
het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of
apparatuur hoger dan 2,5 m;
-
het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde
omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
-
het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins
wijzigen in maaiveld of weghoogte.
19.4.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 19.4.1 en 19.4.2 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud
19.4.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 en 19.4.2 wordt slechts
verleend indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door
de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen
veiligheidsrisico's (kunnen) ontstaan en de betreffende leiding niet
wordt of kan worden aangetast; dienaangaande wordt door Burgemeester en
Wethouders de beheerder van de betreffende leiding gehoord.
ARTIKEL 20. WATERSTAAT MET DE AANDUIDING WATERSTAATKUNDIGE FUNCTIE(DUBBELBESTEMMING)
20.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterwingebied” aangewezen gronden zijn, behalve
voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor
bescherming van de bodem en het grondwater ten behoeve van de openbare
drinkwatervoorziening.
Op de gronden mag aan de in dit plan geboden (afwijkingen van de) bouw-
en gebruiksregels, wijzigingsbepalingen en omgevingsvergunningen
uitsluitend medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de
eisen in of krachtens de Provinciale Milieuverordening Limburg.
20.2. Bouwregels
20.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
20.2.2. Andere bouwwerken
Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden
toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die
noodzakelijk zijn in verband met de waterwinning ten behoeve van de
openbare drinkwatervoorziening, zoals onder andere pomp- en/of
boorputten.
ARTIKEL 21. VRIJWARINGSZONE-MOLENBIOTOOP (DUBBELBESTEMMING)
21.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Vrijwaringszone-molenbiotoop” aangewezen gronden
zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair
bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de
bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.
21.2. Bouwregels
21.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
21.2.2. Andere bouwwerken
De bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken mag:
a.
binnen een afstand van 100 m uit de molen, niet meer bedragen dan de
onderste punt van de verticaal staande wiek van die molen;
b.
binnen een afstand van 100 tot 400 m van de molen, niet meer bedragen
dan 1/100 van die afstand tussen bouwwerk en die molen, gerekend vanaf
de onderste punt van de verticaal staande wiek.
21.3. Afwijking van de bouwregels
21.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 21.2 ten behoeve van het oprichten van hogere
bouwwerken overeenkomstig de overige voor deze gronden geldende
bestemmingen, mits de belangen van de molen niet onevenredig worden
aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een
door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige.
21.4. Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1. Verbod
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de in de tabel genoemde werken
en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
21.4.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel; 21.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk
zijnde of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c. die betreffen het normale beheer en/of onderhoud.
21.4.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 wordt slechts verleend
indien wordt voldaan aan de in de tabel opgenomen criteria.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden |
criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting; |
indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige. |
het ophogen van gronden |
indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige. |
ARTIKEL 22. WAARDE-ARCHEOLOGIE (DUBBELBESTEMMING)
22.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde-archeologie” aangewezen gronden, zijn,
behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair
bestemd voor behoud van het ter plaatse aanwezige archeologische
waarden.
22.2. Bouwregel
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze
bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende
bestemmingen, mits:
-
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken,
waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de
bestaande fundering wordt gebouwd;
-
gebouwen maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering worden
opgericht;
-
de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m2.
22.2.1. Andere bouwwerken
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de
bestemming, tenzij het plangebied niet groter is dan 2500 m²; dan
geldt uitsluitend de onderliggende bestemming.
22.3. Afwijking van de bouwregels
22.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het oprichten van
bouwwerken voor de op deze gronden liggende andere bestemming(en),
indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat de
archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden
of kunnen worden geschaad. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering
van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders,
het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen
die op dit doel zijn gericht;
- het doen van opgravingen;
-
de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
de aanvrager moet een rapport overleggen waarin de archeologische
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord,
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
-
er dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij een archeologisch
deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een
omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden
gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden
dienen te worden gesteld.
22.4. Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1. Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
b.
grondwerkzaamheden op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden
gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van
gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van
sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c.
bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van
bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen
ontgrondingenvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e.
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en
pompputten;
f.
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in
de bodem;
g.
het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden
verwijderd;
h.
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of
rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere
oppervlakteverhardingen;
i.
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of
telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur.
22.4.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 22.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a. de
werkzaamheden betrekking hebben op gronden binnen de aanduiding
bouwvlak en/of onbebouwde bouwkavel, dan geldt deze dubbelbestemming
niet;
b.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale
oppervlakte van 2500 m2 en deze gronden niet zijn gelegen binnen 50 m
van een archeologische vindplaats indien het geen archeologisch
aandachtsgebied betreft;
c.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30
cm onder het bestaande maaiveld, met dien verstande dat ter plaatse van
de bestemming van artikel 3 en 4 een diepte geldt van 50 cm onder het
bestaande maaiveld;
d.
voor zover het werkzaamheden in de bodem in een archeologisch
aandachtsgebied betreft over een maximale oppervlakte van 100 m2;
e.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van
maximaal 2,5 m uit de plaats van de bestaande fundering van een
bestaand bouwwerk;
f.
indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen,
met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande
bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels
en leidingen;
g.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van
het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
in dit kader is verleend;
h.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen
met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde artikel
22.3.
i.
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen,
mits verricht door een deskundige;
j.
waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk
worden van het bestemmingsplan;
k. het normaal onderhoud en beheer betreffen.
22.4.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 22.4.1 wordt slechts verleend
indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet
onevenredig (kunnen) worden aangetast. Hierbij gelden de volgende
voorwaarden:
a.
het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering
van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden
zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders,
het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen
die op dit doel zijn gericht;
b. het doen van opgravingen;
c.
de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning
te stellen kwalificaties;
d. er
dient advies ingewonnen te worden van een archeologisch deskundige
omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen
onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische
waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
22.5. Wijzigingsbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen om, als gevolg van
de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke
archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming Waarde-archeologie
deels te verwijderen van de verbeelding, mits aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a.
het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend
gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische
waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer)
bevatten;
b.
het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de
onderliggende bestemming van toepassing is.
22.6. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten
aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik
van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse
behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten
aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
ARTIKEL 23. WATERSTAAT - WATERSYSTEEM
23.1. Bestemmingsomschrijving
1. De voor Waterstaat-Watersysteem aangewezen gronden zijn, behalve
voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding,
betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de
daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede
de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor
waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.
2. Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige
dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen zijn mede de
desbetreffende bepalingen van toepassing.
23.2. Bouwregels
23.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
23.2.2. Andere bouwwerken
Op de voor Waterstaat-Watersysteem aangewezen gronden mogen, in
afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend
worden gebouwd:
-
bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer
en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer, met dien verstande,
dat:
-
het oppervlak per bouwwerk ten hoogste 20 m² mag bedragen;
- de hoogte ten hoogste 3.5 meter mag bedragen.
23.3. Afwijking van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.2 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
a.
het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b.
het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van
de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
c.
het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle
graslandvegetaties;
d.
het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het
anderszins verlagen van de grondwaterstand;
e.
het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven
en/of aanleggen van waterlopen;
f.
het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen
hebben aan vochtige bronbiotopen.
23.3.3 Uitzondering op het verbod
Het bepaalde in artikel 23.3.2 bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale werkzaamheden zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c.
werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale
bodemexploitatie en het normale bodemgebruik;
d.
werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht
worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat
tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden
uitgevoerd;
e.
het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale
uitoefening van het op dat tijdstip van het van kracht worden van het
plan bestaande bodemgebruik.
23.4 Weigeren
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23.3.2 zijn slechts
toelaatbaar, indien voor de werken of werkzaamheden dan wel door de
daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 23.1
genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden
aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de
eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
ARTIKEL 24. WATERSTAAT - WATERKERING(DUBBELBESTEMMING)
24.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “waterkering” aangewezen gronden, behalve voor de
aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de
bescherming, het instandhouden en het onderhoud van de waterkering,
gericht op de kering van het water van de Maas.
24.2. Bouwregels
24.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
24.2.2. Andere bouwwerken
Op de primair tot “waterkering” bestemde gronden mogen, in
afwijking van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen,
uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de
Waterstaat - waterkeringmet een hoogte van maximaal 9 m.
24.3. Afwijking van de bouwregels
24.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 24.2 ten behoeve van het oprichten van
bouwwerken ten behoeve van de bestemming waarmee de onderhavige
dubbelbestemming samenvalt, mits hiertegen uit hoofde van de
bescherming van de Waterstaat - waterkeringgeen bezwaar bestaat;
daartoe dient/dienen vooraf de beheerder(s) van de rivier en de
Waterstaat - waterkeringte worden gehoord.
24.4. Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1. Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en/of werkzaamheden uit te (doen) voeren:
a. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
b.
het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
c.
het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden,
die de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas tot gevolg
kunnen hebben voor zover de Boswet niet van toepassing is;
d.
het bebossen of het aanleggen van kruitachtige of houtachtige gewassen
op gronden die ten tijde van het in ontwerp ter visie leggen van het
plan niet met een dergelijke vegetatie begroeid waren;
e.
het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
f. het graven van sleuven.
24.4.2. Uitzondering op verbod
Het in artikel 24.4.1 genoemde verbod geldt niet voor de werken en/of werkzaamheden:
a.
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden, is verleend;
b.
die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in
uitvoering waren;
c.
die betreffen het normale onderhoud en beheer van gronden;
d.
waarvoor een onherroepelijke vergunning is verkregen op basis van de
Wet beheer rijkswaterstaatswerken
24.4.3. Weigeren omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 24.4.1 wordt slechts verleend
indien door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de
daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de
waterstaatkundige en waterkerende functies niet in gevaar wordt of kan
worden gebracht. Hiertoe wordt/worden de beheerder(s) van de rivier en
Waterstaat - waterkeringgehoord.
25.1. Bestemmingsomschrijving
De voor “Waterstaat” aangewezen gronden, behalve voor de
aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor de
bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de
openbare drinkwatervoorziening.
25.2. Bouwregels
25.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
25.2.2. Andere bouwwerken
Op de gronden mogen, in aanvulling op de overige aan deze gronden
toegekende bestemmingen, andere bouwwerken worden opgericht die
noodzakelijk zijn in verband met de waterbescherming. Er mag
uitsluitend medewerking worden verleend indien voldaan wordt aan de
eisen in of krachtens de Provinciale milieuverordening Limburg.
ARTIKEL 26. STROOMVOEREND RIVIERBED (DUBBELBESTEMMING)
26.1. Bestemmingsomschrijving
a. De
voor ‘stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de
bescherming en het behoud van de bergingscapaciteit van het rivierbed.
b.
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelstemming geldt
primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. De bepalingen
van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van toepassing voor
zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de
dubbelbestemming.
26.2. Bouwregels
26.2.1. Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan.
26.2.2. Andere bouwwerken
Andere bouwwerken zijn niet toegestaan.
26.3. Afwijking van de bouwregels
26.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 25.2 indien de rivierbeheerder is gehoord en
ten behoeve van:
a. Het een uitbreiding betreft van bestaande bouwwerken en het
bestaande bebouwde oppervlak met dezelfde functie niet meer dan 10%
wordt vergroot.
b. Het een nieuwe ontwikkeling betreft dan wel vergroting van
bestaande bouwwerken met dezelfde functie groter dan 10% betreft, met
dien verstande dat:
1. de uitbreiding / ontwikkeling uit bedrijfseconomisch oogpunt / continuïteit dan wel anderszins een
zwaarwegend maatschappelijk belang betreft;
2. er geen alternatief buiten het rivierbed is;
3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van
het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
4. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of
de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en de resterende waterstandseffecten of
de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd,
waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen
verzekerd zijn.
ARTIKEL 27. BERGEND RIVIERBED (DUBBELBESTEMMING)
27.1. Bestemmingsomschrijving
De als “bergend rivierbed” aangewezen gronden zijn, behalve
voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de
berging van Maaswater.
27.2. Bouwregels
27.2.1. Bouwverbod
Op de voor “Bergend Riviergebied’ aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
27.3. Afwijking van de bouwregels
27.3.1. Omgevingsvergunning
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van
het bepaalde in artikel 27.1 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste
van de andere daar voorkomende bestemmingen.
27.3.2. Afwegingskader
Een in artikel 27.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
a. de
bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig
functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
b.
geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de
afvoercapaciteit;
c.
de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de
waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo
gering mogelijk is;
d. de
resterende waterstandeffecten dan wel de afname van het bergend
vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en
tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
e. de
rivierbeheerder gehoord en akkoord is met het verlenen van de
voorgenomen ontheffing.
PARAGRAAF III. ALGEMENE REGELS
ARTIKEL 28. ANTIDUBBELTELREGEL
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ARTIKEL 29. ALGEMENE GEBRUIKSREGELS
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval
verstaan de gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te
laten gebruiken in strijd met de bestemming.
ARTIKEL 30. ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS
30.1. Vrijwaringszone weg
a.
Binnen een zone van 50 m gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde
rijbaan van een aangegeven “stroomweg” en de
“bebouwingsvrije zone Rijkswaterstaat”, de A67, de A73 en
de bijbehorende toe- en afritten, mag niet worden gebouwd.
b.
Binnen een zone tussen de 50 m en 100 m gemeten uit de as van de
dichtstbijzijnde rijbaan van een aangegeven “stroomweg” en
“overlegzone Rijkswaterstaat” is bebouwing slechts
toegestaan met instemming van de wegbeheerder.
Dit verbod geldt niet voor bouwwerken ingevolge artikel 16 (“Verkeer”) van deze regels.
30.2. Externe veiligheid LPG
Woonbebouwing en bijzondere objecten categorie I en II als bedoeld in
het Besluit LPG-tankstations Milieubeheer mogen – onverminderd
het bepaalde in de bebouwingsregels per bestemming – niet worden
opgericht binnen de op verbeelding aangegeven “zone LPG”.
30.3. Het is niet toegestaan nieuwe bebouwing te situeren binnen een afstand van:
a. 25
m langs wegen met de aanduiding “gebiedsontsluitingsweg” op
de verbeelding;
b. 10
m langs wegen met de aanduiding “erfontsluitingsweg” op de
verbeelding;
De afstand wordt gemeten vanuit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de betreffende weg.
Dit verbod geldt niet voor bouwwerken en voor bouwwerken geen gebouwen
zijnde. Ingevolge artikel 16 (“Verkeer”) van deze
regels.
ARTIKEL 31. ALGEMENE AFWIJKINGSREGELS
31.1. Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van de regels in paragraaf II op de volgende punten:
a.
van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages
tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages, voor
zover dit nog niet reeds in paragraaf II is opgenomen;
b.
van de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien
de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
om de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 m te verschuiven;
d.
van de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien
een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
e.
van de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van kunstwerken, schutterspalen, geen gebouwen zijnde, en
ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt
vergroot tot niet meer dan 40 m;
f.
van de regels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen
van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes,
gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50
m3 de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
31.2. Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid
31.2.1. Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een
evenredige belangenweging plaats waarbij betrokken worden de mate
waarin:
a. de
waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
b. de aanwezige archeologische waarden beschermd worden;
c. de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
d.
het gebruik leidt tot extra belemmeringen voor de
bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven,
voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
e. de
verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen
voor de infrastructuur;
f. het woon- en leefklimaat wordt aangetast;
g. de milieubelasting toeneemt;
h. de omliggende waarden en functies worden aangetast.
31.2.2. Weigering omgevingsvergunning
Indien de belangen als genoemd in artikel 31.2.1. sub a t/m h
onevenredig worden geschaad dan wel aangetast, dan vindt de
afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.
31.3. Afwegingskader Kwaliteitsmenu
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een
evenredige belangenweging plaats waarbij het Limburgs Kwaliteitsmenu
betrokken wordt.
ARTIKEL 32. ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS
32.1. Verschuiven bestemmingsgrenzen
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen om de op de
plankaart ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 15 m te
verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet
onevenredige worden geschaad;
b. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving
aanwezige architectonische, cultuurhistorische-, landschappelijke- of
natuurwaarden;
c.
de wijziging mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de
bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven,
voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
d. de
belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige
aangetast;
e. er
geen sprake is van een archeologisch aandachtsgebied.
32.2. Wijzigen ontwikkelingszone groen naar natuur
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om de
gronden gelegen binnen de op de plankaart 1 aangegeven aanduiding
“ontwikkelingszone groen” om te zetten in de bestemming
“natuur”, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de
inrichting dient zodanig te zijn dat de belendende agrarische bedrijven
geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling en
het grondgebruik;
b. de
ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige
medewerking van de grondeigenaren;
c.
de eigenaar is bereid en in staat om het terrein als natuurgebied in te
richten;
d.
uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor
het beoogde gebruik;
a. de
regels van artikel 5 (“natuur”) worden van toepassing
verklaard.
33.1. Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na
het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.2. Uitzondering overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in artikel 33 lid 1. is niet van toepassing op bouwwerken
die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.3. Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
33.4. Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in artikel 33 lid 3, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
33.5. Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 33 lid 3, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
33.6. Uitzondering overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in artikel 33 lid 3. is niet van toepassing op het gebruik
dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.7. Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik
leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer
personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon
of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
ARTIKEL 34. SLOTBEPALING
De regels worden aangehaald als: Herziening Verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2011
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van
……………………………………………
tot vaststelling van het bestemmingsplan ' Herziening Regels
Bestemmingsplan Buitengebied 2011'
Mij bekend,
de griffier.
BIJLAGEN
Behorend bij artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub en Tabel niet-grondgebonden bedrijven
Champignonkwekerijen |
|||
type |
Adres |
nr. |
Woonplaats |
Glastuinbouwbedrijven |
|||
type |
Adres |
nr. |
woonplaats |
gl |
Hillenweg |
9 |
Hegelsom |
gl |
Hoogheide |
10 |
Melderslo |
gl |
Horsterdijk |
101-103 |
Lottum |
gl |
Nieuwe Peeldijk |
51 |
America |
Intensieve veehouderijen |
|||
type |
Adres |
nr. |
woonplaats |
ivh |
Beerendonckerweg |
3 |
Broekhuizenvorst |
Ivh |
Crommentuynstraat |
44 |
Meterik |
ivh |
Dijkerheideweg |
9 |
Horst |
ivh |
Dorperpeelweg |
8 |
Àmerica |
ivh |
Eickhorsterweg |
52 |
Meterik |
ivh |
Hazenkampweg |
Horst, sectie L, nr 1311 en 1313 |
Meterik |
ivh |
Herenbosweg |
14 |
Melderslo |
ivh |
Nieuwe Peeldijk |
26 |
America |
ivh |
Nieuwe Peeldijk |
40 |
America |
ivh |
Nieuwe Peeldijk |
55b |
America |
ivh |
Reindonkerweg |
11 |
Meterik |
Ivh |
Tienrayseweg |
19 |
Horst |
Behorend bij artikel 3.2 en 4.2
Tabel: nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven binnen de bestemming “Agrarisch” en “agrarische doeleinden met landschappelijke en natuurlijke waarden”.
Adres |
nr. |
woonplaats |
nevenactiviteit |
Kreuzelweg |
13,19 en 21 |
Horst |
Huisvesting buitenlandse werknemers |
Venrayseweg |
115 |
Horst |
veldschuur |
Staat van bedrijf- specifieke vorm van bedrijf-agrarische onderzoekscentra
Adres |
Woonplaats |
max. bebouwde |
Bergsteeg 5/7/9/11 |
Mik |
1870 |
Past. Deijbenstraat 64/ Stationsstraat 104 |
Hegelsom |
7700 |
Dr. Droesenweg 9 |
Horst |
17520 |
Kreuzelweg 49-53 |
Horst |
9800 |
Veld-Oostenrijk 13/15 |
Horst |
38400 |
Staat van recreatiebedrijven
Adres |
nr. |
toev. |
Woonplaats |
max. bebouwd opp. (m2) |
Herenbosweg |
25 |
b |
Melderslo |
850 |
Horsterweg |
23 |
|
Grubbenvorst |
4000 |
Langevenseweg |
9 |
|
Melderslo |
350 |
Meerlosebaan |
7 |
|
Grubbenvorst |
1140 |
Venloseweg |
110 |
|
Horst |
2900 |
Staat van niet-agrarische bedrijven
Adres |
nr. |
plaats |
max. beb. opp. (m2) |
Blaktweg |
87 |
Melderslo |
790 |
Boomsweg |
2a |
Melderslo |
910 |
Kreuzelweg |
53 |
Horst |
9800 |
Vlasvenstraat |
51 |
Melderslo |
1400 |
Staat van Maatschappelijk
Adres |
nr. |
woonplaats |
omschrijving |
max. beb. opp. (m2) |
Staat van Cultuur en ontspanning
Adres |
nr. |
woonplaats |
omschrijving |
Max. beb. opp. (m2) |